Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Drents Overijsselse Delta

Verordening van het algemeen bestuur van het Waterschap Drents Overijsselse Delta houdende regels omtrent bezwaren (Bezwarenverordening Waterschap Drents Overijsselse Delta 2016)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterschap Drents Overijsselse Delta
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingVerordening van het algemeen bestuur van het Waterschap Drents Overijsselse Delta houdende regels omtrent bezwaren (Bezwarenverordening Waterschap Drents Overijsselse Delta 2016)
CiteertitelBezwarenverordening Waterschap Drents Overijsselse Delta 2016
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Waterschapswet, art. 78, lid 1
  2. Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-12-2019artikel 3, 4

17-12-2019

wsb-2019-13379

12-01-201601-01-201621-12-2019nieuwe regeling

04-01-2016

Elektronisch Waterschapsblad, 11-01-2016

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van het algemeen bestuur van het Waterschap Drents Overijsselse Delta houdende regels omtrent bezwaren (Bezwarenverordening Waterschap Drents Overijsselse Delta 2016)

Het algemeen bestuur van het Waterschap Drents Overijsselse Delta;

 

gelezen het voorstel van de Voorbereidingscommissie van het Waterschap Drents Overijsselse Delta i.o.;

 

gelet op de Algemene wet bestuursrecht en artikel 78, eerste lid, van de Waterschapswet;

 

 

B E S L U I T :

 

 

vast te stellen de Bezwarenverordening Waterschap Drents Overijsselse Delta 2016

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    de wet: de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    het bestuursorgaan: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of de voorzitter van het waterschap, of een andere persoon of een ander college met enig openbaar gezag bekleed, ieder voor zover het zijn of haar bevoegdheid betreft;

  • -

    de commissie: een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    secretaris: hij die door het bestuursorgaan in dienst van het waterschap is aangesteld om de commissie administratief te ondersteunen;

Artikel 2 De commissie

Er is een commissie voor de behandeling van bezwaren als bedoeld in artikel 1:5 van de wet met uitzondering van bezwaren, bedoeld in artikel 26, eerste lid, sub b van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen en bezwaren met betrekking tot de vastgestelde heffingsmaatstaf voor de omslagheffing.

Artikel 3 Benoeming

  • 1.

    De commissie bestaat uit ten minste drie leden, waaronder de voorzitter, die door het dagelijks bestuur benoemd, geschorst en ontslagen worden.

  • 2.

    De commissie is ter zitting als volgt samengesteld:

    • a.

      Een voorzitter, die jurist is en geen deel uitmaakt van de bestuurlijke en ambtelijke organisatie van het waterschap;

    • b.

      Twee leden, die geen deel uitmaken van de bestuurlijk en ambtelijke organisatie van het waterschap.

  • 3.

    Er worden ten minste twee plaatsvervangende leden benoemd, op wie de voor de leden gegeven bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

  • 4.

    De commissie regelt de vervanging van de voorzitter door een van de leden en de wijze van vervanging van de overige leden door een van de andere leden.

Artikel 4
  • 1.

    De zittingsduur van de commissie bedraagt vier jaar en kan eenmaal worden verlengd met vier jaar.

  • 2.

    De voorzitter en de leden kunnen op ieder moment ontslag nemen. Zij geven daarvan schriftelijk kennis aan het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur voorziet zo spoedig mogelijk in ontstane vacatures.

  • 4.

    De aftredende voorzitter en de aftredende leden van de commissie blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het dagelijks bestuur voor een of meer leden van de commissie afwijken van de eerste of tweede benoemingsperiode om zoveel mogelijk te voorkomen dat het lidmaatschap van de leden tegelijk eindigt.

Artikel 5

Het dagelijks bestuur wijst een ambtenaar en een plaatsvervangend ambtenaar aan die zorg dragen voor de secretariële ondersteuning van de commissie.

Artikel 6 Bezwaarschrift

  • 1.

    De datum van het ingediende bezwaarschrift wordt in het postregistratiesysteem geregistreerd.

  • 2.

    Het bestuursorgaan is verplicht aan de commissie het bezwaarschrift en alle stukken over te leggen die betrekking hebben op het bezwaarschrift, tenzij het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is.

Artikel 7

Het bestuursorgaan beslist op de bij hem ingediende bezwaren na advies van de commissie.

Artikel 8 Overdracht bevoegdheden

Naast het betreffende bestuursorgaan is ook de voorzitter bevoegd te beslissen over:

  • 1.

    het al dan niet verlangen van een schriftelijke machtiging op grond van artikel 2:1, tweede lid, van de wet;

  • 2.

    het stellen van een termijn, waarbinnen een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de wet kan worden hersteld;

  • 3.

    het afzien van horen van een belanghebbende op grond van artikel 7:3 van de wet;

  • 4.

    het afzonderlijk horen van belanghebbenden als bedoeld in artikel 7:6 van de wet.

Artikel 9 Vooronderzoek

  • 1.

    De voorzitter draagt er zorg voor, dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift ter zitting van de commissie genoegzaam voor te bereiden. Hij is daarbij bevoegd inlichtingen en adviezen van deskundigen, al of niet ambtenaren van het waterschap zijnde, in te winnen. Indien aan het inwinnen van advies kosten zijn verbonden, is daarvoor vooraf machtiging van de secretaris-directeur van het waterschap vereist.

  • 2.

    De secretaris draagt er zorg voor, dat alle stukken die betrekking hebben op het bezwaarschrift worden gezonden aan de leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbenden.

Artikel 10 Plaats en tijdstip zitting

De voorzitter bepaalt plaats en tijdstip van de openbare hoorzitting waarin belanghebbenden en het bestuursorgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.

Artikel 11 Uitnodiging zitting

  • 1.

    De secretaris stelt zoveel mogelijk in afstemming met belanghebbenden en het bestuursorgaan een datum vast voor de hoorzitting en nodigt belanghebbenden en het bestuursorgaan ten minste twee weken voor de hoorzitting schriftelijk uit.

  • 2.

    Indien een belanghebbende of het bestuursorgaan wijziging wenst van het tijdstip van de zitting, kan hierom onder opgaaf van redenen worden verzocht bij de voorzitter binnen vier dagen na de verzending van de in het eerste lid bedoelde mededeling.

  • 3.

    De beslissing van de voorzitter op een verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de belanghebbenden en het bestuursorgaan meegedeeld.

  • 4.

    De commissie kan de deskundigen genoemd in artikel 9, eerste lid, en getuigen voor de zitting uitnodigen. Indien hieraan kosten zijn verbonden, is daarvoor vooraf machtiging van de secretaris-directeur van het waterschap vereist.

Artikel 12 Openbaarheid hoorzitting

  • 1.

    De hoorzittingen van de commissie zijn openbaar.

  • 2.

    De deuren worden gesloten, wanneer dat door een van de aanwezige leden van de commissie of een belanghebbende wordt verzocht of indien de voorzitter het nodig acht.

  • 3.

    Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.

Artikel 13 Quorum hoorzitting

Voor het houden van een hoorzitting is vereist dat ten minste twee leden van de commissie, waaronder de voorzitter van de commissie, aanwezig zijn.

Artikel 14 Onpartijdigheid leden commissie

De leden van de commissie nemen niet deel aan de voorbereiding van en beraadslaging over het advies betreffende de beslissing op het bezwaar, indien bij hen sprake is van vooringenomenheid of persoonlijk belang bij de beslissing.

Artikel 15 Verslaglegging van de zitting

  • 1.

    Het verslag van de zitting, als bedoeld in artikel 7:7 van de wet, vermeldt de namen van de aanwezige belanghebbenden en de namen van de vertegenwoordigers van het bestuursorgaan, evenals hun hoedanigheid. Ook vermeldt het verslag kort wat tijdens de zitting is gezegd en voorgevallen.

  • 2.

    Indien de zitting geheel of gedeeltelijk niet openbaar was, of indien belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars aanwezigheid zijn gehoord, wordt dit in het verslag vermeld.

  • 3.

    Het verslag verwijst naar de tijdens de zitting overgelegde stukken, die aan het verslag worden gehecht.

  • 4.

    Het verslag wordt door de voorzitter en secretaris ondertekend.

Artikel 16 Nader onderzoek

  • 1.

    Indien na afloop van de zitting, maar voor het uitbrengen van advies, nader onderzoek wenselijk is, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verzoek van de commissie dit onderzoek houden. Verkregen informatie of adviezen worden in afschrift aan de leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbenden toegezonden.

  • 2.

    De leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de in het eerste lid bedoelde nadere informatie of adviezen, aan de voorzitter een verzoek richten tot het houden van een nieuwe zitting. De commissie beslist op een dergelijk verzoek.

  • 3.

    Op een zitting als bedoeld in het tweede lid, zijn de bepalingen van deze verordening over de zitting zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17 Uitbrengen van advies

  • 1.

    De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar aan het bestuurs-orgaan uit te brengen advies.

  • 2.

    De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies. Van minder-heidsstandpunten wordt bij het advies melding gemaakt, indien die minderheid dat verlangt.

  • 3.

    Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel aan het bestuursorgaan over de op het bezwaar te nemen beslissing.

  • 4.

    Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Artikel 18 Verdaging beslissing

Indien naar het oordeel van de voorzitter de termijn van twaalf weken, als bedoeld in artikel 7:10 van de wet, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van advies door de commissie en het nemen van een beslissing op het bezwaar door het bestuursorgaan, verzoekt hij het bestuursorgaan tijdig de beslissing op het bezwaar te verdagen.

Artikel 19 Kennisgeving beslissing bestuursorgaan

  • 1.

    De commissie ontvangt een afschrift van de beslissing.

  • 2.

    In afwijking van het voorgaande lid kan volstaan worden met een kennisgeving van de beslissing, indien het bestuursorgaan het advies en het voorstel van de commissie ongewijzigd heeft overgenomen.

Artikel 20 Overgangsrecht

Bezwaarschriften die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening en waarover op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening nog niet is geadviseerd aan het bestuursorgaan, worden behandeld in overeenstemming met deze verordening.

Artikel 21 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening behandeling bezwaren van het Waterschap Groot Salland, vastgesteld door het algemeen bestuur van Waterschap Groot Salland op 17 december 2009 en de Verordening behandeling bezwaren Reest en Wieden 2012, vastgesteld door het algemeen bestuur van Waterschap Reest en Wieden op 25 september 2012, worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2016.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2016.

  • 3.

    De verordening kan worden aangehaald als ‘Bezwarenverordening Waterschap Drents Overijsselse Delta 2016’.

Aldus vastgesteld door het algemeen bestuur van het Waterschap Drents Overijsselse Delta in de openbare vergadering van 4 januari 2016.

ir. H.H.G. Dijk, ir. E. de Kruijk,

interim-dijkgraaf, secretaris-directeur

Toelichting Bezwarenverordening waterschap Drents Overijsselse Delta 2016

Algemeen

 

Bij de behandeling van bezwaren is het bestuursorgaan verplicht belang­hebbenden in de gelegen­heid te stellen te worden gehoord (artikel 7:2 Awb). Het bestuursorgaan kan de wijze waarop wordt gehoord zelf bepalen. Het waterschap Drents Overijsselse Delta heeft gekozen voor het horen door een adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 Awb. Hiervoor is gekozen omdat deze wijze van horen de beste waarborg biedt voor een on­afhanke­lijke behandeling van bezwaarschriften en vervult in de praktijk een belangrijke zeeffunctie ten aanzien van het instellen van beroep bij de administratie­ve rechter. Deze verorde­ning geeft dan ook bepalingen voor het horen door een onafhankelijke ad­vies­commis­sie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren.

 

De Awb bevat een aantal bepa­lingen voor het horen (artikel 7:2 tot en met 7:9). Deze verordening is een nadere uitwerking van het wettelijke kader uit de Awb.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2

 

De commissie wordt niet geraadpleegd met betrekking tot bezwaren die zijn ingediend tegen opgelegde aanslagen waterschapsbelastingen. Wegens de grote hoe­veelheid gelijksoortige bezwaarschriften en de specifieke aard van deze bezwaren is er minder aanleiding voor behandeling door de commissie. De bezwa­ren tegen belasting­aanslagen worden behandeld door de ambtenaar belast met de heffing, die hierop ook de beslissing neemt (GBLT).

 

Artikel 3

 

Voor het geval dat voor instelling van een adviescommissie wordt gekozen, bevat artikel 7:13 Awb enkele dwingende bepalingen over de samenstelling van die commis­sie (mini­mum bezetting en on­afhankelijke voorzitter). De Awb bepaalt dat de voorzitter geen deel mag uit­maken of niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursor­gaan.

 

In dit artikel is er voor geko­zen deze onafhan­kelijke positie ook voor de (plaatsvervangende) leden van de commissie te waarborgen. De voorzitter en de (plaatsvervangende) leden van de commissie worden benoemd door het algemeen bestuur.

 

Het inschakelen van een adviescommissie bij de behandeling van bezwaarschriften draagt bij aan een zorgvuldige voorbereiding van de te nemen beslissing op bezwaar en daarmee aan de legitimiteit daarvan voor de betrokken burgers. Gelet hierop is ervoor gekozen uitdrukkelijk te bepalen dat het voorzitterschap – in verband met de aard van de materie – wordt opgedragen aan een jurist. De overige leden zullen doorgaans andere vaardigheden en deskundigheid inbrengen, bijvoorbeeld die van landbouwkundige.

 

Artikel 4

 

In deze bepaling is vastgelegd dat de zittingsduur van de voorzitter en de leden van de commissie 4 jaar is, met de mogelijkheid tot een verlenging van eveneens 4 jaar. Dit om voldoende doorstroming en expertise te waarborgen. Het vierde lid is opgenomen om de continuïteit van de commissie te waarborgen. Deze bepaling is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen. Het vijfde lid is opgenomen om te voorkomen dat er te veel leden gelijktijdig aftreden.

 

Artikel 5

 

Het dagelijks bestuur zal met een aanwijzingsbesluit een of meerdere ambtenaren aanwijzen als (plaatsvervangend) secretaris van de bezwarencommissie.

 

Artikel 6, tweede lid

 

Als het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, hoeft het bestuursorgaan het bezwaarschrift niet over te leggen aan de commissie.

 

 

Artikel 8

 

Deze bepaling bepaalt dat de voorzitter (naast het bestuursorgaan) bevoegd is:

  • -

    tot het verlangen van overlegging van een schriftelijke mach­tiging (artikel 2:1, tweede lid, Awb);

  • -

    tot het stellen van een termijn waarbinnen het verzuim in de zin van niet vol­doen aan de vereisten voor indiening van het be­zwaar­schrift kan wor­den hersteld (artikel 6:6 Awb);

  • -

    tot het afzien van horen (artikel 7:3 Awb)

  • -

    tot het afzonderlijk horen van belanghebbenden (artikel 7:6 Awb).

 

In voorkomende gevallen is het procedureel gezien pragmatisch als de voorzitter zelf deze bevoegdheden heeft. Dit laat onverlet dat het bestuursorgaan zelf ook gebruik kan maken van deze bevoegdheden.

 

Artikel 11

 

De termijn tussen de uitnodiging en de hoorzitting dient zodanig te zijn, dat belang­heb­ben­den en het bestuursorgaan voldoende tijd hebben om zich op de hoorzitting voor te berei­den. Gekozen is voor een termijn van ten minste twee weken weken, mede in verband met de termijn van twaalf weken waarbinnen, behou­dens ver­daging, op het bezwaar moet zijn beslist. De secretaris heeft een inspanningsverplichting om de datum voor de hoorzitting zoveel mogelijk in samenspraak te plannen met alle belanghebbenden en het bestuursorgaan.

 

Artikel 12

 

Deze bepaling bevat het uitgangspunt dat het horen in het openbaar plaats­vindt. Gehele of gedeel­telijke uitzonde­ring op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld in geval bijzonder per­soonlijke zaken van familiai­re, medische of financiële aard, dan wel andere zaken met een ver­trouwe­lijk karakter aan de orde komen. Belanghebbenden kunnen om het houden van een niet-openbare zitting ver­zoeken.

 

De hoorzitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de com­missie, die sowieso achter gesloten deuren plaats heeft (artikel 17).

 

Artikel 15

 

Artikel 7:7 Awb bepaalt dat van het horen een verslag wordt gemaakt, maar stelt geen inhoudelijke eisen aan de verslaglegging. Deze eisen worden in dit artikel gesteld. Ingevolge artikel 7:13, zesde lid, Awb maakt het verslag deel uit van het ad­vies van de commissie aan het bestuursorgaan.

 

Artikel 16

 

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de hoorzitting nog niet bekend waren. Dit kan aanlei­ding zijn om belang­hebben­den en bestuursor­gaan opnieuw te horen. De on­derhavige bepaling voorziet in de mogelijk­heid de commissie te ver­zoeken daartoe een nieuwe hoorzitting te houden.

 

Arti­kel 7:9 Awb bepaalt dat, in­dien na het horen aan het bestuursorgaan feiten of omstandighe­den be­treft die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, belang­hebbenden opnieuw in de gelegenheid worden gesteld daarover te worden gehoord.

 

 

Artikel 18

 

Op grond van artikel 7:10 Awb moet het bestuursorgaan beslissen binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Deze termijn kan op grond van artikel 7:10, lid 2 Awb voor ten hoogste zes weken worden verdaagd. De voorzitter kan op grond van dit artikel het bestuursorgaan verzoeken tijdig de beslissing op bezwaar te verdagen. Dit is van belang gelet op de Wet Dwangsom bij niet tijdig beslissen.