Organisatie | Waterschap Drents Overijsselse Delta |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Bezwarenverordening Waterschap Drents Overijsselse Delta 2016 |
Citeertitel | Bezwarenverordening Waterschap Drents Overijsselse Delta 2016 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Artikel 20 bevat overgangsrecht.
De Verordening behandeling bezwaren van het Waterschap Groot Salland wordt ingetrokken per 1 januari 2016.
De Verordening behandeling bezwaren Reest en Wieden 2012 wordt ingetrokken per 1 januari 2016.
Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2016.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-01-2016 | 01-01-2016 | 21-12-2019 | nieuwe regeling | 04-01-2016 | Onbekend. |
Het algemeen bestuur van het Waterschap Drents Overijsselse Delta;
gelezen het voorstel van de Voorbereidingscommissie van het Waterschap Drents Overijsselse Delta i.o.;
gelet op de Algemene wet bestuursrecht en artikel 78, eerste lid, van de Waterschapswet;
vast te stellen de Bezwarenverordening Waterschap Drents Overijsselse Delta 2016
Er is een commissie voor de behandeling van bezwaren als bedoeld in artikel 1:5 van de wet met uitzondering van bezwaren, bedoeld in artikel 26, eerste lid, sub b van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen en bezwaren met betrekking tot de vastgestelde heffingsmaatstaf voor de omslagheffing.
Het dagelijks bestuur wijst een ambtenaar en een plaatsvervangend ambtenaar aan die zorg dragen voor de secretariële ondersteuning van de commissie.
Artikel 8 Overdracht bevoegdheden
Naast het betreffende bestuursorgaan is ook de voorzitter bevoegd te beslissen over:
De voorzitter draagt er zorg voor, dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift ter zitting van de commissie genoegzaam voor te bereiden. Hij is daarbij bevoegd inlichtingen en adviezen van deskundigen, al of niet ambtenaren van het waterschap zijnde, in te winnen. Indien aan het inwinnen van advies kosten zijn verbonden, is daarvoor vooraf machtiging van de secretaris-directeur van het waterschap vereist.
Artikel 10 Plaats en tijdstip zitting
De voorzitter bepaalt plaats en tijdstip van de openbare hoorzitting waarin belanghebbenden en het bestuursorgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.
Voor het houden van een hoorzitting is vereist dat ten minste twee leden van de commissie, waaronder de voorzitter van de commissie, aanwezig zijn.
Artikel 14 Onpartijdigheid leden commissie
De leden van de commissie nemen niet deel aan de voorbereiding van en beraadslaging over het advies betreffende de beslissing op het bezwaar, indien bij hen sprake is van vooringenomenheid of persoonlijk belang bij de beslissing.
Indien na afloop van de zitting, maar voor het uitbrengen van advies, nader onderzoek wenselijk is, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verzoek van de commissie dit onderzoek houden. Verkregen informatie of adviezen worden in afschrift aan de leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbenden toegezonden.
Artikel 18 Verdaging beslissing
Indien naar het oordeel van de voorzitter de termijn van twaalf weken, als bedoeld in artikel 7:10 van de wet, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van advies door de commissie en het nemen van een beslissing op het bezwaar door het bestuursorgaan, verzoekt hij het bestuursorgaan tijdig de beslissing op het bezwaar te verdagen.
Bezwaarschriften die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening en waarover op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening nog niet is geadviseerd aan het bestuursorgaan, worden behandeld in overeenstemming met deze verordening.
Artikel 21 Inwerkingtreding en citeertitel
De Verordening behandeling bezwaren van het Waterschap Groot Salland, vastgesteld door het algemeen bestuur van Waterschap Groot Salland op 17 december 2009 en de Verordening behandeling bezwaren Reest en Wieden 2012, vastgesteld door het algemeen bestuur van Waterschap Reest en Wieden op 25 september 2012, worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2016.
Aldus vastgesteld door het algemeen bestuur van het Waterschap Drents Overijsselse Delta in de openbare vergadering van 4 januari 2016.
ir. H.H.G. Dijk, ir. E. de Kruijk,
interim-dijkgraaf, secretaris-directeur
Toelichting Bezwarenverordening waterschap Drents Overijsselse Delta 2016
Bij de behandeling van bezwaren is het bestuursorgaan verplicht belanghebbenden in de gelegenheid te stellen te worden gehoord (artikel 7:2 Awb). Het bestuursorgaan kan de wijze waarop wordt gehoord zelf bepalen. Het waterschap Drents Overijsselse Delta heeft gekozen voor het horen door een adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 Awb. Hiervoor is gekozen omdat deze wijze van horen de beste waarborg biedt voor een onafhankelijke behandeling van bezwaarschriften en vervult in de praktijk een belangrijke zeeffunctie ten aanzien van het instellen van beroep bij de administratieve rechter. Deze verordening geeft dan ook bepalingen voor het horen door een onafhankelijke adviescommissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren.
De Awb bevat een aantal bepalingen voor het horen (artikel 7:2 tot en met 7:9). Deze verordening is een nadere uitwerking van het wettelijke kader uit de Awb.
De commissie wordt niet geraadpleegd met betrekking tot bezwaren die zijn ingediend tegen opgelegde aanslagen waterschapsbelastingen. Wegens de grote hoeveelheid gelijksoortige bezwaarschriften en de specifieke aard van deze bezwaren is er minder aanleiding voor behandeling door de commissie. De bezwaren tegen belastingaanslagen worden behandeld door de ambtenaar belast met de heffing, die hierop ook de beslissing neemt (GBLT).
Voor het geval dat voor instelling van een adviescommissie wordt gekozen, bevat artikel 7:13 Awb enkele dwingende bepalingen over de samenstelling van die commissie (minimum bezetting en onafhankelijke voorzitter). De Awb bepaalt dat de voorzitter geen deel mag uitmaken of niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.
In dit artikel is er voor gekozen deze onafhankelijke positie ook voor de (plaatsvervangende) leden van de commissie te waarborgen. De voorzitter en de (plaatsvervangende) leden van de commissie worden benoemd door het algemeen bestuur.
Het inschakelen van een adviescommissie bij de behandeling van bezwaarschriften draagt bij aan een zorgvuldige voorbereiding van de te nemen beslissing op bezwaar en daarmee aan de legitimiteit daarvan voor de betrokken burgers. Gelet hierop is ervoor gekozen uitdrukkelijk te bepalen dat het voorzitterschap – in verband met de aard van de materie – wordt opgedragen aan een jurist. De overige leden zullen doorgaans andere vaardigheden en deskundigheid inbrengen, bijvoorbeeld die van landbouwkundige.
In deze bepaling is vastgelegd dat de zittingsduur van de voorzitter en de leden van de commissie 4 jaar is, met de mogelijkheid tot een verlenging van eveneens 4 jaar. Dit om voldoende doorstroming en expertise te waarborgen. Het vierde lid is opgenomen om de continuïteit van de commissie te waarborgen. Deze bepaling is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen. Het vijfde lid is opgenomen om te voorkomen dat er te veel leden gelijktijdig aftreden.
Het dagelijks bestuur zal met een aanwijzingsbesluit een of meerdere ambtenaren aanwijzen als (plaatsvervangend) secretaris van de bezwarencommissie.
Als het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, hoeft het bestuursorgaan het bezwaarschrift niet over te leggen aan de commissie.
Deze bepaling bepaalt dat de voorzitter (naast het bestuursorgaan) bevoegd is:
In voorkomende gevallen is het procedureel gezien pragmatisch als de voorzitter zelf deze bevoegdheden heeft. Dit laat onverlet dat het bestuursorgaan zelf ook gebruik kan maken van deze bevoegdheden.
De termijn tussen de uitnodiging en de hoorzitting dient zodanig te zijn, dat belanghebbenden en het bestuursorgaan voldoende tijd hebben om zich op de hoorzitting voor te bereiden. Gekozen is voor een termijn van ten minste twee weken weken, mede in verband met de termijn van twaalf weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist. De secretaris heeft een inspanningsverplichting om de datum voor de hoorzitting zoveel mogelijk in samenspraak te plannen met alle belanghebbenden en het bestuursorgaan.
Deze bepaling bevat het uitgangspunt dat het horen in het openbaar plaatsvindt. Gehele of gedeeltelijke uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld in geval bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard, dan wel andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen. Belanghebbenden kunnen om het houden van een niet-openbare zitting verzoeken.
De hoorzitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die sowieso achter gesloten deuren plaats heeft (artikel 17).
Artikel 7:7 Awb bepaalt dat van het horen een verslag wordt gemaakt, maar stelt geen inhoudelijke eisen aan de verslaglegging. Deze eisen worden in dit artikel gesteld. Ingevolge artikel 7:13, zesde lid, Awb maakt het verslag deel uit van het advies van de commissie aan het bestuursorgaan.
Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de hoorzitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en bestuursorgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe hoorzitting te houden.
Artikel 7:9 Awb bepaalt dat, indien na het horen aan het bestuursorgaan feiten of omstandigheden betreft die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, belanghebbenden opnieuw in de gelegenheid worden gesteld daarover te worden gehoord.
Op grond van artikel 7:10 Awb moet het bestuursorgaan beslissen binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Deze termijn kan op grond van artikel 7:10, lid 2 Awb voor ten hoogste zes weken worden verdaagd. De voorzitter kan op grond van dit artikel het bestuursorgaan verzoeken tijdig de beslissing op bezwaar te verdagen. Dit is van belang gelet op de Wet Dwangsom bij niet tijdig beslissen.