Organisatie | Noordenveld |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening gemeente Noordenveld |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening gemeente Noordenveld |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Art. 149 Gemeentewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-06-2019 | Wijziging artikelen 1:8, 2:24, 2:25, 4:2 en 4:3 van de Apv, toevoeging nieuw artikel 2:25a | 19-06-2019 | |||
31-10-2018 | 28-06-2019 | geconsolideerde tekst | 10-10-2018 | Onbekend | |
04-11-2016 | 31-10-2018 | Nieuwe regeling | 21-09-2016 Gemeenteblad, www.overheid.nl, 3-11.2016, De Krant, 2-11-2016, Het Roder Journaal 3-11-2016 | Onbekend |
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
ARTIKEL 1:3 INDIENING AANVRAAG (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 1:4 VOORSCHRIFTEN EN BEPERKINGEN
ARTIKEL 1:5 PERSOONLIJK KARAKTER VAN VERGUNNING OF ONTHEFFING
ARTIKEL 1:6 INTREKKING OF WIJZIGING VAN VERGUNNING OF ONTHEFFING
AFDELING 1. BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN
ARTIKEL 2:1 SAMENSCHOLING EN ONGEREGELDHEDEN
ARTIKEL 2:1.A VERBLIJFSONTZEGGING
ARTIKEL 2:2 OPTOCHTEN (VERVALLEN, ZIE BIJ EVENEMENT)
ARTIKEL 2:3 KENNISGEVING BETOGINGEN OP OPENBARE PLAATSEN
ARTIKEL 2:4 AFWIJKING TERMIJN (VERVALLEN)
ARTIKEL 2:5 TE VERSTREKKEN GEGEVENS (VERVALLEN)
AFDELING 3. VERSPREIDEN VAN GEDRUKTE STUKKEN (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 2:6 BEPERKING AANBIEDEN E.D. VAN GESCHREVEN OF GEDRUKTE STUKKEN OF AFBEELDINGEN
AFDELING 4. VERTONINGEN E.D. OP DE WEG
ARTIKEL 2:7 FEEST, MUZIEK, WEDSTRIJD E.D. (VERVALLEN, ZIE BIJ EVENEMENT)
ARTIKEL 2:8 DIENSTVERLENING (VERVALLEN)
ARTIKEL 2:9 STRAATARTIEST E.D.
AFDELING 5. BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG
ARTIKEL 2:10 (NIEUW) VOORWERPEN OP OF AAN DE WEG
ARTIKEL 2:11 (OMGEVINGS)VERGUNNING VOOR HET AANLEGGEN, BESCHADIGEN EN VERANDEREN VAN EEN WEG
ARTIKEL 2:12 MAKEN, VERANDEREN VAN EEN UITWEG
AFDELING 6. VEILIGHEID OP DE WEG
ARTIKEL 2:13 VEROORZAKEN VAN GLADHEID (VERVALLEN)
ARTIKEL 2:14 WINKELWAGENTJES (VERVALLEN)
ARTIKEL 2:15 HINDERLIJKE BEPLANTING OF GEVAARLIJK VOORWERP (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 2:16 OPENEN STRAATKOLKEN E.D. (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 2:17 KELDERINGANGEN (VERVALLEN)
ARTIKEL 2:18 ROOKVERBOD IN BOSSEN EN NATUURTERREINEN (VERVALLEN 2016) 1
ARTIKEL 2:19 GEVAARLIJK OF HINDERLIJK VOORWERP (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 2:20 VALLENDE VOORWERPEN (VERVALLEN)
ARTIKEL 2:21 VOORZIENINGEN VOOR VERKEER EN VERLICHTING (VERVALLEN 2016 )
ARTIKEL 2:22 OBJECTEN ONDER HOOGSPANNINGSLIJN (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 2:23 VEILIGHEID OP HET IJS (VERVALLEN 2016)
AFDELING 8. TOEZICHT OP OPENBARE INRICHTINGEN
ARTIKEL 2:27 BEGRIPSBEPALINGEN
ARTIKEL 2:28 EXPLOITATIE OPENBARE INRICHTING
ARTIKEL 2:30 AFWIJKING SLUITINGSTIJD; TIJDELIJKE SLUITING
ARTIKEL 2:31 AANWEZIGHEID IN GESLOTEN HORECABEDRIJF (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 2:32 HANDEL IN HORECABEDRIJVEN (VERVALLEN)
ARTIKEL 2:33 VERBODEN GEDRAGINGEN
ARTIKEL 2:33A VERBOD DRANK IN GLAS TE VERSTREKKEN
ARTIKEL 2:34 HET COLLEGE ALS BEVOEGD BESTUURSORGAAN
AFDELING 8A BIJZONDERE BEPALINGEN OVER HORECABEDRIJVEN ALS BEDOELD IN DE DRANK- EN HORECAWET
ARTIKEL 2:34B REGULERING PARACOMMERCIËLE RECHTSPERSONEN
ARTIKEL 2:34C BIJEENKOMSTEN VAN PERSOONLIJKE AARD
AFDELING 9. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF (Vervallen 2016)
ARTIKEL 2:35 BEGRIPSBEPALING (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 2:36 KENNISGEVING EXPLOITATIE (VERVALLEN 2016 )
ARTIKEL 2:37 NACHTREGISTER (VERVALLEN)
ARTIKEL 2:38 VERSCHAFFING GEGEVENS NACHTREGISTER (VERVALLEN)
AFDELING 10. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
ARTIKEL 2:39 SPEELGELEGENHEDEN
ARTIKEL 2:40 SPEELAUTOMATEN (ZIE VERORDENING OP DE KANSSPELEN)
AFDELING 11. MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID
ARTIKEL 2:41 BETREDEN GESLOTEN WONING OF LOKAAL
ARTIKEL 2:42 PLAKKEN EN KLADDEN
ARTIKEL 2:43 VERVOER PLAKGEREEDSCHAP E.D.
ARTIKEL 2:44 VERVOER INBREKERSWERKTUIGEN
ARTIKEL 2:45 BETREDEN VAN PLANTSOENEN E.D. (VERVALLEN)
ARTIKEL 2:46 RIJDEN OVER BERMEN E.D. (VERVALLEN)
ARTIKEL 2:47 HINDERLIJK GEDRAG OP OPENBARE PLAATSEN
ARTIKEL 2:48 VERBODEN DRANKGEBRUIK
ARTIKEL 2:49 VERBODEN GEDRAG BIJ OF IN GEBOUWEN (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 2:50 HINDERLIJK GEDRAG IN VOOR HET PUBLIEK TOEGANKELIJKE RUIMTEN
ARTIKEL 2:51 NEERZETTEN VAN FIETSEN E.D. (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 2:52 OVERLAST VAN FIETS OF BROMFIETS OP MARKT EN KERMISTERREIN E.D. (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 2:53 BESPIEDEN VAN PERSONEN (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 2:54 BEWAKINGSAPPARATUUR (VERVALLEN)
ARTIKEL 2:55 NODELOOS ALARMEREN (VERVALLEN)
ARTIKEL 2:56 ALARMINSTALLATIES (VERVALLEN)
ARTIKEL 2:57 LOSLOPENDE HONDEN
ARTIKEL 2:58 VERONTREINIGING DOOR HONDEN
ARTIKEL 2:59 GEVAARLIJKE HONDEN
ARTIKEL 2:60 HOUDEN VAN HINDERLIJKE OF SCHADELIJKE DIEREN (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 2:61 WILDE DIEREN (VERVALLEN)
ARTIKEL 2:62 LOSLOPEND VEE (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 2:63 DUIVEN (VERVALLEN)
ARTIKEL 2:64 BIJEN (VERVALLEN)
ARTIKEL 2:65 BEDELARIJ (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 2:66 BEGRIPSBEPALING 17
ARTIKEL 2:67 VERPLICHTINGEN MET BETREKKING TOT HET VERKOOPREGISTER
ARTIKEL 2:68 VOORSCHRIFTEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 437TER VAN HET WETBOEK VAN STRAFRECHT
ARTIKEL 2:69 VERVREEMDING VAN DOOR OPKOOP VERKREGEN GOEDEREN (VERVALLEN)
ARTIKEL 2:71 BEGRIPSBEPALINGEN (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 2:72 GEBRUIK VAN CARBID
ARTIKEL 2:73 BEZIGEN VAN CONSUMENTENVUURWERK TIJDENS DE JAARWISSELING (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 2:74 DRUGSHANDEL OP STRAAT
AFDELING 15. VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN
ARTIKEL 2:75 BESTUURLIJKE OPHOUDING (VERVALLEN)
ARTIKEL 2:76 VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN
ARTIKEL 2:77 CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN
HOOFDSTUK 3. PROSTITUTIEBEDRIJVEN
AFDELING 1. BEGRIPSOMSCHRIJVING
ARTIKEL 3:1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
AFDELING 2. PROSTITUTIEBEDRIJVEN EN ESCORTBEDRIJVEN
ARTIKEL 3:2 PROSTITUTIEBEDRIJVEN EN ESCORTBEDRIJVEN
ARTIKEL 3:3 GEDRAGSEISEN EXPLOITANT EN BEHEERDER
ARTIKEL 3:4 SLUITINGSUUR, VERBOD OPEN TE ZIJN, OM ALS BEZOEKER AANWEZIG TE ZIJN
ARTIKEL 3:5 TIJDELIJKE AFWIJKING SLUITINGSUUR, TIJDELIJKE SLUITING
ARTIKEL 3:6 TOEGANG OPSPORINGSAMBTENAREN EN TOEZICHTHOUDERS
ARTIKEL 3:7 TOEZICHT DOOR EXPLOITANT EN BEHEERDER
ARTIKEL 3:8 STRAAT- EN RAAMPROSTITUTIE
AFDELING 3. BESLISSINGTERMIJN; WEIGERINGSGRONDEN; NADERE REGELS
ARTIKEL 3:9 BESLISSINGSTERMIJN
ARTIKEL 3:10 WEIGERINGSGRONDEN
AFDELING 4. BEEINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER
ARTIKEL 3:12 BEËINDIGING EXPLOITATIE
AFDELING 5. OVERGANGSBEPALING (vervallen)
ARTIKEL 3:14 OVERGANGSBEPALING (VERVALLEN)
ARTIKEL 3:15 IN WERKING TREDEN GEWIJZIGD HOOFDSTUK 3 (VERVALLEN)
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
AFDELING 1. GELUIDHINDER EN VERLICHTING
ARTIKEL 4:2 AANWIJZING COLLECTIEVE FESTIVITEITEN
ARTIKEL 4:3 KENNISGEVING INCIDENTELE FESTIVITEITEN
ARTIKEL 4:4 VERBODEN INCIDENTELE FESTIVITEITEN (VERVALLEN)
ARTIKEL 4:5 ONVERSTERKTE MUZIEK (VERVALLEN)
ARTIKEL 4:6 OVERIGE GELUIDHINDER
AFDELING 2. BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING
ARTIKEL 4:7 STRAATVEGEN (VERVALLEN)
ARTIKEL 4:8 NATUURLIJKE BEHOEFTE DOEN
ARTIKEL 4:9 TOESTAND VAN SLOTEN EN ANDERE WATEREN EN NIET OPENBARE RIOLEN EN PUTTEN BUITEN
AFDELING 3. HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN
ARTIKEL 4:10 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
ARTIKEL 4:11 OMGEVINGSVERGUNNING VOOR HET VELLEN VAN HOUTOPSTANDEN
ARTIKEL 4:12 AANVRAAG VERGUNNING
ARTIKEL 4:12A WEIGERINGSGRONDEN
ARTIKEL 4:12B BIJZONDERE VERGUNNINGSVOORSCHRIFTEN (TOEGEVOEGD AAN ARTIKEL 4:11 LID 3)
ARTIKEL 4:12C HERPLANT-/INSTANDHOUDINGSPLICHT
ARTIKEL 4:12D SCHADEVERGOEDING (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 4:12E BESTRIJDING IEPZIEKTE (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 4:12F WAARDEVOLLE EN MONUMENTALE BOMEN
AFDELING 4. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 4:13 OPSLAG VOERTUIGEN, VAARTUIGEN, MEST, AFVALSTOFFEN ENZ. (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 4:14 STANKOVERLAST DOOR GEBRUIK VAN MESTSTOFFEN (VERVALLEN)
ARTIKEL 4:15 VERBOD HINDERLIJKE OF GEVAARLIJKE RECLAME (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 4:16 VERGUNNINGSPLICHT LICHTRECLAME (VERVALLEN)
AFDELING 5. KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
ARTIKEL 5:2 PARKEREN VAN VOERTUIGEN VAN AUTOBEDRIJF E.D. (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 5:3 TE KOOP AANBIEDEN VAN VOERTUIGEN (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 5:4 DEFECTE VOERTUIGEN (VERVALLEN)
ARTIKEL 5:6 KAMPEERMIDDELEN E.A.
ARTIKEL 5:7 PARKEREN VAN RECLAMEVOERTUIGEN (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 5:8 PARKEREN VAN GROTE VOERTUIGEN (VERVALLEN 2016, DEELS SAMENGEVOEGD MET 5:9 )
ARTIKEL 5:9 PARKEREN VAN GROTE VOERTUIGEN
ARTIKEL 5:10 PARKEREN VAN VOERTUIGEN MET STANKVERSPREIDENDE STOFFEN (VERVALLEN)
ARTIKEL 5:11 AANTASTING GROENVOORZIENINGEN DOOR VOERTUIGEN
ARTIKEL 5:12 OVERLAST VAN FIETS OF BROMFIETS (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 5:13 INZAMELING VAN GELD OF GOEDEREN
AFDELING 3. VENTEN (vervallen 2016)
ARTIKEL 5:14 BEGRIPSBEPALING (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 5:15 VENTVERBOD (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 5:16 VRIJHEID VAN MENINGSUITING (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 5:18 STANDPLAATSVERGUNNING EN WEIGERINGSGRONDEN
ARTIKEL 5:19 TOESTEMMING RECHTHEBBENDE (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 5:20 VERPLAATST NAAR ARTIKEL 5:18 LID 5 EN 6
ARTIKEL 5:23 ORGANISEREN VAN EEN SNUFFELMARKT
ARTIKEL 5:24 VOORWERPEN OP, IN OF BOVEN OPENBAAR WATER (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 5:25 LIGPLAATS WOONSCHEPEN EN OVERIGE VAARTUIGEN
ARTIKEL 5:26 AANWIJZINGEN LIGPLAATS
ARTIKEL 5:27 VERBOD INNEMEN LIGPLAATS
ARTIKEL 5.27A AANMEERVERBOD RODERVAART (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 5:28 BESCHADIGEN VAN WATERSTAATSWERKEN (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 5:29 REDDINGSMIDDELEN (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 5:30 VEILIGHEID OP HET WATER (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 5:31 OVERLAST AAN VAARTUIGEN (VERVALLEN 2016)
AFDELING 7. CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN
ARTIKEL 5:32 CROSSTERREINEN (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 5:33 BEPERKING VERKEER IN NATUURGEBIEDEN
AFDELING 8. VERBOD VUUR TE STOKEN
ARTIKEL 5:34 VERBOD AFVALSTOFFEN TE VERBRANDEN BUITEN INRICHTINGEN OF ANDERSZINS VUUR TE STOKEN
AFDELING 9. VERSTROOIING VAN AS (vervallen 2016)
ARTIKEL 5:35 BEGRIPSBEPALING (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 5:36 VERBODEN PLAATSEN (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 5:37 HINDER OF OVERLAST (VERVALLEN 2016)
ARTIKEL 5:38 MIJNDETECTOR E.D.
HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
ARTIKEL 6:3 BINNENTREDEN WONINGEN
ARTIKEL 6:4 INWERKINGTREDING NIEUWE EN INTREKKING OUDE VERORDENING
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 2:10, vierde lid (nieuw), of een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, tweede lid, aanhef en onder a, of artikel 4:11.
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
a) indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
b) indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
c) indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
d) indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Afdeling 1. BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Degene die op een openbare plaats:
a) aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;
b) aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot een toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;
c) zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing.
is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2:1.a Verblijfsontzegging
De burgemeester kan, in het belang van de openbare orde of veiligheid, een verbod opleggen aan degene die de openbare orde heeft verstoord of één of meer van de wettelijke bepalingen overtreedt die genoemd worden in de feiten en termijnentabel, om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen. Dit verbod geldt gedurende de in de bekendmaking van het verbod genoemde periode die ten hoogste twaalf weken kan bedragen.
De burgemeester gaat niet over tot aanwijzing van gebieden waarvoor een verblijfsontzegging kan gelden, of tot omschrijving van overtredingen (feiten en termijnentabel), die tot een verblijfsontzegging kunnen leiden, dan na overleg met de Officier van Justitie, bedoeld in artikel 14 van de Politiewet 1993.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degenen die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
a) naam en adres van degene die de betoging houdt;
c) de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
d) de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;
e) voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling;
f) maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
Afdeling 5. BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG
Artikel 2:10 (nieuw) voorwerpen op of aan de weg
Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, indien:
a) het gebruik schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg, de bruikbaarheid van de weg belemmert of kan belemmeren, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het beheer of onderhoud van de weg; of
b) het gebruik niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
Afdeling 6. VEILIGHEID OP DE WEG
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid (vervallen)
Artikel 2:14 Winkelwagentjes (vervallen)
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp (vervallen 2016)
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d. (vervallen 2016)
Artikel 2:17 Kelderingangen (vervallen)
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen (vervallen 2016)
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp (vervallen 2016)
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen (vervallen)
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting (vervallen 2016 )
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn (vervallen 2016)
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
b) markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;
c) kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
d) het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
e) betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
f) activiteiten als bedoeld in arti
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
I. een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.
II. elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrek of bereid;
b) terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod genoemd in het eerste lid aan openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet, indien:
a) zich in de zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting, dan wel
b) de inrichting zich nieuw in de gemeente vestigt en er zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 1:8 of 2:28, tweede of derde lid.
Artikel 2:33 Verboden gedragingen
Het is verboden in een openbare inrichting:
b) zich te bevinden na sluitingstijd of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;
c) op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras.
Afdeling 8A BIJZONDERE BEPALINGEN OVER HORECABEDRIJVEN ALS BEDOELD IN DE DRANK- EN HORECAWET
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- paracommerciële rechtspersoon,
Artikel 2:34c Bijeenkomsten van persoonlijke aard
In afwijking van het bepaalde in artikel 2:34b lid 2 kan een paracommerciële rechtspersoon, niet zijnde een sportvereniging, per kalenderjaar alcoholhoudende drank verstrekken tijdens ten hoogste 10 bijeenkomsten van persoonlijke aard, die gericht zijn op personen die rechtstreeks bij activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.
Afdeling 9. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF (Vervallen 2016)
Artikel 2:35 Begripsbepaling (vervallen 2016)
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie (vervallen 2016 )
Artikel 2:37 Nachtregister (vervallen)
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister (vervallen)
Afdeling 10. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
a) speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend;
b) speelgelegenheden waarvoor de raad van bestuur van de kansspelautoriteit bevoegd is vergunning te verlenen;
c) speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
De burgemeester weigert de vergunning:
a) indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid;
b) indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
Afdeling 11. MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID
Artikel 2:42 Plakken en kladden
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
a) een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
b) met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
a) op een openbare plaats te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemt straatmeubilair;
b) zich op een openbare plaats zodanig op te houden dat aan weggebruikers of bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage,
rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d. (vervallen 2016)
Artikel 2:53 Bespieden van personen (vervallen 2016)
Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur (vervallen)
Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren (vervallen)
Artikel 2:56 Alarminstallaties (vervallen)
Artikel 2:57 Loslopende honden
1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
a) op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;
b) binnen de bebouwde kom op de weg indien de hond niet is aangelijnd;
c) buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen plaats indien de hond niet is aangelijnd;
d) op de weg indien de hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:
a) vervaardigd is van stevig kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;
b) door middel van een stevig leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
c) zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
Afdeling 12. BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN GOEDEREN
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en door of namens de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:
a) het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
b) de datum van verkoop of overdracht van het goed;
c) een omschrijving van het goed daaronder begrepen – voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;
d) de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en
e) de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
a.de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
1. dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
2. van een verandering van de onder a, sub 1, bedoelde adressen;
3. dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
4. dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
b. de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
c. aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
d.een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
Artikel 2:72 Gebruik van Carbid
Het verbod gesteld in het eerste lid geldt niet indien:
1. gebruik wordt gemaakt van melkbussen en/of dergelijke voorwerpen met een maximale inhoud van 50 liter, met gebruikmaking van acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen en
2. het gebruik plaatsvindt op 31 december van 10.00 uur tot 1 januari 02.00 uur en
3. hiervan tenminste 6 weken voorafgaand aan de datum van gebruik melding is gedaan aan het college.
4. de melding vergezeld is van een schriftelijke toestemming van de eigenaar van het terrein van waaraf geschoten wordt en
5. de melding tevens is voorzien van een kaart waarop de betreffende locatie is ingetekend en de plaats vanwaar geschoten wordt is gelegen:
a. op een afstand van ten minste 75 meter van woonbebouwingen
b. op een afstand van tenminste 300 meter van inrichtingen voor de intramurale zorg en
c. op een afstand van tenminste 300 meter van in gebruik zijnde voorzieningen voor het houden van dieren en
d. wordt geschoten in een richting welke tegengesteld is aan de richting waarin de dichtstbijzijnde woonbebouwing is gelegen en
e. het vrijschootsveld minimaal 75 meter is en hierin geen verharde openbare wegen of paden liggen.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 15. VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Hoofdstuk 3. PROSTITUTIEBEDRIJVEN
Afdeling 1. Begripsomschrijving
Artikel 3:1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a) prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
b) prostitué(e): degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
c) prostitutiebedrijf: voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een prostitutiebedrijf worden in elk geval verstaan: een erotische massagesalon, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
d) escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgevoerd;
e) exploitant: de natuurlijke persoon of personen, of rechtspersoon of rechtspersonen die een prostitutie- of escortbedrijf exploiteert of exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;
f) beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent of uitoefenen in een prostitutiebedrijf of escortbedrijf;
g) bezoeker: degene die aanwezig is in een prostitutiebedrijf, met uitzondering van:
4. het personeel dat in de inrichting werkzaam is;
5. toezichthouders als bedoeld in artikel 6.1a;
6. andere personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens
a. dringende redenen noodzakelijk is.
h) bevoegd bestuursorgaan: het college, of voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Afdeling 2. PROSTITUTIEBEDRIJVEN EN ESCORTBEDRIJVEN
Artikel 3:2 Prostitutiebedrijven en escortbedrijven
In de aanvraag om vergunning wordt op en bij het door het bevoegd bestuursorgaan vastgestelde formulier in ieder geval vermeld:
a) de persoonsgegevens van de exploitant;
b) de persoonsgegevens van de beheerder;
c) het aantal werkzame prostituees;
d) de aard van het prostitutiebedrijf of het escortbedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar; de plaatselijke en e. kadastrale ligging van het prostitutiebedrijf door middel van een situatietekening met een schaal van tenminste 1:1000;
e) de plattegrond van het prostitutiebedrijf door middel van een tekening met een schaal van tenminste 1:100;
f) bewijs van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel; en
g) bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimte bestemd voor het prostitutiebedrijf.
Artikel 3:3 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant of de beheerder niet:
1. met toepassing van artikel 37 Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;
2. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,00 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
(1) bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
(2) de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 250a (oud), 250, 273a, 300 tot en met 303, 416, 417 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
(3) de artikel 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 jo. artikel 8 of jo. artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
(4) de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;
(5) de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;
(6) de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.
3. Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
1. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375,00 bedraagt;
2. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een prostitutiebedrijf of escortbedrijf dat voor tenminste één maand door het bevoegd orgaan is gesloten, of waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 3:2 is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3:6 Toegang opsporingsambtenaren en toezichthouders
De exploitant en de beheerder van een prostitutiebedrijf of escortbedrijf zijn verplicht ervoor te zorgen dat politieambtenaren vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot de inrichting:
a) gedurende de tijd dat deze voor bezoekers geopend is;
b) gedurende de tijd dat deze voor bezoekers gesloten dient te zijn, indien die opsporingsambtenaren hun vermoeden uiten dat daarin bezoekers aanwezig zijn.
Artikel 3:7 Toezicht door exploitant en beheerder
1. De exploitant en de beheerder zijn verplicht er voortdurend op toe te zien dat in de inrichting:
a) geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten als genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid) XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet, en in de Wet wapens en munitie;
b) geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde;
c) geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen beneden de 18 jaar;
d) een bedrijfsbeleid wordt gevoerd waarin de toepassing van veilig sekstechnieken en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituees bevorderd wordt;
e) een bedrijfsbeleid wordt gevoerd waarbij medewerking wordt verleend aan op preventie gerichte gezondheidsprojecten.
2. De exploitant en beheerder van een escortbedrijf zien er voortdurend op toe dat via hun bedrijf geen prostitutie
a) wordt uitgeoefend door personen;
b) in strijd met het bepaalde in titel XIV (misdrijven tegen de zeden) van het Tweede boek van het Wetboek van Strafrecht, of
c) in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet bepaalde.
Afdeling 3. BESLISSINGTERMIJN; WEIGERINGSGRONDEN; NADERE REGELS
Artikel 3:9 Beslissingstermijn
Voor zover van toepassing, wordt de beslissing als bedoeld in het eerste lid aangehouden tot de beslissing over een op de inrichting betrekking hebbende aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 40 van de Woningwet of artikel 3, eerste lid, onder a, van de Drank- en Horecawet of artikel 8.9 van de Wet milieubeheer.
Artikel 3:10 Weigeringsgronden
De vergunning als bedoeld in artikel 3:2, eerste lid wordt geweigerd indien:
a) de exploitant en/of beheerder niet voldoet aan in artikel 3:3 gestelde eisen;
b) de vestiging of de exploitatie van het prostitutie- of escortbedrijf in strijd is met een geldend
i. bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan, leefmilieuverordening, het maximumstelsel uit artikel 3:2, eerste
ii. lid, dan wel een door de gemeenteraad vastgesteld besluit, waarin gemeentelijk (horeca)vestigingsbeleid
iii. ten aanzien van prostitutie- en escortbedrijven is uitgewerkt of met nadere regels als bedoeld in art. 3.3.3;
c) er aanwijzingen zijn dat in de inrichting personen werkzaam (zullen) zijn in strijd met
i. artikel 273a van het Wetboek van Strafrecht, of met het bij of krachtens de Wet arbeid
ii. vreemdelingen en de Vreemdelingenwet bepaalde, of minderjarigen.
d) de exploitant niet voldoet aan de van toepassing zijnde voorwaarden uit deze Apv.
In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning als bedoeld in artikel 3:2, eerste lid voorts worden geweigerd:
a) in het belang van de openbare orde;
b) in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
c) in het belang van het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;
d) in het belang van de veiligheid van personen of goederen;
e) in het belang van de verkeersvrijheid of - veiligheid;
f) in het belang van de volksgezondheid of zedelijkheid;
g) in het belang van de arbeidsomstandigheden van de prostitué(e).
Afdeling 4. BEEINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien de burgemeester op aanvraag van de exploitant heeft besloten de hem verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:10, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
Afdeling 1. GELUIDHINDER EN VERLICHTING
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a) Besluit: het Activiteitenbesluit milieubeheer;
b) inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;
c) houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;
d) collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;
e) incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Afdeling 3. HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN
Artikel 4:10 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a) boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. Ingeval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam;
b) houtopstand: een houtwal, een houtsingel een solitaire boom, een boomgroep en een bosje kleiner dan 10 are;
c) laanstructuur: een verzameling van meerdere bomen die als een min of meer aaneengesloten beplantingseenheid een begeleidende lint- of rijbeplanting vormt langs wegen, paden of waterlopen. Tevens moet er een één of meerrijige bomenstructuur herkenbaar zijn;
d) brink: een vanuit de cultuurhistorie ontstane open ruimte in een dorp bestaande uit voornamelijk gras met bomen;
e) dunning: het selectief vellen van een houtopstand als verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand;
f) afzetten: het afzagen van een stam op een hoogte van 10-30 centimeter boven het maaiveld zodat de houtopstand opnieuw uitloopt;
g) erfbeplanting: een houtopstand gelegen bij monumentale panden, agrarische bebouwing of voormalige agrarische bebouwing thans in gebruik voor woon- en/of andere doeleinden;
h) bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 4 .1 lid a van de Wet Natuurbescherming (voorheen artikel 1 vijfde lid Boswet);
i) bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
j) vellen: rooien, met inbegrip van verplanten, of het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag de volgende houtopstand(en) te vellen of te doen vellen:
a) houtopstand op terreinen met recreatiewoningen gelegen in bos waarbij de bomen een dwarsdoorsnede hebben van meer dan 10 centimeter, gemeten op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld;
b) bomen in een houtwal of houtsingel, laanstructuur of op brinken binnen de bebouwde kom als bedoeld in artikel 4:10 sub h;
c) bomen zijnde erfbeplanting als bedoeld in artikel 4:10 sub g met een dwarsdoorsnede van meer dan 30 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld;
d) bomen die staan vermeld op de lijst met waardevolle en monumentale bomen;
e) bomen buiten de bebouwde kom als bedoeld in artikel 4:10 sub h die deel uitmaken van een zelfstandige eenheid met een oppervlakte kleiner dan 10 are of rijbeplanting van minder dan 20 bomen gerekend over het totaal aantal rijen;
f) een houtopstand die ter uitvoering van een herplantplicht als bedoeld in lid 3 of artikel 4:12c is geplant.
a) indien het bevoegd gezag vanwege acuut gevaar voor schade of letsel toestemming heeft gegeven voor het vellen;
b) voor bomen in eigendom van de gemeente, die niet zijn aangewezen als monumentaal en mits het vellen wordt uitgevoerd overeenkomstig het door het bevoegd gezag vastgestelde Bomenbeleid;
c) voor een houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld;
d) voor het periodiek afzetten van een houtopstand ter uitvoering van het reguliere onderhoud;
e) voor wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouw gronden, beide voor zover bestaande uit niet-geknotte populieren of wilgen;
f) voor een houtopstand waarop de Wet Natuurbescherming van toepassing is;
g) voor een houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het bevoegd gezag, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 4:12c.
Artikel 4:12 Aanvraag vergunning
De vergunning moet worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.
Artikel 4:12a Weigeringsgronden
In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd op grond van:
a) de monumentale waarde van de houtopstand;
b) de natuurwaarde van de houtopstand;
c) de landschappelijke waarde van de houtopstand;
d) de waarde van de houtopstand voor het dorpsschoon;
e) de leeftijd van de houtopstand;
f) de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
g) de waarde van de houtopstand als speelobject en/of voor de recreatie.
Artikel 4:12c Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien de houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld dan wel op andere wijze tenietgegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Afdeling 4. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST (VERVALLEN 2016)
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz. (vervallen 2016)
Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen (vervallen)
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame (vervallen 2016)
Afdeling 5. KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a) voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
b) parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990).
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d. (vervallen 2016
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen (vervallen 2016)
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt langer dan twee weken op de weg te plaatsen of te hebben, bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw, op een zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen (vervallen 2016)
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen (vervallen 2016, deels samengevoegd met 5:9 )
Artikel 5:9 Parkeren van grote voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat sprake is van een van de onderstaande situaties:
a) het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw wordt op hinderlijke wijze belemmerd;
b) zij anderszins hinder of overlast ondervinden;
c) het parkeren buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte;
d) het parkeren schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Afdeling 3. VENTEN (vervallen 2016)
Artikel 5:14 Begripsbepaling (vervallen 2016)
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:
a) indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;
b) indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Artikel 5:22 Organiseren van een snuffelmarkt
Het is verboden een snuffelmarkt te organiseren:
a) vanwege strijd met het bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.
b) indien de burgemeester het organiseren van de snuffelmarkt verboden heeft in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu
c) indien degene die voornemens is een snuffelmarkt te organiseren daarvan niet te voren melding heeft gedaan
De organisator doet melding als bedoeld in het eerste lid, onder c binnen 3 weken voorafgaand aan de snuffelmarkt onder vermelding van:
a) naam en adres van de organisator;
b) adres van het gebouw waar de snuffelmarkt gehouden wordt;
c) de dagen en tijdstippen waarop de snuffelmarkt gehouden wordt;
d) de frequentie van het houden van een snuffelmarkt;
e) het soort van goederen en diensten dat wordt aangeboden en verhandeld;
f) het aantal standplaatsen; en
De snuffelmarkt kan worden gehouden indien de burgemeester niet binnen 3 weken na ontvangst van de melding heeft beslist dat het organiseren van de snuffelmarkt wordt verboden in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu of wegens strijdigheid met het bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit. De burgemeester geeft hiervan binnen 3 weken na ontvangst van de melding aan de organisator met opgaaf van redenen bericht.
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:
a) nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.
Afdeling 7. CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het college kan voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen aanwijzen ten aanzien waarvan zij verklaart, dat het rijden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard aldaar overlast kan veroorzaken of schade kan berokkenen aan milieuwaarden.
Het is verboden op krachtens het eerste lid aangewezen plaatsen:
a) zich met een motorvoertuig of een bromfiets als bedoeld in het vorige lid of met een fiets of een paard te bevinden, dan wel
b) zich met een motorvoertuig, met een bromfiets of met een fiets of een paard te bevinden op een in die aanwijzing aangeduid tijdstip.
c) Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:
d) ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;
e) die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de door het college aangewezen plaatsen;
f) die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;
g) van de zakelijk gerechtigden en huurders en pachters van percelen gelegen binnen de door het college aangewezen plaatsen;
h) voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet:
a) op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
b) binnen de bij of krachtens de provinciale verordening ‘Stiltegebieden’ aangewezen stiltegebieden, ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als ‘toestel’.
Afdeling 8. VERBOD VUUR TE STOKEN
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Het verbod geldt niet voorzover het betreft:
a) verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;
b) sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;
c) vuur voor koken, bakken en braden, voorzover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert.
Afdeling 9. VERSTROOIING VAN AS (vervallen 2016)
Artikel 5:35 Begripsbepaling (vervallen 2016)
Artikel 5:38 Mijndetector e.d.
Het is binnen nader door de burgemeester aan te wijzen gebieden in de gemeente verboden op de openbare weg of enige voor het publiek toegankelijke plaats een mijndetector, een metaaldetector of enig ander voorwerp kennelijk bedoeld voor het opsporen van explosieven, metalen voorwerpen en dergelijke bij zich te hebben.
Hoofdstuk 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of
bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.