Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Reikwijdte
Dit besluit bevat beleidsregels voor het opleggen van boeten bij de heffing van gemeentelijke belastingen waarop de Algemene wet inzake rijksbelastingen van toepassing is.
Artikel 2 Begripsbepalingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
- 1.
belanghebbende: degene aan wie een boete is of kan worden opgelegd. De boete wordt opgelegd aan degene die niet aan zijn verplichting voldoet. Dit kan een ander zijn dan de belastingplichtige;
- 2.
heffingsambtenaar: de gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel , van de Gemeentewet.
Artikel 3 Ambtshalve vermindering
Onjuist gebleken boetebeschikkingen kunnen op grond van artikel 65 van de AWR in aanmerking komen voor ambtshalve vermindering. De “Beleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen Bronckhorst 2016” zijn van overeenkomstige toepassing op boetebeschikkingen.
Artikel 4 Bijzondere omstandigheden
Er kunnen omstandigheden zijn die aanleiding geven de hoogte van de boete te matigen, dan wel de reeds opgelegde boete te verminderen. Tot deze verzachtende omstandigheden behoren omstandigheden die hebben geleid tot het beboetbare feit en omstandigheden die buiten de directe invloedssfeer van de belanghebbende liggen. De heffingsambtenaar beoordeelt of er sprake is van bijzondere omstandigheden.
Artikel 5 Vrijwillige verbetering
- 1.
Van een vrijwillige verbetering is sprake als belanghebbende vóórdat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de heffingsambtenaar bekend is of zal worden met dat feit, uitdrukkelijk kenbaar maakt aan de heffingsambtenaar dat en tot welk bedrag niet of gedeeltelijk niet is betaald.
- 2.
Van uitdrukkelijk kenbaar maken is sprake indien belanghebbende een afzonderlijke schriftelijke opgave verstrekt die de heffingsambtenaar in staat stelt om zonder nader onderzoek een juiste belastingaanslag op te leggen.
- 3.
Belanghebbende kan niet meer vrijwillig verbeteren nadat de kennisgeving van het voornemen een vergrijpboete op te leggen is verstuurd, dan wel hem is medegedeeld dat een boekenonderzoek zal worden ingesteld.
- 4.
Het bewijs dat er geen sprake is van een vrijwillige verbetering dient te worden geleverd door de heffingsambtenaar aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden.
Artikel 6 Kennisgeving en hoorplicht
- 1.
De kennisgeving van het voornemen een vergrijpboete op te leggen en van de gronden waarop dat voornemen berust, geschiedt schriftelijk. Het voorschrift om de kennisgeving schriftelijk te doen, is opgenomen om iedere twijfel over de nakoming van deze verplichting uit te sluiten.
- 2.
De heffingsambtenaar geeft belanghebbende een termijn van zes weken na dagtekening van de kennisgeving, waarbinnen hij de aangevoerde gronden kan betwisten.
- 3.
In afwijking van het tweede lid kan de termijn in de gevallen waarin dadelijk en ineens invorderbare belastingaanslagen worden opgelegd, afhankelijk van de feiten en omstandigheden, worden verkort.
- 4.
Indien belanghebbende de in de kennisgeving aangevoerde gronden mondeling wenst te betwisten, wordt hij door de heffingsambtenaar gehoord.
Artikel 7 Recht op inzage
- 1.
Op grond van artikel 5:49 van de Awb stelt de heffingsambtenaar belanghebbende desgevraagd in de gelegenheid de gegevens waarop het opleggen van de bestuurlijke boete, dan wel het voornemen daartoe, berust, in te zien en daarvan afschriften te vervaardigen.
- 2.
Indien belanghebbende inzage verzoekt in andere dan de hiervoor bedoelde gegevens, verleent de heffingsambtenaar inzage en staat toe dat afschriften worden vervaardigd, indien belanghebbende aannemelijk maakt dat de gevraagde gegevens van belang kunnen zijn voor de verdediging. Gegevens over derden worden zoveel mogelijk op zodanige wijze verstrekt dat zij niet tot die derden zijn te herleiden.
Hoofdstuk 3 Bepalingen over hoogte verzuim- en vergrijpboete
Artikel 10 Verzuimboeten hondenbelasting
Gereserveerd
Artikel 11 Verzuimboeten rioolheffing gebruik
- 1.
Bij het opleggen van een verzuimboete wegens het niet of niet tijdig doen van aangifte voor de heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de "Verordening rioolheffing", wordt een onderscheid gemaakt tussen een eerste, tweede en derde/volgend verzuim.
- 2.
Van een tweede respectievelijk derde/volgend verzuim is sprake indien belanghebbende over de voorafgaande vijf belastingjaren éénmaal respectievelijk tweemaal of meer in verzuim is geweest.
- 3.
De heffingsambtenaar legt in geval van een eerste verzuim een boete op van 5 procent van het bedrag van de aanslag met een minimum van € 50,-- en een maximum van € 984,--.
- 4.
In geval van een tweede verzuim legt de heffingsambtenaar een boete op van 10 procent van het bedrag van de aanslag met een minimum van € 100,-- en een maximum van € 1.968,--.
- 5.
De heffingsambtenaar legt een boete van 15 procent op van het bedrag van de aanslag indien sprake is van een derde/volgend verzuim. De verzuimboete is in dit geval niet lager dan € 250,-- en niet hoger dan € 4.920,--.
Artikel 12 Vergrijpboeten rioolheffing gebruik
- 1.
Vergrijpboeten in verband met een onjuiste aangifte voor de heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de "Verordening Rioolheffing" kunnen alleen worden opgelegd indien sprake is van grove schuld of opzet.
- 2.
In geval van grove schuld legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op van 25 procent het bedrag van de aanslag.
- 3.
In geval van opzet legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op van 50 procent het bedrag van de aanslag.
- 4.
Indien bij het opleggen van een vergrijpboete slechts een gedeelte van de verschuldigde belasting door opzet of grove schuld van belanghebbende te weinig is of zou zijn geheven dan wel betaald, berekent de heffingsambtenaar de boete over dat - naar evenredigheid bepaalde – gedeelte. Dit beginsel vindt overeenkomstige toepassing indien meer dan één boetepercentage moet worden toegepast.
Artikel 13 Verzuimboeten forensenbelasting
- a.
niet of niet tijdig doen van aangifte
- 1.
Bij het opleggen van een verzuimboete wegens het niet of niet tijdig doen van aangifte voor de belasting als bedoeld in artikel 2 van de "Verordening forensenbelasting" wordt een onderscheid gemaakt tussen een eerste, tweede en derde/volgend verzuim.
- 2.
Van een tweede respectievelijk derde/volgend verzuim is sprake indien belanghebbende over de voorafgaande vijf belastingjaren éénmaal respectievelijk tweemaal of meer in verzuim is geweest.
- 3.
De heffingsambtenaar legt in geval van een eerste verzuim een boete op van 5 procent van het bedrag van de aanslag met een minimum van € 50,--.
- 4.
In geval van een tweede verzuim legt de heffingsambtenaar een boete op van 10 procent van het bedrag van de aanslag met een minimum van € 100,--.
- 5.
De heffingsambtenaar legt een boete van 15 procent op van het bedrag van de aanslag indien sprake is van een derde/volgend verzuim. De verzuimboete is in dit geval niet lager dan € 250,-- en niet hoger dan € 1.000,--.
- b.
Niet voldoen aan inlichtingenplicht
- 1.
Het niet voldoen aan de verplichting, welke wordt opgelegd bij of krachtens de in artikel 67a, eerste lid, van de AWR vermelde artikelen, wordt aangemerkt als een verzuim.
- 2.
Ter zake van het verzuim legt de heffingsambtenaar een verzuimboete op van 50 procent van het wettelijk maximum van artikel 67a, eerste lid van de AWR .
- 3.
In afwijking van het tweede lid kan in uitzonderlijke gevallen een verzuimboete tot het wettelijk maximum worden opgelegd.
- 4.
De boete wordt opgelegd aan degene die niet aan zijn verplichting voldoet. Dit kan een ander zijn dan de belastingplichtige.
- 5.
De beschikking waarbij de verzuimboete wordt opgelegd kan, maar behoeft niet gelijktijdig met een eventuele (ambtshalve) belastingaanslag te worden genomen.
Artikel 14 Vergrijpboeten forensenbelasting
- 1.
Vergrijpboeten in verband met een onjuiste aangifte voor de belasting als bedoeld in artikel 2 van de "Verordening forensenbelasting" kunnen alleen worden opgelegd indien sprake is van grove schuld of opzet.
- 2.
In geval van grove schuld legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op van 25 procent het bedrag van de aanslag.
- 3.
In geval van opzet legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op van 50 procent het bedrag van de aanslag.
- 4.
Indien bij het opleggen van een vergrijpboete slechts een gedeelte van de verschuldigde belasting door opzet of grove schuld van belanghebbende te weinig is of zou zijn geheven dan wel betaald, berekent de heffingsambtenaar de boete over dat - naar evenredigheid bepaalde – gedeelte. Dit beginsel vindt overeenkomstige toepassing indien meer dan één boetepercentage moet worden toegepast.
Artikel 15 Verzuimboeten toeristenbelasting
- 1.
Bij het opleggen van een verzuimboete wegens het niet of niet tijdig doen van aangifte voor de belasting als bedoeld in artikel 1 van de "Verordening toeristenbelasting" wordt een onderscheid gemaakt tussen een eerste, tweede en derde/volgend verzuim.
- 2.
Van een tweede respectievelijk derde/volgend verzuim is sprake indien belanghebbende over de voorafgaande vijf belastingjaren éénmaal respectievelijk tweemaal of meer in verzuim is geweest.
- 3.
De heffingsambtenaar legt in geval van een eerste verzuim een boete op van 5 procent van het bedrag van de aanslag met een minimum van € 50,--.
- 4.
In geval van een tweede verzuim legt de heffingsambtenaar een boete op van 10 procent van het bedrag van de aanslag met een minimum van € 100,--.
- 5.
De heffingsambtenaar legt een boete van 15 procent op van het bedrag van de aanslag indien sprake is van een derde/volgend verzuim. De verzuimboete is in dit geval niet lager dan € 250,-- en niet hoger dan € 4.920,--.
Artikel 16 Vergrijpboeten toeristenbelasting
- 1.
Vergrijpboeten in verband met een onjuiste aangifte voor de belasting als bedoeld in artikel 1 van de "Verordening toeristenbelasting" kunnen alleen worden opgelegd indien sprake is van grove schuld of opzet.
- 2.
In geval van grove schuld legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op van 25 procent het bedrag van de aanslag.
- 3.
In geval van opzet legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op van 50 procent het bedrag van de aanslag.
- 4.
Indien bij het opleggen van een vergrijpboete slechts een gedeelte van de verschuldigde belasting door opzet of grove schuld van belanghebbende te weinig is of zou zijn geheven dan wel betaald, berekent de heffingsambtenaar de boete over dat - naar evenredigheid bepaalde – gedeelte. Dit beginsel vindt overeenkomstige toepassing indien meer dan één boetepercentage moet worden toegepast.
Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.
- 2.
Dit besluit wordt aangehaald als: “Besluit Bestuurlijke Boeten Gemeentelijke Belastingen gemeente Bronckhorst 2016”.