Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bronckhorst

Besluit Bestuurlijke Boeten Gemeentelijke Belastingen gemeente Bronckhorst 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBronckhorst
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit Bestuurlijke Boeten Gemeentelijke Belastingen gemeente Bronckhorst 2016
CiteertitelBesluit Bestuurlijke Boeten Gemeentelijke Belastingen gemeente Bronckhorst 2016
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet inzake Rijksbelastingen, hoofdstuk VIIIA
  2. Gemeentewet, art. 231, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel a
  3. Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2016Nieuwe regeling

22-12-2015

Gemeenteblad, 2015, 128410 (31 december 2015)

Z75767 BW15-02330

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit Bestuurlijke Boeten Gemeentelijke Belastingen gemeente Bronckhorst 2016

Het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst;

gelet op:

  • *

    hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

  • *

    artikel 231, eerste lid en tweede lid, aanhef en onderdeel a van de Gemeentewet

  • *

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

     

besluit

vast te stellen het:

‘Besluit Bestuurlijke Boeten Gemeentelijke Belastingen gemeente Bronckhorst 2016’

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Reikwijdte

Dit besluit bevat beleidsregels voor het opleggen van boeten bij de heffing van gemeentelijke belastingen waarop de Algemene wet inzake rijksbelastingen van toepassing is.

Artikel 2 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • 1.

    belanghebbende: degene aan wie een boete is of kan worden opgelegd. De boete wordt opgelegd aan degene die niet aan zijn verplichting voldoet. Dit kan een ander zijn dan de belastingplichtige;

  • 2.

    heffingsambtenaar: de gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel , van de Gemeentewet.

Artikel 3 Ambtshalve vermindering

Onjuist gebleken boetebeschikkingen kunnen op grond van artikel 65 van de AWR in aanmerking komen voor ambtshalve vermindering. De “Beleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen Bronckhorst 2016” zijn van overeenkomstige toepassing op boetebeschikkingen.

Artikel 4 Bijzondere omstandigheden

Er kunnen omstandigheden zijn die aanleiding geven de hoogte van de boete te matigen, dan wel de reeds opgelegde boete te verminderen. Tot deze verzachtende omstandigheden behoren omstandigheden die hebben geleid tot het beboetbare feit en omstandigheden die buiten de directe invloedssfeer van de belanghebbende liggen. De heffingsambtenaar beoordeelt of er sprake is van bijzondere omstandigheden.

Artikel 5 Vrijwillige verbetering

  • 1.

    Van een vrijwillige verbetering is sprake als belanghebbende vóórdat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de heffingsambtenaar bekend is of zal worden met dat feit, uitdrukkelijk kenbaar maakt aan de heffingsambtenaar dat en tot welk bedrag niet of gedeeltelijk niet is betaald.

  • 2.

    Van uitdrukkelijk kenbaar maken is sprake indien belanghebbende een afzonderlijke schriftelijke opgave verstrekt die de heffingsambtenaar in staat stelt om zonder nader onderzoek een juiste belastingaanslag op te leggen.

  • 3.

    Belanghebbende kan niet meer vrijwillig verbeteren nadat de kennisgeving van het voornemen een vergrijpboete op te leggen is verstuurd, dan wel hem is medegedeeld dat een boekenonderzoek zal worden ingesteld.

  • 4.

    Het bewijs dat er geen sprake is van een vrijwillige verbetering dient te worden geleverd door de heffingsambtenaar aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden.

Artikel 6 Kennisgeving en hoorplicht

  • 1.

    De kennisgeving van het voornemen een vergrijpboete op te leggen en van de gronden waarop dat voornemen berust, geschiedt schriftelijk. Het voorschrift om de kennisgeving schriftelijk te doen, is opgenomen om iedere twijfel over de nakoming van deze verplichting uit te sluiten.

  • 2.

    De heffingsambtenaar geeft belanghebbende een termijn van zes weken na dagtekening van de kennisgeving, waarbinnen hij de aangevoerde gronden kan betwisten.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan de termijn in de gevallen waarin dadelijk en ineens invorderbare belastingaanslagen worden opgelegd, afhankelijk van de feiten en omstandigheden, worden verkort.

  • 4.

    Indien belanghebbende de in de kennisgeving aangevoerde gronden mondeling wenst te betwisten, wordt hij door de heffingsambtenaar gehoord.

Artikel 7 Recht op inzage

  • 1.

    Op grond van artikel 5:49 van de Awb stelt de heffingsambtenaar belanghebbende desgevraagd in de gelegenheid de gegevens waarop het opleggen van de bestuurlijke boete, dan wel het voornemen daartoe, berust, in te zien en daarvan afschriften te vervaardigen.

  • 2.

    Indien belanghebbende inzage verzoekt in andere dan de hiervoor bedoelde gegevens, verleent de heffingsambtenaar inzage en staat toe dat afschriften worden vervaardigd, indien belanghebbende aannemelijk maakt dat de gevraagde gegevens van belang kunnen zijn voor de verdediging. Gegevens over derden worden zoveel mogelijk op zodanige wijze verstrekt dat zij niet tot die derden zijn te herleiden.

Hoofdstuk 2 Onderscheid verzuimboete en vergrijpboete

Artikel 8 Verzuimboete

  • 1.

    De verzuimboete heeft tot doel een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen aan te scherpen. Voor het opleggen van een verzuimboete is voldoende dat aan één of meer van deze verplichtingen niet is voldaan. Belanghebbende dient afwezigheid van alle schuld te stellen en te bewijzen.

  • 2.

    Bij het niet of niet binnen de termijn doen van aangifte is alleen sprake van een verzuim, indien belanghebbende de aangifte niet binnen een door de heffingsambtenaar gestelde termijn heeft gedaan en hij geen gevolg heeft gegeven aan een aanmaning van de heffingsambtenaar.

  • 3.

    Bij het opleggen van een boete vermeldt de mededeling de feiten die aanleiding hebben gegeven tot het opleggen van de boete.

  • 4.

    Een aangifte die wordt ingediend nadat de aanslag (ambtshalve) is opgelegd, geldt niet alsnog als een (niet binnen de termijn) gedane aangifte.

  • 5.

    De beschikking waarbij de verzuimboete wordt opgelegd kan, maar behoeft niet gelijktijdig met een eventuele (ambtshalve) belastingaanslag te worden genomen.

  • 6.

    Een afzonderlijke boetebeschikking wordt gegeven in de gevallen waarin een boete kan worden opgelegd terwijl geen belasting verschuldigd is dan wel geen belastingaanslag wordt of kan worden vastgesteld.

Artikel 9 Vergrijpboete

  • 1.

    De vergrijpboete is gericht op het bestraffen van een handelen of nalaten waarbij sprake is van opzet dan wel grove schuld.

    • *

      Opzet is het willens en wetens handelen of nalaten, leidend tot het niet of niet binnen de daarvoor gestelde termijn heffen van belasting. Onder opzet wordt mede verstaan voorwaardelijk opzet. Onder voorwaardelijk opzet wordt verstaan het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een handelen of nalaten tot gevolg heeft dat te weinig belasting kan worden.

    • *

      Grove schuld is een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat mede grove onachtzaamheid. Bij grove schuld had belanghebbende redelijkerwijs moeten of kunnen begrijpen dat zijn gedrag tot gevolg kon hebben dat te weinig belasting zou worden geheven.

  • 2.

    De heffingsambtenaar dient de aanwezigheid van opzet of grove schuld te stellen en te bewijzen.

  • 3.

    De beschikking waarbij de vergrijpboete wordt opgelegd kan, maar behoeft niet gelijktijdig met een eventuele (ambtshalve) belastingaanslag te worden genomen.

Hoofdstuk 3 Bepalingen over hoogte verzuim- en vergrijpboete

Artikel 10 Verzuimboeten hondenbelasting

Gereserveerd

Artikel 11 Verzuimboeten rioolheffing gebruik

  • 1.

    Bij het opleggen van een verzuimboete wegens het niet of niet tijdig doen van aangifte voor de heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de "Verordening rioolheffing", wordt een onderscheid gemaakt tussen een eerste, tweede en derde/volgend verzuim.

  • 2.

    Van een tweede respectievelijk derde/volgend verzuim is sprake indien belanghebbende over de voorafgaande vijf belastingjaren éénmaal respectievelijk tweemaal of meer in verzuim is geweest.

  • 3.

    De heffingsambtenaar legt in geval van een eerste verzuim een boete op van 5 procent van het bedrag van de aanslag met een minimum van € 50,-- en een maximum van € 984,--.

  • 4.

    In geval van een tweede verzuim legt de heffingsambtenaar een boete op van 10 procent van het bedrag van de aanslag met een minimum van € 100,-- en een maximum van € 1.968,--.

  • 5.

    De heffingsambtenaar legt een boete van 15 procent op van het bedrag van de aanslag indien sprake is van een derde/volgend verzuim. De verzuimboete is in dit geval niet lager dan € 250,-- en niet hoger dan € 4.920,--.

Artikel 12 Vergrijpboeten rioolheffing gebruik

  • 1.

    Vergrijpboeten in verband met een onjuiste aangifte voor de heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de "Verordening Rioolheffing" kunnen alleen worden opgelegd indien sprake is van grove schuld of opzet.

  • 2.

    In geval van grove schuld legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op van 25 procent het bedrag van de aanslag.

  • 3.

    In geval van opzet legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op van 50 procent het bedrag van de aanslag.

  • 4.

    Indien bij het opleggen van een vergrijpboete slechts een gedeelte van de verschuldigde belasting door opzet of grove schuld van belanghebbende te weinig is of zou zijn geheven dan wel betaald, berekent de heffingsambtenaar de boete over dat - naar evenredigheid bepaalde – gedeelte. Dit beginsel vindt overeenkomstige toepassing indien meer dan één boetepercentage moet worden toegepast.

Artikel 13 Verzuimboeten forensenbelasting

  • a.

    niet of niet tijdig doen van aangifte

    • 1.

      Bij het opleggen van een verzuimboete wegens het niet of niet tijdig doen van aangifte voor de belasting als bedoeld in artikel 2 van de "Verordening forensenbelasting" wordt een onderscheid gemaakt tussen een eerste, tweede en derde/volgend verzuim.

    • 2.

      Van een tweede respectievelijk derde/volgend verzuim is sprake indien belanghebbende over de voorafgaande vijf belastingjaren éénmaal respectievelijk tweemaal of meer in verzuim is geweest.

    • 3.

      De heffingsambtenaar legt in geval van een eerste verzuim een boete op van 5 procent van het bedrag van de aanslag met een minimum van € 50,--.

    • 4.

      In geval van een tweede verzuim legt de heffingsambtenaar een boete op van 10 procent van het bedrag van de aanslag met een minimum van € 100,--.

    • 5.

      De heffingsambtenaar legt een boete van 15 procent op van het bedrag van de aanslag indien sprake is van een derde/volgend verzuim. De verzuimboete is in dit geval niet lager dan € 250,-- en niet hoger dan € 1.000,--.

     

  • b.

    Niet voldoen aan inlichtingenplicht

    • 1.

      Het niet voldoen aan de verplichting, welke wordt opgelegd bij of krachtens de in artikel 67a, eerste lid, van de AWR vermelde artikelen, wordt aangemerkt als een verzuim.

    • 2.

      Ter zake van het verzuim legt de heffingsambtenaar een verzuimboete op van 50 procent van het wettelijk maximum van artikel 67a, eerste lid van de AWR .

    • 3.

      In afwijking van het tweede lid kan in uitzonderlijke gevallen een verzuimboete tot het wettelijk maximum worden opgelegd.

    • 4.

      De boete wordt opgelegd aan degene die niet aan zijn verplichting voldoet. Dit kan een ander zijn dan de belastingplichtige.

    • 5.

      De beschikking waarbij de verzuimboete wordt opgelegd kan, maar behoeft niet gelijktijdig met een eventuele (ambtshalve) belastingaanslag te worden genomen.

     

Artikel 14 Vergrijpboeten forensenbelasting

  • 1.

    Vergrijpboeten in verband met een onjuiste aangifte voor de belasting als bedoeld in artikel 2 van de "Verordening forensenbelasting" kunnen alleen worden opgelegd indien sprake is van grove schuld of opzet.

  • 2.

    In geval van grove schuld legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op van 25 procent het bedrag van de aanslag.

  • 3.

    In geval van opzet legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op van 50 procent het bedrag van de aanslag.

  • 4.

    Indien bij het opleggen van een vergrijpboete slechts een gedeelte van de verschuldigde belasting door opzet of grove schuld van belanghebbende te weinig is of zou zijn geheven dan wel betaald, berekent de heffingsambtenaar de boete over dat - naar evenredigheid bepaalde – gedeelte. Dit beginsel vindt overeenkomstige toepassing indien meer dan één boetepercentage moet worden toegepast.

Artikel 15 Verzuimboeten toeristenbelasting

  • 1.

    Bij het opleggen van een verzuimboete wegens het niet of niet tijdig doen van aangifte voor de belasting als bedoeld in artikel 1 van de "Verordening toeristenbelasting" wordt een onderscheid gemaakt tussen een eerste, tweede en derde/volgend verzuim.

  • 2.

    Van een tweede respectievelijk derde/volgend verzuim is sprake indien belanghebbende over de voorafgaande vijf belastingjaren éénmaal respectievelijk tweemaal of meer in verzuim is geweest.

  • 3.

    De heffingsambtenaar legt in geval van een eerste verzuim een boete op van 5 procent van het bedrag van de aanslag met een minimum van € 50,--.

  • 4.

    In geval van een tweede verzuim legt de heffingsambtenaar een boete op van 10 procent van het bedrag van de aanslag met een minimum van € 100,--.

  • 5.

    De heffingsambtenaar legt een boete van 15 procent op van het bedrag van de aanslag indien sprake is van een derde/volgend verzuim. De verzuimboete is in dit geval niet lager dan € 250,-- en niet hoger dan € 4.920,--.

Artikel 16 Vergrijpboeten toeristenbelasting

  • 1.

    Vergrijpboeten in verband met een onjuiste aangifte voor de belasting als bedoeld in artikel 1 van de "Verordening toeristenbelasting" kunnen alleen worden opgelegd indien sprake is van grove schuld of opzet.

  • 2.

    In geval van grove schuld legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op van 25 procent het bedrag van de aanslag.

  • 3.

    In geval van opzet legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op van 50 procent het bedrag van de aanslag.

  • 4.

    Indien bij het opleggen van een vergrijpboete slechts een gedeelte van de verschuldigde belasting door opzet of grove schuld van belanghebbende te weinig is of zou zijn geheven dan wel betaald, berekent de heffingsambtenaar de boete over dat - naar evenredigheid bepaalde – gedeelte. Dit beginsel vindt overeenkomstige toepassing indien meer dan één boetepercentage moet worden toegepast.

     

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als: “Besluit Bestuurlijke Boeten Gemeentelijke Belastingen gemeente Bronckhorst 2016”.

Aldus besloten op 22 december 2015,

Het college van burgemeester en wethouders,

De secretaris, de voorzitter,

A.H. van Hout M. Besselink