Organisatie | Etten-Leur |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Parkeerverordening Etten-Leur 2016 |
Citeertitel | Parkeerverordening Etten-Leur 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | Verkeer |
Deze regeling vervangt de Parkeerverordening Etten-Leur 2011
Aanwijzingsbesluit betaald parkeren
Nadere regeling artikel 2 Parkeerverordening
Nadere regeling artikel 3 lid 4 Parkeerverordening
Nadere regeling artikel 6 Parkeerverordening
Nadere regeling artikel 8 lid 1 Parkeerverordening
Nadere regeling artikel 15 lid 3 Parkeerverordening
Nadere regeling artikel 19 Parkeerverordening
Nadere regeling artikel 22 Parkeerverordening
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2016 | Nieuwe regeling | 03-11-2015 | Onbekend |
De raad van de gemeente Etten-Leur,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 8 september 2015;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;
overwegende dat het wenselijk is om regels vast te stellen voor een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte en voor het uitgeven van parkeerrechten aan belanghebbenden bij parkeerplaatsen;
Afdeling I DEFINITIES EN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Artikel 1 Definities en begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. Bewoner: Inwoner van de gemeente Etten-Leur die staat ingeschreven als ingezetene in de persoonsregistratie van de gemeente op een adres in een vergunninghoudersgebied.
b. Bedrijf: Natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde bewoner, die 1. blijkens een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel gevestigd is in een vergunninghoudersgebied of 2. volgens opgave van de Kamer van Koophandel behoort tot de vrije beroepen en gevestigd is in een vergunninghoudersgebied.
c. College: College van burgemeester en wethouders van Etten-Leur.
d. Eigen parkeergelegenheid: Een parkeerplaats in eigendom, op huurbasis of in gebruik naast of bij de woning of het bedrijf van de vergunninghouder zijnde een garage, oprit of parkeerterrein, danwel een parkeerplaats onder of bij een appartementengebouw.
e. Dag: aaneengesloten periode van 00.00 uur tot 24.00 uur
f. Eigenaar: degene die een voertuig in wettig eigendom heeft.
g. Houder: Degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de WVW 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven. Met een houder wordt gelijkgesteld:
1. degene die krachtens een leasecontract of een huurcontract, afgesloten met een beroepsmatig dan wel bedrijfsmatig werkend lease-/verhuurbedrijf gebruiksgerechtigde is van een motorvoertuig voor een periode gelijk aan de geldigheidsperiode van de vergunning. Indien het voertuig geleased is door de werkgever dan dient er tevens een daartoe strekkende werkgeversverklaring meegestuurd te worden;
2. degene die krachtens een werkgeversverklaring aantoont dat hij gedurende een aaneengesloten periode van tenminste een kwartaal gerechtigd is gebruik te maken van een motorvoertuig, waarvan het kenteken staat ingeschreven op naam van zijn werk- gever en dat hij gedurende een aaneengesloten periode van minimaal een kwartaal voor deze werkgever werkzaam is;
3. degene die krachtens een verklaring van degene op wiens naam het kenteken staat inge schreven aantoont dat hij gerechtigd is gebruik te maken van dat motorvoertuig.
h. Jaar: Aaneengesloten periode van 12 maanden.
i. Kampeervoertuig: een caravan, vouwwagen, camper of ander voertuig bedoeld en/of gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
l. Mobiel parkeren: het voldoen van parkeerbelasting via een mobile device.
m. Motorvoertuig: Hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 onder z. van het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990.
n. Parkeerapparatuur: Parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.
o. Parkeerapparatuurplaats: Een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven via parkeerapparatuur en/of mobiel parkeren.
p. Parkeerrecht: Het onder bepaalde voorwaarden ontstane recht om een voertuig gedurende een bepaalde of onbepaalde periode op een daartoe aangewezen parkeerplaats of in/op een daartoe aangewezen parkeervoorziening (parkeerapparatuurplaats of vergunninghoudersplaats) te parkeren. In geval een parkeerrecht digitaal wordt verstrekt, wordt dit vastgelegd in een parkeerrechtendatabase.
q. Parkeerprovider: Organisatie die het mobiel parkeren faciliteert door het verstrekken en digitaal vastleggen van parkeerrechten.
r. Parkeren: Het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.
s. RVV 1990: Het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens van 26 juli 1990 (Stb. 1990, 459).
t. Vergunning: Een door het college verleende parkeervergunning, krachtens welke het is toegestaan een voertuig te parkeren in een daartoe aangewezen vergunninghoudersgebied gedurende een bepaalde periode.
u. Vergunninghouder: De natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend of de gebruiker van een bezoekersparkeervergunning.
v. Vergunninghoudersgebied: Een door het college aangewezen gebied op maaiveld waarmee het met een vergunning toegestaan is een voertuig te parkeren op daartoe door het college aangewezen parkeerapparatuur- en/of vergunninghoudersplaatsen.
w.Vergunninghoudersplaats: Een parkeerplaats die:
1. is aangeduid met bord E9 (parkeren vergunninghouders) uit bijlage 1 van het RVV 1990, of
2. is gelegen binnen een zone aangeduid met de borden:
a. E9 (vergunninghouderszone) uit bijlage 1 van het RVV 1990, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd, of
b. E10 (parkeerschijfzone) uit bijlage 1 van het RVV 1990, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd en/of is voorzien van een blauwe streep conform artikel 25 van het RVV 1990.
x. Voertuig: Hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het RVV 1990;
y. WVW 1994: de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475).
z. Week: aangesloten periode van zeven dagen, die begint op maandag en eindigt op zondag.
aa. Zone: Zonering voor parkeren, waarvoor in elke zone specifieke eisen gelden voor vergunninghouders en betaald parkeren.
Afdeling II PLAATSEN VOOR VERGUNNINGHOUDERS, VERGUNNINGEN EN VERGUNNINGBEWIJZEN
Artikel 2 Aanwijzen plaatsen en tijdstippen
Het college kan bij openbaar te maken besluit:
a. wegen, weggedeelten en terreinen aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders. Het college kan hierbij onderscheid maken in de categorie- en als bedoeld in artikel 3, tweede en derde lid;
b.de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren uitsluitend aan vergunninghouders is
Een vergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een voertuig wanneer deze:
a. woont in een vergunninghoudersgebied (bewonersparkeervergunning);
b. een beroep of bedrijf uitoefent in een vergunninghoudersgebied en aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een voertuig te parkeren (zakelijke parkeervergunning);
c. werkzaam is in een vergunninghoudersgebied (werknemersparkeervergunning);
d. als zelfstandige een beroep in de medische, zorg- of hulpsector uitoefent of in dienst is van een zorg- en hulporganisatie, waarvan de betreffende werknemers als eerstelijns zorgverlener binnen het medisch of maatschappelijk werkveld regelmatig op huisbezoek moeten komen in het kader van de zorgverlening bij cliënten die woonachtig zijn in vergunninghoudersgebieden (zorgparkeervergunning).
Artikel 4 Beperkingen aan vergunningverlening
Het college kan aan de vergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte en/of het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade.
De vergunning c.q. het parkeerrecht omvat in ieder geval het volgende:
a. de periode waarvoor de vergunning/het parkeerrecht geldt;
b. het gebied of gebieden waarvoor de vergunning/het parkeerrecht geldt;
c. de naam van de vergunninghouder en/of het kenteken/de kentekens van het voertuig/de voertuigen waarvoor de vergunning is verleend.
Artikel 10 Intrekken, wijzigen of vervallen vergunning
Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:
a. op verzoek van de vergunninghouder; b. wanneer zich een wijziging voordoet in één of meer van de omstandigheden die
relevant waren voor het verlenen van de vergunning;
c. bij misbruik van de vergunning dan wel oneigenlijk gebruik ervan;
d. wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met één of meer van de aan de
vergunning verbonden voorschriften;
e. wanneer blijkt dat bij de aanvraag onjuiste gegevens zijn verstrekt;
Artikel 11 Overschrijven en wijzigen van de vergunning
De vergunning kan niet worden overgeschreven op naam van een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon.
Artikel 12 Verplichtingen vergunninghouder
Een vergunninghouder mag zijn voertuig alleen parkeren in een vergunninghouders- gebied als deze:
a. door middel van parkeerapparatuur een kaart of ander middel met opdruk wordt verstrekt waaruit blijkt gedurende welke tijd of tot welk tijdstip hij/zij kennelijk wenst te parkeren, of
b. door aanmelden bij een parkeerprovider een parkeerrecht is verstrekt, of
c. voorzien is van de geldige parkeervergunning, duidelijk zichtbaar achter de voorruit van het voertuig en op een zodanige wijze dat de daarop afgedrukte tekst van buiten- af duidelijk leesbaar is, of
Artikel 14 Geldigheidsduur bewonersparkeervergunning
Een eerste en iedere volgende vergunning wordt steeds voor een periode van een (1) jaar verstrekt en automatisch met een jaar verlengd indien tot zes (6) weken voordat de vergunde termijn afloopt de vergunning niet is opgezegd.
Artikel 15 Zakelijke parkeervergunning
Een zakelijke parkeervergunning wordt in ieder geval niet verleend:
a. indien aanvrager beschikt over voldoende eigen parkeergelegenheid binnen acceptabele loopafstand, zijnde 200 meter, van zijn werkadres of;
b. indien een openbare parkeergelegenheid binnen acceptabele loopafstand, zijnde 200 meter, van het werkadres voldoende ruimte biedt of zowel in praktische als in financiële zin naar het oordeel van het college een redelijk alternatief biedt.
Artikel 16 Geldigheidsduur zakelijke parkeervergunning
Een zakelijke parkeervergunning wordt voor een periode van een (1) week, een (1) maand,drie (3) maanden, zes (6) maanden, een (1) jaar of een (1) jaar gedurende een vaste dag per week verleend en kan telkenmale voor een van de genoemde tijdsperioden worden verlengd.
Artikel 17 Werknemersparkeervergunning
Een werknemersparkeervergunning wordt in ieder geval niet verleend:
a. indien de werkgever bij het werkadres of binnen acceptabele loopafstand, zijnde 500 meter, van het werkadres over voldoende eigen parkeergelegenheid beschikt.
b. indien de openbare parkeergelegenheid binnen acceptabele loopafstand, zijnde 500 meter, van het werkadres voldoende ruimte biedt of zowel in praktische als in financiële zin naar het oordeel van het college een redelijk alternatief biedt.
Artikel 18 Geldigheidsduur werknemersparkeervergunning
Een werknemersparkeervergunning is uitsluitend geldig gedurende de periode, op de dagen of voor het aantal dagdelen dat op de vergunning vermeld staat danwel waarvoor parkeerrechten zijn verleend, gedurende dagen dat winkels en bedrijven open danwel in bedrijf zijn en binnen hiertoe aangewezen gebieden.
Artikel 19 Zorgparkeervergunning
Van een zorgparkeervergunning mag uitsluitend gebruik worden gemaakt door
a. zelfstandigen die een beroep in de medische, zorg- of hulpsector uitoefenen; en
b. werknemers van zorgverlenende en hulporganisaties, die vanwege het zorg- en hulpverlenende karakter op korte afstand van hun cliënten moeten parkeren.
Artikel 20 Geldigheidsduur zorgparkeervergunning
De zorgparkeervergunning wordt verleend voor ten hoogste een (1) jaar en kan telkenmale met een (1) jaar verlengd worden.
Afdeling III VERBODSBEPALINGEN
Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een vergunninghoudersplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan en gedurende de betaald parkeertijden op betaalde parkeerplaatsen, aldaar een voertuig te parkeren of te laten staan:
a. zonder duidelijk zichtbaar achter de voorruit geplaatst origineel vergunningsbewijs danwel zonder parkeerrecht;
b. in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.
Het parkeren van keet-, magazijn-, aanhangwagens of andere dergelijke voertuigen voor de uitvoering van noodzakelijke werkzaamheden zoals groenonderhoud, aanleg en onderhoud van nutsvoorzieningen en schilderwerk is binnen vergunninghoudersgebieden met een ontheffing van burgemeester en wethouders op grond van hoofdstuk 5, afdeling 1 van de APV toegestaan gedurende de daarvoor noodzakelijke termijn.
Afdeling IV STRAFBEPALINGEN EN ADMINISTRATIEVE SANCTIES
Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie of hechtenis van ten hoogste twee maanden.
Met het toezicht op de naleving op het bepaalde bij of krachtens deze verordening, alsmede met de opsporing van overtredingen zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek voor strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door het college aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren, als bedoeld in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering, belast.
TOELICHTING BIJ DE PARKEERVERORDENING ETTEN-LEUR 2016
Parkeerbeleid is vanouds een belangrijk onderdeel van het gemeentelijk verkeer- en vervoersbeleid en van belang in het kader van de verbetering van de bereikbaarheid en leefbaarheid. Ook is het een middel om de verdeling van de vaak schaarse parkeerruimte te reguleren en overlast te voorkomen. Traditionele instrumenten hierbij zijn het invoeren van betaald parkeren en parkeren door vergunninghouders.
De artikelen 24, 25 en 26 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 geven de wettelijke grondslag m.b.t. parkeren (parkeren, parkeerschijfzones resp. gehandicaptenparkeerplaatsen). Een gemeentelijke parkeerverordening biedt, binnen dit wettelijke kader, de gemeenteraad de autonome bevoegdheid om regelgeving te formuleren voor het parkeren in gebieden waar het parkeren geregeld is via betaald parkeren en binnen vergunning- en parkeerschijfgebieden (blauwe zones).
Voor het college biedt de Parkeerverordening Etten-Leur 2016 uitvoeringsbevoegdheden binnen het door de gemeenteraad vastgestelde kader. Het aanwijzen van de plaatsen waar met een parkeervergunning kan/mag worden geparkeerd gebeurt op basis van deze verordening. Ook is in deze verordening geregeld wie voor een parkeervergunning in aanmerking komen en op welke plaats(en) en onder welke condities daarmee kan worden geparkeerd.
De Parkeerverordening Etten-Leur 2016 is aangepast aan de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van digitalisering. Hierbij geschiedt het aanvragen en wijzigen van de parkeervergunning via het digitale loket en worden parkeerrechten, verkregen via een digitale parkeervergunning of door betalen voor parkeren via een mobile device (mobiele telefoon, tablet etc.), opgeslagen in één centrale parkeerrechtendatabase, het Nationaal Parkeerregister (NPR). Ook de verstrekte gehandicaptenparkeerkaarten zijn in het NPR opgenomen. Deze manier van werken biedt zowel voordelen voor de gebruiker (thuis aanvragen en wijzigen), de gemeente (minder administratieve lasten) als de toezichthouder (eenvoudiger parkeercontrole).
Relatie met andere gemeentelijke verordeningen
In de Verordening Parkeerbelastingen wordt geregeld dat onder parkeerbelastingen worden begrepen zowel de belasting voor het parkeren van een voertuig (op een door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze) als voor parkeervergunningen. In de bijbehorende tarieventabel worden zowel de tarieven voor het betaald parkeren als die voor de diverse parkeervergunningen vermeld. De Verordening Parkeerbelastingen c.a. wordt jaarlijks geactualiseerd. Voor wat betreft het parkeren van kampeervoertuigen en aanhangwagens is aangesloten bij de Algemene Plaatselijke verordening (APV).
De opbouw van de Parkeerverordening Etten-Leur 2016 is als volgt:
Afdeling I behelst één artikel, waarin de definities en begripsomschrijvingen waarmee in het vervolg van de verordening wordt gewerkt alfabetisch worden opgesomd.
Afdeling II omvat het inhoudelijke deel van de verordening. Dit is verdeeld in 2 secties: de artikelen 2 tot en met 12 regelen de algemene zaken, in de artikelen 13 tot en met 22 worden de diverse soorten vergunningen nader uitgewerkt.
Afdeling III geeft de verbodsbepalingen, afdeling IV de strafbepalingen en administratieve sancties. Afdeling V tenslotte meldt de overgangs- en slotbepalingen.
Hierin wordt de wettelijke basis van de parkeerverordening aangegeven.
Op grond van artikel 149 Gemeentewet mogen gemeenten autonome verordeningen opstellen en op grond van artikel 2a Wegenverkeerswet 1994 behouden gemeenten hun autonome regelgevende bevoegdheid ten aanzien van het onderwerp waarin de Wegenverkeerswet voorziet. De regels mogen echter niet in strijd zijn met de bij of krachtens de Wegenverkeerswet vastgestelde regels en mogen ook niet worden vastgesteld als de verkeerstekens krachtens deze wet zich daar niet toe lenen.
AFDELING I. DEFINITIES EN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Artikel 1. Definities en begripsomschrijvingen
In dit artikel worden de in de parkeerverordening gehanteerde definities en begrippen omschreven. De meeste omschrijvingen spreken voor zich, een aantal vraagt om een nadere toelichting:
Eigenaar (onder f. en houder (onder g.)
De begrippen “eigenaar” en “houder” zijn gedefinieerd in het Burgerlijk Wetboek. In het kentekenregister van het RDW staat geregistreerd wie eigenaar is van het motorvoertuig met het geregistreerde kenteken.
Aangezien mensen meer dan vroeger gebruik maken van een motorvoertuig, waarvan het kenteken niet op zijn/haar naam staat geregistreerd, is limitatief een aantal situaties genoemd waarbij een houder van een motorvoertuig wordt gelijkgesteld met een kentekenhouder.
In artikel 23 is voor het parkeren van kampeervoertuigen aangesloten bij de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Om duidelijk te maken dat het zowel over voertuigen met als zonder eigen aandrijving gaat, zijn de meest voorkomende genoemd. In de Parkeerverordening is gekozen is voor de term “kampeervoertuig” omdat onder de term “kampeermiddel” ook tenten vallen. In eerdere versies van de Parkeerverordening was geen regeling opgenomen voor campers. Met de huidige regeling is dit ondervangen.
Ook wel belparkeren of GSM-parkeren genoemd, is een betaalsysteem waarbij geregistreerde automobilisten met behulp van een mobiele telefoon, tablet o.i.d. (een mobile device) via een sms-bericht, telefoontje of applicatie hun parkeertijd laten lopen bij aankomst en weer stopzetten bij vertrek. Het parkeergeld wordt meestal per maand afgerekend, per factuur of automatische incasso.
Motorvoertuig (onder m.) en voertuig (onder x.) In de Wegenverkeerswet 1994 is bepaald dat motorrijtuigen over een kenteken moeten beschikken. Het RVV 1990, waarin onder andere bepalingen over parkeren zijn opgenomen, gebruikt daarentegen de term “motorvoertuigen”. Aangezien de definities van beide begrippen goeddeels overeenkomen is ervoor gekozen om door de gehele Parkeerverordening het begrip “motorvoertuig” te hanteren.
Op grond van artikel 225 van de Gemeentewet kunnen parkeerbelastingen worden geheven voor het parkeren met voertuigen. In deze Parkeerverordening is hierbij aansluiting gezocht. Daar waar een artikel specifiek bedoeld is voor motorvoertuigen is aangesloten bij de definitie in het RVV 1990: “alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen”. Een brommobiel is in het RVV 1990 (artikel 1 onder ia) gedefinieerd als een bromfiets op meer dan twee wielen, die is voorzien van een carrosserie. Brommobielen vallen dus niet onder de definitie van motorvoertuigen. In artikel 2a van het RVV 1990 is echter bepaald dat de regels voor motorvoertuigen ook van toepassing zijn op brommobielen en de bestuurders en passagiers van brommobielen. Bestuurders van brommobielen moeten zich in het verkeer dus gedragen als een ‘gewone’ automobilist. Dit geldt ook voor het parkeren. Daarom is ervoor gekozen de Parkeerverordening ook van toepassing te verklaren op brommobielen.
Parkeerrecht (onder p.) en parkeerprovider (onder q.)
Met de komst van digitale manieren om parkeren op gereguleerde plaatsen (betaald parkeren, vergunninghoudersparkeren) te faciliteren is de overkoepelende term parkeerrecht geïntroduceerd, maar ook begrippen als parkeerprovider en parkeerrechtendatabase.
In de Parkeerverordening is aansluiting gezocht bij de definitie van het begrip parkeren in artikel 225 van de Gemeentewet en dus niet bij de definitie uit artikel 1 onder ac. Van het RVV 1990. Er is gekozen voor deze definitie, omdat het invoeren van betaald parkeren en vergunninghoudersparkeren ook gebaseerd is op artikel 225 van de Gemeentewet.
AFDELING II. PLAATSEN VOOR VERGUNNINGHOUDERS, VERGUNNINGEN EN VERGUNNINGBEWIJZEN
Artikel 2. Aanwijzen plaatsen en tijdstippen
Uit praktische overwegingen is de aanwijzingsbevoegdheid voor plaatsen, tijdstippen en aantal te verlenen vergunningen per gebied en per categorie neergelegd bij het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 3. Vergunningverlening
In artikel 3, leden 1. en 2. wordt door middel van basisvoorwaarden uiteengezet welke categorieën in aanmerking kunnen komen voor een parkeervergunning.
In artikel 3, lid 2. sub b. is verder tot uitdrukking gebracht dat een zakelijke parkeervergunning alleen kan worden verleend aan het bedrijf of instelling in wiens bedrijfsbelang de vergunning is aangevraagd. Aanvragen voor een zakelijke vergunning lopen via het bedrijf of de instelling ten behoeve waarvan het parkeren plaatsvindt. Dit biedt meer zicht op het aantal vergunningen dat per bedrijf is uitgegeven. Bovendien dient de werkgever het bedrijfs- of beroepsbelang bij een parkeervergunning aan te tonen (de noodzakeIijkheid). Hiervoor wordt verwezen naar de nadere regeling inzake het vaststellen van de noodzakelijkheid van een zakelijke parkeervergunning.
Uitvoering van het 4e lid van dit artikel gebeurt via uitvoeringsbesluiten.
Artikel 4. Beperkingen aan vergunningverlening
Het invoeren van parkeerregulering gebeurt in principe alleen in gebieden waar een redelijke mate van parkeerdruk aanwezig is. Op basis van de rechtssystematiek moeten voorschriften en beperkingen een relatie hebben met hetgeen in de wegenverkeerswetgeving onderwerp van regulering is.
Artikel 5. Weigeringsgronden vergunning
Op grond van het eerste lid van dit artikel kan in elk geval een vergunning worden geweigerd wanneer de aanvrager woont en werkt in en een gebouw of gebouwencomplex, waartoe parkeergelegenheid behoort in een omvang die strookt met ter zake geldende gemeentelijke richtlijnen. Dit artikellid is inmiddels herhaalde malen door de rechter getoetst en juridisch houdbaar bevonden. Dit artikellid kan van belang zijn wanneer nieuwe gebouwen worden opgericht in een straat die is gelegen in een vergunninghoudersgebied. Gebruikelijk is dat aan de aanvrager van de bouwvergunning de eis wordt gesteld dat deze zorg draagt voor de aanleg van een voldoende aantal parkeerplaatsen op eigen terrein. Dit kunnen ook inpandige parkeerplaatsen zijn. Het kan voorkomen dat de eigenaar/projectontwikkelaar deze parkeerplaatsen afzonderlijk te koop of te huur aanbiedt aan de toekomstige bewoners van een dergelijk complex. Voor deze parkeerplaatsen wordt nogal eens een (te) hoge vergoeding gevraagd, waardoor de bewoners afzien van huur of koop van de aangeboden parkeerplaats en vervolgens een parkeervergunning bij de gemeente aanvragen om op de openbare weg te mogen parkeren. Duidelijk is dat honorering van deze aanvragen tot een verdere verzwaring van de parkeerdruk leidt in het gebied waar deze druk al hoog is. Door vaststelling van dit artikel kunnen deze aanvragen met succes van de hand worden gewezen en wordt bereikt dat de nieuwe (gebouwde) parkeervoorziening optimaal wordt gebruikt.
Voorkomen dient te worden dat mensen die parkeergelegenheid, behorend bij hun woning/appartement, kunnen kopen, huren of in gebruik nemen, verzoeken om een parkeervergunning omdat deze een voor hen voordeliger financiële situatie oplevert.
In het tweede lid is expliciet geregeld dat voor kampeervoertuigen, i.c. campers in principe géén parkeervergunning wordt verleend, tenzij de aanvrager aantoont dat de camper wordt gebruikt voor de dagelijkse vervoersbewegingen en daarom gelijk kan worden gesteld aan een personenauto. Voor campers die vallen onder de definitie “groot voertuig”, zoals bedoeld in hoofdstuk 5 van de APV wordt de vergunning in principe altijd geweigerd.
Dit laat onverlet dat, conform de APV, campers, kampeerauto’s, caravans en kampeerwagens gedurende maximaal drie achtereenvolgende dagen geparkeerd mogen worden, bij voorbeeld om ze vakantie- of stallingsklaar te maken.
De formulering van dit artikel biedt burgemeester en wethouders de mogelijkheid in te spelen op nieuwe ontwikkelingen, in de technologie (zoals aanvragen via internet) of anderszins. Daarnaast geeft het het college de mogelijkheid om via het (analoge en/of digitale) aanvraagformulier te bepalen welke nadere gegevens (aanvullend op artikel 7) noodzakelijk worden geacht om een aanvraag voor een parkeervergunning te kunnen beoordelen. Aan dit artikel zal via een uitvoeringsbesluit invulling gegeven worden.
Artikel 7. Gegevens vergunning
Dit artikel formuleert de minimale aanvraageisen.
Artikel 8. Uitgiftebeleid en wachtlijst
Het bepalen van het maximaal aantal uit te geven vergunningen is nodig om te voorkomen dat er voor een bepaald gebied teveel parkeervergunningen worden uitgegeven. Hoewel een parkeervergunning geen absoluut recht geeft op een parkeerplaats in een aangewezen gebied, moet de vergunninghouder er wel op kunnen vertrouwen dat hij zijn auto doorgaans kwijt kan in dat gebied. Wanneer het maximaal aantal uit te geven parkeervergunningen is bereikt, weigert het college de parkeervergunning en plaatst de aanvrager op een wachtlijst.
Gelijktijdig met het vaststellen van deze verordening wordt het uitgiftebeleid opnieuw vastgesteld. In een door het college vastgesteld uitvoeringsbesluit wordt geregeld waar de vergunninghouders hun voertuig mogen parkeren. Uitgangspunt is dat de “eerste” auto meestentijds binnen 150 meter van het huisadres kan worden geparkeerd en tenminste binnen het toegewezen vergunninghoudersgebied. Met het oog op een eerlijke verdeling van de beschikbare parkeercapaciteit in bepaalde straten/gebieden met een hoge parkeerdruk zouden bewoners verplicht kunnen worden om de eventuele tweede en volgende auto in een aangrenzend vergunninghoudersgebied te parkeren waar de parkeerdruk minder hoog is.
Als aanvrager niet voor de straat/het gebied in aanmerking kan komen waar hij wenst te parkeren, kan hij/zij op een wachtlijst geplaatst worden voor die straat/dat gebied.
Dit staat los van het feit dat er wel een parkeervergunning voor een andere locatie kan worden verleend. Hierbij wordt wel rekening gehouden met de aanwezigheid van voldoende parkeerplaatsen en een lage parkeerdruk.
Artikel 9. Tijdelijke vergunning
Er kunnen zich situaties voordoen waarbij incidenteel, gedurende een korte tijd er de noodzaak is om een vergunning te verkrijgen terwijl men niet woonachtig is/ingeschreven staat in een vergunninghoudersgebied, bijv. bij verhuizing, ernstige ziekte of overlijden van een (alleenstaande) bewoner waarbij familie en kennissen (niet-professionele derden) korte tijd aanwezig zijn. Voor structurele afwijkingen dient teruggevallen te worden op hardheidsclausule, zoals geformuleerd in artikel 30., tweede lid.
Artikel 10. Intrekken, wijzigen of vervallen vergunning
Het college beoordeelt of een vergunning daadwerkelijk moet worden ingetrokken of gewijzigd, wanneer een van de opgesomde omstandigheden zich voordoet. De opsomming is limitatief. Dat wil zeggen dat om andere redenen de vergunning dan ook niet kan worden ingetrokken of gewijzigd.
Artikel 11. Overschrijven en wijzigen van de vergunning
De vergunning is strikt persoonlijk. De vergunninghouder mag hieraan niets wijzigen.
Artikel 12. Verplichtingen vergunninghouder
In dit artikel is aangegeven dat een vergunninghouder zijn voertuig alleen mag parkeren in een vergunninghoudersgebied als deze op een of andere wijze een geldig parkeerrecht heeft: danwel via een bewijs achter de voorruit (een parkeerticket of een parkeervergunningsbewijs), danwel via digitale weg (via aanmelden bij een parkeerprovider of een digitale parkeervergunning). Hierbij is geen fysiek bewijs in het voertuig aanwezig en wordt de geldigheid door de toezichthouder getoetst in het NPR.
Deze bepaling is mede opgenomen voor situaties waarin er sprake is van een gebied waarbinnen geen betaald parkeerregime geldt, maar waarbinnen alleen met een (al dan niet digitale) parkeervergunning kan worden geparkeerd. Er kan immers geen fiscale naheffingsaanslag worden opgelegd bij het zonder vergunning parkeren in een gebied met vergunninghoudersplaatsen. Er moet daarom in de parkeerverordening een strafbepaling worden opgenomen, die alleen voor strafrechtelijke handhaving via de “Wet Mulder” in aanmerking komt. Indien sprake is van een gecombineerd gebied voor betaald parkeren en vergunninghoudersparkeren kan wel een naheffingsaanslag worden opgelegd, wanneer iemand parkeert zonder parkeerrecht.
Artikel 13. Bewonersparkeervergunning
Dit artikel is een nadere uitwerking van artikel 3, lid 2. onder a.
Een bewoner moet aantonen dat hij/zij op het opgegeven adres in het vergunninghoudersgebied woonachtig is. Met het ingeschreven staan in het bevolkingsregister wordt dit aangetoond. Daarnaast moet een bewoner aantonen eigenaar of houder te zijn van het voertuig dat geparkeerd moet worden. De definitie van houder, en wie daarmee gelijkgesteld zijn, is geformuleerd in artikel 1. onder g.
Artikel 14. Geldigheidsduur bewonersparkeervergunning
Aangezien de omstandigheden veelal gedurende een reeks van jaren ongewijzigd kunnen blijven, het vervangen van de auto daargelaten, is gekozen voor een automatische verlenging van de vergunning.
Artikel 15. Zakelijke parkeervergunning
Dit artikel is een nadere uitwerking van artikel 3, lid 2 onder b.
In principe is bij de uitgifte van zakelijke parkeervergunningen de individuele beoordeling van ieder concreet geval uitgangspunt. Deze bepaling voegt echter voor de grotere bedrijven en instellingen een geobjectiveerde norm toe. Aan rechtspersonen met meer dan 10 medewerkers wordt vanaf de 11e medewerker maximaal 1 vergunning per 10 werknemers verleend. Elke vergunning moet noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering.
Tegelijkertijd met het vaststellen van deze verordening wordt een nadere regeling aangeboden die een invulling geeft van het begrip “noodzakelijkheid” in artikel 3 lid 2 sub b.
Geeft een niet-limitatieve opsomming van omstandigheden waarin geen zakeIijke parkeervergunning verleend hoeft te worden. Als redelijke loopafstand wordt hierbij een afstand gehanteerd van 200 meter. Hierbij is aangesloten bij de richtlijnen van het CROW.
Artikel 16. Geldigheidsduur zakelijke parkeervergunning
Aangezien de omstandigheden regelmatig kunnen wijzigen, is gekozen voor vergunningen die ieder jaar actief dienen te worden verlengd.
Artikel 17. Werknemersparkeervergunning
Hierin wordt een regeling gegeven voor het parkeren van werknemers die werkzaam zijn in vergunninghoudersgebieden. Het betreft hier het parkeren in het kader van woonwerkverkeer.
Als redelijke loopafstand wordt hierbij een afstand gehanteerd van 500 meter. Hierbij is aangesloten bij de richtlijnen van het CROW.
Artikel 18. Geldigheidsduur werknemersparkeervergunning
Aangezien de omstandigheden regelmatig kunnen wijzigen, is gekozen voor vergunningen die ieder jaar actief dienen te worden verlengd.
Artikel 19. Zorgparkeervergunning
De kernactiviteit van de beroepsgroepen en organisaties, die in aanmerking komen voor een zorgparkeervergunning dient plaats te vinden in het vergunninghoudersgebied en te liggen op het professionele vlak van:
· gezondheidszorg: huisartsgeneeskunde, geneesmiddelenvoorziening, fysiotherapie en verloskunde;
· thuiszorginstellingen: wijkverpleging, gezinszorg, kraamverzorging, huishoudelijke zorg,
alpha-hulp en maaltijdvoorziening;
·maatschappelijke dienstverlening: algemeen maatschappelijk werk, jeugdhulpverlening, jeugdgezondheidszorg en pastorale zorg.
Artikel 20. Geldigheidsduur zorgparkeervergunning
Aangezien de omstandigheden regelmatig kunnen wijzigen, is gekozen voor vergunningen die ieder jaar actief dienen te worden verlengd.
Artikel 21. Bezoekersparkeervergunning
Hierin wordt een regeling gegeven voor het parkeren van bezoekers van bewoners die woonachtig zijn in vergunninghoudersgebieden. De regeling geldt alleen voor bewonersbezoek met een sociaal en/of recreatief karakter. Daar waar het professioneel bezoek betreft zijn er andere vergunningtypen (zakelijke parkeervergunning, zorgparkeervergunning) van toepassing.
Artikel 22. Geldigheidsduur bezoekersparkeervergunning
De bezoekersparkeervergunning bestaat momenteel in de vorm van de parkeerschijf en de kraskaart voor eenmalig gebruik. De geldigheidsduur van beide vormen is verschillend.
Om snel in te kunnen spelen op veranderingen en maatwerk te kunnen leveren is ervoor gekozen dat het college hiervoor een nadere regeling treft.
AFDELING III VERBODSBEPALINGEN EN
AFDELING IV STRAFBEPALINGEN EN ADMINISTRATIEVE SANCTIES
De bepalingen in deze afdelingen zijn zodanig geformuleerd dat er een gemengd systeem van handhaving mogelijk is, zowel fiscaal als strafrechtelijk. De fiscale handhaving vindt plaats via de Verordening Parkeerbelastingen. Hierin wordt een naheffingtoeslag bepaald voor het zonder betalen parkeren in een gebied met parkeerapparatuurplaatsen.
Lid 4: Hierin is aangesloten bij de regeling in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Het college heeft als wegen alle wegen aangewezen binnen de vastgestelde bebouwde komgrenzen. Hieronder vallen alle aangewezen vergunninghoudersgebieden.
Lid 5: Er kan ontheffing worden verleend om bij incidentele werkzaamheden in het vergunningen- of parkeerapparatuurgebied te kunnen parkeren. Voor een dergeIijke ontheffing kunnen rechtspersonen en natuurlijke personen in aanmerking komen die gedurende een korte periode in het gebied werkzaam zijn. Zij kunnen tegen betaling van kosten, ontheffing krijgen van het parkeerregime voor het parkeren van bedrijfswagens, keet-, magazijn-, aanhangwagens of andere dergelijke voertuigen ten behoeve van incidentele werkzaamheden. De kosten voor een dergelijke ontheffing zijn opgenomen in de Verordening Parkeerbelastingen.
De inhoud van deze artikelen spreekt voor zich en behoeft dus geen toelichting.
Artikel 27. Diefstal, verlies of vermissing van vergunningsbewijs
Deze bepalingen zijn opgenomen om fraude met de papieren parkeervergunning tegen te gaan en minder lucratief te maken. Bij digitale vergunningen komen de hier genoemde problemen niet voor.
AFDELING V OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
De inhoud van de in deze afdeling opgenomen tekst spreekt voor zich en behoeft dus geen toelichting.