Organisatie | Waterschap Drents Overijsselse Delta |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Besluit van het Dagelijks Bestuur van de Waterschap Drents Overijsselse Delta houdende regels omtrent sectorale arbeidsvoorwaardenregelingen (Sectorale Arbeidsvoorwaardenregelingen Waterschapspersoneel (SAW) 2016 Deel III, Waterschap Drents Overijsselse Delta ) |
Citeertitel | Sectorale Arbeidsvoorwaardenregelingen Waterschapspersoneel (SAW) 2016 Deel III, Waterschap Drents Overijsselse Delta |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Onbekend.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-01-2016 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 05-01-2016 Elektronisch Waterschapsblad, 18-01-2016 | Onbekend. |
De SAW wijzigt regelmatig. Bij deze veranderingen wordt incidenteel afgesproken dat groepen ambtenaren het recht op “oude” afspraken houden. Dit overgangsrecht is gebundeld in dit deel 3 van de SAW.
Ieder overgangsrecht wordt ingeleid. Vervolgens is de oorspronkelijke tekst van het overgangsrecht uit de SAW letterlijk opgenomen. De originele datum van de tekst is vermeld. Waar nodig geven sociale partners gezamenlijk een toelichting op het overgangsrecht.
1 januari 2008 is een nieuwe wachtdienstregeling in de SAW opgenomen.
Daarbij is het volgende overgangsrecht afgesproken:
De ambtenaar die op 31 december 2007 in dienst was bij het waterschap en was aangewezen voor het verrichten van wachtdiensten had vóór 31 december 2007 een eenmalige keuze.
De ambtenaar kon kiezen voor de regeling van wachtdienst zoals deze luidt vanaf 1 januari 2008.
De ambtenaar kon kiezen voor de wachtdienstregeling van de artikelen 3.3.1 SAW, 3.3.2 SAW, 3.3.5 SAW en 3.3.6 SAW zoals deze luidden tot 31 december 2007, waarbij in artikel 3.3.6 lid 2 SAW de verwijzing naar artikel 3.3.4 SAW (afbouwregeling) gelezen dient te worden als een verwijzing naar de afbouwperiode naar het artikel in de SAW zoals deze luidt vanaf januari 2008.
In het overgangsrecht wordt verwezen naar artikel 3.3.4 SAW. Dit artikel regelt de afbouw. Door herindeling verandert het artikelnummer. 31 december 2013 is dit artikel 3.4.5 SAW.
De toeslag voor wachtdienst per uur bedraagt:
van het maximum van schaal 6 van de salarisschalen waterschapspersoneel;
In geval van extra gebondenheid zoals bedoeld in artikel 3.3.1 lid 2 worden de in dit artikel genoemde percentages met de helft verhoogd.
De verplichting tot het verrichten van wachtdiensten eindigt bij het bereiken van de leeftijd van 58 jaar.
Artikel 3.3.6 Leeftijdsgarantie
De ambtenaar die de leeftijd van 58 jaar heeft bereikt en gedurende ten minste tien voorafgaande jaren een maandelijkse wachtdienstvergoeding heeft genoten, behoudt deze vergoeding in de vorm van een toelage tot de beëindiging van zijn dienstverband. Deze toelage wordt berekend over de gemiddeld genoten maandelijkse wachtdiensttoelage over de laatste 24 maanden.
De ambtenaar die tijdens de in artikel 3.3.4 genoemde afbouwperiode de leeftijd van 58 jaar bereikt en gedurende ten minste tien voorafgaande jaren wachtdienst heeft verricht, behoudt de afbouwtoelage die hij, op het moment waarop hij de leeftijd van 58 jaar bereikt, geniet, tot de beëindiging van zijn dienstverband.
Deze regeling gaf de oudere ambtenaar de mogelijkheid om tegen voorwaarden gedurende de laatste jaren van zijn werkzame leven minder te gaan werken. In de regeling werden de bijdrage van de oudere medewerker voor de organisatie en de wenselijkheid om op een gezonde manier de (pre)pensioenleeftijd te bereiken gecombineerd.
De regeling is 1 oktober 2009 beëindigd. De regeling is als overgangsrecht gebleven voor medewerkers die op 30 september 2009 deelnamen aan de regeling.
Indien de ambtenaar kiest voor:
urenvermindering, heeft de ambtenaar van 55 jaar of ouder recht op 125 seniorenverlofuren per kalenderjaar. Voor de ambtenaar van 58 jaar en ouder wordt dit recht verhoogd tot maximaal 250 seniorenverlofuren per kalenderjaar. Voor de ambtenaar die de voor hem geldende spilleeftijd van de FPU heeft bereikt, wordt dit recht verder verhoogd tot maximaal 500 seniorenverlofuren per kalenderjaar. Onder de spilleeftijd wordt verstaan de spilleeftijden van de categorieën deelnemers zoals bepaald in het ‘Hoofdlijnenakkoord inzake aanpassing ABP-regelingen aan VPL-wetgeving’.
taakverlichting, stelt de werkgever in overleg met de ambtenaar vast hoeveel uren gemoeid zijn met de taken die niet meer uitgevoerd zullen worden. De ambtenaar blijft hetzelfde aantal uren werken. De ambtenaar van 55 jaar kan maximaal taken inleveren die corresponderen met 125 uren. Voor de ambtenaar van 58 jaar en ouder bedraagt dit 250 uren. De ambtenaar die de voor hem geldende spilleeftijd FPU heeft bereikt mag taken inleveren die maximaal corresponderen met 500 uur. Onder de spilleeftijd wordt verstaan de spilleeftijden van de categorieën deelnemers zoals bepaald in het ‘Hoofdlijnenakkoord inzake aanpassing ABP-regelingen aan VPL-wetgeving’.
De ambtenaar die gebruik wil maken van urenvermindering of taakverlichting dient hiertoe een verzoek in bij het dagelijks bestuur. Het verzoek wordt ingewilligd tenzij de belangen van de dienst zich hiertegen verzetten.
Artikel 4.5.5 Overige arbeidsvoorwaarden
Voor de grondslag van de berekening van ziektekosten–, pensioen– en VUT-fondspremie wordt de in artikel 4.5.4 genoemde inhouding buiten beschouwing gelaten.
De ambtenaar die deelneemt aan deze regeling kan deze deelname beëindigen – indien, voor zover en zodra de werkgever hiermee instemt.
Artikel 4.5.7 Deeltijdaanstelling
Voor de ambtenaar met een deeltijdaanstelling geldt het bepaalde in artikel 4.5.1 lid 2 naar rato van de individuele arbeidsduur.
De ambtenaar die gebruik maakt van de seniorenregeling, kan niet gelijktijdig gebruikmaken van de in artikel 12.2.1 geboden mogelijkheid om meer uren te gaan werken.
Deze regeling geldt tot 1 oktober 2009. Voor die datum zullen werkgevers en vakbonden in het kader van de bredere studie naar levensfasebewust personeelsbeleid, gezamenlijk onderzoeken welke maatregelen mogelijk zijn om medewerkers op een gezonde manier tot aan het pensioen werkzaam te laten zijn. Ook de mogelijkheid van een toekomstige op deze doelgroep toegesneden regeling, zonder hierbij het verboden onderscheid naar leeftijd te maken, wordt in deze studie betrokken. Hierbij worden ook de middelen die samenhangen met deze regeling betrokken.
Voorjaar 2015 heeft het LAWA extern juridisch advies gevraagd welke uitleg aan het begrip spilleeftijd in artikel 4.5.1 lid 2 b moet worden gegeven?
De volgende uitleg wordt vanaf 1 september 2015 toegepast:
De verhoging van het aantal uren taakverlichting/seniorenverlof naar 500 wordt toe gestaan aan medewerkers, die daarom verzoeken, geboren zijn voor of na 1950 en die op 30 september 2009 reeds deelnamen aan de seniorenverlofregeling en daarbij is de leeftijd waarop medewerkers geboren na 1950 gebruik kunnen maken van de verhoging naar 500 uren taakverlichting/seniorenverlof bepaalt op 63 jaar en 6 maanden.
Met de individuele prestatietoeslag willen sociale partners een landelijk eenduidige regeling invoeren, een systematiek waaraan rechten ontleend kunnen worden. Dit vervangt de tot dan toe decentraal overeen gekomen regelingen voor persoonlijke toelage.
Sociale partners wilden tevens de op dat moment bestaande mogelijk betere rechten handhaven en hadden de nadrukkelijke wens om niet te stapelen met goed functioneringsbeloningen. Dit is uitgewerkt in een keuze tussen het behouden van de persoonlijke toelage op basis van artikel 3.1.15 SAW (2010) of de op dat moment nieuwe individuele prestatietoeslag.
De ambtenaar die op basis van een regeling persoonlijke toelage op 1 januari 2011 een toelage gebaseerd op goed functioneren boven het maximum van de voor hem geldende salarisschaal ontving, kon eenmalig kiezen voor behoud van de regeling van het waterschap, c.q. deze persoonlijke toelage of de individuele prestatietoeslag. Heeft hij voor het gegarandeerd krijgen van de waterschapsregeling gekozen dan is hij daarmee uitgesloten van de prestatietoeslag.
De waterschapsregelingen in dit overgangsrecht zijn gebaseerd op de SAW.
De toekenning van een persoonlijke toelage was één van de mogelijkheden om bij de bezoldiging rekening te houden met de persoonlijke inbreng van de ambtenaar als aanvulling op het beginsel dat aard en niveau van de functie de salarisschaal van de ambtenaar bepalen. Als voorwaarde voor de toekenning van de toelage gold naast de eis van buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver, dat de ambtenaar het maximumsalaris van zijn schaal heeft bereikt.
Voortzetting aan de levensloopregeling waterschapspersoneel is vanaf 1 januari 2012 mogelijk voor de ambtenaar die op 31 december 2011 deelnemer aan de levensloopregeling is en een positief saldo van € 3.000,00 op de levenslooprekening en of polis heeft staan.
Voor deze medewerkers blijft de regeling gelden. Veranderende regelgeving van de overheid gaat boven de SAW. Nieuwe afspraken over levensloop worden automatisch voor de groep deelnemers van kracht.
SAW paragraaf 4.5 Levensloopregeling waterschap personeel (31 december 2011)
Artikel 4.5.1 Begripsbepalingen en –omschrijvingen
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
Indien in een of meer inmiddels beëindigde dienstbetrekkingen een levenslooptegoed is opgebouwd dient de ambtenaar een verklaring te overleggen van de levensloopinstelling waar dat tegoed is opgebouwd waarin wordt aangegeven hoeveel kalenderjaren de ambtenaar heeft gespaard, en tot welke bedragen in die jaren een voorziening in geld ten behoeve van levensloopverlof is uitgekeerd en wat de omvang van het levenslooptegoed op 1 januari van het lopende kalenderjaar is.
Artikel 4.5.5 Procedures inleg
Voor de toepassing van het eerste lid mag een salarisvermindering buiten beschouwing blijven, voor zover deze het gevolg is van het aanvaarden van een deeltijdfunctie of een lager gekwalificeerde functie in de periode die aanvangt tien jaar direct voorafgaand aan de pensioendatum mits de omvang van het dienstverband in geval van het aanvaarden van een deeltijdfunctie niet met meer dan 50% verminderd.
Artikel 4.5.6 Einde spaarperiode
De ambtenaar kan in het IKB de spaarperiode beëindigen uiterlijk met ingang van de dag van de eerst volgende salarisverwerking.
Een verzoek van de ambtenaar aan de werkgever om het levenslooptegoed dat is opgebouwd in een of meer inmiddels beëindigde dienstbetrekkingen buiten het waterschap geheel of gedeeltelijk over te boeken naar een op grond van deze regeling geopende levenslooprekening of afgesloten levensloopverzekering wordt gehonoreerd.
De ambtenaar dient een verzoek om verlof voor minder dan drie maanden tenminste drie maanden voor het beoogde tijdstip van ingang schriftelijk bij de werkgever in. Bij een verlof van drie maanden of langer moet de aanvraag tenminste zes maanden voor het beoogde tijdstip van ingang schriftelijk bij de werkgever worden ingediend.
Artikel 4.5.13 Zwangerschap- en bevallingsverlof
Voor de duur van het zwangerschap- en bevallingsverlof wordt het levensloopverlof opgeschort.
De pensioenopbouw tijdens de periode van levensloopverlof is gebaseerd op de afspraak die op centraal niveau met vakbonden in de Pensioenkamer is gemaakt en is vastgelegd in het Pensioenreglement: de pensioenopbouw stopt na 1 jaar levensloopverlof.
Voor deze pensioenopbouw geldt de gebruikelijke normale premieverdeling tussen werkgever en werknemer. Er zijn geen afwijkende of andere afspraken op sectoraal niveau gemaakt.
Met de komst van het IKB in 2012 kon de medewerker zelf de keuzes voor inleg in de levensloopregeling maken, zowel frequentie als hoogte inleg werd door de medewerker zelf in de keuzemodule van het IKB aangegeven. In het overgangsrecht kan de medewerker van zijn salaris storten naar de levenslooprekening.
Een uitvoerige toelichting is te vinden in de paragrafen 22.2 en 22.3 / 21.2 en 21.3 van het Handboek en de site van de Belastingdienst: www.belastingdienst.nl, met zoekterm “levensloop”.
5. Bovenwettelijke regeling bij werkloosheid
5. Bovenwettelijke regeling bij werkloosheid
In het cao akkoord 2014-2016 hebben Sociale partners een aantal afspraken over uitstroom en WW gemaakt. Vanaf 1 januari 2016 sluiten de waterschappen aan op wijzigende wet- en regelgeving. De aanvullende WW uitkering wordt geïntegreerd in hoofdstuk 5 en de nawettelijke WW vervalt. Daarvoor in de plaats komt de volledige financiering door de werkgever van het derde WW jaar. Voor medewerkers die op 31 december 2015 een WW uitkering hebben, blijft hoofdstuk 8 paragraaf 2 van kracht.
SAW paragraaf 8.2 Bovenwettelijke regeling bij werkloosheid (31 december 2015)
Artikel 8.2.1 Voorwaarden voor recht op aanvullende uitkering
Recht op een aanvullende uitkering heeft de ex ambtenaar die recht heeft op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet en is ontslagen op grond van:
Artikel 8.2.2 Hoogte van de aanvullende uitkering: berekeningsgrondslag
De berekeningsgrondslag voor de aanvullende uitkering is het dagloon op de dag voorafgaande aan het ontslag waarvan de ex ambtenaar recht op aanvullende uitkering wordt toegekend, voor zover dat betrekking heeft op het inkomen uit de functie waaraan het recht op aanvullende uitkering wordt ontleend.
Artikel 8.2.3 Hoogte van de aanvullende uitkering: indexering
De berekeningsgrondslag van de aanvullende uitkering wordt telkens aangepast aan de indexering van de WW.
Artikel 8.2.5 Beëindiging van het recht op uitkering
De bepalingen betreffende de gehele of gedeeltelijke beëindiging van het recht op uitkering vastgelegd in de Werkloosheidswet, zijn van toepassing op de aanvullende uitkering.
Artikel 8.2.6 Herleving van het recht op uitkering
De bepalingen betreffende de herleving van het recht op uitkering vastgelegd in de Werkloosheidswet zijn van toepassing op de aanvullende uitkering.
Artikel 8.2.7 Verlenging van het recht op uitkering
De bepalingen betreffende de verlenging van het recht op uitkering vastgelegd in de Werk-loosheidwet zijn van toepassing op de aanvullende uitkering.
Artikel 8.2.8 Verplichtingen en sancties
Indien een ex ambtenaar ontslagen wordt op grond van artikel 8.1.4 SAW, nadat hij heeft aangegeven voor dit ontslag in aanmerking te willen komen en de uitvoeringsinstelling als gevolg hiervan de uitkering krachtens de Werkloosheidswet als sanctie gedeeltelijk weigert, kent het dagelijks bestuur een aanvulling op de aanvullende uitkering toe zodanig dat de uitkering krachtens de Werkloosheidswet en de aanvullende uitkering samen een bedrag vormen dat overeenkomt met het bedrag waarop de ex ambtenaar recht zou hebben gehad indien hij niet te kennen zou hebben gegeven voor ontslag in aanmerking te willen komen.
Indien een ex ambtenaar ontslagen wordt op grond van artikel 8.1.4 SAW, nadat hij heeft aangegeven voor dit ontslag in aanmerking te willen komen en de uitvoeringsinstelling als gevolg hiervan de uitkering krachtens de Werkloosheidswet geheel weigert, kent het dagelijks bestuur een waterschaps–werkloosheidsuitkering toe, waarvan de hoogte en de duur overeenkomen met de uitkering krachtens de Werkloosheidswet waarop de ex ambtenaar recht zou hebben gehad indien hij niet te kennen zou hebben gegeven voor ontslag in aanmerking te willen komen. Deze waterschaps–werkloosheidsuitkering wordt, indien aan de voorwaarden van artikel 8.2.1 SAW wordt voldaan, aangevuld met een aanvullende uitkering. Op deze waterschaps–werkloosheidsuitkering zijn de bepalingen van de Werkloosheidswet van toepassing. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt de waterschaps–werkloosheidsuitkering gelijkgesteld aan een uitkering krachtens de Werkloosheidswet.
Artikel 8.2.10 Scholing aanvullende uitkering
De bepalingen met betrekking tot opleiding, scholing en onbeloonde activiteiten zoals beschreven in artikel 75 tot en met 78 van de Werkloosheidswet zijn van overeenkomstige toepassing op de aanvullende uitkering.
Artikel 8.2.11 Aanvulling op ziekengeld
De ex ambtenaar die wegens ziekte verhinderd is om arbeid te verrichten en dientengevolge een uitkering krachtens de Ziektewet ontvangt (ziekengeld), heeft, indien hij recht zou hebben op een aanvullende uitkering in de zin van artikel 8.2.1 SAW als hij niet ziek was geweest, recht op aanvulling van dat ziekengeld.
Artikel 8.2.13 Aansluitende uitkering: diensttijd
Onder diensttijd bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan de tijd doorgebracht in de functie waaruit ontslag is verleend, indien aan die tijd op grond van de Regeling beperking van het zijn van overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP (Stc. 1997, 164) het ambtenaarschap in de zin van even genoemde regeling niet is verbonden.
Artikel 8.2.16 Hoogte van de aansluitende uitkering: berekeningsgrondslag
Artikel 8.2.2 SAW is van overeenkomstige toepassing op de aansluitende uitkering.
Artikel 8.2.17 Hoogte van de aansluitende uitkering: indexering
Artikel 8.2.3 SAW is van overeenkomstige toepassing op de aansluitende uitkering.
Artikel 8.2.18 Hoogte van de uitkering: bedrag
De aansluitende uitkering bedraagt 70% van de berekeningsgrondslag.
Artikel 8.2.19 Beëindiging van het recht op aansluitende uitkering
Het in het eerste lid gestelde geldt niet in geval het recht op uitkering krachtens artikel 20, lid 1 onderdeel e van de Werkloosheidswet zou worden beëindigd wegens het verstrijken van de uitkeringsduur. In dat geval eindigt het recht op uitkering na het verstrijken van de uitkeringsduur van de aansluitende uitkering berekend overeenkomstig artikel 8.2.15 SAW.
Artikel 8.2.20 Nawerking Ziektewet
Indien op grond van artikel 46 van de Ziektewet na aanvang van de aansluitende uitkering recht ontstaat op een uitkering krachtens de Ziektewet, wordt deze uitkering krachtens de Ziektewet in mindering gebracht op de aansluitende uitkering.
Artikel 8.2.22 Pensioenpremie bij reorganisatieontslag
De ex ambtenaar die op grond van artikel 8.1.4 SAW (reorganisatie) is ontslagen, heeft recht op vergoeding van het werkgeversdeel van de pensioenpremie op basis van de doorsneepremie, voor de pensioenopbouw van 50% tot 100% bij het ABP, gedurende de WW-fase en aansluitende uitkering.
Artikel 20 en 35 van de Werkloosheidswet zijn van overeenkomstige toepassing op de aansluitende uitkering.
Artikel 8.2.25 Scholing aansluitende uitkering
De bepalingen met betrekking tot opleiding, scholing en onbeloonde activiteiten, vastgelegd in de Werkloosheidswet, zijn van toepassing op de aansluitende uitkering.
Artikel 8.2.26 Re-integratiepremie
De ex ambtenaar die tijdens de WW-fase of aansluitende uitkering een baan vindt ontvangt een re-integratiepremie van één maand uitkering.
De bovenwettelijke regeling als bedoeld in deze paragraaf wordt ook toegepast op de ex ambtenaar die in het buitenland woont en werkte in de sector waterschappen in Nederland. Hij heeft recht op een aanvullende uitkering, die de buitenlandse wettelijke werkloosheidsuitkering aanvult tot de in de SAW genoemde niveaus, en op een aansluitende uitkering na afloop van deze buitenlandse werkloosheidsuitkering.
Artikel 8.2.28 Overgangsregeling duur aansluitende uitkering
De ex ambtenaar die op het tijdstip van ontslag de leeftijd van 58,5 jaar of ouder heeft bereikt en een aaneengesloten diensttijd van tenminste twintig jaren heeft, heeft recht op een aansluitende uitkering tot de eerste dag van de kalendermaand volgend op die waarin hij de AOW gerechtigde leeftijd heeft bereikt.
Indien wettelijke wijzigingen leiden tot een neerwaartse wijziging in de hoogte en de duur van de uitkering zal in het LAWA worden overlegd over de wijze waarop deze wijziging invloed heeft op de bovenwettelijke aanspraken. Indien dit overleg zes maanden na publicatie in het Staatsblad van de wetswijziging niet tot overeenstemming heeft geleid zullen de wettelijke wijzigingen integraal gelden voor het wettelijke en bovenwettelijke deel van de uitkering.
6. Uitkering na overlijden ex ambtenaar
6. Uitkering na overlijden ex ambtenaar
In het cao akkoord 2014-2016 hebben Sociale partners een aantal afspraken over uitstroom en WW gemaakt. Vanaf 1 januari 2016 sluiten de waterschappen aan op wijzigende wet- en regelgeving. De basis voor berekeningen bij rechten op grond van artikel 3.6.7 komen daarmee te vervallen. In de nieuwe aanvullende WW afspraken kan ook dit artikel geïntegreerd worden. Tot die tijd geldt artikel 3.6.7 tekstversie 1 van 31 december 2013 SAW als overgangsrecht.
Artikel 3.6.7 Uitkering na overlijden ex ambtenaar
Zo spoedig mogelijk na overlijden van de ex ambtenaar bedoeld in artikel 6.2.7 SAW of6.2.8 SAW, wordt in aanvulling op artikel 35 Ziektewet een overlijdensuitkering toegekend, met dien verstande dat het bedrag van beide uitkeringen samen gelijk is aan 100% van het voor betrokkene geldende dagloon zoals gedefinieerd in artikel 8.3.2 SAW, berekend over een periode van 13 weken.
Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de ex ambtenaar bedoeld in artikel 8.3.1 SAW, wordt in aanvulling op artikel 35 of artikel 36, eerste lid, Ziektewet een overlijdensuitkering toegekend, met dien verstande dat het bedrag van beide uitkeringen samen gelijk is aan
100% van het voor betrokkene geldende dagloon, berekend over een periode van 13 weken.
Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de ex ambtenaar bedoeld in artikel 8.3.4 SAW die een aansluitende uitkering geniet, wordt in overeenkomstige toepassing van artikel 35 of artikel 36, eerste lid, Ziektewet een overlijdensuitkering toegekend, met dien verstande dat het bedrag van beide uitkeringen samen gelijk is aan 100% van het voor betrokkene geldende dagloon, berekend over een periode van 13 weken.
Op de uitkering als bedoeld in dit artikel wordt in mindering gebracht het bedrag van de uit- kering waarop de nabestaanden van de betrokkene bij diens overlijden aanspraak kunnen maken uit hoofde van een andere bepaling in een rechtspositieregeling van de waterschap-pen, dan wel krachtens enige wettelijk voorgeschreven verzekering tegen ziekte, arbeids- ongeschiktheid of onvrijwillige werkloosheid.
Hoofdstuk 7. Ketenbepaling Wet werk en zekerheid
Artikel 7. Ketenbepaling Wet werk en zekerheid
1 januari 2016 zijn de nieuwe ketenbepalingen uit de Wet werk- en zekerheid doorgevoerd in de SAW. Sociale partners willen lopende afspraken respecteren. Op tijdelijke aanstellingen die voor 31 december 2015 zijn ingegaan blijven de termijnen uit artikel 2.1.4 lid 2 van toepassing.