Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Pekela

Nadere Regels Jeugdhulp Pekela 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePekela
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere Regels Jeugdhulp Pekela 2015
CiteertitelNadere Regels Jeugdhulp gemeente Pekela 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening jeugdhulp gemeente Pekela 2015

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201901-05-2018Wijziging

20-03-2018

gmb-2018-279032

201425445
01-01-201501-01-2019Nieuwe regelgeving

23-12-2014

Elektronisch Gemeenteblad Gemeente Pekela, 31 december 2014, 53

201425445

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere Regels Jeugdhulp Pekela 2015

Burgemeester en wethouders van de gemeente Pekela;

 

gelet op de Verordening jeugdhulp gemeente Pekela 2015;

 

besluiten vast te stellen de Nadere Regels Jeugdhulp gemeente Pekela 2015

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze Nadere regels wordt verstaan onder:

    • a.

      Verordening: Verordening jeugdhulp gemeente Pekela 2015

    • b.

      gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 5;

    • c.

      melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

    • d.

      verslag: schriftelijke weergave van het onderzoek als bedoeld in artikel 4. Een ondertekend verslag kan door het college aangemerkt worden als een aanvraag van een voorziening.

    • e.

      pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet;

    • f.

      wet: Jeugdwet.

  • 2.

    Voor zover niet anders is bepaald worden begrippen in deze nadere regels gebruikt in dezelfde betekenis als in de Jeugdwet respectievelijk de verordening.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    De volgende overige voorzieningen zijn onder andere beschikbaar:

    • a.

      Versterken van de sociale context:

      • 1)

        Algemene (ook digitale) informatieverstrekking omtrent ontwikkelingsbehoeften jeugdigen en opvoedingsvragen opvoeders;

      • 2)

        Activiteiten ter versterking van de pedagogische civil society, zoals stimuleren en faciliteren van initiatieven vanuit de informele netwerken, steuncontacten tussen ouders en jongeren en intergenerationele contacten die een bijdrage leveren aan een gezonde en veilige opgroei- en opvoedomgeving, mogelijkheden voor ouders/opvoeders om elkaar te ontmoeten;

      • 3)

        Laagdrempelige opvoedondersteuningsactiviteiten;

      • 4)

        Maatjesprojecten, vrijwilligersinzet, zelforganisaties gericht op ondersteuning van opgroeien en opvoeden;

      • 5)

        Mantelzorgondersteuning voor kinderen en gezinnen.

    • b.

      Basisondersteuning:

      • 1)

        Bieden van informatie, advies en consultatie bij opgroei en opvoedvragen;

      • 2)

        Ondersteuning en lichte hulp voor jeugdigen en/of ouders, waaronder vormen van vrij toegankelijke hulp, gericht op het creëren van een stabiele opvoed- en opgroeisituatie;

      • 3)

        Ondersteuning en lichte hulp aansluitend bij de onderwijs/ opvangsetting, waarbij ondersteuning voor opvoeders en jeugdigen geboden wordt. Het betreft activiteiten die in een onderwijssetting plaatsvinden waarbij de nadruk ligt op zorg;

      • 4)

        Regulier casemanagement: het systematisch coördineren, afstemmen en volgen van de benodigde hulpverlening aan jeugdigen en/of gezinnen, waarbij meerdere hulpverleners betrokken zijn.

  • 2.

    De volgende individuele voorzieningen zijn onder andere beschikbaar:

    • a.

      Voorzieningen behorend bij flexibele ondersteuning, waaronder:

      • 1)

        Specifieke jeugdhulptrajecten gericht op jeugdige en/of gezinssysteem;

      • 2)

        Langdurige ‘leun en steun’ contacten;

      • 3)

        Dag- of weekendopvang, respijtzorg;

      • 4)

        Specifieke multidisciplinaire interventies gecoördineerd uitgevoerd door verschillende zorgaanbieders voor gezinnen met meervoudige problemen.

    • b.

      Intensieve ondersteuning:

      • 1)

        Intensieve en meer langdurige interventies gericht op behandeling, herstel en/of rehabilitatie;

      • 2)

        Intensieve dagbehandeling op maat;

      • 3)

        Inzet van (tijdelijke) vervangende opvoedsituatie, verblijf (op maat) van cliënten buiten de gewone leef/gezinssituatie;

      • 4)

        Inzet van spoedzorg en crisisopvang (bij acute onveiligheid en/of inzet van crisisplekken vanuit verblijfsfuncties;

      • 5)

        Gedwongen jeugdhulp en dwang en drangtrajecten;

      • 6)

        Specialistische diagnostiek.

Artikel 3. Melding hulpvraag

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4.

    Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 4. Vooronderzoek

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 5, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders geven in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.3. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 5. Gesprek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en/of de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een PGB, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 3.

    Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en kan hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken vragen.

  • 4.

    Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 6. Verslag

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 4.

  • 2.

    Binnen tien werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 7. Aanvraag

  • 1.

    Indien jeugdigen en ouders een aanvraag om een individuele voorziening in willen dienen doen ze dat schriftelijk bij het college.

  • 2.

    Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de jeugdige of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven.

Artikel 8. Voorwaarden, beoordeling en afweging toegang individuele voorziening

  • 1.

    Het college kent een individuele voorziening toe voor zover in het verslag zoals bedoeld in artikel 6 wordt vastgesteld dat de jeugdige:

    • a.

      op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • b.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening, of;

    • c.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening.

  • 2.
    • Het college kent eveneens een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Verordening is afgegeven.

Artikel 9. Onderdelen beschikking

  • 1.

    Bij het, na zorgtoewijzing, verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 2.

    Bij het, na zorgtoewijzing, verstrekken van een voorziening in de vorm van een PGB wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het PGB wordt aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB;

    • c.

      wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB.

Artikel 10. Tarieven persoonsgebonden budget

  • 1. Bij de vaststelling van de pgb tarieven wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele hulp en / of ondersteuning.
  • 2.

    Bij de tarieven voor (in)formele hulp worden de volgende vormen van hulp onderscheiden: begeleiding individueel, begeleiding groep, met en zonder vervoer, kortdurend verblijf en persoonlijke verzorging. De tarieven zijn vastgelegd in de bij deze nadere regels behorende bijlage 1.

  • 3.

    De tarieven voor 24-uurs toezicht in de nabijheid van de jeugdige zijn modulair samengesteld en opgebouwd uit de volgende onderdelen: toezicht, begeleiding, persoonlijke verzorging, verpleging en dagbesteding. Deze tarieven zijn vastgelegd in de bij deze nadere regels behorende bijlage 2.

  • 4.

    Indien de werkelijke kosten van de voorziening lager liggen dan de in deze Nadere regels genoemde maximale bedragen, worden de werkelijke kosten in de vorm van een pgb toegekend.

  • 5.

    De tarieven die zijn opgenomen in deze Nadere regels zijn de maximale tarieven die belanghebbende via het pgb mag declareren bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

  • 6.

    Gelet op het bepaalde in artikel 6 lid 4 onder b van de verordening zijn in bijlage 3 (lijst pgb) de kosten inzake diensten, activiteiten roerende zaken, woningaanpassingen e.d. opgesomd die niet of uitsluitend onder bepaalde voorwaarden uit het pgb betaald kunnen worden.

Artikel 12. Hardheidsclausule

In bijzonder gevallen kan ten gunste van de belanghebbende afgeweken worden van de bepalingen van dit besluit indien de toepassing van dit Besluit leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Slotbepalingen
  • 1.

    Deze Nadere Regels treden in werking op 1 januari 2015

  • 2.

    Deze Nadere Regels worden aangehaald als Nadere Regels Jeugdhulp gemeente Pekela 2015.

     

     

    Aldus vastgesteld op 23-12-2014,

    burgemeester en wethouders voornoemd,

     

    burgemeester

     

    secretaris

     

Toelichting bij Nadere Regels Jeugdhulp Pekela 2015

Artikel 1. Begripsbepalingen

In de begripsbepalingen zijn een aantal definities vastgelegd.

 

De definities van ‘gesprek’ en ‘melding’ zijn nodig omdat deze begrippen niet zijn gedefinieerd in de wet en het gebruik hier afwijkt van het normaal spraakgebruik.

 

De melding is het eerste contact van jeugdigen en ouders met het college om aan te geven dat zij behoefte hebben aan jeugdhulp. De melding (artikel 3) is iets anders dan de aanvraag om een individuele voorziening; dit laatste is geregeld in artikel 7.

 

Het gesprek is het mondeling contact bij het onderzoek naar de hulpvraag waarin het college - in de praktijk zal het college deze bevoegdheid mandateren aan deskundigen - met degene die jeugdhulp vraagt zijn gehele situatie bespreekt ten aanzien van de ondervonden problemen en de gevolgen daarvan en de gewenste resultaten van de te kiezen oplossingen.

 

De in lid 1 onder e respectievelijk f genoemde begrippen ‘algemeen gebruikelijke hulp’ en ‘informele hulp’ zijn vervallen. De verordening heeft in de begripsbepalingen opgenomen ‘gebruikelijke hulp’ en ‘informele hulp’ en lid 2 wordt verwezen naar o.a. deze begrippen in de verordening. De begrippen in sub e respectievelijk f worden vervangen door begrip ‘pgb’ (= persoonsgebonden budget) en ‘wet’ (= Jeugdwet).

 

In het tweede lid wordt expliciet vermeld dat indien niet anders is bepaald de definities van de Jeugdwet respectievelijk de verordening van toepassing zijn.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

Hieronder worden enkele vormen van jeugdhulp kort nader toegelicht.

 

Eerste lid, onder a: de versterking van de sociale context waarin gezinnen opvoeden en kinderen opgroeien.

 

Tweede lid, onder a:

 

onder 1) daaronder vallen bijvoorbeeld coachingstrajecten en vormen van e-hulp;

onder 3) daaronder vallen bijvoorbeeld trajecten zoals onder meer in zorgboerderijen geboden

worden;

onder 5) deze interventies worden uitgevoerd volgens het principe van Wrapped around care.

Tweede lid, onder b: intensieve ondersteuning bestaat uit een keten van specialistische poliklinische behandelactiviteiten, deeltijd- of dagbehandeling en of klinische opname en gedwongen jeugdhulp.

 

Tweede lid, onder b:

onder 3) hieronder vallen bijvoorbeeld pleegzorg, intramurale opvang, 24uurs opvang, pleegzorg in eigen netwerk, gesloten jeugdzorg, klinische opname en kinder- en jeugdpsychiatrie;

onder 5) hieronder vallen bijvoorbeeld Jeugdzorgplus en enkele vormen van hoog specialistische GGZ, inzet van zorgtrajecten gericht op het voorkomen van uithuisplaatsing en inzet van specifieke zorgtrajecten gericht op het voorkomen van terugval.

 

Het is mogelijk om verschillende voorzieningen genoemd in dit artikel met elkaar te combineren, zodat passende jeugdhulp ingezet kan worden.

Artikel 3. tot en met 7. Algemeen

Voor het verkrijgen van een individuele, niet overige voorziening, geldt de in artikel 3 tot en met 7 beschreven procedure. Bij het onderzoek ter beoordeling van een aangemelde hulpvraag zal, zoals beschreven in artikel 4, in een gesprek met de jeugdige en zijn ouders de gehele situatie worden bekeken en kan bijvoorbeeld alsnog worden verwezen naar een overige jeugdhulpvoorziening in plaats van, of naast, mogelijke toekenning van een individuele voorziening.

Artikel 3. Melding hulpvraag

Artikel 3, eerste lid: het college is verantwoordelijk voor de inzet van de noodzakelijke voorzieningen op het gebied van jeugdhulp. Het college is bevoegd om de toegang tot jeugdhulp te verlenen op grond van de wet. In de praktijk zal het college de beslissing over het inzetten van jeugdhulp niet zelf uitvoeren, maar mandateren aan deskundigen. Ook op andere plaatsen in deze Nadere regels, de verordening en in de wet waar staat “het college”, kan het college deze bevoegdheid mandateren naar ondergeschikten dan wel niet-ondergeschikten op grond van de algemene regels van de Awb. Artikel 3, vierde lid: de jeugdige of zijn ouders die een beroep willen doen op een overige voorziening kunnen hier direct naartoe zonder meldingsprocedure in de zin van artikel 3 van deze Nadere Regels.

 

Zoals in de algemene toelichting al is aangehaald hebben jeugdigen en ouders onder de Jeugdwet geen wettelijk recht op jeugdzorg en geen individuele aanspraken op jeugdzorg. Wel is er een voorzieningenplicht voor de gemeente en het daaruit voortvloeiende recht van jeugdigen en ouders op een zorgvuldige procedure. Deze nadere regels bevatten bepalingen die dit moeten waarborgen. Hiermee kan ten onrechte de schijn worden gewekt dat het telkens om een uitvoerig, onnodig bureaucratische proces gaat. Dit is echter geenszins de bedoeling. Zo kan het vooronderzoek (artikel 4), afhankelijk van de inhoud van de melding, meer of minder uitgebreid zijn. Er kan bovendien hiervan – en in bepaalde gevallen ook van het gesprek (artikel 5) – in overleg met de jeugdige of zijn ouders afgezien worden. Daartegenover staat dat, als dat nodig is, er ook sprake kan zijn van meerdere (opeenvolgende gesprekken). Als de jeugdige al bij de gemeente bekend is, zal een aantal gespreksonderwerpen niet meer uitgediept hoeven te worden. Komen een jeugdige of zijn ouders voor het eerst bij de gemeente, dan zal een gesprek nodig zijn om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn situatie te krijgen. Een vooronderzoek en gesprek zullen uiteindelijk vaak wel in enige vorm nodig zijn, omdat voor een zorgvuldig te nemen besluit het van belang is dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht. Ook andere bepalingen (schriftelijke verslaglegging (artikel 6) en schriftelijke indiening aanvraag (artikel 7) zijn opgenomen met het oog op een zorgvuldige procedure en in het belang van een zorgvuldige dossiervorming.

 

Artikel 4. Vooronderzoek

Deze bepaling is hier opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen en te zorgen dat jeugdigen en ouders goed worden geïnformeerd. Het eerste lid dient ter voorbereiding van het gesprek waarbij voor het onderzoek naar aanleiding van de melding relevante bekende gegevens in kaart worden gebracht, zodat cliënten niet worden belast met vragen over zaken die bij de gemeente al bekend zijn en een goede afstemming mogelijk is met eventuele andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen. De regels met betrekking tot de privacy van betrokkenen en gegevensuitwisseling die gelden op grond van de Jeugdwet en de Wet bescherming persoonsgegevens zijn hierop van overeenkomstige toepassing. Indien gegevens nodig zijn waartoe het college geen toegang heeft in verband met de privacyregels, kan het college de jeugdige of zijn ouders vragen om toestemming om deze op te vragen of in te zien. Het is alleen zinvol om toestemming te vragen voor die situaties waarin professionals van te voren weten dat zij het antwoord van de betrokkene (zowel positief als negatief) zullen accepteren en respecteren. Zo niet, dan wordt niet om ‘toestemming’ gevraagd. Deze situatie zal zich bijvoorbeeld voordoen indien de jeugdhulp nodig is teneinde ernstig nadeel voor de betrokkene te voorkomen. Daarvoor in de plaats komt dan het transparantiebeginsel: de burger wordt op de hoogte gesteld van het voornemen om gegevens over hem te delen, met wie en waarom. Het vooronderzoek kan afhankelijk van de inhoud van de melding meer of minder uitgebreid zijn en omvat ook de uitnodiging voor het gesprek.

 

Tweede lid: bij de vaststelling van de datum, het tijdstip en de locatie voor het gesprek kunnen dan ook al wat concrete vragen worden gesteld of aan de jeugdige of zijn ouders worden verzocht om nog een aantal stukken te overleggen. In het kader van de rechtmatigheid wordt in ieder geval de identiteit van de jeugdige of ouders vastgesteld aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Tevens kan worden beoordeeld of sprake is van een voorliggende voorziening en of het college op grond van artikel 1.2 van de wet al dan niet is gehouden om een voorziening op basis van deze wet te treffen.

 

In het derde lid is een bepaling opgenomen ter voorkoming van onnodige bureaucratie. Als de gemeente al een dossier heeft van de jeugdige of zijn ouders, en de jeugdige of zijn ouders geven (impliciet) toestemming om dit dossier te gebruiken, dan kan een vooronderzoek achterwege blijven. Een gesprek over de acute hulpvraag is dan in de regel nog wel nodig. Indien de hulpvraag ook al bekend is, en het bijvoorbeeld over een vervolgvraag gaat, dan kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders ook van het gesprek worden afgezien. Dit laatste is bepaald in artikel 5, vierde lid. Er kunnen zich ook situaties voordoen op grond waarvan professionals tot het inzicht komen dat er sprake is van een acute bedreiging van het de veiligheid en of welzijn van het kind of gezin. In dat geval moet er soms eerst gehandeld worden voordat er een gesprek kan plaats vinden.

Artikel 5. Gesprek

Voor een zorgvuldig te nemen besluit is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht. Daarbij is het van belang dat het onderzoek in samenspraak met de jeugdige en zijn ouders wordt verricht. Voor een zorgvuldig onderzoek is veelal persoonlijk contact nodig om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn ouders te krijgen. Het ligt daarom ook voor de hand dat tijdens een gesprek met de jeugdige en zijn ouders het een en ander wordt besproken. Of dit gesprek op een gemeentelocatie (wijkteam) plaatsvindt, op school, bij de jeugdige of zijn ouders thuis, of bij een andere deskundige zal afhankelijk van de concrete situatie worden besloten. Indien nodig voor het onderzoek, kan ook sprake zijn van meerdere (opeenvolgende) gesprekken.

 

In het gesprek zou duidelijk moeten worden hoe ook de meest complexe individuele voorzieningen kunnen worden getroffen. De wetgever omkleedt de procedure om te komen tot een individuele voorziening met allerlei waarborgen rond een deskundige beoordeling. Het kan zelfs gaan om diagnostiek om voor een psychiatrische behandeling in aanmerking te komen of voor een verblijf in 24-uursopvang. Dat zijn zwaarwegende beslissingen waaraan professioneel onderzoek en afweging ten grondslag liggen.

 

Een gesprek kan ook worden aangegaan zonder dat er sprake is van een aanvraag voor jeugdhulp. Professionals en medeopvoeders zijn ook verantwoordelijk voor de veiligheid en welzijn van het kind. Zorgen worden via de reguliere communicatie met ouders besproken. Wanneer ouders echter niet in staat of bereid zijn om daar goed op te reageren moet er in het belang van het kind toch hulp worden ingezet. In dat geval is er sprake van ongevraagde ondersteuning tot en met drang. Daarbij staat altijd wel de dialoog met de ouders centraal staat maar is het gesprek niet leidend. De jeugdhulp wordt namelijk op basis van een afweging van deskundigen door de casemanager ingezet.

 

In het eerste lid is opgenomen dat het gesprek zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden. Het hangt af van de situatie hoe snel dat kan of moet plaatsvinden.

 

In de onderdelen a tot en met i zijn de onderwerpen van het gesprek weergegeven. Het betreft uiteraard altijd maatwerk. Indien de jeugdige al bij de gemeente bekend is, zullen een aantal gespreksonderwerpen niet meer uitgediept hoeven te worden en zal bijvoorbeeld alleen kunnen worden gevraagd of er nog nieuwe ontwikkelingen zijn. Komen een jeugdige of zijn ouders voor het eerst bij de gemeente, dan zal het gesprek dienen om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn situatie te krijgen. In onderdeel c wordt de eigen kracht van jeugdigen en ouders voorop gesteld overeenkomstig het in de considerans van de wet en de verordening vermelde uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt. Een te verstrekken voorziening kan ook juist nodig zijn om de mate van probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouders en die van de naaste omgeving te versterken.

 

Ten aanzien van de afstemmingsplicht in onderdeel g valt te denken aan een voorziening die een jeugdige ontvangt op grond van de AWBZ of de Zvw en een voorziening op het gebied van passend onderwijs.

 

Het tweede lid dient ertoe ouders te informeren. Het college neemt niet de hoogte van de bijdrage in de kosten in de beschikking op. Dat loopt via het door het college daartoe aangewezen bestuursorgaan, evenals de mogelijkheid van bezwaar en beroep daartegen. In artikel 8.2.3 van de wet is bepaald dat de ouderbijdrage door ‘het bestuursorgaan dat (door Onze Ministers) met (de vaststelling en) de inning is belast’ wordt vastgesteld en ten behoeve van de gemeente wordt geïnd. De ouderbijdrage geldt op grond van Artikel 8.2.1 van de wet alleen in situaties van jeugdhulp buiten de thuissituatie. Zie ook artikel 5, derde lid van de Verordening.

 

Tijdens het gesprek wordt het transparantiebeginsel vervat in artikel 33 en 34 Wet bescherming persoonsgegevens gehanteerd. Het transparantiebeginsel houdt in dat iedereen het recht heeft om te weten wat er waar van hem vastligt en wat er tussen wie wordt uitgewisseld. Het college verstrekt die informatie aan betrokkene(n). Het college kan aan de jeugdige en/of zijn ouders toestemming vragen om persoonsgegevens te verwerken (waaronder het uitwisselen van persoonsgegevens), maar reserveert die mogelijkheid -zoals hierboven ook aangegeven- voor die situaties waarin het antwoord van de betrokkene(n) geaccepteerd en gerespecteerd wordt. Zo niet, dan wordt niet om toestemming gevraagd. Deze situatie zal zich bijvoorbeeld voordoen indien de jeugdhulp nodig is teneinde ernstig nadeel voor de betrokkene te voorkomen.

Artikel 6. Verslag

Deze bepaling is opgenomen in het belang van een zorgvuldige dossiervorming en een zorgvuldige procedure. De invulling van deze verslagplicht is vormvrij. Hierbij is een voorbeeld genomen aan de praktijk van de Wmo. In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel Wmo 2015 (Kamerstukken II 2013/14 33 841, nr.3) staat hierover dat het college een weergave van de uitkomsten van het onderzoek verstrekt om de cliënt in staat te stellen een aanvraag te doen voor een maatwerkvoorziening. Dat moet in beginsel schriftelijk. Een goede weergave maakt het voor de

gemeente inzichtelijk om een juiste beslissing te nemen te nemen op een aanvraag en draagt bij aan een inzichtelijke communicatie met de cliënt. Uiteraard zal de weergave van de uitkomsten van het onderzoek variëren met de uitkomsten van het onderzoek. Zo zal de weergave van het onderzoek bijvoorbeeld heel beperkt kunnen zijn als de cliënt van mening is goed geholpen te zijn en de uitkomst is dat geen aanvraag van een maatwerkvoorziening noodzakelijk is. Bij meer complexe onderzoeken zal uiteraard een uitgebreidere weergave noodzakelijk zijn. Desgewenst kan de gemeente de schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek ook gebruiken als een met de cliënt overeengekomen plan (arrangement) waarin de gemaakte afspraken en de verplichtingen die daaruit voortvloeien, zijn vastgelegd. Het is in dat geval passend dat het college en de cliënt dit plan ondertekenen.

 

Het later toevoegen van opmerkingen of het aanbrengen van wijzigingen of het herstellen van feitelijke onjuistheden is eveneens vormvrij (derde lid).

Artikel 7.  Aanvraag

Deze bepaling is een uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder a, van de wet, waarbij is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval regels stelt met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Een aanvraag is nodig om een verleningsbeschikking voor een individuele voorziening te verkrijgen.

 

In de Awb worden regels gegeven omtrent de aanvraag. Deze nadere regels wijken daarvan niet af. Op grond van artikel 4:1 van de Awb wordt een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen (hier het college), tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

 

Beslistermijnen Awb

In de verordening is geen termijn opgenomen om te beslissen op een aanvraag. De regeling in de Awb geldt onverkort. In artikel 4:13 van de Awb is bepaald dat een beschikking dient te worden gegeven binnen een redelijke termijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag. Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, dient het bestuursorgaan dit binnen deze termijn aan de aanvrager mede te delen en daarbij een redelijk termijn te noemen waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien (artikel 4:14, derde lid, van de Awb). Deze termijnen zijn maximumtermijnen. Indien nodig kan na een melding binnen enkele dagen een individuele voorziening worden verstrekt, in complexe situaties zal in de regel in het belang van een zorgvuldig onderzoek een langere termijn nodig zijn. Bijvoorbeeld, indien een langer durend diagnosetraject benodigd is, kan dit ook tot een wat langere afhandelingsduur van de aanvraag leiden.

 

Ter voorkoming van onnodige administratieve lasten is in het tweede lid de mogelijkheid opgenomen om een door de jeugdige of zijn ouders ondertekend verslag als aanvraag aan te merken.

 

Het uitgangspunt van de jeugdhulp is één gezin, één plan en één regisseur. De regisseur oftewel de casemanager zal in de regel een plan opstellen met het gezin en mogelijk medeopvoeders. Het plan is de basis voor de aanvraag of kan als een aanvraag worden aangemerkt. Het maakt het ook mogelijk om de wederkerigheid van de jeugdhulp te formuleren. Niet alleen de gemeente biedt een voorziening maar ook de ouders en of medeopvoeders gaan actief aan de slag. De actieve inzet van ouders kan voorwaardelijk zijn voor de ondersteuning vanuit de gemeente. De flexibele ondersteuning kan zonder beschikking worden ingezet. Voor de intensieve ondersteuning wordt een beschikking afgegeven. Omdat de toekenning van jeugdhulp wordt gemandateerd aan de casemanager zal in veel gevallen geen formele aanvraag worden ingediend en geen beschikking worden verstrekt. De toegekende jeugdhulp en het plan worden wel geregistreerd. De gemeenten schaffen hiervoor de benodigde instrumenten aan die door de professionals maar ook ouders kunnen worden gebruikt.

Alle aanvragen voor jeugdhulp worden ter afhandeling bij de casemanagers neergelegd. Wanneer een aanvrager het niet eens kan worden met een casemanager kan diegene en/of de ouders schriftelijk een aanvraag indienen. De casemanager zal deze moeten afhandelen conform de formele eisen van de Awb en een beschikking afgeven. Bij een afwijzing kan de aanvrager bezwaar maken en een voorlopige voorziening aanvragen conform de Awb.

Wanneer de veiligheid en welzijn van het kind er om vragen kan het nodig zijn dat de gemeente jeugdhulp inzet zonder dat er een aanvraag ligt. Naar het oordeel van professionals en deskundigen wordt dan een voorziening ingezet. Hierbij is sprake van drang. Dat wil zeggen dat er sprake is van een ernstige situatie en dat het accepteren van een voorziening kan voorkomen dat een gang naar het 

 gedwongen kader moet worden gemaakt. In dat geval is het voor de rechtsbescherming van de ouders van belang dat een beschikking wordt afgegeven.

Artikel 8. Toegang

De gemeente organiseert een jeugdhulp structuur gebaseerd op het Groninger Functioneel Model, zoals uitgelegd in de Toelichting op de Verordening Jeugdhulp. In dat model gaan we er van uit dat toegang naar jeugdhulp zo dicht mogelijk bij het kind en gezin wordt georganiseerd en geregisseerd onder de noemer casemanagement. Aan de casemanager wordt de bevoegdheid van het college gemandateerd om de noodzakelijke jeugdhulp in te zetten. Hiermee geven de gemeenten vorm aan het uitgangspunt één gezin, één plan, één regisseur. Uitgaande van dit model zal de casemanager ook gemandateerd worden om jeugdhulp in te zetten wanneer de toegang via de huisarts loopt. Met de huisartsen en de zorgaanbieders moeten over de uitvoering afspraken worden gemaakt. In de praktijk kunnen tussen de professionals onderling en of met de opvoeders verschillen van inzichten ontstaan over het plan en de in te zetten jeugdhulp. Daarom moeten binnen de afspraken de rollen en verantwoordelijkheden helder worden beschreven en duidelijke procesafspraken worden gemaakt.

Artikel 10. Tarieven persoonsgebonden budget

Leden 1 en 2:

De kaders waarbinnen de pgb’s worden vastgesteld zijn nu naar aanleiding van jurisprudentie opgenomen in de verordening. In de nadere regels worden de pgb’s met inachtneming van deze kaders vastgesteld.

Het formele tarief mag niet hoger zijn dan laagste tarief zorg in natura en de inwoner moet met het tarief de benodigde ondersteuning kunnen inkopen. Daarnaast zijn de diverse vormen van zorg onderscheiden te weten begeleiding individueel, begeleiding groep met en zonder vervoer, kortdurend verblijf en persoonlijke verzorging. Voor informele hulp geldt dat het tarief toereikend is te achten voor een niet opgeleid persoon.

(Zie voor de tarieven bijlage 1)

Lid 3:

Voor 24-uurs toezicht in de nabijheid van de jeugdige is het tarief modulair opgebouwd te weten: of met begeleiding en / of met persoonlijke verzorging en / of met verpleging en kan in afwijking van de overige tarieven een jaartarief betreffen. (zie bijlage 2)

Leden 4 en 5:

De werkelijke kosten van de voorziening kunnen lager zijn dan de vastgestelde pgb tarieven. In dat geval worden de werkelijke kosten in de vorm van een pgb toegekend. De pgb tarieven zijn de maximale bedragen die kunnen worden gedeclareerd bij de SVB.

Lid 6:

Bijlage 3 is een nadere invulling van artikel 6 lid 4 onder b van de Verordening.

Artikel 11 (hardheidsclausule) spreekt voor zich

 

Bijlagen
  • 1.

    Pgb tarieven jeugdhulp

     

  • 2.

    Pgb tarieven jeugdhulp 24-uurstoezicht (BW)

     

  • 3.

    Pgb lijst 2018

     

Bijlage 1 Pgb tarieven (formele hulp) begeleiding individueel, begeleiding groep zonder vervoer, persoonlijke verzorging

Indicatie (=zorgtoewijzingsbesluit)

Tarief- eenheid

 

Formele hulp

 

 

Tarief 2018

[Na differentiatie naar complexiteit (op omvang)]

Tarief per 1 januari 2019

Na indexering met 1,4%

Begeleiding individueel

 

 

 

 

aantal geïndiceerde uren tussen 1 en 1,9 uur p/wk.

uur

 

€ 30,85

31,28

aantal geïndiceerde uren tussen 2 en 3,9 uur p/wk.

uur

 

€ 31,26

31,70

aantal geïndiceerde uren tussen 4 en 6,9 uur p/wk.

uur

 

€ 31,66

32,10

aantal geïndiceerde uren tussen 7 en 9,9 uur p/wk.

uur

 

€ 32,06

32,51

aantal geïndiceerde uren tussen 10 en 12,9 uur p/wk.

uur

 

€ 32,47

33,16

aantal geïndiceerde uren tussen 13 en 15,9 uur p/wk.

uur

 

€ 32,87

33,33

aantal geïndiceerde uren tussen 16 en 19,9 uur p/wk.

uur

 

€ 33,27

33,74

aantal geïndiceerde uren tussen 20 en 24,9 uur p/wk.

uur

 

€ 33,68

34,15

 

 

 

 

 

Begeleiding groep zonder vervoer

 

 

 

 

aantal geïndiceerde dagdelen 1 p/wk.

dagdeel

 

€ 38,12

38,65

aantal geïndiceerde dagdelen 2 p/wk.

dagdeel

 

€ 38,56

39,10

aantal geïndiceerde dagdelen 3 p/wk.

dagdeel

 

€ 39,00

39,55

aantal geïndiceerde dagdelen 4 p/wk.

dagdeel

 

€ 39,44

40,00

aantal geïndiceerde dagdelen 5 p/wk.

dagdeel

 

€ 39,89

40,41

aantal geïndiceerde dagdelen 6 p/wk.

dagdeel

 

€ 40,33

40,89

aantal geïndiceerde dagdelen 7 p/wk.

dagdeel

 

€ 40,77

41,34

aantal geïndiceerde dagdelen 8 p/wk.

dagdeel

 

€ 41,22

41,80

aantal geïndiceerde dagdelen 9 p/wk.

dagdeel

 

€ 41,66

42,24

 

 

 

 

 

Persoonlijke verzorging

 

 

 

 

aantal geïndiceerde uren tussen 1 en 1,9 uur p/wk.

uur

 

€ 23,25

23,58

aantal geïndiceerde uren tussen 2 en 3,9 uur p/wk.

uur

 

€ 23,56

23,89

aantal geïndiceerde uren tussen 4 en 6,9 uur p/wk.

uur

 

€ 23,86

24,19

aantal geïndiceerde uren tussen 7 en 9,9 uur p/wk.

uur

 

€ 24,17

24,51

aantal geïndiceerde uren tussen 10 en 12,9 uur p/wk.

uur

 

€ 24,47

24,81

aantal geïndiceerde uren tussen 13 en 15,9 uur p/wk.

uur

 

€ 24,77

25,12

aantal geïndiceerde uren tussen 16 en 19,9 uur p/wk.

uur

 

€ 25,08

25,43

aantal geïndiceerde uren tussen 20 en 24,9 uur

p/wk.

uur

 

€ 25,38

25,47

PGB tarieven formele hulp: kortdurend verblijf

Zorgtoewijzingsbesluit

Tarief-eenheid

 

Formele hulp

 

 

Tarief 2018

( Alleen generieke korting, geen differentiatie naar complexiteit)

Tarief per 1 januari 2019

na indexering met 1,4%

Kortdurend verblijf

 

 

 

 

aantal geïndiceerde etmalen 1 p/wk.

etmaal

 

€ 90,89

92,16

aantal geïndiceerde etmalen 2 p/wk.

etmaal

 

€ 90,89

92,16

aantal geïndiceerde etmalen 3 p/wk.

etmaal

 

€ 90,89

92,16

PGB tarieven begeleiding groep met vervoer

 

Zorgtoewijzingsbesluit

Tarief eenheid-

 

Formele hulp

 

 

Tarief 2018

(Differentiatie alleen op complexiteit zorg, niet op vervoers-component)

Tarief per 1 januari 2019

na indexering met 1,4%

Begeleiding groep met vervoer

 

 

 

 

aantal geïndiceerde dagdelen 1 p/wk.

dagdeel

 

€ 43,45

44,06

aantal geïndiceerde dagdelen 2 p/wk.

dagdeel

 

€ 43,89

44,50

aantal geïndiceerde dagdelen 3 p/wk.

dagdeel

 

€ 44,33

44,95

aantal geïndiceerde dagdelen 4 p/wk.

dagdeel

 

€ 44,77

45,40

aantal geïndiceerde dagdelen 5 p/wk.

dagdeel

 

€ 45,22

45,85

aantal geïndiceerde dagdelen 6 p/wk.

dagdeel

 

€ 44,77

45,40

aantal geïndiceerde dagdelen 7 p/wk.

dagdeel

 

€ 44,58

45,20

aantal geïndiceerde dagdelen 8 p/wk.

dagdeel

 

€ 44,55

45,17

aantal geïndiceerde dagdelen 9 p/wk.

dagdeel

 

€ 44,62

45,24

PGB tarieven informele hulp

 

Functie

Tarief eenheid

Tarief 2018

Tarief 2019 na indexering met 1,4%

(Toelichting: dit tarief is gebaseerd op het PGB tarief 2014 voor particuliere huishoudelijke hulp)

Toelichting: dit tarief is gebaseerd op het PGB tarief 2014 voor particuliere huishoudelijke hulp

Begeleiding individueel

uur

€ 15,40

€ 15,62

Begeleiding groep zonder vervoer

dagdeel

€ 15,40

€ 15,62

Begeleiding groep met vervoer

dagdeel

€ 18,07

€ 18,32

Persoonlijke verzorging

uur

€ 15,40

€ 15,62

Kortdurend verblijf

etmaal

€ 23,10

€ 23,42

Bijlage 2 Pgb Jeugd 24 uurs toezicht (BW)

Tabel – Formele Pgb-tarieven BW (per jaar) uitgesplitst naar componenten

ZZP

Persoonlijke verzorging

Verpleging

Begeleiding individueel

Begeleiding groep

ZZP ophoging

Totaal

 Niet intensief excl. dagbesteding

€ 1.480

 

€ 16.660

 

€ 3.165

€ 21.306

 Niet intensief incl. dagbesteding

€ 1.480

 

€ 16.660

€ 6.672

€ 3.165

€ 27.978

 Laag intensief excl. dagbesteding

€ 3.916

€ 6.147

€ 17.289

 

€ 3.165

€ 30.517

 Laag intensief incl. dagbesteding

€ 3.916

€ 6.147

€ 17.289

€ 7.672

€ 3.165

€ 38.189

 Hoog intensief excl. dagbesteding

€ 7.296

€ 6.826

€ 20.226

 

€ 3.165

€ 37.513

 Hoog intensief incl. dagbesteding

€ 7.296

€ 6.826

€ 20.226

€ 8.111

€ 3.165

€ 45.624

 

- Toezichttarief op jaarbasis is vast bedrag ad € 3690,15

- Het informele uurtarief voor begeleiding/persoonlijke verzorging is 20,- per uur.

- Voor dagbesteding als ‘op plus’ in een informeel pakket geldt het tarief bij € 46,- per dagdeel. Dat kan alleen formeel besteed worden

Informeel tarief Pgb conform informeel tarief ‘beschermd wonen ‘

Bijlage 3 Pgb lijst Jeugdhulp 2018

  

INLEIDING

Deze lijst is een overzicht met onderwerpen waarbij staat of, en zo ja onder welke voorwaarden vanuit het Pgb Jeugdhulp vergoed kunnen worden.

Deze lijst is geen limitatieve opsomming. Komt een onderwerp niet op de lijst voor, dan zal in het individuele geval de situatie beoordeeld moeten worden.

Dienstverlening SVB

Het Servicecentrum PGB helpt u gratis met uw zorgovereenkomst en loonadministratie

www.svb.nl

Per Saldo

De belangenvereniging voor mensen met een persoonsgebonden budget helpt u bij al uw PGB vragen. www.pgb.nl.

Cliëntensysteem

In deze lijst wordt gesproken over cliëntsysteem, hiermee wordt bedoeld die personen waarmee de budgethouder een leefeenheid vormt en familieleden in de eerste en tweede graad, als ouder-kind, opa/oma, broer/zus van de budgethouder.

 LEGENDA

In kolom A is het onderwerp beschreven.

In kolom B zijn er de volgende mogelijkheden:

JA: dit betekent dat u deze kosten mag betalen uit uw pgb

NEE: dit betekent dat u deze kosten niet mag betalen uit uw pgb

JA MITS: u mag uitsluitend onder bepaalde voorwaarden kosten uit het pgb

bekostigen

NEE, TENZIJ: de kosten vallen niet onder het pgb, maar gedeeltelijk kunt u

bepaalde kosten wel bekostigen

 

In kolom C kunt u lezen of en zo ja welke voorwaarden er worden

gesteld.

In kolom D staan voorbeelden genoemd of leest u waar u meer informatie over dit onderwerp kunt vinden.

In kolom E worden eventuele voorliggende voorzieningen genoemd

 

Lijst Pgb Jeugd 2018

 

 

A

B

C

D

E

 

Omschrijving

Vergoeding uit Pgb

Ja / Nee

Voorwaarden

Extra informatie en/of voorbeelden

Voorliggende voorzieningen

1a

Bemiddelings-kosten

nee

 

 

 

1b

Kosten tussen-personen of belangen-behartigers

nee

 

 

 

1c

Administratiekosten

nee

1d

Kosten van advies / ondersteuning

nee

 

 

 

1

Beheer Pgb

Nee

 

 

 

2

Begeleiding bij regulier onderwijs

Nee, tenzij

Er toezicht tijdens onderwijs is geïndiceerd. In dit laatste geval is de begeleiding beperkt tot toezicht. Ten denken valt hierbij aan toezicht bij "vrije" of praktijklessen als schoolzwemmen, schoolgym of bij de omgang met andere kinderen bij spel.

De overige begeleiding is de verantwoordelijkheid van de school en kan niet uit een PGB betaald worden.

Onderwijs

3

Bemiddelings-

kosten

Nee

 

 

 

4

Beschermende kleding voor zorgverlener

Nee

 

 

 

5

Buitenschoolse of naschoolse opvang budgethouder met speciaal onderwijs

Ja, mits

Er begeleiding (WMO, Jeugdhulp) geboden wordt. Daarnaast heeft de budgethouder toezicht en begeleiding nodig.

 

 

6

Buitenschoolse of naschoolse opvang budgethouder met regulier onderwijs

Nee

 

 

Wk

7

Buitenschoolse of naschoolse opvang voor kind van budgethouder

Nee

 

 

Wk

8

Bewindvoerder en/of curator kosten

Nee

 

 

 

9

Blindegeleide-hond

nee

 

 

 

10

Brailletraining

nee

 

 

 

11

BTW

Nee, tenzij,

het BTW over vervoer betreft.

Belastingwetgeving

www.belastingdienst.nl

 

12

Buitenlandse zorgverleners

Ja, mits,

Aan de voorwaarden wordt voldaan die de overheid stelt aan buitenlandse werknemers

Meer informatie:

www.rijksoverheid.nl

 

13

Cadeau zorgverlener

Nee

 

 

 

14

Consumpties

Nee

 

 

Algemeen gebruikelijk

15

Cursus zorgverlener

Nee

 

 

 

16

Cursus budgethouder

Nee

 

 

 

17

Cursus ouders/verzor-gers

Ja, mits

De cursus een directe relatie heeft met de beperkingen van de budgethouders. Algemene cursussen als bijvoorbeeld coaching mogen niet.

In de regel duren cursussen niet langer dan 6 maanden.

 

18

Dertiende maand

Nee

 

 

 

 

Dieren, therapie met/begeleiding, begeleiding bij verzorging van dier wordt als middel gebruikt om doel te bereiken

Nee

 

Dieren zijn geen begeleiders en kunnen

geen begeleiding gericht op

zelfredzaamheid leveren.

Dit is geen limitatieve opsomming

Voorbeelden:

Dolfijntherapie

Therapiehonden

Paardentherapie

Equi therapie

Animal assisted therapie (AAT)

Begeleiding met paarden

 

19

Diversen

Nee

 

Post "diversen" opvoeren om uitgaven Pgb te verantwoorden is niet toegestaan

 

20

Doventolk

Nee

 

 

WMO

21

Ouderbijdrage CAK

Nee

 

 

 

22

Entreegelden budgethouder

Nee

 

 

 

23

Entreegelden zorgverlener bij begeleiding budgethouder

Nee, tenzij:

Het past binnen de Zorgtoewijzingsbesluit, de zorgverlener

geen deel uitmaakt van het cliëntsysteem van de budgethouder.

De zorgverlener declareert zijn kosten

achteraf bij de budgethouder. De

budgethouder moet aan kunnen

tonen dat het om zorgkosten van de

zorgverlener gaat.

 

 

24

Evaluatiege-sprek zorgverleners

Nee

 

Evaluatie is onderdeel van de te leveren ondersteuning en maakt daarmee onderdeel uit van de gewerkte uren van de zorgverlener.

 

25

Familiebezoek

Nee

 

 

 

26

Feestdagenuit-kering

Nee

 

 

 

27

Fitness medische fysiotherapie

Nee

 

 

 

28

Gesprekken instanties overnemen

Nee

 

 

 

29

Gratificatie / kerst gratificatie e.d. zorgverlener

Nee

 

 

 

30

Huishoudelijke hulp

nee

 

 

Is algemene voorziening

31

Huisvesting, b.v. huur, servicekosten, maaltijden

Nee

 

 

 

32

Huiswerkbege-leiding

Nee

 

Zie uitspraak BR7112 en CRvB 11/6077

Onderwijs

33

hulphonden

Nee

 

 

 

34

Hulpmiddelen zoals protheses, speciaal schoeisel

Nee

 

 

 

35

Hulpmiddelen zoals rolstoel, vervoersvoorziening

ja

Zorgtoewijzingsbe-sluit en opgenomen in vastgesteld zorgplan en beschikking

 

WMO

36

Invalidenparkeerplaats/kaart

nee

 

 

Wegenverkeerswetgeving

37

Kerstgratificatie

nee

 

 

 

38

Kerstpakket

Nee

 

 

 

39

Klusjes

nee

 

 

 

40

Leerlingenver-voer

Nee

 

 

Leerlingenvervoer via gemeente

41

Leermiddelen (aangepast)

Nee

 

 

Onderwijs

42

Lesgelden/con-tributie

Nee

 

Zie vrije tijdsbesteding

 

43

Loopbaanbege-leiding

Nee

 

 

 

44

Lotgenotencon-tact

Nee

 

 

 

45

Maaltijdvoorzie-ning

Nee

 

 

Algemeen gebruikelijk

46

Meditatieve ontwikkeling

Nee

 

 

 

47

Muziekles

nee

 

Zie vrije tijdsbesteding

 

48

Onderhoud woning

Nee

 

 

Algemeen gebruikelijk

49

Ontbindingsver-goeding vanwege beëindiging van zorgovereenkomst;

Ontbinding kantonrechter

Ja

 

SVB

 

50

Openbaar vervoer budgethouder

Nee

 

 

Algemeen gebruikelijk

51

Openbaar vervoer zorgverlener

Nee, tenzij:

het woon-werkverkeer of werk-

werkverkeer (waarbij de zorgverlener

reist om dezelfde budgethouder op

verschillende locaties zorg te

verlenen) betreft. Moet zijn

opgenomen in de zorgplan/ overeenkomst

 

 

52

Opvang budgethouder

Nee, tenzij:

Het toezicht en begeleiding betreft

 

 

53

Overheadkosten

Nee

 

 

 

54

Paardrijden

Nee

 

 

 

55

Parkeergeld

Nee

 

 

 

56

Pastorale hulpverlening

Nee

 

 

 

57

Patiëntenvere-niging bijdrage

Nee

 

 

 

58

Pedicure

Nee

 

 

 

59

Pensioenrege-lingen, advieskosten SVB

Ja, mits:

Er daadwerkelijk een pensioenregeling bij SVB is gesloten

SVB

 

60

Pensioenvoor-iening zorgverlener

Ja, mits:

Pensioenvoorziening zorgverlener Ja, mits

er een arbeidsovereen-komst is

afgesloten voor minimaal 4 dagen per week, of u met uw zorgverlener

"Opting-in" heeft afgesproken.

De SVB kan hierover nadere informatie geven.

 

61

Personal trainer

Nee

 

 

 

62

Plannen en structureren

Ja, mits

Zorgtoewijzingsbe-sluit en opgenomen in vastgesteld zorgplan en beschikking.

 

 

63

Plannen en structureren van huiswerk

Nee, tenzij

Het onderdeel uitmaakt van het plannen en structureren van de dag of week in zijn totaliteit.

 

 

64

Premie ziektekosten verzekering

Nee

 

 

 

65

Reiskosten budgethouder

Nee

 

 

 

66

Reiskosten zorgverlener

Nee, tenzij:

het woon-werkverkeer of werk-

werkverkeer (waarbij de zorgverlener

reist om dezelfde budgethouder op

verschillende locaties zorg te

verlenen) betreft. Moet zijn

opgenomen in de zorgplan/ overeenkomst.

 

 

67

Reistijd zorgverlener

Nee

 

 

 

68

Rouwverwerking

Nee

 

 

 

69

Schenking aan zorgverlener

Nee

 

 

 

70

Schilderen

Nee

 

Zie vrijetijdsbesteding

 

71

School

Nee, tenzij

Er een indicatie is voor PV/VP tijdens het onderwijs, of wanneer er toezicht tijdens onderwijs is geïndiceerd. In dit laatste geval is de begeleiding beperkt tot toezicht. Te denken valt hierbij aan toezicht bij "vrije" of praktijklessen als schoolzwemmen, schoolgym of bij de omgang met anderen kinderen bij spel.

De overige begeleiding is de verantwoordelijkheid van de school en kan niet uit een PGB betaald worden.

Onderwijs

72

Seksuele dienstverlening

Nee

 

 

 

73

Speelgoed/spel-len/boeken

Nee

 

 

 

74

Sport, begeleiding bij ven middels sport

Nee

 

 

 

75

Stage, begeleiding bij

Nee, tenzij

Het kinderen betreft die zo beperkt zijn dat er geen uitzicht is op een reguliere arbeidsplek en zij voor de rest van hun leven zijn aangewezen op een dagactiviteitencen-trum. Ter voorbereiding daarop nemen deze kinderen tijdens hun schoolperiode al deel aan een dagactiviteitencen-trum.

Wanneer er geen enkel uitzicht is op een reguliere arbeidsplek kunnen deze kosten verantwoord worden vanuit begeleiding groep/dagbesteding.

Onderwijs, Wis, WsW

76

Studiebegelei-ding

Nee

 

 

 

77

Thuiszorg

Nee

 

 

Zvw

78

Trainingen

Nee

 

 

 

79

Tuinonderhoud

Nee

 

 

Algemeen gebruikelijk/ algemene voorziening

80

Uitstapje budgethouder

Nee

 

 

Algemeen gebruikelijk

81

Uitstapje, begeleiding bij

Nee, tenzij

Het past binnen de Zorgtoewijzingsbe-sluit, de zorgverlener

geen deel uitmaakt van het cliëntsysteem van de budgethouder.

De zorgverlener declareert zijn kosten

achteraf bij de budgethouder. De

budgethouder moet aan kunnen

tonen dat het om zorgkosten van de

zorgverlener gaat

 

 

82

Uitstapjes school, begeleiding bij

Nee, tenzij

De activiteiten voldoen aan de algemene voorwaarden die worden gesteld aan de functie begeleidingen er geen voorliggende voorzieningen zijn. Er moet echter wel sprake zijn van toezicht. De uitstapjes zelf mogen niet uit het PGB betaald worden.

 

Onderwijs

83

Vakantie budgethouder

Nee

 

 

 

84

Verpleging

Nee

 

 

Zvw

85

Verslaglegging rapportage adm.handeling-en e.d.

Nee

 

 

 

86

Vervoer dagbesteding

Ja, mits

Zorgtoewijzingsbe-sluit en opgenomen in vastgesteld zorgplan en beschikking

 

 

87

Vrijetijdsbeste-ding

Nee

 

 

Algemeen gebruikelijk

88

Vrijetijds-

besteding, begeleiding bij

Nee, tenzij

Zorgtoewijzingsbe-sluit en opgenomen in vastgesteld zorgplan en beschikking

 

 

89

Vrijwilligers-vergoeding

Nee

 

 

 

90

Werving zorgverlener

Nee

 

 

 

91

Woningaanpas-sing

Ja, mits

Zorgtoewijzingsbe-sluit en opgenomen in vastgesteld zorgplan en beschikking

 

WMO

92

Zorgplan/werk-plan overeen- komsten opstellen

Nee

 

 

 

93

Zorgverleners uit het buitenland

Ja, mits

Aan de voorwaarden wordt voldaan die de overheid stelt aan buitenlandse werknemers.

Meer informatie:

www.rijksoverheid.nl

 

94

Zwembad entree budgethouder

Nee

 

 

 

95

Zwemles, instructie, zwemkaartje, zwemlesgeld

nee

 

 

Vrijetijdsbeste-ding: algemeen gebruikelijk