Organisatie | Stadskanaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen/paasvuren 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels Paasvuren |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervang de Notitie Ontheffingsbeleid verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-01-2016 | nieuwe regeling | 22-12-2015 Gemeenteblad, nr. 3842, 14-01-2016 | BW, 22-12-2015, nr. 3 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Stadskanaal;
overwegende dat het wenselijk is beleidsregels op te stellen met betrekking tot het verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen en paasvuren op grond van artikel 5.5.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Stadskanaal 2008;
gelet op de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht, artikel 5.5.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Stadskanaal 2008 en de artikelen 10.2 en 10.63 van Wet milieubeheer;
vast te stellen de Beleidsregels Verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen/paasvuren 2015.
Medio 2000 was het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer voornemens om een absoluut stookverbod op branden in de Wet milieubeheer (Wm) op te nemen, zonder ontheffingsmogelijkheid voor het college van burgemeester en wethouders. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten maakte zich echter hard voor een dergelijke ontheffingsmogelijkheid. De Tweede Kamer was het hiermee eens en drong er daarom bij amendement, bij de toenmalige minister, op aan om de mogelijkheid tot het verlenen van een ontheffing bij wet vast te stellen. Dit amendement leidde tot een aanpassing van het wetsvoorstel, waarin uitdrukkelijk een ontheffingsmogelijkheid voor het college werd opgenomen. Was dit niet gebeurd, dan was het niet meer mogelijk geweest om, onder andere, paasvuren op te richten. Als wij willen dat dit folkloristische gebeuren door moet kunnen gaan, moeten wij beleid vaststellen dat het mogelijk maakt om ontheffingen, voor het oprichten van paasvuren, te verlenen.
1.1. Milieuhygiënische effecten
Het verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen gebeurt niet onder ideale omstandigheden. Een onvolledige verbranding door een te lage temperatuur is het gevolg, waardoor er aanzienlijk meer schadelijke stoffen ontstaan. Het betreft NOx, SOx, CO, CO2, CH4, PAK's, kwik en roet. Ook blijven onverbrande resten achter op de bodem. De uitstoot van deze stoffen neemt met een factor 100 à 1.000 toe in vergelijking met een afvalverbrandingsinstallatie.
De milieuhygiënische effecten van eventuele meeverbrande verontreinigingen zijn niet te bepalen, want die is sterk afhankelijk van samenstelling van de verontreiniging. Ook hier geldt dat een onvolledige verbranding leidt tot een verhoogde uitstoot van schadelijke stoffen.
Al met al draagt het verbranden van (snoei)hout en afval bij aan milieuproblemen als verzuring (NOx, SOx), het broeikaseffect (CO, CO2, CH4), lokale milieuhygiënische gevaren als verspreiding van (sterk) kankerverwekkende stoffen (PAK's) en/of hindereffecten als prikkelende ogen, slijmvorming, hoofdpijn en misselijkheid. Ook is er nog een toxisch effect als kwik in de omgeving wordt verspreid.
Reden genoeg om een zéér terughoudend ontheffingenbeleid te hanteren.
Van oudsher branden met Pasen de paasvuren in Noord- en Oost-Nederland. Dit soort (meestal) openbare en sociale houtvuren maakt deel uit van het stelsel van "jaarvuren" in Europa. In heel Europa worden op hoogtijdagen in diverse seizoenen vuren gebrand, die naar het tijdstip van ontsteken hun naam kregen.
Paasvuren zijn in onze regio een echte traditie en hebben een cultureel, openbaar en sociaal karakter. Het is een levend erfgoed dat gekoesterd moet worden. Paasvuren dienen daarom anders behandeld te worden dan het "normaal" ontsteken van vuur.
De volgende procedure voor het verlenen van een ontheffing wordt toegepast:
De aanvraag om ontheffing kan alleen schriftelijk, via een daartoe vastgesteld formulier, bij de gemeente worden gedaan. Hierbij dient een tijdsperiode voor verbranden, de hoeveelheid te verbranden takken- of snoeihout en de locatie waar het vuur zal worden gestookt te worden aangegeven. Bovendien dient naam, adres, plaats van de aanvrager etc. te worden vermeld.
Artikel 5 Ontheffingsvoorschriften
Aan de ontheffing wordt een aantal eisen verbonden dat er toe leidt dat de nadelige milieuhygiënische effecten en veiligheidsrisico’s worden beperkt. Per situatie kunnen aanvullingen op de basis ontheffingsvoorschriften worden opgenomen. Per aanvraag/ontheffing zal een advies aan de Veiligheidsregio/Brandweer worden gevraagd. De daaruit voortvloeiende criteria en voorschriften worden verbonden aan de ontheffing.
Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel
Op dat tijdstip vervalt de Notitie "Ontheffingenbeleid verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen", in werking getreden op 8 juli 2004.