Agendapunt 8c.
Vergadering
d.d. 5 november 2015.
DE RAAD VAN DE GEMEENTE GILZE EN RIJEN;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 13 oktober
2015;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
b e s l u i t :
vast te stellen de "Verordening op de heffing en de invordering van
rioolheffing 2016"
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte
daarvan;
- b.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van
voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport
van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of
in onderhoud bij de gemeente;
- c.
verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het
waterbedrijf betrekking heeft;
- d.
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of
grondwater.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter
bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- 1.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en
bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk
afvalwater; en
- 2.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het
ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde
structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de
grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te
beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit
water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd,
verder te noemen: gebruikersdeel.
- 2.
Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:
- a.
degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan
niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk
recht gebruikt;
- b.
ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als
bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat
gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling
bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de
belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien
verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel
worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
- 1.
De belasting wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat
vanuit het perceel wordt afgevoerd.
- 2.
Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke
meters leidingwater en grondwater dat in het belastingjaar naar het
perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet
gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid
water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding
wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand
gerekend.
- 3.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die
pompinstallatie zijn voorzien van een:
- a.
watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan
worden afgelezen, of
- b.
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een
pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest
kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de
hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke
bepaling.
- 4.
Wanneer de watertoevoer in de loop van een verbruiksjaar aanvangt of
eindigt en indien de watertoevoer plaatsvindt via één centrale
watermeter ten behoeve van meerdere zelfstandige gebruikers, wordt
het aantal kubieke meters water op verbruiksjaarbasis
vastgesteld.
- 5.
Indien voor een eigendom op grond van voorgaande bepalingen geen
hoeveelheid afvalwater bepaald kan worden, wordt deze gesteld op het
gemiddelde van een vergelijkbaar eigendom binnen de gemeente voor
het betreffende belastingjaar.
Artikel 6 Belastingtarieven
Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt per belastingjaar
bij een hoeveelheid afvalwater van:
- a.
- b.
501 m3 en meer: € 66,24 voor elke hoeveelheid van 500 m3 of gedeelte
daarvan, vermeerderd met het verschuldigde onder a.
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
De rechten worden bij wege van aanslag geheven.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor
het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de
belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het
gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de
belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat
jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van
de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het
gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat
aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat
jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van
de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
- 4.
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de
belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander
eigendom in gebruik neemt.
Artikel 10 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de
eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die
in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee
maanden later.
- 2.
Indien de verschuldigde bedragen door middel van automatische
betalingsincasso van de bankrekening van de belastingschuldige kunnen
worden afgeschreven, geldt in afwijking van het eerste lid dat de
aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen waarvan de
eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de
maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van
de volgende termijnen een maand later.
- 3.
In afwijking van het tweede lid geldt ingeval het totaalbedrag van de
op één aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolrechten of andere
heffingen minder is dan € 100,00 of meer dan € 2.500,00 de betaalwijze
zoals in het eerste lid is geregeld van kracht is.
- 4.
Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van
de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde
beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van
overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd
met de vaststelling van de aanslag.
- 5.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande
leden gestelde termijnen.
Artikel 11 Nadere regels door het college
Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en
invordering van de rioolheffing.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De "Verordening rioolrechten 2015" van 6 november 2014 wordt ingetrokken
met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de
heffing. Zij blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich voor
die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die
van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.
- 4.
Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening rioolheffing
2016".