Agendapunt 8e.
Vergadering
d.d. 5 november 2015.
DE RAAD VAN DE GEMEENTE GILZE EN RIJEN;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 13 oktober
2015;
gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;
b e s l u i t :
vast te stellen de "Verordening op de heffing en de
invordering van hondenbelasting
2016"
Artikel 1 Belastbaar feit
Onder de naam 'hondenbelasting' wordt een directe belasting geheven ter zake
van het houden van een hond binnen de gemeente.
Artikel 2 Belastingplicht
- 1.
Belastingplichtig is de houder van een hond.
- 2.
Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een
hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.
- 3.
Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt
als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid,
onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen
lid van dat huishouden.
Artikel 3 Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven voor honden:
- a
die zijn opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en in hoofdzaak
als zodanig door een blind persoon worden gehouden;
- b.
die zijn opgeleid tot en dienen als gehandicaptenhond en in hoofdzaak
als zodanig door een gehandicapt persoon worden gehouden;
- c.
die worden gebruikt bij het leger;
- d.
die niet langer dan 90 dagen in het belastingjaar in de gemeente
verblijven.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.
Artikel 5 Belastingtarief
- 1.
De belasting bedraagt per belastingjaar:
- a
voor een eerste hond € 47,40;
- b.
voor een tweede hond € 94,80;
- c.
voor iedere hond boven het aantal van twee € 142,20.
- 2.
In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting
voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van
beheer op kynologisch gebied in Nederland, € 426,60 per kennel.
- 3.
Het tweede lid blijft buiten toepassing indien de belastingplichtige
schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar
het werkelijke aantal honden indien blijkt dat dit bedrag lager is dan
het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.
Artikel 6 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo
dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het
aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de
belasting, respectievelijk de hogere belasting voor het toegenomen
aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor
dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van
de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden,
nog volle kalendermaanden overblijven.
- 3.
Als de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel
het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat
aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat
jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de
belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden,
nog volle kalendermaanden overblijven.
- 4.
Bij een aanvraag voor ontheffing met terugwerkende kracht van meer dan
zes weken dienen schriftelijke bewijsstukken overlegd te worden waaruit
blijkt wanneer de belastingplicht is beëindigd.
Artikel 9 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de
eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die
in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee
maanden later.
- 2.
Indien de verschuldigde bedragen door middel van automatische
betalingsincasso van de bank- rekening van de belastingschuldige kunnen
worden afgeschreven, geldt in afwijking van het eerste lid dat de
aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen waarvan de
eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die
in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de
volgende termijnen een maand later.
- 3.
In afwijking van het tweede lid geldt dat, ingeval het totaalbedrag van
de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen hondenbelasting of andere
heffingen minder is dan € 100,00 of meer dan € 2.500,00, de betaalwijze
zoals in het eerste lid is geregeld van kracht is.
- 4.
Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van
de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde
beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van
overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd
met de vaststelling van de aanslag.
- 5.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande
leden gestelde termijnen.
Artikel 10 Nadere regels door het college
Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en
invordering van de hondenbelasting.
Artikel 11 Kwijtschelding
Bij de invordering van hondenbelasting wordt geen kwijtschelding
verleend.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De "Verordening hondenbelasting 2015" van 6 november 2014 wordt
ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang
van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de
belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die
van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.
- 4.
Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening hondenbelasting
2016".