Organisatie | Zuid-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Instellingsbesluit van de De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten, Zoeterwoude en gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland houdende regels omtrent de Omgevingsdienst West-Holland (Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst West-Holland) |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst West-Holland |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | Natuur en Milieu en Recht |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-04-2020 | 01-01-2020 | artikel 12, 19, 28 | 02-03-2020 | ||
22-06-2018 | 01-01-2016 | 17-04-2020 | Wijzing van de artikelen 11, 13 en 17 | 31-05-2018 | Onbekend |
25-12-2015 | 22-06-2018 | wijziging artikelen 1, 6, 23, 34, 38, 41, 47. Vervallen artikel 46 | 13-10-2015 | Onbekend |
Regeling Milieudienst West-Holland, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 27 december 2000 en als volgt gewijzigd:
1e Wijziging door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland goedgekeurd op 8 april 2003,
2e Wijziging bij raadsbesluit deelnemende gemeenten in werking op 1 oktober 2006,
3e Wijziging bij raadsbesluit deelnemende gemeenten in werking op 29 mei 2009
4e Wijziging bij raadsbesluit deelnemende gemeenten in werking op 1 januari 2011,
5e Wijziging bij raadsbesluit deelnemende gemeenten in werking op 1 januari 2012,
6e Wijziging bij raadsbesluit deelnemende gemeenten en provincie in werking op 1 januari 2012,
7e Wijziging bij raadsbesluit deelnemende gemeenten en provincie in werking op 1 november 2013,
8e Wijziging bij raadsbesluit deelnemende gemeenten en provincie in werking op 1 juni 2014,
9e Wijziging bij raadsbesluit deelnemende gemeenten en provincie in werking op 25 december 2015 (Staatscourant 2015, 48632),
10e Wijziging bij raadsbesluit deelnemende gemeenten en provincie in werking op 22 juni 2018 en werkt terug tot en met 1 januari 2016.
1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
2. Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen voor zover mogelijk in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester, onderscheidenlijk de omgevingsdienst, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
3. Waar in de regeling artikelen van de Provinciewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen voor zover mogelijk in die artikelen in de plaats van de provincie, provinciale staten, gedeputeerde staten en de commissaris van de Koning, onderscheidenlijk de omgevingsdienst, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
De regeling wordt getroffen ter ondersteuning van de belangen van de deelnemers op het gebied van omgeving en milieu, met name ter behartiging van het gemeentelijk belang van de beleidsontwikkeling op het gebied van omgeving en milieu, alsmede gericht op een efficiënte en doelmatige uitvoering van de gemeentelijke en provinciale taken en bevoegdheden als bedoeld in artikel 6, eerste lid.
1. Aan het bestuur van de omgevingsdienst komen, onverminderd het bepaalde in artikel 25, ter behartiging van de belangen waarvoor de regeling is getroffen, de volgende taken en bevoegdheden toe:
a. het verrichten van adviserende, ondersteunende en voorbereidende werkzaamheden op het gebied van het omgevingsrecht en de uitvoering van programma’s en projecten op het gebied van de omgeving;
b. het namens de colleges van burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester van de deelnemende gemeenten en voor zover daartoe mandaat is verleend, uitvoeren van de bij of krachtens de navolgende wetten toebedeelde taken en bevoegdheden:
-Wet inzake de luchtverontreiniging;
-Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
-Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
c. het namens de colleges van burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester van de deelnemende gemeenten tevens uitvoeren van taken op grond van andere wet- en regelgeving dan genoemd in het eerste lid, onder b, voor zover daartoe mandaat is verleend.
d. de taken en bevoegdheden zoals bedoeld in onderdeel a, b en c worden uitgevoerd met inachtneming van het door de betreffende gemeente dan wel het algemeen bestuur van de omgevingsdienst vastgestelde beleid.
e. het namens gedeputeerde staten en voor zover daartoe mandaat is verleend uitvoeren van de volgende taken en bevoegdheden, met inachtneming van het door de provincie vastgestelde beleid:
10 de taken en bevoegdheden als bedoeld in het eerste lid, onder b, voor zover gedeputeerde staten het bevoegd gezag zijn;
20 taken op grond van andere wet- en regelgeving dan onder b genoemd.
2. Voor zover bij de mandaatverlening niet anders is bepaald kan ten aanzien van de aan de directeur van de omgevingsdienst in mandaat toekomende taken en bevoegdheden ondermandaat worden verleend.
3. Indien ten gevolge van wijziging van wettelijke regelingen ter bescherming van de omgeving en het milieu, de uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in eerste lid gaan strekken ter uitvoering van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij ten tijde van het in werking treden van deze regeling strekten, dan wel indien in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door hun wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de taken die in de genoemde artikelleden aan de directeur van de omgevingsdienst zijn opgedragen.
1. De omgevingsdienst is bevoegd tot het verrichten van diensten, voor zover deze vallen binnen het kader van de in artikel 5 vermelde belangen, voor andere dan de deelnemende gemeenten en/of derden, met een publiekrechtelijke taak en/of bevoegdheid.
2. Een besluit tot dienstverlening als bedoeld in het eerste lid wordt genomen door het dagelijks bestuur en vermeldt de wijze van kostenverrekening en de overige voorwaarden.
1. Het provinciebestuur dan wel de besturen van de deelnemende gemeenten stellen, voor zover de omgevingsdienst daarin een bijdrage kan leveren of daarin een taak heeft, onderwerpen die een relatie hebben met het milieubeleid bij de omgevingsdienst voor overleg of advies, aan de orde.
2. De omgevingsdienst kan ongevraagd zijn zienswijze kenbaar maken aan het gemeentebestuur of provinciebestuur omtrent onderwerpen die behoren tot de taakstelling van de omgevingsdienst.
Hoofdstuk 4 Het algemeen bestuur
1. Het algemeen bestuur bestaat uit twee leden per deelnemende gemeente, die door de raad van de gemeente uit haar midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders worden aangewezen, alsmede uit twee leden, die door gedeputeerde staten uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, worden aangewezen.
2. De raden van de deelnemende gemeenten en gedeputeerde staten kunnen plaatsvervangende leden aanwijzen, die een lid bij verhindering of ontstentenis vervangt.
3. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop de zittingperiode van de raad of gedeputeerde staten afloopt of zodra men ophoudt lid of voorzitter te zijn van de raad of gedeputeerde staten uit wiens midden men is aangewezen, dan wel ophoudt wethouder van de betreffende deelnemende gemeente te zijn.
4. De raad van een deelnemende gemeente en gedeputeerde staten wijzen in de eerste vergadering van de nieuwe zittingsperiode de leden en plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur aan, dan wel bij tussentijdse vervanging van een lid of plaatsvervangend lid in de eerste vergadering nadat het lid zijn lidmaatschap uit eigener beweging heeft, of van rechtswege is, beëindigd.
1. Het aantal stemmen van een deelnemer is gerelateerd aan de in de begroting van de omgevingsdienst voor het betreffende kalenderjaar opgenomen bijdrage van de deelnemer.
2. Het aantal stemmen van de provincie is niet hoger dan de deelnemende gemeente met de meeste stemmen.
3. Het aantal stemmen per deelnemer wordt jaarlijks door het dagelijks bestuur op de eerste vergadering van het jaar vastgesteld aan de hand van de voor dat jaar vastgestelde begroting van de omgevingsdienst. Het aantal stemmen wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde even getal.
4. Het aantal stemmen per lid in het algemeen bestuur wordt berekend door het aantal stemmen per deelnemer te delen door twee. Indien slechts één lid van een deelnemer aan de stemming deelneemt, blijft het afwezige lid seperaat stemmingsgerechtigd en kan door middel van een volmacht (in de zin van artikel 3:60 jo 3:62 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek) aan het wél aanwezige lid, zijn stem uitgebracht worden. Het aantal stemmen dat het afwezige lid vertegenwoordigt in het algemeen besuur blijft in dat geval in stand.
5. Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.
6. Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van het aantal uitgebrachte stemmen.
7. Indien gedurende het jaar sprake is van toetredende deelnemers, wordt in afwijking van het derde lid, tussentijds de stemverhouding vastgesteld met inachtneming van de in dit artikel vastgestelde methodiek.
1. Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.
2. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks ten minste tweemaal en voorts zo dikwijls als het daartoe beslist, alsmede als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig acht, dan wel ten minste een vijfde van het aantal leden dit, onder opgaaf van redenen, schriftelijk verzoekt.
3. De voorzitter roept de leden schriftelijk op tot de vergadering onder gelijktijdige openbare kennisgeving van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 15 bedoelde stukken worden gelijktijdig met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.
4. De vergadering wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden vertegenwoordigd is.
5. Indien de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.
6. Op de vergadering bedoeld in het vijfde lid is het vierde lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de in het vierde lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende deelnemers vertegenwoordigd is.
7. Voor zover daarvan in deze regeling niet is afgeweken, zijn de artikelen 22, 26, 28, 31 en 32 van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur.
1. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.
2. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig acht.
3. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.
Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het dagelijks bestuur en de voorzitter en door een commissie als bedoeld in de artikel 23, ieder ten aanzien van stukken die zij aan het algemeen bestuur of aan de leden van het algemeen bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.
De krachtens het tweede lid aan leden van het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door het algemeen bestuur in zijn eerstvolgende vergadering, die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden, tezamen vertegenwoordigend meer dan de helft van het aantal stemmen, is bezocht, wordt bekrachtigd.
De krachtens het tweede lid aan leden van het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding wordt door hen in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het onderwerp waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan het algemeen bestuur is voorgelegd, totdat het algemeen bestuur haar opheft. Het algemeen bestuur kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting nemende leden, tezamen vertegenwoordigend meer dan de helft van het aantal stemmen, is bezocht.
Hoofdstuk 5 Het dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur bestaat uit vijf leden inclusief de voorzitter. De leden worden door en uit het algemeen bestuur gekozen met dien verstande dat de aan te wijzen leden deel uitmaken van gedeputeerde staten of van een college van burgemeester en wethouders en de leden van het dagelijks bestuur niet de meerderheid in stemmen uitmaken van het algemeen bestuur.
Paragraaf 3 Taken en bevoegdheden
Het dagelijks bestuur is in elk geval bevoegd:
te besluiten namens de omgevingsdienst, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratieve beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;
Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop het algemeen bestuur tot het ontslag heeft besloten.
1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter dit nodig oordeelt of ten minste twee andere leden van het dagelijks bestuur zulks, schriftelijk, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, verzoeken.
2. De artikelen 56 tot en met 59 van de Provinciewet zijn van overeenkomstige toepassing.
De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan. De artikelen 32a en 59a van de Provinciewet zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat in plaats komen van griffier en secretaris in die artikelen, de secretaris van de omgevingsdienst.
De voorzitter vertegenwoordigt de omgevingsdienst in en buiten rechte. Indien de gemeente of de provincie van waaruit de voorzitter afkomstig is partij is in een geding waarbij de omgevingsdienst betrokken is, oefent een ander door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van dat bestuur deze bevoegdheid uit.
1. Het algemeen bestuur is bevoegd commissies in te stellen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 24 en 25 van de wet.
2. De Regionale Commissie Bezwaarschriften van de gemeenten Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest, Zoeterwoude en Servicepunt71 is bevoegd tot het adviseren van deelnemende gemeenten inzake ingediende bezwaarschriften tegen door de omgevingsdienst krachtens mandaat genomen besluiten.
Waar in de in het tweede lid bedoelde regelingen wordt gesproken van ‘gemeenteraad, burgemeester en wethouders, burgemeester en hoofd van dienst’ wordt voor de toepassing in het kader van deze gemeenschappelijke regeling respectievelijk gelezen: algemeen bestuur, dagelijks bestuur, voorzitter en directeur.
Hoofdstuk 12 Financiële bepalingen
De overige uit deze regeling voortvloeiende gezamenlijke inkomsten en uitgaven worden met de deelnemers verrekend naar evenredigheid van de bijdrage per deelnemer als bedoeld in artikel 31, eerste lid. De verrekening wordt door het dagelijks bestuur op de eerste vergadering van het jaar vastgesteld aan de hand van de voor dat jaar vastgestelde begroting en rekening van de omgevingsdienst met de peildatum 1 januari van het voorgaande jaar.
De deelnemers zullen er steeds zorg voor dragen dat de omgevingsdienst te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.
Indien aan het algemeen bestuur van de omgevingsdienst blijkt dat de provincie weigert de verplichte uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 198 en 199 van de Provinciewet.
Het totaal van de begroting vormt het autorisatieniveau voor begrotingswijzigingen. Indien noodzakelijk vinden begrotingswijzigingen plaats bij de eerste bestuursrapportage (hierna te noemen: “BURAP”) en/of de tweede BURAP. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerp begrotingswijzigingen acht weken voordat deze aan het algemeen bestuur worden aangeboden voor zienswijze toe aan de raden van de gemeenten en aan provinciale staten. Het dagelijks bestuur hoeft dit niet te doen als:
Het dagelijks bestuur biedt daartoe jaarlijks, zo spoedig mogelijk na beëindiging van elk dienstjaar, de rekening van inkomsten en uitgaven aan het algemeen bestuur aan. De directeur doet de rekening van inkomsten en uitgaven aan het dagelijks bestuur toekomen. De aanbieding aan het algemeen bestuur gaat vergezeld van een verantwoording en van een verslag van een onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening.
Het dagelijks bestuur draagt elk jaar vóór 15 juli zorg voor de samenstelling van een verslag met betrekking tot de door de omgevingsdienst over het afgelopen jaar verrichte werkzaamheden. Het algemeen bestuur stelt het verslag vast en draagt zorg voor de toezending aan de gemeenten en de provincie.
1.Het dagelijks bestuur van de omgevingsdienst draagt zorg voor het in goede, geordende en toegankelijke staat onderbrengen en bewaren van de archiefbescheiden volgens een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling, alsmede draagt het zorg voor de vernietiging van daarvoor in aanmerking komende archiefbescheiden.
2. De directeur is belast met de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden.
3. De kosten verbonden aan de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde zorg komen ten laste van de omgevingsdienst.
4. Voor de bewaring van de op grond van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wordt door het dagelijks bestuur gebruik gemaakt van de archiefbewaarplaats van de gemeente Leiden.
Hoofdstuk 14 Geschillenregeling
De geschillencommissie bestaat uit drie leden en is samengesteld uit:
-de voorzitter van de Regionale Commissie Bezwaarschriften van de gemeenten Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest, Zoeterwoude en Servicepunt71.,
-een voorzitter van de Commissie voor de bezwaarschriften van één van de overige deelnemers,
Hoofdstuk 15 Slot- en overgangsbepalingen
Deze regeling treedt in werking op een door het algemeen bestuur te bepalen tijdstip. Elk van de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten en Gedeputeerde staten dragen zorg voor de opname in het register als bedoeld in artikel 27 van de wet, respectievelijk artikel 52, eerste lid, onder j van de wet.
Een voorstel tot wijziging van de regeling kan worden gedaan door het algemeen bestuur of door de besturen van een deelnemer. In het laatste geval wordt een zodanig voorstel ingediend bij het algemeen bestuur, die dit voorstel eventueel vergezeld van een advies, aan de besturen van de deelnemers ter vaststelling aanbiedt.
Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de uittreding en kan aan de uittreding voorwaarden, waaronder financiële en personele, verbinden.
Tot deze financiële voorwaarden behoort in elk geval de bepaling, dat een uittredende deelnemer van het jaar van uittreding af aan de omgevingsdienst blijft betalen een bijdrage in de jaarlijkse (vaste) exploitatielasten van de omgevingsdienst. Deze bijdrage wordt bepaald naar het gemiddelde van de in de laatste drie jaren, voorafgaande aan de uittreding, door de uittredende deelnemer afgenomen producten en diensten, uitgedrukt in geld. De bijdrage is niet meer verschuldigd, zodra het algemeen bestuur beslist, dat de uit de uittreding voortgekomen kostenstijging op voldoende wijze is gecompenseerd.
Deze regeling kan worden aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst West-Holland.
Toelichting bij Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst West-Holland, 10e wijziging
Wijzing van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst West-Holland, met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2016
De Wet gemeenschappelijke regelingen is gewijzigd per 1 januari 2015. Gelet hierop zijn bij de 9e wijzing van de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst West-Holland reeds enige artikelen aangepast. Gebleken is echter dat de gemeenschappelijke regeling nog enige aanscherping behoeft wat betreft de versterking van de positie van het algemeen bestuur en het vergroten van de invloed van de deelnemers op gemeenschappelijke regeling. Gelet hierop dienen een aantal bepalingen in de huidige regeling aangepast te worden.
Het algemeen bestuur bestaat uit een dubbele vertegenwoordiging vanuit de deelnemers. Het algemeen bestuur heeft 24 leden en het dagelijks bestuur heeft 5 leden. Ingevolge het huidige artikel 11 lid 4 van de GR kunnen de stemmen bij niet-aanwezigheid worden overgedragen aan een AB-lid van dezelfde deelnemer. Hierdoor zouden de DB-leden over een dubbel aantal stemmen kunnen beschikken, waardoor ze toch een meerderheid kunnen krijgen in het AB. Artikel 11 lid 4 van de GR wordt zodanig gewijzigd dat de overdracht van stemmen niet meer mogelijk is en het stelsel van volmacht wordt ingevoerd. Bij een volmacht behoudt het niet-aanwezige AB-lid zijn stemmen en kan het wel-aanwezige AB-lid zijn stem uitbrengen. Deze hoeft niet hetzelfde te zijn als zijn eigen stem.
Hierbij wordt opgemerkt dat, naast de overdracht van stemmen met behulp van een volmacht, een AB-lid de mogelijkheid heeft zijn of haar stem te laten uitbrengen door een plaatsvervanger, die is aangewezen door de raad van een deelnemende gemeente of gedeputeerde staten (conform artikel 10 lid 2 GR).
In artikel 11 lid 5 wordt ‘deelnemers’ vervangen door ‘leden’, aangezien elk lid van het algemeen bestuur zelfstandig stemmingsgerechtigd is en overdracht van stemmen niet meer automatisch overgedragen worden naar het andere lid van het algemeen bestuur van die deelnemer. Voorts wordt hiermee aangehaakt bij hetgeen in de Gemeentewet en de Provinciewet is opgenomen omtrent het houden en de orde van vergaderingen (art 22 en 52 Wgr).
In artikel 14 lid 3 Wet Gemeenschappelijke Regelingen (Wgr) is opgenomen dat de leden van het dagelijks bestuur nimmer de meerderheid mogen uitmaken van het algemeen bestuur (tenzij sprake is van een regeling als bedoeld in artikel 13, zevende lid, met minder dan zes deelnemende gemeenten).