Organisatie | Beesel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten |
Citeertitel | Verordening reinigingsheffingen Beesel |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Reinigingsheffingen 2016 |
Externe bijlage | tarieventabel Reinigingsheffingen 2016 |
Deze verordening vervangt de “Verordening reinigingsheffingen Beesel 2015”, zoals vastgesteld op 3 november 2014.
De datum van ingang van heffing is 1 januari 2016.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | 01-01-2017 | intrekking | 12-12-2016 | Onbekend. | |
31-12-2015 | 01-01-2017 | nieuwe regeling | 07-12-2015 Gemeenteblad, 2015, 126940 | Onbekend. |
De raad van de gemeente Beesel;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 november 2015
gelet op de artikelen 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer;
Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten
Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing
Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit
De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Voor de toepassing van het eerste lid, wordt:
gebruikmaken door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven, met dien verstande dat degene die dat deel in gebruik heeft gegeven, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld, met dien verstande dat degene die het perceel ter beschikking heeft gesteld, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie het perceel ter beschikking is gesteld.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de als belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat voor de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.1. van de tarieventabel aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 9 Termijnen van betaling
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid onder b geldt dat de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke betaaltermijnen, ingeval het totaalbedrag van de op het aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat, het bedrag van deze aanslag hoger is dan € 20.000,00.
De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.
Hoofdstuk III Reinigingsrechten
Onder de naam 'reinigingsrechten' worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 15 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, zijn de rechten als bedoeld in hoofdstuk 2.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht als bedoeld in hoofdstuk 2.1 van de tarieventabel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten
De rechten bedoeld in hoofdstuk 2,2 en 3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.
Artikel 17 Termijnen van betaling
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid onder b geldt dat de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke betaaltermijnen, ingeval het totaalbedrag van de op het aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat, het bedrag van deze aanslag hoger is dan € 20.000,00.
De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.
Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen
Artikel 19 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reinigingsheffingen.
Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 21, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de reinigingsheffingen in die periode plaatsvindt.