Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Aalburg

Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalburg 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAalburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingUitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalburg 2016
CiteertitelUitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalburg 2016
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Dit besluit vervangt het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalburg 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201601-01-2017Nieuwe regeling

15-12-2015

Het Kontakt van 13 januari 2016

Geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalburg 2016

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 15 december 2015

Inleiding

In het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning zijn alle bedragen opgenomen. Het Uitvoeringsbesluit wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Alle begrippen die in dit Uitvoeringsbesluit worden genoemd hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalburg 2015.

Artikel 1.1 Begrippen

  • -

    grondslag sparen en beleggen: grondslag sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2,eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

  • -

    inkomen:

    • 1.

      indien over het peiljaar een aanslag of navorderingsaanslag inkomstenbelasting is ofwordt vastgesteld: het inkomensgegeven, bedoeld in artikel 21, onderdeel e, onder 1°,van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

    • 2.

      in de overige gevallen: het inkomensgegeven, bedoeld in artikel 21, onderdeel e,onder 2°, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

  • -

    peiljaar: tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan de persoonmaatschappelijke ondersteuning is verleend;

  • -

    vermogen: vermogen als bedoeld in artikel 1.2;

  • -

    bijdrageplichtig inkomen: is het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde persoon aan wie een maatwerkvoorziening is verstrekt, onderscheidenlijk van de gehuwde personen tezamen, vermeerderd met 8% van het vermogen van de ongehuwde persoon aan wie een maatwerkvoorziening is verstrekt, onderscheidenlijk 8% van de opgetelde vermogens van de persoon aan wie een maatwerkvoorziening is verstrekt en zijn echtgenoot.

  • -

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Artikel 1.2 Vermogen

  • 1.

    Het vermogen van de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend respectievelijk van zijn echtgenoot, is het verschil tussen zijn vermogengrondslag en de op grond van het vierde en vijfde lid voor hem toegepaste verminderingen met dien verstande dat het ten minste nihil bedraagt.

  • 2.

    De vermogensgrondslag van de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend respectievelijk van zijn echtgenoot, is zijn grondslag sparen en beleggen, over het peiljaar, of indien op die persoon artikel 5.2, tweede lid van de Wet inkomstenbelasting 2001 van toepassing zal zijn, het aan hem over het peiljaar toegerekende gedeelte van de toepasselijke gezamenlijke grondslag sparen en beleggen, bedoeld in dat tweede lid.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid is de vermogensgrondslag van de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend, bij toepassing jegens hem van artikel 3.4, derde lid, de te verwachten grondslag sparen en beleggen over het lopende kalenderjaar, of indien artikel 5.2, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 vermoedelijk op de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning wordt verleend van toepassing zal zijn, het te verwachten aan hem toe te rekenen deel van de toepasselijke te verwachten gezamenlijke grondslag sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 4.

    Op aanvraag wordt voor de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend respectievelijk voor zijn echtgenoot, een vermindering toegepast voor een bedrag ter grootte van door hem in het peiljaar of enig eerder kalenderjaar ontvangen eenmalige uitkeringen die krachtens artikel 47 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen zijn aangewezen.

Hoofdstuk 2 Bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening

Artikel 2 Omvang eigen bijdrage

  • 1.

    De gemeenteraad geeft uitvoering aan de artikelen 2.1.4, eerste lid, onderdeel b, en 2.1.5, eerste lid, van de wet. Voor de eigen bijdrage is bepaald dat:

    • a.

      Het maximale bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 19,40 per vier weken, met dien verstande dat indien het bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 22.486 het bedrag van € 19,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 22.486.

    • b.

      Het maximale bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 19,40 per vier weken, met dien verstande dat indien het bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 16.667 het bedrag van € 19,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 16.887.

    • c.

      Het maximale bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 27,80 per vier weken, met dien verstande dat indien het bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 28.177 het bedrag van € 27,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 28.177.

    • d.

      Het maximale bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 27,80 per vier weken, met dien verstande dat indien het bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 23.374 het bedrag van € 27,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 23.374.

    • e.

      De vast te stellen eigen bijdrage op basis van voorgaande leden van dit artikel, kan nooit meer bedragen dan de kosten van de verstrekte voorziening of ondersteuning.

  • f.

    Kolom 1

    2

    3

     

    Maximale eigen bijdrage

    per 4 weken voor personen

    beneden inkomensgrens

    Inkomensgrens, waarboven maximaal 15 % van het meerinkomen bovenop de eigen bijdrage van kolom 2 mag worden geheven

    A

    Ongehuwd en jonger dan 65 jaar

    € 19,40

    € 22.486

    B

    Ongehuwd en 65 jaar of ouder

    € 19,40

    € 16.887

    C

    Gehuwd en beiden of één jonger dan 65 jaar

    € 27,80

    € 28.177

    D

    Gehuwd en beiden 65 jaar of ouder

    € 27,80

    € 23.374

  • 2

    De eigen bijdrage voor hulp bij dienstverlening (begeleiding) bedraagt maximaal voor zorg in natura en pgb voor formele ondersteuning (professioneel):

    • a.

      Bij trede licht € 168,68 per 4 weken

    • b.

      Bij trede midden € 843,40 per 4 weken

    • c.

      Bij trede zwaar € 1.855,48 per 4 weken

  • 3.

    De eigen bijdrage voor hulp bij dienstverlening (begeleiding) bedraagt maximaal voor pgb voor informele ondersteuningzorg (vaak uit het sociaal netwerk):

    • a.

      Bij trede licht € 101,20 per 4 weken

    • b.

      Bij trede midden € 506,04 per 4 weken

    • c.

      Bij trede zwaar € 1.113,28 per 4 weken

  • 4.

    Met betrekking tot het collectief vervoerssysteem is bepaald dat:

    • 1.

      de aanvrager een betaling verschuldigd is voor het vervoer met de deeltaxi, waarbij het tarief gebaseerd is op het reizigerstarief van het openbaar vervoer.

    • 2.

      de betaling van de aanvrager door de vervoerder in ontvangst wordt genomen, in naam en voor rekening van de gemeente die het vervoer aanbiedt.

  • 5.

    Er wordt geen eigen bijdrage gevraagd voor de kosten van:

    • a.

      woonvoorzieningen (zowel roerend als onroerend) onder de € 400.

    • b.

      een tegemoetkoming in de vervoerskosten zoals opgenomen in artikel 6 lid 3, 4 en 5.

    • c.

      een tegemoetkoming in de verhuiskosten zoals opgenomen in artikel 7 lid 3.

    • d.

      Onderhoud en reparaties aan woonvoorzieningen zoals opgenomen onder artikel 7 lid 5.

    • e.

      De tegemoetkoming in de aanschaf en het onderhoud van een sportrolstoel zoals opgenomen in artikel 8 lid 2.

    • f.

      Voorzieningen voor kinderen onder de 18 jaar, uitgezonderd een woningaanpassing zoals bedoelt in artikel 9 lid 4 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalburg 2015

  • 6.

    Er wordt geen eigen bijdrage in de kosten meer gevraagd als degene aan wie de voorziening is verstrekt

    • a.

      is overleden;

    • b.

      is verhuisd en daardoor geen gebruik meer kan maken van de verstrekte woonvoorziening;

Hoofdstuk 3 Algemene en algemeen gebruikelijke voorzieningen

Artikel 3. Bijdragen en kosten

De kosten voor algemene en algemeen gebruikelijke voorzieningen worden niet vergoed.

Onder bepaalde omstandigheden kan voor (een gedeelte van) de kosten bijzondere bijstand worden verleend.

Het betreft bijvoorbeeld kosten voor:

  • -

    het gebruik van de eigen auto;

  • -

    de kosten van het vervangen van stoffering in slaap en/of woonkamer in verband met ernstige, medisch objectiveerbare, astmatische klachten en huisstofmijtallergie;

  • -

    de maaltijdvoorziening;

Hoofdstuk 4 Persoonsgebonden budget (pgb)

Artikel 4. Bedragen pgb huishoudelijke hulp

De bedragen voor een persoonsgebonden budget voor ondersteuning en regie bij het voeren van het huishouden bedragen:

  • a.

    voor ondersteuning bij het voeren van het huishouden door een persoon uit het sociaal netwerk en/of een niet daartoe opgeleid persoon en/of die niet werkzaam is voor een instelling (HV1 en HV2): € 15,50 per uur;

  • b.

    voor ondersteuning bij het voeren van het huishouden (HV1) door een daartoe opgeleid persoon werkzaam voor een instelling: € 20,00 per uur;

  • c.

    voor ondersteuning bij het voeren van het huishouden plus (HV2), waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist, door een persoon die daarvoor in het bijzonder is opgeleid, werkzaam voor een instelling, € 22,50 per uur.

Artikel 5. Bedragen pgb dienstverlening

De bedragen voor een persoonsgebonden budget voor dienstverlening bedragen:

  • a.

    voor ondersteuning door een daartoe opgeleid persoon werkzaam voor een instelling:

    • 1.

      Voor de trede licht € 337,38 per 4 weken

    • 2.

      Voor de trede midden € 1.012,15 per 4 weken.

    • 3.

      Voor de trede zwaar op offertebasis met een basistarief van € 42,50 per eenheid.

  • b.

    voor ondersteuning door een persoon uit het sociaal netwerk en/of een niet daartoe opgeleid persoon en/of die niet werkzaam is voor een instelling: 60% van de onder a genoemde tarieven.

  • c.

    de bedragen voor het vervoer naar dagbegeleiding of dagbesteding bedragen:

    • 1.

      € 5 per dag;

    • 2.

      € 15 per dag voor rolstoelvervoer,

      wanneer vastgesteld is dat het niet mogelijk is het vervoer naar de dichtstbijzijnde voorziening zelf te organiseren.

Artikel 6. Bedragen pgb vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening (uitgezonderd autoaanpassingen) is even hoog als het bedrag dat het college, op basis van afspraken met de eigen leverancier (prijs/korting), zou moeten betalen voor een voorziening in natura.

  • 2.

    Een persoonsgebonden budget voor een autoaanpassing bedraagt 100% van de kosten voor de noodzakelijke aanpassingen met een maximum van € 8.400,- voor een periode van 7 jaar. Naast deze voorziening kan geen andere vervoersvoorziening of een tegemoetkoming in de vervoerskosten worden verstrekt.

  • 3.

    Een persoonsgebonden budget voor een tegemoetkoming in de vervoerskosten voor het gebruik van de eigen auto wanneer deze gebruikt moet worden voor verplaatsingen die een ander normaal gesproken per fiets (of vergelijkbare vervoersvoorziening) of lopend aflegt of kan afleggen, bedraagt maximaal € 300 per kalenderjaar. Het betreft situaties waarin de deeltaxi niet geschikt is vanwege de korte afstand van de rit, de cliënt niet beschikt over een vervoersvoorziening zoals een scootmobiel of een elektrische rolstoel en een zeer beperkte loopafstand heeft (< 100 m).

  • 4.

    Een persoonsgebonden budget voor een tegemoetkoming in de vervoerskosten voor het gebruik van een taxi wanneer gebruik van de deeltaxi om medische redenen niet mogelijk is en de leefeenheid niet beschikt over een eigen auto bedraagt maximaal € 1.500 op declaratiebasis per jaar.

  • 5.

    Een persoonsgebonden budget voor een tegemoetkoming in de vervoerskosten voor het gebruik van een auto van familie of kennissen wanneer gebruik van de deeltaxi om medische redenen niet mogelijk is en de leefeenheid niet beschikt over een eigen auto bedraagt maximaal € 480 op declaratiebasis per jaar.

Artikel 7. Bedragen pgb woonvoorzieningen

  • 1.

    Een persoonsgebonden budget voor onroerende woonvoorzieningen bedraagt 100% van de noodzakelijke kosten om de beperkingen op het gebied van het normale gebruik van de woning te compenseren zoals bepaald in het toekenningsbesluit.

  • 2.

    Een persoonsgebonden budget voor roerende woonvoorzieningen is even hoog als het bedrag dat het college, op basis van afspraken met de eigen leverancier (prijs/korting), zou moeten betalen voor een voorziening in natura.

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget bedraagt 100 % van de noodzakelijke kosten voor de verhuizing met een maximum van € 2.500 op declaratiebasis.

  • 4.

    Het persoonsgebonden budget dat in het kader van het zogenaamde bezoekbaar maken wordt verstrekt bedraagt 100 % van de noodzakelijke kosten voor de aanpassing met een maximum van € 1.200. Deze vergoeding wordt voor maximaal één woning en maximaal één maal verstrekt.

  • 5.

    Alleen de werkelijk gemaakte kosten voor onderhoud en reparatie van de in onderstaande tabel opgenomen voorzieningen komen in aanmerking voor een vergoeding. Bij reparatiekosten boven de € 500,- dient vooraf goedkeuring door de gemeente te worden verleend.

  • 6

    Onderhoud van

    Frequentie periodiek onderhoud

     

     

    Stoellift

    1 x per jaar

    Rolstoel/plateauliften

    1 x per jaar

    Woonhuisliften

    2 x per jaar

    Elektrische deuropeners

    1 x per jaar

    In hoogte verstelbaar keukenblok, wastafel of douchebrancard

    Geen

  • 7.

    Het preventief onderhoud wordt voor de in de tabel genoemde voorzieningen met de aangegeven frequentie vergoed volgens de opgave van de leverancier van de goedkoopst adequate voorziening in zijn soort.

Artikel 8. Bedragen pgb rolstoelen

  • 1.

    Een persoonsgebonden budget voor rolstoelen is even hoog als het bedrag dat het college, op basis van afspraken met de eigen leverancier (prijs/korting), zou moeten betalen voor een voorziening in natura.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget voor de aanschaf en het onderhoud van een sportrolstoel bedraagt 100 % van de kosten met een maximum van € 2.320 voor een periode van drie jaar.

Artikel 9. Verstrekken van een nieuw persoonsgebonden budget

  • 1.

    Een nieuw persoonsgebonden budget kan pas worden toegekend als een woon-, rolstoel- of vervoersvoorziening die op basis van een eerder verstrekt persoonsgebonden budget is toegekend, is versleten; hierbij wordt ten minste rekening gehouden met een redelijke afschrijvingstermijn, zoals aangegeven in de toekenningsbeschikking waarin het eerdere persoonsgebonden budget is verstrekt.

  • 2.

    Uitzonderingen op het gestelde in lid 1 zijn situaties waarin de beperkingen van de ondersteuningsvrager dusdanig zijn verandert dat de reeds verstrekte voorziening niet meer adequaat is en een andere voorziening nodig is.

Artikel 10. Geen persoonsgebonden budget

  • 1.

    Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • 1.

      een individuele toekenning met een collectieve voorziening wordt ingevuld en deze collectieve voorziening leidt tot adequate compensatie.

    • 2.

      op grond van aanwijzingen, die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden, het ernstige vermoeden bestaat dat de belanghebbende problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget.

    • 3.

      het roerende woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen betreft, die bestemd zijn voor kortdurend gebruik en het resultaat bereikt kan worden met een voorziening uit het depot van de gemeente Aalburg.

    • 4.

      het roerende woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen betreft, die bestemd zijn voor kinderen in de groei, waarvan de verwachting is dat ze na korte tijd vervangen of aangepast moeten worden.

Artikel 11. Verantwoording pgb

Alle pgb’s worden verstrekt via een trekkingsrecht bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) De SVB controleert de maximumbedragen en de arbeidsrechterlijke aspecten, betaalt de zorgaanbieder en int de eigen bijdragen. De inhoudelijke (kwaliteits) verantwoording vindt jaarlijks plaats door de gemeente bij alle Wmo pgb’s volgens een nog op te stellen format.

Hoofdstuk 5 Algemeen

Artikel 12. Primaat van verhuizen

Bij aanpassingskosten hoger dan € 5.000 wordt er geen woningaanpassing uitgevoerd, maar moet het besluit tot verhuizen gelden, tenzij er individuele omstandigheden te noemen zijn waardoor verhuizen geen adequate oplossing is.

Artikel 13. Waardering mantelzorgers

Het bedrag horende bij het mantelzorgcompliment dat éénmaal per jaar uitgekeerd wordt, bedraagt € 80.

Artikel 14. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit uitvoeringsbesluit treedt in werking op 1 januari 2016 en vervangt het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalburg 2015.

  • 2.

    Dit besluit kan worden aangehaald als: Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalburg 2016.