Organisatie | Hilversum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet Hilversum 2015 |
Citeertitel | Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet Hilversum 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 8, lid 1 aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-07-2015 | 01-07-2015 | 01-04-2016 | nieuwe regeling | 01-07-2015 officiele bekendmakingen | Onbekend |
In deze verordening wordt verstaan onder:
a- individuele inkomenstoeslag: toeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet
b- inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet, en de algemene bijstand;
c- peildatum: datum waartegen een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt;
d- referteperiode: een onafgebroken periode van drie jaar voorafgaand aan de peildatum.
Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.
Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslag
Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
Het college kan in bijzondere individuele gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 7. Intrekken oude verordening
De “Verordening Individuele Inkomenstoeslag Hilversum 2015” wordt ingetrokken.
Toelichting Verordening Individuele inkomenstoeslag Hilversum 2015/2
Per 1 januari 2015 is de individuele inkomenstoeslag in de plaats gekomen van de langdurigheidstoeslag. De individuele inkomenstoeslag is evenals de langdurigheidstoeslag niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde personen die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet).
Het is aan de gemeenteraad overgelaten om daarbij invulling te geven aan de hoogte van de toeslag en de duur van de referteperiode. De verplichting daartoe is vastgelegd in artikel 9 PW. Om daaraan uitvoering te geven heeft de gemeenteraad op 5 november 2014 de ‘Verordening Individuele Inkomenstoeslag Hilversum 2015’ vastgesteld.
De individuele inkomenstoeslag en voorheen de langdurigheidstoeslag worden toegekend tegen een peildatum. Zaken die ná de peildatum gebeuren hebben geen betekenis voor het recht op een dergelijke toeslag. Wie op een datum gelegen vóór 1 januari 2015 op basis van de toepasselijke verordening recht had op langdurigheidstoeslag, behoudt dat onverkort, ongeacht of hij voldoet aan de voorwaarden die per 1 januari 2015 zijn gesteld in artikel 36 van de Participatiewet en deze verordening. Toekenning van het recht op individuele inkomenstoeslag tegen een datum gelegen op of ná 1 januari 2015 is uitsluitend mogelijk als wordt voldaan aan de in artikel 36 van de Participatiewet en deze verordening opgenomen voorwaarden.
Alleen de bepalingen die om een nadere toelichting vragen worden hier behandeld. Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening.
Uit een onderzoek, dat onderzoeksbureau ‘KWIZ’ heeft gedaan naar de inkomenseffecten van het sociaal beleid van de gemeente Hilversum, is gebleken, dat het huidige sociaal beleid op zichzelf voldoet en duidelijk in een behoefte voorziet. Dat geldt ook voor de individuele inkomenstoeslag. Deze voorziet in een inkomensaanvulling voor mensen met een laag inkomen die vijf jaar of langer een dergelijk inkomen hebben. ‘KWIZ’ heeft vastgesteld, dat de noodzaak voor deze inkomensaanvulling toeneemt, naar mate men langer van een inkomen op het sociaal minimum moet rondkomen. Uit eerder onderzoek door het NIBUD is ook vastgesteld dat als men ongeveer drie jaar van een dergelijk inkomen moet rondkomen, de ruimte om te reserveren voor onverwachte uitgaven vrijwel altijd is verdwenen. Gelet op de verslechterde positie van mensen met een inkomen op het sociaal minimum, is de urgentie van inkomensaanvulling alleen maar groter geworden. Om die reden is in deze nieuwe Verordening vastgelegd, dat de referteperiode 36 maanden bedraagt (was 60 maanden). Zodoende wordt voorzien in een noodzakelijke inkomensaanvulling vanaf het moment waarop de reserveringsruimte vrijwel altijd is verdwenen.
Datum inwerkingtreding, intrekking oude regeling en overgangsrecht
De onderhavige Verordening vervangt de ‘oude’ Verordening Individuele Inkomenstoeslag Hilversum 2015. Gekozen is voor terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2015, gelet op het belang dat is verbonden aan de aanvullende inkomensondersteuning voor mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben.
Met inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen.
Bijzondere bijstand wordt niet als inkomen in aanmerking genomen.
De individuele inkomenstoeslag is een vorm van bijzondere bijstand.
Een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag die op grond van de WWB is verstrekt voor 1 januari 2015 en de individuele inkomenstoeslag worden buiten beschouwing bij de vaststelling van het inkomen.
Het gaat om de aanvraagdatum waarop een persoon een langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet en, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. De peildatum komt meestal overeen met de aanvraagdatum. De peildatum kan in beginsel niet liggen vóór de dag waarop een persoon zich heeft gemeld om individuele inkomenstoeslag aan te vragen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit volgt uit artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet en de jurisprudentie rondom dit onderwerp in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB).
In artikel 36, lid 1 van de Participatiewet wordt gesproken van het indienen van een verzoek. Om onduidelijkheden te voorkomen bepaalt dit artikel van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld aanvraagformulier.
Artikel 3. Langdurig laag inkomen
De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum, wordt aangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld in artikel 1 van deze verordening en bedraagt drie jaar.
Een inkomen is laag als het niet hoger is dan 100 % van de toepasselijke bijstandsnorm (als niet kostendeler).
De te hanteren norm van 100% van de toepasselijke bijstandsnorm (als niet kostendeler) kan worden verhoogd indien het meerdere inkomen is aangewend ter aflossing van een schuldenlast in het kader van een minnelijke regeling of een opgelegde schuldregeling op grond van de wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.
Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslag
Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt tussen een alleenstaande, een alleenstaande ouder en gehuwden.
Bij gehuwden moet in het oog worden gehouden dat het recht op individuele inkomenstoeslag de gehuwden gezamenlijk toekomt. Worden personen op de peildatum als gehuwden aangemerkt, dan moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag.
Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet genoemde gronden geen recht heeft op bijstand. Als slechts één partner recht heeft op individuele inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Dat is geregeld in het tweede lid.
De leefvorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwd) van een persoon kan wijzigen binnen de referteperiode. Dit is bijvoorbeeld het geval indien gehuwden individuele inkomenstoeslag aanvragen, maar zij over een gedeelte van de referteperiode als alleenstaande moeten worden aangemerkt. Personen moeten dan ook over dat deel van de referteperiode aan de voorwaarden voldoen om voor individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen. Gehuwden moeten immers zowel gezamenlijk als afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen.
In het vierde lid is een indexeringsbepaling opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat de verordening telkens opnieuw moet worden vastgesteld, enkel voor indexatie van de bedragen. Het is van belang de nieuwe bedragen (na indexatie) duidelijk te communiceren.
Artikel 5. Beleid en financiën
De rapportage van het college aan de gemeenteraad vormt in beginsel onderdeel van de gemeentelijke informatie- en verantwoordingscyclus. Zo nodig kan het college besluiten aanvullende rapportages op te stellen.
Niet alle denkbare situaties kunnen worden geregeld in deze verordening. Om die reden is een hardheidsclausule zinvol. Het betreft in de regel gevallen, waarbij men materieel in vergelijkbare omstandigheden verkeert als rechthebbenden, maar men, gelet op de regels, toch niet in aanmerking komt voor de inkomenstoeslag.
Artikel 7. Intrekking oude verordening
De ‘Verordening individuele Inkomenstoeslag Hilversum 2015’ wordt ingetrokken. Gelet op artikel 8 werkt de intrekking terug tot en met 1 juli 2015. De formulering is conform het zgn. ‘100-ideeënboekje’ van de VNG.
Artikel 8. Inwerkingtreding en citeertitel
Deze Verordening treedt in werking op 15 juli 2015. Weliswaar wordt de Verordening vastgesteld in de raadsvergadering van 1 juli 2015, de datum van inwerkingtreding ligt altijd na het moment van bekendmaking. De intentie is de verordening toe te passen op besluiten die vanaf 1 juli 2015 worden genomen. Om die reden is bepaald dat de Verordening na bekendmaking terugwerkende kracht heeft tot en met 1 juli 2015. Het betreft een voor burgers begunstigende maatregel, zodat terugwerkende kracht voor burgers geen belastende effecten heeft.