Organisatie | Wijk bij Duurstede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bomenbeleidsplan gemeente Wijk bij Duurstede 2015 - Gemeenteblad 2015-105 |
Citeertitel | Bomenbeleidsplan gemeente Wijk bij Duurstede 2015 - Gemeenteblad 2015-105 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-12-2015 | Onbekend | 08-12-2015 De Wijkse Courant d.d. 16-12-2015, www.wijkbijduurstede.nl Gemeenteblad 2015-105, www.overheid.nl | Onbekend |
Dit bomenbeleidsplan vormt het samenhangend beleidskader voor ontwerp, inrichting en beheer van de gemeentelijke boombeplantingen in Wijk bij Duurstede. Het draagt bij aan de versterking van de kwaliteit van het beeld van de groenstructuur met een veilig, gezond en duurzaam bomenbestand in de gemeente.
Het gaat bij individuele bomen om het principe ‘de juiste boom op de juiste plaats’ wat met name bij voor meerdere bomen in boomgroepen kan betekenen dat kwaliteit gaat boven kwantiteit.
Bij het onderdeel monumentale bomen wordt ook kort aandacht besteed aan particuliere bomen.
In de kernen en het buitengebied van Wijk bij Duurstede is veel ruimte voor bomen en groen in het algemeen. Bomen dragen bij aan de identiteit, structuur en waarden op het gebied van esthetiek, economie, ecologie, landschap en cultuurhistorie. Dit zijn belangrijke aspecten voor een goede woon- en werkomgeving. Het in stand houden en waar mogelijk versterken van deze aspecten vormt het uitgangspunt van dit beleidsplan.
Ontwerp en inrichting dienen integraal te worden afgestemd met de andere gemeentelijke disciplines.
Het bomenbeleidsplan geeft duidelijke richtlijnen voor de toepassing van bomen in ontwerp en inrichting van de openbare ruimte.
Tijdens het ontwerpproces is een integrale benadering vereist, waarbij in een vroeg stadium alle gemeentelijke disciplines betrokken worden. Hiervoor heeft de gemeente een aantal technische ontwerp- en inrichtingsvoorwaarden vastgesteld. Die zijn per beheeronderdeel in het Handboek Openbare Ruimte opgenomen, voor bomen is dat in Bijlage C2 Groen. Dit handboek geldt als richtlijn voor projectontwikkelaars en ontwerpers, maar ook voor gemeentelijke projectleiders. Daarnaast kan het handboek onderdeel uitmaken van een overeenkomst tussen gemeente en een externe partij.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen kan de toepassing van de bomeneffectanalyse het belang van bestaande bomen in het ontwerpproces waarborgen. Om een duurzame toepassing van bomen mogelijk te maken dient tijdens de inrichting van de openbare ruimte rekening gehouden te worden met de voorwaarden die bomen aan hun leefomgeving stellen. Niet alleen nu, maar ook op termijn, wanneer de boom zijn beoogde grootte heeft bereikt.
Beheer en onderhoud zijn nodig ter in stand houding van bomenstructuren en van individuele bomen.
Om als gemeente de vele bomen goed te kunnen beheren is een gestructureerd beheer- en onderhoudsplan noodzakelijk. Uitgangspunten hiervoor zijn de onderhoudsstaat, de veiligheid- en gezondheidstoestand van de bomen. Deze kunnen door een periodieke visual tree assessment worden beoordeeld.
De juridische onderbouwing van het bomenbeleid is onderdeel van het totale beleid. Regels en handhaving zijn onderdeel van de bescherming van bomen.
Wijk bij Duurstede heeft in 2015 het vergunningenbeleid zo vereenvoudigd dat het de belangrijkste bomen goed beschermt, burgers voldoende vrijheid biedt en de administratieve lasten zo laag mogelijk houdt. De bescherming van bomen is geregeld in de gemeentelijke APV en de bijbehorende Groene Kaart Wijk bij Duurstede 2015, die bestaat uit een kaart en andere bijlagen met informatie en achtergronden. Landelijke en provinciale regelgeving waarmee een boombeheerder te maken heeft zijn de zorgplicht, de Flora- en Faunawet en de Boswet. De zorgplicht staat niet in regelgeving maar is nodig om aansprakelijkheid te kunnen afwijzen bij schade aan bomen.
De belangrijkste te beheren bomen zijn de monumentale bomen, opgenomen in het landelijk register van de Bomenstichting, en de bijzondere of waardevolle gemeentelijke bomen die lokaal van grote waarde zijn. Deze bomen zijn óf beeldbepalend óf zeer zeldzaam óf zijn van grote cultuurhistorische, dendrologische of ecologische waarde.
Voor een duurzaam, veilig en gezond bomenbestand is voldoende goed opgeleid personeel nodig. Dit kunnen interne of externe mensen zijn. Van belang is dat de gemeente als regisseur voldoende kennis in huis houdt. Daarnaast zijn voor een efficiënt en effectief bomenbeheer en bomenbeleid een goede interne en externe communicatie en afstemming binnen de gemeentelijke afdelingen van groot belang. Zonder een deugdelijke afstemming kunnen veel initiatieven en kostbare tijd verloren gaan.
Regelmatige en betrouwbare informatie aan inwoners over het gemeentelijk bomenbeleid kan een positieve invloed hebben op de houding van bewoners ten opzichte van bomen en groen in het algemeen. Daarnaast is ook de communicatie naar bewoners over vergunningverlening en gemeentelijke werkzaamheden erg belangrijk. Het helder kader voor de omgang met klachten over overlast van bomen draagt tevens bij aan begrip voor de standpunten van de gemeente.
6.1. Criteria voor selectie Landelijk register en gemeentelijke lijst 27
BIjlage 1. Toepassing gROENSTRUCTUUR WIJK BIJ DUURSTEDE 38
BIJLAGE 2. criteria MONUMENTALE EN WAARDEVOLLE BOMEN 42
Onderdeel 2.1. Criteria opname in het landelijk register voor monumentale bomen 42
Onderdeel 2.2.1. Criteria voor opname in gemeentelijke lijst voor monumentale bomen 42
Onderdeel 2.2.2. Aanmeldingsformulier gemeentelijke lijst voor monumentale bomen 43
BIJLAGE 3. WERKWIJZE BOMENEFFECTANALYSE 44
Onderdeel 3.1. Bomeneffectanalyse (BEA)-standaard 44
Onderdeel 3.2. Checklist van de bomeneffectanalyse (BEA)-standaard 44
BIJLAGE 4. OMGANG MET BOMEN. 49
Onderdeel 4.1. Uitvoering omgang met bomen Groene Kaart APV 49
Onderdeel 4.2. Overlast door bomen. Probleem, relativering, preventie en oplossingen 52
De van spreuken en zegswijzen bekende schrijver en staatsman Jacob Cats (1577-1660) zei het al:
Wie prijst er ooit een mens die oude bomen velt, En in derzelver plaats geen nieuwe wederstelt?
Want hadden oudstijds toch onze ouders niet geplant, Wat zoude ons Neerland zijn als louter veen en zand.
Vanwege het grote belang dat aan bomen in het gemeentelijk groen wordt toegekend is het voorliggende bomenbeleidsplan in 2009 opgesteld en in 2015 geactualiseerd.
In dit beleidsplan wordt het beleid van de gemeente Wijk bij Duurstede ten aanzien van bomen weergegeven.
Het beleidsplan is een samenhangend kader voor een goed ontwerp, inrichting en beheer van gemeentelijke boombeplantingen.
Het belang van bomen binnen de gemeente en het openbare groen in het algemeen, werd al eerder onderkend in het nog te actualiseren Groenstructuurplan 1990 en de vastgestelde Startnotitie Groenbeleidsplan 2003. Na 2009 kwamen daar bij: Het Landschapsontwikkelingsplan Kromme Rijngebied+ 2010, het Beeldkwaliteitsplan Kromme Rijngebied+ 2010 en de naar aanleiding van de APV in 2015 opgestelde brede Groene Kaart 2015 gemeente Wijk bij Duurstede.
Claims op ruimte en werkzaamheden vereisen een helder en samenhangend beleid om een goed functionerend bomenbestand duurzaam te kunnen behouden. Dit beleid dient te voorzien in een bruikbare handreiking voor een zorgvuldige afweging.
Figuur 1. Wijk bij Duurstede vanuit de lucht
De doelstelling van het bomenbeleidsplan is een beleidskader voor een goed ontwerp, inrichting en beheer van gemeentelijke boombeplantingen en een handreiking voor de organisatie, draagvlak, communicatie en voorlichting.
Het bomenbeleidsplan draagt daarmee bij aan de volgende beleidsdoelen:
Het resultaat van het bomenbeleidsplan is een helder, samenhangend en door de raad vastgesteld gemeentelijk document met daarin:
Afbakening, status en relatie met andere beleidsterreinen
In het plan van aanpak van Groenvisie naar Groenuitvoering wordt het proces beschreven om tot een degelijk en breed gedragen groenbeheer te komen (figuur 2).
Figuur 2. Overzicht proces van groenvisie
Allereerst worden in het Groenstructuurplan de bestaande en de te ontwikkelen groenstructuren benoemd. Dit bomenbeleidsplan bouwt daarop voort, door een samenhangend beleidskader te vormen voor een goed ontwerp, inrichting, beheer en onderhoud van de gemeentelijke bomen en boomstructuren.
Analoog aan het bomenbeleidsplan geeft de Groennota een samenhangende visie op het groen binnen de gemeente en richtlijnen voor het groenbeheer. Het te ontwikkelen beeldkwaliteitplan en het groenbeheerplan geven verdere invulling het gewenste onderhoudsniveau en het beheer aan het gemeentelijke groen. Het feitelijke onderhoud wordt uitgewerkt in werkplannen.
Dit bomenbeleidsplan is met name toegespitst op bomen in het stedelijk gebied, waar vanwege de beperkte ruimte de meeste knelpunten zijn.
De bomen in het buitengebied zijn in dit beleidsplan voornamelijk beplantingen en bomenlanen langs gemeentelijke wegen. Voor de specifieke landschappelijk gestelde ontwikkeldoelen wordt verwezen naar het Landschapsontwikkelingsplan en Beeldkwaliteitsplan Kromme Rijngebied+ 2010, een gezamenlijk plan van de gemeenten De Bilt, Zeist, Bunnik, Houten Utrechtse Heuvelrug en Wijk bij Duurstede. Het landschapsontwikkelingsplan geeft de visie weer voor de gewenste ontwikkeling van het buitengebied in de betreffende gemeenten. Het plan vormt daarnaast een kader voor nieuwe ontwikkelingen doordat het de landschappelijke uitgangspunten in het Kromme Rijngebied benoemd.
Het bomenbeleidsplan is een door de raad vastgesteld beleidsdocument, waarvan de status bindend is, zodra vaststelling heeft plaatsgevonden. Bij wegens bijzondere omstandigheden onevenredige gevolgen voor een of meer belanghebbenden kan het bestuursorgaan op grond van artikel 4:11 van de Algemene Wet Bestuursrecht van deze beleidsregel afwijken.
Het Bomenbeleidsplan is geldig, totdat het is vervangen door een nieuw beleidsplan en wordt in principe vastgesteld voor een periode van 20 jaar (2015-2035). Actualisatie vindt iedere vijf jaar plaats.
Relatie andere beleidsterreinen
Het bomenbeleid heeft raakvlakken met andere beleidsterreinen binnen de gemeente. Dit bomenbeleidsplan heeft dan ook consequenties voor nieuw te ontwikkelen (ruimtelijke) plannen en bestaande praktijken in deze andere beleidsterreinen. Het bomenbeleidsplan heeft vooral betrekking op het werkterrein van de afdelingen SBP (groenbeleid en projecten) en Beheer, maar heeft ook raakvlakken met de afdelingen DVL (kapvergunningen, handhaving) en Bedrijfsvoering (communicatie).
Het Bomenbeleidsplan heeft raakvlakken met, of is gestoeld op, de volgende documenten:
Uitgangspunt voor het in 2009 opgestelde bomenbeleidsplan was de uitgave Zicht op bomen: beleid rond de lusten en lasten (Bomenstichting 2004).
Door dit bomenbeleidsplan en haar beleid- en beheerconsequenties samen met de verschillende beleidsterreinen te ontwikkelen, is intern draagvlak verkregen.
Daarnaast is het beleidsplan versie 2009 aan de door de gemeente opgerichte klankbordgroep en de Vereniging Natuur Milieu Wijk bij Duurstede voorgelegd.
In 2015 is het Bomenbeleidsplan 2009, met behoud van de inhoudelijke visie en vanwege de vaststelling van de APV en van de Groene Kaart, redactioneel geactualiseerd en tegelijk aangepast aan andere na 2009 ontstane en vastgestelde beleidsdocumenten.
Bomen waar we nu van genieten zijn soms al vele jaren geleden geplant en beheerd door vorige generaties. De bomen die nu geplant worden zullen vele jaren nodig hebben om tot volle wasdom te komen en om hun functies optimaal te kunnen vervullen. Daarom is een lange termijn visie en een regisserende rol van de gemeente noodzakelijk. De gemeente dient als geen ander de ontwikkelingen nu en op de lange termijn te bewaken.
De kwaliteit van de leefomgeving wordt in belangrijke mate bepaald door de aanwezigheid van groen. Hierbij zijn bomen het meest beeldbepalend en beslissend voor het karakter van de groene ruimte in Wijk bij Duurstede.
Om de diverse sociale, ecologische en economische redenen, zoals hieronder benoemd, zijn bomen van belang voor de mens en zijn woon- en werkomgeving.
Gemeentelijke bemoeienis met bomen en redenen voor boombescherming
De gemeente heeft twee belangrijke rollen als het gaat om bomen.
De gemeente heeft als hoofdtaak het vertegenwoordigen, behartigen en nastreven van het algemeen belang. Als eigenaar heeft de gemeente de verplichting haar bomen goed te beheren, zodat de kwaliteit van het bomenbestand gehandhaafd blijft en daarmee bijdraagt aan hierboven genoemde doelen, functies en waarden.
Daarnaast zijn ook veel particuliere bomen van grote waarde voor de gemeenschap en de kwaliteit van de openbare ruimte. Sommige van deze bomen en boomstructuren zijn zeer karakteristiek voor Wijk bij Duurstede.
Uitgangspunt voor het openbaar groen in de gemeente Wijk bij Duurstede is dat het groen en daarmee de bomen een bijdrage dienen te leveren aan een aantrekkelijke, functionele en veilige woonomgeving. De volgende onderdelen dragen bij aan een dergelijke omgeving.
Bovengenoemde uitgangspunten van de vise vinden hun uitwerking in de navolgende hoofdstukken waarin de relevante aspecten voor bomenbeleid en bomenbeheer in kaart zijn gebracht en voorzien van maatregelen en instrumentaria.
Van alle groenelementen zijn de bomen het meest beeldbepalend, ze geven mede de ruimte vorm en de verschillende kernen en wijken hun eigen karakter.
Meestal zijn beeldbepalende bomen te vinden waar daarvoor de ruimte is: in de parken, op pleinen, langs verbindingswegen en in de brede groene zones in en rond de wijken.
Deze ruimtelijke opzet van het groen in de gemeente, de groenstructuur, is opgebouwd uit vlakken (parken), lijnen (wegbeplantingen) en punten (solitaire bomen).
De groenstructuur is voor het eerst opgenomen in het vastgestelde Groenstructuurplan 1990. Dat wordt nog geactualiseerd vanwege het ontbreken van de later toegevoegde kernen Cothen en Langbroek, van enkele recentere uitbreidingswijken en van het aspect ecologie. Voor die actualisatie is de vastgestelde Groene Kaart APV 2015, die wel al de gehele huidige gemeente beslaat, een goede basis en een eerste aanzet.
De opzet en daarin met name de schaalgrootte van de groenstructuur heeft invloed op de soortenkeuze van bomen bij de inrichting en op het daarmee samenhangend beheer.
Meer uitleg over de opzet van de groenstructuur in de gemeente, met daaraan gekoppeld welke boomgroottes waar toepasbaar zijn, met ook aandachtspunten voor beheer, staat in Bijlage 1, Toepassing groenstructuur Wijk bij Duurstede.
Karakteristieken groenstructuur
In de oude kernen met hoge bebouwingsdichtheid staan grote en oude bomen op de Markt en de Brink.
In de oudere nieuwbouwwijken zoals De Engk, De Heul en Frankenhof zijn veel grotere en inmiddels oudere bomen en er is daar ook veel snippergroen. Door de grote aantallen geplante bomen ontstond hier na verloop van jaren in een aantal gevallen ruimtegebrek en werd dunning noodzakelijk.
In de nieuwere wijken, zoals De Geer, De Kamp en Oranjehof, is het snippergroen vermeden door het groen meer geconcentreerd aan te leggen. Alleen daar waar ook in de toekomst voldoende groeiruimte is zijn bomen geplant. De voor de opvang van hemelwater in het groen aangelegde wadi’s dienen bomenvrij te blijven.
Dat betekent al met al minder bomen in de wijk die wel allen ongehinderd tot volle wasdom kunnen komen waardoor dunningen niet meer nodig zijn.
Hieronder volgt per kern een korte typering van het beeld van bomen en groenstructuren.
Duidelijke structuurbepalende bomen en bomenlanen zijn aanwezig in parken, langs ontsluitingswegen en andere ruim opgezette wegen.
De voor de kern Wijk bij Duurstede typerende groene ring en daarbinnen de omkadering van de wijken met brede groenstroken biedt veel plaats aan grote beeldbepalende bomen
In de historische binnenstad en het direct aangrenzende kasteelpark groeien een aantal monumentale bomen. De Mazijk vormt het groene hart van de binnenstad.
Bijzondere bomen zijn te vinden in de groen-blauwe ader. Deze groenzone met watergangen begint met het op de voormalige vestingwallen van het kasteel aangelegde park Duurstede en loopt door via voormalig landgoed Mariënhove, Hoge Hoffweg en heemtuin, het groen achter de flats De Engk, Stadspark, Botersloot en Hordenboomgaard tot naar de kinderboerderij. (figuur 3).
Figuur 3. Onderdelen groene ader: park Duurstede, landgoed Mariënhove, Hoge Hoffweg, Stadspark.
Cultuurhistorie. Het groen in Wijk bij Duurstede onderscheidt zich van andere gemeenten met zijn de hoogstamboomgaarden en meidoornhagen die verwijzen naar het oorspronkelijke grondgebruik.
In wijk De Horden zijn oude boerenweggetjes, het Euvenpad en de Overloop, gehandhaafd als groene ader met fiets- en wandelpad met plaatselijk ruimte voor grote bomen.
Het Kromme Rijngebied is een open landschap met veelal een onregelmatige blokverkaveling. Het is een agrarisch kerngebied met veel fruitteelt waarvoor de weinige sloten niet ontwateren maar water aanvoeren.
Van origine is Cothen een agrarisch dorp, het oorspronkelijke bebouwingspatroon is echter nauwelijks nog herkenbaar. Oude kenmerken zijn de dorpsboomgaard, het Cob Balkplein, de eiken en essen op de Brink en de monumentale witte paardenkastanjes bij de pastorie en bij Rijnesteyn.
Ook het buitengebied van Cothen ligt, net als bij Wijk bij Duurstede, in het Kromme Rijngebied.
De historische kern wordt gevormd door de Brink met zijn leilinden en de hoger gelegen kerk, het plein heeft de status van beschermd dorpsgezicht. Het voormalige moerasgebied is na de afdamming van de Kromme Rijn in 1122 ontwaterd. De daarbij door de systematische copeverkaveling ontstane landschappelijk patronen van weilanden, bossen en landgoederen zijn bepalend voor de huidige ruimtelijke structuur. Veel van de landgoederen bieden plaats aan bomenlanen en monumentale bomen.
ontwerp EN INRICHTING openbare ruimte
Doelstelling van groen binnen ontwerp en inrichting openbare ruimte
Vroegtijdige afstemming in de ontwerpfase
Een aantal problemen met bomen is terug te voeren naar de ontwerpfase of een gebrekkige afstemming in de voorbereidingsfase van de uitvoering van inrichtingsprojecten.
Dit vraagt om afstemming en een integrale benadering van de betrokken afdelingen in alle fasen van het planproces. De projectleider binnen de gemeente is in eerste instantie verantwoordelijk voor het tijdig betrekken van alle disciplines.
Reeds in de oriëntatiefase van een project brengt de projectleider de in het plangebied aanwezige bomen en groenstructuren in kaart. Zo is vooraf duidelijk wat er aan bomen aanwezig is en kan de betrokken groenmedewerker en boomdeskundige snel beoordelen of bepaalde bomen behouden moeten en kunnen blijven.
Het groen kan niet los gezien worden van de bovengrondse en ondergrondse infrastructuur.
Tijdens het ontwerpproces is het noodzakelijk dat naast duurzame groeivoorwaarden van nieuwe én bestaande bomen ook de randvoorwaarden van andere disciplines (riolering, kabels, verkeer, verlichting)integraal meegenomen worden, om ook voor de lange termijn een goede inpassing van bomen mogelijk te maken.
De bomeneffectanalyse en andere essentiële voorwaarden voor een goed gemeentelijk bomenbeleid (De Bomenstichting 2004):
De bomeneffectanalyse (BEA) van de Bomenstichting is een gestandaardiseerde en onafhankelijke beoordeling van mogelijke effecten, voorafgaand aan ontwerp, bouw of aanleg. Een BEA beoordeelt of een boom in zijn huidige verschijningsvorm en standplaats duurzaam behouden kan blijven.
Een BEA dient te worden uitgevoerd door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.
Voor een boominclusieve beoordeling van het ontwerp is het noodzakelijk dat landelijk monumentale bomen, gemeentelijk bijzondere/waardevolle bomen, alsook bomen die onderdeel uitmaken van de gemeentelijke groenstructuur bij herbestemming, vroeg in het planproces in beeld zijn. De ontwerpfase is het moment om de effecten van bouw of aanleg op bomen te beoordelen. Later is er vaak te weinig ruimte meer voor aanpassingen in het ontwerp waardoor de kansen voor een duurzaam behoud van bomen afnemen.
De BEA is toe te passen op allerlei werken zoals bouwwerken, reconstructies van wegen en rioleringen of de aanleg van kabels en leidingen. Toepassing is echter niet altijd zinvol, zoals wanneer de boom in slechte conditie verkeerd of geprojecteerd staat in de toekomstige bouwput. De BEA is met name inzetbaar in de randzone van het te realiseren werk of om alternatieven te formuleren voor bouwactiviteiten die door de gemeente ontplooit worden. Op grond van de uitkomsten van een BEA is het voor alle partijen duidelijk welke bomen mogen verdwijnen voor de bouw of aanleg en welke bomen – en onder welke voorwaarden – worden gespaard.
Voor een nadere uitwerking zie ook Bijlage 3, Werkwijze bomeneffectanalyse. Met daarin de verplichte onderdelen van een bomeneffectanalyse opgesomd en met een checklist waaraan een BEA moet voldoen.
De bomeneffectanalyse (BEA) is een in het Bomenbeleidspan verankerd instrument, waar in bijlage 3 van de Groene Kaart 2015, de Toelichting op de APV, naar verwezen wordt. Waardoor een BEA niet vrijblijvend maar verplicht te stellen is:
als een vergunningsvoorschrift bij de afgifte van een kapvergunning. Bijvoorbeeld als een vergunning wordt verleend voor het vellen van twee bomen voor de bouw van een woning, en dat voor de overige bomen in de nabijheid van de bouwlocatie een BEA dient te worden uitgevoerd voordat met het werk wordt begonnen;
Richtlijnen ontwerp en inrichting
Bomen hebben een belangrijke functie in stedenbouwkundige ontwerpen.
De haalbaarheid van een duurzame boombeplanting wordt met name bepaald in de ontwerpfase, hierbij zijn de volgende aspecten van belang:
Groeiplaatseisen van bomen en de mate waarin daarmee rekening wordt gehouden, vormen misschien wel de belangrijkste voorwaarde voor een goed ontwerp. Het voldoen aan de groeiplaatseisen van bomen resulteert in:
Bij de soortkeuze zijn de abiotische omstandigheden (bodemtype, grondwaterstand, e.d.) en de inpassing binnen de ruimtelijke structuur van de stedenbouwkundige ontwerpen belangrijke selectiecriteria.
De soortkeuze wordt ook bepaald door de beoogde toepassing en potentiële overlast. Esthetische overwegingen bij een boomsoortkeuze zijn grootte, vorm, massa, textuur, kleur en plantpatroon.
Het is van belang dat in ontwerpen de kroonprojectie van bomen op werkelijke grootte ingetekend wordt. Dat wil in principe zeggen de grootte van de uiteindelijke boom op verwachte levensduur, in de praktijk wordt de grootte op een leeftijd van 30-35 jaar als voldoende ingeschat. Indien bomen op kleinere schaal in het ontwerp worden geprojecteerd kan dat misleidend werken (bijv. afstand van bomen tot gebouwen of schaduwwerking) voor toekomstige bewoners en andere betrokkenen, waardoor uiteindelijk overlast en ongewenste situaties kunnen ontstaan.
De prioriteit ligt bij het ontwerp van bomen in het stedelijk gebied op duurzame vitaliteit. Om daarna de uitgangspunten van het ontwerp langdurig in stand te houden ligt de prioriteit bij veiligheid en beheersbaarheid; bij dat laatste is kostenefficiënt bomenbeheer belangrijk. Dit wordt bereikt door in de ontwerpfase, naast een beoordeling op aanlegkosten, ook te toetsen op beheer- en onderhoudskosten.
Voor het behoud van bestaande bomen en een duurzame toepassing van nieuwe aanplant dient men tijdens de (her)inrichting van de openbare ruimte rekening te houden met de voorwaarden die bomen aan hun leefomgeving stellen. Niet alleen nu, maar ook op termijn wanneer de boom de beoogde grootte heeft bereikt. De inrichtingsvoorwaarden worden integraal afgestemd met de andere gemeentelijke disciplines (riolering, kabels en leidingen, verkeer, verlichting).
De bovengrondse ruimte die een boom nodig heeft wordt vooral bepaald voor de ruimte die zijn uitgegroeide kroon nodig heeft. Deze ruimte wordt bepaald door de kroonvorm, boomgrootte en opkroonhoogte. De kwaliteit van de bovengrondse ruimte voor bomen wordt door een aantal factoren bepaald:
Hoe hoger de kwaliteit van de groeiplaats, des te minder doorwortelbare ruimte nodig is. De groeiplaatskwaliteit wordt bepaald door de meest beperkende factor. De kwaliteitsnormen zijn soortafhankelijk.
De volgende factoren zijn van belang:
Er bestaan verschillende methoden om de groeiplaats te verbeteren, deze lopen uiteen van het opbrengen van bomengrond tot het plaatsen van boombunkers, zie Handboek Openbare Ruimte, Bijlage C2, onderdeel Groen.
Bomen hebben levende, groeiende, ademende wortels, die voor de verankering van de boom en de opname van water en voedingsstoffen zorgen. Om normaal te kunnen groeien hebben bomen, wanneer ze met hun wortels niet het grondwater kunnen bereiken, per vierkante meter van de toekomstige kroonprojectie grofweg driekwart kubieke meter goed doorwortelbare, dus niet-verdichte grond nodig.
In het Stadsbomenvademecum van IPC Groene Ruimte staat hiervoor een rekenmethode gebaseerd op de grootte (kroonprojectie), grondsoort, verdichting van de bodem, bereikbaarheid grondwater en type verharding. Het sterk verdichte cunetzand onder de wegen is niet doorwortelbaar. Afhankelijk van de uiteindelijke grootte van een volwassen boom is 5 tot 30 kubieke meter goede grond per boom nodig.
Wanneer wortels beschadigd worden kunnen daardoor de verankering of de opnamecapaciteit van water, zuurstof en voedingsstoffen te kort gaan schieten. Bovendien is zo’n beschadigde wortel een toegangspoort voor schadelijke schimmels, die de stabiliteit van de boom in gevaar kunnen brengen.
Tegen de volgende schadelijke activiteiten dienen boomwortels beschermd te worden:
Het gemeentelijk beleid bestaat uit voorwaarden en procedures voor vergunningen, vastgelegd in de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur ( AVOI ).
De gemeente overlegt regelmatig met nutsbedrijven over de aanleg van nieuwe tracés voor kabels en leidingen en verleent vergunningen voor de aanleg.
Ter voorkoming van schade en ter bescherming van groenvoorzieningen kunnen voorschriften worden gegeven zoals:
Nutsbedrijven dienen zich ook te houden aan de in de gemeente Wijk bij Duurstede geldende APV.
Wanneer de gemeente gebruik moet maken van haar recht de schade aan gemeentelijke bomen te verhalen op het nutsbedrijf moet aangetoond worden dat er tijdens het werk schade is toegebracht. Daarvoor zijn een beoordeling van bomen voor en na de uitvoering van werkzaamheden en toezicht op de werkwijze tijdens de uitvoering noodzakelijk.
Bescherming van bomen bij werkzaamheden
Diegenen die bouw- of graafwerkzaamheden uitvoeren zijn vaak onvoldoende op de hoogte of zich onvoldoende bewust van het effect van hun handelen op bomen. Ernstige schade op korte of lange termijn kan het gevolg zijn waarvoor de veroorzaker aansprakelijk gesteld kan worden. Volgens de APV wordt ernstige schade en ontsiering gerangschikt onder vellen; voor alle bomen geldt de zorgplicht en bij vergunningplichtige bomen ook de de APV waarbij een kapvergunning vereist is.
Opdrachtgevers, zoals de relevante gemeenteafdelingen, nutsbedrijven, aannemers projectontwikkelaars en particulieren, dienen zich hiervan meer bewust te zijn. In de bomeneffectanalyse wordt uitgebreid aandacht besteed aan boombescherming en de eventuele effecten van voorgenomen werkzaamheden op bestaande bomen.
Bedrijven die veel van dit soort werkzaamheden uitvoeren kunnen pro-actief geïnformeerd worden over boombescherming bij de uitvoer van werkzaamheden alsook het gemeentelijk beleid ten aanzien van schade. Zo kan de gemeente als vergunningverlener standaard richtlijnen voor de uitvoer van werkzaamheden aan de houder van een bouwvergunning meegeven. Dit kan onder meer door het meezenden van de leidraad de 10-geboden van werken bij bomen uit het Handboek Openbare Ruimte, bijlage C-groen, eventueel aangevuld met enige voor de locatie specifieke aandachtspunten.
In sommige gevallen, indien een boom niet in het bouwproject in te passen is, kan men ervoor kiezen deze te verplanten. Allereerst dient dan bekeken te worden of een boom verplant kan worden. Niet alle boomsoorten zijn geschikt om te verplanten, daarnaast is de gezondheidstoestand, ontwikkeling van wortelstelsel en vitaliteit bepalend of een boom succesvol verplant kan worden. De leeftijd en grootte van de boom zijn hierbij van ondergeschikt belang, aangezien het technisch mogelijk is bomen van elke grootte te verplanten. Voor het slagen van de verplanting is ook de nieuwe standplaats van groot belang, deze dient zoveel mogelijk overeen te komen met de groeiomstandigheden op de oude standplaats.
Een goede voorbereiding, bij oudere bomen soms wel gedurende enkele jaren, is essentieel voor succes. Ook na het verplanten zijn enige jaren van extra zorg noodzakelijk. De hersteltijd na verplanten wisselt per boomsoort en situatie.
Het verplanten van bomen die op de Groene Kaart APV staan is vergunningsplichtig.
Voor een optimale toepassing van bomen is een goede soortkeuze van essentieel belang. Dit houdt in dat de boomsoort en grootte op de groenstructuur wordt afgestemd waarbij de standplaats zodanig is ingericht dat een soort daar goed kan functioneren.
Zie verder Bijlage 1, Groenstructuur Wijk bij Duurstede.
Bij de vervanging van bomen en de aanplant van nieuwe bomen is het belangrijk dat het bomenbestand uit redelijk evenwichtige leeftijdsklassen is opgebouwd en een diversiteit aan soorten wordt toegepast. Wanneer er voldoende bomen uit elke leeftijdsklasse aanwezig zijn kan een grootschalige vervanging van boomstructuren binnen een kort tijdbestek op grond vermeden worden. Een grote variatie aan soorten komt de biodiversiteit ten goede en maakt het bomenbestand minder kwetsbaar voor ziekten en plagen.
De keuze voor een exoot of streekeigen soort staat in principe vrij en is voornamelijk afhankelijk van eisen aan groeiplaats en goede inpassing in stedenbouwkundig opzicht. Er zijn echter wel uitzonderingsgevallen. Zo heeft het sterk de voorkeur bij historische kernen en andere cultuurhistorische elementen streekeigen soorten te gebruiken. In gemeentelijke boomgaarden oude soorten halfstam- of hoogstamfruit aanplanten en aan de buitenrand van de bebouwde kom, waar aangesloten wordt op het buitengebied, gaat de voorkeur uit naar inheemse en gebiedseigen soorten.
Om overlastsituaties zoveel mogelijk te vermijden dient de soortkeuze aangepast te worden op het gebruik van de omgeving, bijvoorbeeld geen bomen op parkeerplaatsen aanplanten die gevoelig zijn voor bladluizen.
Vormbomen vragen zowel bovengronds als ondergronds weinig ruimte. Door de bovengrondse snoei verjongen de wortels zich continue en zijn de bomen vitaal en vaak lang te handhaven. Denk hierbij maar aan de oude dorpslinden. Intensief beheer na aanplant is een vereiste.
Voor een overzicht van soorten die beter vermeden kunnen worden in bepaalde stedenbouwkundige situaties, wordt verwezen naar onderdeel 2 van het Handboek Openbare Ruimte, bijlage C2, Groen.
Uiteraard dient het plantmateriaal in goede conditie te verkeren, dat wil zeggen niet uitgedroogd, onbeschadigd en met voldoende haarwortels. De precieze voorwaarden ten aanzien van het plantmateriaal staan in onderdeel 3 van het Handboek Openbare Ruimte, bijlage C, Groen.
De vraag naar bomen wordt steeds breder en kwekers spelen hierop in door steeds meer maatwerk te leveren. Bomen kunnen geleverd worden in container of met zomerkluit zodat ook in het groeiseizoen geplant kan worden.
Het actuele inkoopbeleid van de gemeente is van toepassing. De gemeente heeft besloten duurzaamheidscriteria zoveel mogelijk te betrekken bij het inkoopproces en streeft naar een 100% duurzame inkoop in 2020.
Naast bovengenoemde aspecten wordt verwezen naar het het Handboek Openbare Ruimte.
Dat stelt voor de beeldkwaliteit en de beheerbaarheid van de openbare buitenruimte eisen aan ontwerp en (her)inrichting en geeft randvoorwaarden en verantwoordelijkheden aan. Het onderdeel groen van de openbare buitenruimte staat in Bijlage C2-Groen van het handboek met onder meer de volgende onderwerpen.
De in het Handboek Openbare Ruimte beschreven richtlijnen vormen een leidraad. Situaties kunnen verschillen en daarmee om een eigen aanpak vragen.
Het Handboek Openbare Ruimte kan onderdeel uitmaken van een overeenkomst tussen gemeente en een externe partij, zoals ontwerpers, aannemers of projectontwikkelaars. In het geval van ontwerp, dient het Handboek Openbare Ruimte in de start van de ontwerpfase aan projectontwikkelaars en ontwerpers te worden meegegeven. Bij (her)inrichting dient het Handboek Openbare Ruimte in ieder geval op de eerste bouwvergadering ter sprake komen. Hierbij zijn de projectleider en de plantoetser de aangesproken personen binnen de gemeente om het handboek met betrokkenen, als voorwaarde bij projecten, te bespreken.
Het Handboek Openbare Ruimte wordt zo nodig jaarlijks geactualiseerd door de afdeling Beheer.
De juridische onderbouwing van het bomenbeleid is onderdeel van het totale beleid. Regels en een duidelijke handhaving zijn nodig bij de bescherming van bomen.
Naast het gemeentelijk beleid heeft een boomeigenaar of beheerder ook te maken met landelijke en provinciale regelgeving.
5.1.Algemene Plaatselijke Verordening (APV)
De gemeentelijke regelgeving, de procedure en de voorwaarden omtrent kapvergunningen ten aanzien van bomen, is ondergebracht is de APV met de (Brede) Groene Kaart 2015.
De gemeente heeft in 2015 door vaststelling van de APV door de raad en de (brede) Groene Kaart door het college van burgemeester en wethouders het vergunningenbeleid zo aangepast dat het de belangrijkste bomen goed beschermt, burgers voldoende vrijheid biedt en de administratieve lasten zo laag mogelijk houdt.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen wel en niet vergunningplichtige bomen.
Vergunningsplichtig blijven de bomen die behoren tot de groenstructuur en de monumentale bomen. Deze bomen zijn op de Groene Kaart gezet op grond van criteria, waaronder landschapswaarden, hoofdgroenstructuur en cultuurhistorie.
Tegelijk is vastgesteld dat het op dat moment in 2015 nog te actualiseren Bomenbeleidsplan 2009 met de waarborgen voor alle bomen inhoudelijk als visie van kracht blijft. Daarmee is het zorgvuldig omgaan met ook de vergunningsvrij geworden gemeentebomen gewaarborgd.
De Groene kaartis meer dan alleen een kaart en bestaat uit de volgende onderdelen.
Toetsingskader beoordeling kapvergunningen
De verschillende toetsingscriteria (weigeringsgronden) voor verlening of weigering van een kapvergunning staan in de APV vermeld en worden in de Groene Kaart toegelicht. Deze criteria en de toepassing daarvan behoren helder en transparant te zijn, bovendien dient de procedure voldoende bij burgers bekend te zijn.
Op basis van de criteria wordt het belang voor het behoud van een boom afgewogen tegen het belang de boom te vellen. Met behulp van het toetsingskader kan de verlening dan wel weigering van een kapvergunning op een consequente en op basis van te voren vastgestelde motieven onderbouwd worden.
De landelijk monumentale en gemeentelijk bijzondere of waardevolle bomen staan op grond van een aantal selectiecriteria op lijsten, de bijlagen 5 en 6 van de Groene Kaart. Vanwege die selectiecriteria vallen ze onder een of meerdere weigeringsgronden in de APV en er wordt geen kapvergunning verleend tenzij instandhouding om boomdeskundig gestaafde veiligheidsredenen niet langer verantwoord is. Indien er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke belangen, waarbij alternatieven uitputtend onderzocht zijn, of wanneer instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade, kan eveneens vergunning verleend worden.
De herplantplicht is geregeld in de APV en kan worden opgelegd.
De APV met Groene Kaart bevat toetsingskaders voor het beoordelen van kapvergunningen en om te bepalen of een herplantplicht wenselijk is. Zo zullen gemeentelijk bijzondere of waardevolle bomen of bomen die onderdeel uitmaken van de groenstructuur, een hoge waarde vertegenwoordigen, waardoor compensatie wenselijk is.
Vanwege de sterke afname in 2015 van het aantal vergunningpslichtige particuliere bomen in de APV komt te weinig geld in een herplantfonds en vanwege te strikte juridische regels is besloten vooralsnog geen herplantfonds op te richten. Voor gemeentebomen, met name binnen projecten kan, indien herplant daar niet mogelijk is, een ‘financiële herplantplicht’ (compensatie) worden opgelegd of afgesproken, aan te wenden voor herplant en/of groeiplaatsverbetering elders. Met behulp van de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van taxateurs van bomen en houtige gewassen (NVTB) kan de hoogte van de financiële compensatie vastgesteld worden.
Doel is ongelukken te voorkomen en in het geval er toch iets gebeurt te kunnen bepalen wie aansprakelijk is.
Iedere boomeigenaar is zorgplichtig. Dit betekent dat deze zijn bomen regelmatig en aantoonbaar deskundig moet (laten) controleren en dienovereenkomstig passende en deskundige onderhoudsmaatregelen dient te treffen. De zorgplicht die boomeigenaren hebben om bomen in veilige staat te houden ligt verankerd in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek en de jurisprudentie over schade door bomen, het artikel over de onrechtmatige daad. Het heeft alles te maken met het pogen burgers te beschermen middels vakmatig beheer en onderhoud, waarbij juridische en verzekeringstechnische principes en rol spelen.
Wanneer een eigenaar niet voldoet aan zijn zorgplicht kan de eigenaar aansprakelijk zijn voor de schade, afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Bij bomen geldt de zogenaamde schuldaansprakelijkheid. Dit betekent dat bij ontstane schade door een boom een boombeheerder/-eigenaar aansprakelijk te stellen is wanneer deze niet voldaan heeft aan zijn zorgplicht. Wanneer een boomeigenaar/-beheerder echter kan aantonen dat er regelmatig boominspecties en passende onderhoudsmaatregelen zijn uitgevoerd, heeft deze voldaan aan zijn wettelijke zorgplicht.
De periodieke inspectie en uitvoering van onderhoudswerkzaamheden staan in het bomenbeheersysteem om in geval van aansprakelijkheidsstelling de zorg aan te kunnen tonen.
Aan de hand van de visual tree assessments (VTA) worden bomen geclassificeerd als veilige boom, attentieboom of risicoboom. Risicobomen. Bij mogelijke risicobomen worden zo nodig maatregelen in het bomenbeheersysteem opgenomen.
Vormen van zorgplicht (informatie rechtbank Gelderland).
De frequentie van boomveiligheidscontroles hangt af van de leeftijd, de plek en de toestand van de boom. Er drie vormen van zorgplicht:
Algemene zorgplicht. De algemene zorgplicht bestaat er uit dat er sprake moet zijn van regulier en regelmatig onderhoud en uitwendige controle op uiterlijke gebreken aan de boom (de zogenaamde boomveiligheidscontrole). Afhankelijk van leeftijd, omvang en groeiplaats hebben we het dan over jaarlijkse tot vijfjaarlijkse controles door een boomdeskundige controleur.
Verhoogde zorgplicht. Wanneer de boom op een plaats staat waarbij is te voorzien dat bij omvallen of afbreken van een tak er aanzienlijke schade kan ontstaan, zoals een (oude) grote boom pal tegen een woning of boven een drukke weg, dan is er sprake van verhoogde zorgplicht. Een dergelijke attentieboom zal minstens jaarlijks moeten worden gecontroleerd en behoeft misschien extra onderhoud.
Zo nodig volgt een zorgplichtactie door uitvoering van maatregelen binnen de gestelde termijn zoals snoei, verankering of rooien. Als maatregelen nog niet direct nodig zijn wordt wel de controlefrequentie opgevoerd.
De Flora- en faunawet beschermt in beginsel alle in Nederland voorkomende wilde planten en diersoorten via een zogenaamde zorgplicht, zowel binnen als buiten beschermde natuurgebieden. De wet gaat uit van het “nee, tenzij’ beginsel. Dit houdt in dat alle handelingen ten nadele van beschermde soorten verboden zijn.
De Flora- en Faunawet is een kaderwet in algemene zin; de beschermde planten- en diersoorten staan niet in de wet zelf maar zijn te vinden in tabellen.
De kap van een boom of dunning van bosplantsoen kan een verboden handeling zijn als die bijvoorbeeld een verblijfplaats is voor vleermuizen of plaats biedt aan broedende vogels. Zowel de opdrachtgever als de uitvoerder van werkzaamheden dragen verantwoordelijkheid voor de naleving van de Flora- en faunawet.
Naast deze drie groepen zijn alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen beschermd. Daarnaast zijn van een aantal soorten de vaste rust- en verblijfplaatsen én de functionele omgeving jaarrond beschermd. Hier moet zowel bij beheer als bij ruimtelijke ontwikkeling altijd een ontheffing worden aangevraagd.
Eventueel kan het treffen van voldoende mitigerende (verzachtende) maatregelen de ontheffingsaanvraag overbodig maken. Bijvoorbeeld het ophangen van nestkasten bij teloorgang van broedplaatsen. Een mitigatieplan of ontheffing dient in het bezit te zijn voorafgaand aan de start van de uitvoeringsfase.
Voor het reguliere bomenbeheer biedt de wettelijke vrijstelling door het vaststellen en invoeren van de Gedragscode bestendig beheer en onderhoud van groenvoorzieningen en natuurterreinen van de Vereniging Stadswerk en branchevereniging VHG een goed instrument om eenduidig en geborgd zorgvuldig te kunnen handelen zodat overtredingen worden voorkomen. Zonder dat is het eenvoudig en doelmatig om bepaalde werkzaamheden, zoals vellingen en snoei van bomen, tijdens het broedseizoen, grofweg van half maart tot half juli, achterwege te laten.
Op bepaalde plaatsen is meer attentie geboden. Met name bij werkzaamheden in het oude Park Duurstede (kasteelbos), bij monumentale andere bomen met holtes waar mogelijk vleermuizen of vogels in verblijven. Vaste rust- en verblijfplaatsen van spechten, uilen en roofvogels jaarrond beschermd, bij velling is dus een ontheffing vereist. De kap van gehele bomenlanen in stedelijk en landelijk gebied kan van invloed zijn op trekroutes van vleermuizen waardoor dit ontheffingsplichtig wordt. Bij twijfelgevallen is het wenselijk het advies van een deskundig ecoloog in te winnen; bij de aanvraag van een ontheffing is dit noodzakelijk.
Bij gebieds- en soortenbescherming in beschermde gebieden, zoals Natura 2000gebieden, is naast de Flora- en faunawet ook de Natuurbeschermingswet van toepassing; voor deze gebieden en voor bedreigde ‘Rode lijstsoorten’ gelden een gedragscode en werkprotocollen niet als vrijstelling.
De Flora- en Faunawet gaat medio 2016 op in de Nieuwe Wet Natuurbescherming.
De Boswet is van toepassing op houtopstanden gelegen buiten de begrenzing van de ‘bebouwde kom Boswet’. De gemeenteraad stelt de begrenzing vast die niet hoeft samen te vallen met de bebouwde kom in het kader van de Wegenverkeerswet 1994. De begrenzing is opgenomen op de Groene Kaart Wijk bij Duurstede.
Voor houtopstanden van meer dan 1000 m2 of rijbeplanting van meer dan 20 bomen, die toebehoren aan een niet bij het Bosschap geregistreerde eigenaar is, de meldingsplicht van toepassing. Dit houdt in dat tenminste een maand voor velling een kapmelding bij Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). wordt ingediend. Bovendien geldt de herplantplicht, wat betekent dat het perceel binnen drie jaar ingeplant of natuurlijk verjongd dient te zijn.
De hierna volgende artikelen van deze wet zijn niet van toepassing op:
a. houtopstanden op erven en in tuinen;
b. andere houtopstanden dan op erven en in tuinen binnen een bebouwde kom als bedoeld in het volgende lid;
c. wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voorzover bestaande uit populieren of wilgen;
d. Italiaanse populier, linde, paardenkastanje en treurwilg;
e. vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;
f. fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaren, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;
De Boswet staat los van de gemeentelijke APV. In voorkomende gevallen kunnen beiden van toepassing zijn. In zo’n geval mag de gemeentelijk herplantplicht niet strijdig zijn met de bepalingen uit de Boswet. Medio 2016 gaat de Boswet op in de Nieuwe Wet Natuurbescherming.
Wet- en regelgeving wijzigen met de tijd. Dat heeft op zich geen invloed op de kern van het bomenbeleid, de waarden van bomen en hoe daar mee om te gaan in de gemeente blijven in principe gelijk. Wel kan het invloed hebben op uitvoeringszaken zoals procedures en handhaving.
De gevolgen moeten vooraf in kaart gebracht zijn en in de organisatie geïmplementeerd:
Door de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn de verschillende vergunningen, ontheffingen en andere toestemmingsvereisten voor wonen, ruimte en milieu zoveel mogelijk samengevoegd tot één Omgevingsvergunning. Daaronder ook de kapvergunning, de vergunning voor het vellen van houtopstanden. De Omgevingsvergunning kan bij één loket digitaal worden aangevraagd, het Omgevingsloket oneline, waar ook een melding of een vergunningscheck kan worden gedaan.
Het uitgeefbare (verkoopbare) groen, het snippergroen, maakt geen onderdeel uit van de groenstructuur en bevat geen beeldbepalend of functioneel wijkgroen.
Bij de gemeentelijke herindeling bleek dat er in de drie kernen geen eenduidig uitgiftebeleid voor openbaar groen gehanteerd werd. In 2000 heeft Wijk bij Duurstede het uitgiftebeleid opnieuw vastgesteld.
Het uitgeefbare snippergroen staat op de uitgiftekaart die in 2013 is aangepast. Het niet uitgeefbare openbare structurele groen kan alleen bij een zwaarwegend maatschappelijk belang en op grond van een separaat besluit van het college van burgemeester en wethouders een andere functie krijgen.
Op aangekocht gemeentegroen kunnen op grond van de Groene Kaart vergunningsplichtige bomen staan. De APV is dan van toepassing. Als men deze bomen wil verwijderen is een kapvergunning vereist.
MONUMENTALE EN waardevolle bomen
De belangrijkste bomen voor Wijk bij Duurstede zijn de landelijk monumentale bomen en de gemeentelijke bijzondere of waardevolle bomen.
In de gemeentelijke Groene Kaart 2015 staan deze bomen op Bijlage 1, de Kaart beschermde houtopstand; meer informatie, over de soort, leeftijd, standplaats e.d., staat in de Groene kaart in:
Criteria voor selectie Landelijk register en gemeentelijke lijst
De belangrijkste criteria voor opname in het landelijk register monumentale bomen zijn:
Criteria voor selectie Gemeentelijke lijst.
De gemeentelijk bijzondere of waardevolle bomen, zijn bomen die plaatselijk bijzonder waardevol zijn of bomen die in potentie kunnen uitgroeien naar monumentale bomen.
De belangrijkste criteria voor plaatsing op de gemeentelijk bomenlijst zijn:
ze voldoen aan tenminste één van de criteria van plaatselijk bijzondere of waardevolle bomen. Dit zijn in principe dezelfde criteria als voor het landelijk register: beeldbepalendheid, cultuurhistorie, dendrologie, ecologie of zeldzaamheid, maar dan vanuit lokaal oogpunt bezien bijzonder of waardevol zijn
Iedereen kan bomen aanmelden voor plaatsing op de landelijke en de gemeentelijke lijst. Voor de plaatsing op de lijst worden boomeigenaren op de hoogte gesteld met de mogelijkheid bezwaar te maken. Toetsing aan de criteria van het landelijk register door de Bomenstichting en van de gemeentelijke bomenlijst door de gemeente. De gemeente actualiseert iedere vijf jaar de lijst.
Figuur 4. Monumentale bomen in Wijk bij Duurstede, Cothen en Langbroek
Om de betrokkenheid van burgers bij het groenbeleid, en bomen in het bijzonder, te vergroten wordt daarnaast de mogelijkheid geboden zelf bomen als gemeentelijk bijzonder of waardevol voor te dragen.
Voor de exacte criteria voor de landelijke en de gemeentelijke lijsten en voor de aanmeldingsprocedure voor bomen op de gemeentelijke lijst de zie verder Bijlage 2. Criteria monumentale en waardevolle bomen..
Het opnemen in de Groene Kaart APV Wijk bij Duurstede van de bomen die staan op het landelijk register van monumentale bomen en op de gemeentelijke lijst van bijzondere of waardevolle bomen, biedt voldoende extra bescherming bij de beoordeling van een kapvergunningaanvraag en bij werkzaamheden. Om die reden worden deze bomen niet opgenomen in bestemmingsplannen.
Deze bomen voldoen aan een of meerdere toetsingscriteria in de APV waarop in beginsel geen kapvergunning wordt verleend. Zie verder par. 5.1 APV, Toetsingskader beoordeling kapvergunningen.
Op grond van het Bomenbeleidsplan kan de verplichting worden opgelegd voorafgaand aan werkzaamheden in de nabijheid van monumentale bomen een bomeneffectanalyse (BEA) op te stellen. De uitvoering van werkzaamheden is afhankelijk van de uitkomsten. Een BEA is ook nodig wanneer een monumentale boom ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd. (Meer over de BEA in hoofdstuk 4 en in bijlage 3).
Monumentale bomen en boomstructuren verdienen extra aandacht bij inspectie en onderhoud.
Bomen waar de gemeente het beheer over voert worden regelmatig gecontroleerd.
Particuliere eigenaren van landelijk monumentale bomen kunnen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in onderhoudskosten uit het Bomenfonds van de Bomenstichting.
Er bestaat geen gemeentelijk bomenfonds, voor een Vergoedingsregeling beheer monumentale bomen moet de gemeente eerst particuliere bomen als monumentaal gaan aanwijzen. Een dergelijke aanwijzing heeft nog niet plaatsgevonden en dat ligt ook in de toekomst niet voor de hand.
Om als gemeente de duizenden bomen goed te kunnen beheren is een gestructureerd beheer- en onderhoudsplan noodzakelijk.
Uitgangspunt is dat de onderhoudsstaat, veiligheid- en gezondheidstoestand van de bomen in kaart is gebracht. Boominspecties zijn hiervoor essentieel.
Vervolgens wordt het beheer en onderhoud voor de lange, middellange en korte termijn uitgewerkt.
Bij de afdeling Beheer is veel kennis van gemeentebomen aanwezig, andere afdelingen en bewoners kunnen van deze deskundigheid gebruik maken. Bij zeer specifieke of erg arbeidsintensieve werkzaamheden, zoals het verplanten van grote bomen en boominspecties, is het inschakelen van externe specialisten noodzakelijk.
Doelen en taken van het boombeheer
Het bomenbeheer is gericht op het zorgen voor een gezond en veilig bomenbestand door inspectie, onderhoud en het zoveel mogelijk voorkomen en beperken van overlastsituaties.
De gemeente is verplicht vanuit het oogpunt van de zorgplichthet bomenbestand periodiek te inspecteren en het noodzakelijk onderhoud te verrichten (zie § 5.2 Zorgplicht).
De gemeente treedt al dan niet wettelijk verplicht op indien zich boomziekten voordoen, zoals bacterievuur, iepenziekte, essentaksterfte en kastanjeziekte.
Figuur 5. Oude bomen hebben meer onderhoud nodig
Voor de beheerplanning vormen naast het groenstructuurplan en dit bomenbeleidsplan de boominspecties een belangrijk uitgangspunt. De planning van de prioriteiten ten aanzien van onderhoudswerkzaamheden komen voor een belangrijk deel voort uit de boominspecties.
Op basis daarvan en de na te streven beeldkwaliteit (beeldkwaliteitsplan) worden de beheerplannen ontwikkeld worden (figuur 2) als basis voor de korte- en lange termijnuitvoering.
De resultaten van de boominspecties van alle gemeentebomen, welke als nulmeting voor de planning zijn te beschouwen, worden net zoals de uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden in het beheersysteem ingevoerd. Daarbij zijn naast de algemene boomkenmerken, de resultaten van de boominspecties zoals de vitaliteit, de waarde van de boom voor de omgeving en de te nemen onderhoudsmaatregelen, in het beheersysteem gedocumenteerd. Bij eventuele aansprakelijkheidstelling kan de gemeente als boombeheerder aantonen dat aan de zorgplicht is voldaan door de boominspecties en onderhoudswerkzaamheden te overleggen.
Vervanging en aanvulling bomenbestand
Uitgangspunt is bomen zo lang mogelijk te handhaven met de kanttekening dat veel bomen niet hun mogelijke maximale leeftijd bereiken. Veel bomen in woonstraten hebben een verwachte levensduur van gemiddeld 25-30 jaar.
Ze worden eerder gekapt omdat ze een gevaar voor de omgeving vormen, teveel overlast veroorzaken, ziek zijn, niet vitaal zijn of hun functie niet langer vervullen. Al dan niet door het ontbreken van de juiste groeiomstandigheden, een niet optimale groeiplaats door aanleg van kabels en leidingen en door reconstructies.
Bij de vervanging van bestaande bomen en de aanvulling van het bomenbestand door aanplant van nieuwe bomen is het belangrijk zorg te dragen voor een goede leeftijdsopbouw in het bomenbestand. Door een gevarieerd bomenbestand in zowel leeftijd als soort na te streven wordt grootschalige vervanging van bomen vermeden. Daarnaast beperkt een variatie aan soorten de risico’s voor ziekten en plagen.
Ook bij vervanging van bomen is de APV met de Groene Kaart van toepassing, wat betekent dat zorgvuldige wordt afgewogen, ook wanneer geen kapvergunning vereist is. Indien een hele bomenrij of boomstructuur vervangen moet worden is het wenselijk dat de boombeheerder advies inwint bij een onafhankelijk boomdeskundige over de noodzaak de structuur te vervangen.
Bij de uitvoer van werkzaamheden aan bomen dient rekening gehouden te worden met de Flora- en faunawet. Voor handelingswijze bij het eventueel voorkomen van beschermde soorten flora en fauna, zie Handboek Openbare Ruimte bijlage C2-Groen, het onderdeel schema Flora- en faunawet.
De keuze voor opnieuw aanplanten, voor welke grootte en voor welke soort wordt gebaseerd op de geschiktheid van de groeiplaats en de doelstellingen van de gemeente. Uiteindelijk dient op basis van de ontwerp- en inrichtingsrichtlijnen de keuze bepaald te worden, zoals besproken in de hoofdstuk 4 en in Bijlage C2-Groen van het Handboek Openbare Ruimte.
Bestrijding overlast, ziekten en plagen
Tegenover het algemeen belang van bomen staat de overlast die mensen van bomen kunnen ervaren, vooral dicht bij huis.
Ondanks goede toepassing van ontwerprichtlijnen en een deugdelijk beheer en onderhoud zal overlast niet altijd te vermijden zijn. Veel van deze klachten hebben te maken met:
In onderdeel 4.2 van Bijlage 4, Overlast door bomen, worden de bovenstaande overlasttypen beschreven, problemen waar mogelijk gerelativeerd en preventieve en oplossingsgerichte maatregelen voorgesteld.
Deze beschrijving en maatregelen helpen de afdeling Beheer bij het zoeken van een oplossing samen met de bewoners. Zo kunnen in sommige gevallen overlastsituaties verholpen worden of wordt na uitleg de overlast als minder ernstig ervaren. In sommige gevallen zal de enige oplossing de velling van de boom zijn; in de bijlage staat onder welke condities een velling wordt toegestaan.
In het hoofdstuk 8 Organisatie en communicatie wordt verder ingegaan op de communicatie richting burgers met betrekking tot overlastsituaties.
De van oudsher bekendste en meestal fatale ziekten zijn wel de iepenziekte en bacterievuur en meer recent de essentaksterfte en kastanjeziekte. In Wijk bij Duurstede komen daarnaast nog een aantal bomenziekten voor, waarbij in de regel door de afdeling Beheer de volgende maatregelen worden ondernomen:
In uitzonderlijke gevallen helpt de gemeente ook particulieren met de bestrijding van boomziekten om hiermee de verspreiding en besmetting zoveel mogelijk te beperken. Bij twijfel over ziekten en bestrijdingsmogelijkheden schakelt de gemeente de Plantenziektekundige Dienst van de van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, of een andere deskundige in.
Sommige ziekten, zoals de bladvlekkenziekte, hebben slechts een geringe invloed op de conditie van bomen. Hiertegen worden daarom ook geen maatregelen genomen. Andere ziekten zoals de bacterievuur en iepenziekte zijn zeer besmettelijk en vereisen dat er snel actie ondernomen wordt. Bij bacterievuur kan in sommige gevallen door een rigoureuze snoei van de aangetaste delen de ziekte bestreden worden. Soms is verwijdering en vernietiging van aangetaste bomen de enige oplossing.
De uitwerking van een aantal relatief nieuwe ziekten, zoals de kastanjeziekte en essentaksterfte, zijn op de lange termijn nog onbekend. Hierbij is het van belang als boombeheerder bij te blijven door de actuele stand van zaken te volgen, zoals onder meer voor kastanjes van de werkgroep Aesculaap van Wageningen UR. Dit betekent dat de buitenploeg goed op de hoogte is van (nieuwe) ziekten en de manieren deze te herkennen en te bestrijden, omdat zij vaak als eerste een boomziekte signaleren. De periodieke boominspecties door externe boomverzorgers ondervangen dit niet omdat de perioden van drie jaar tussen de inspecties te groot zijn.
In de APV heeft het college van B&W de mogelijkheid doelgericht op te treden bij onder meer boomziekten. Indien bomen het gevaar opleveren een bron te zijn die een boomziekte of ziekteverspreiders daarvan, zoals insecten, te verspreiden, kan het college van B&W besluiten de boomopstand te vellen als het gemeentebomen betreft of de eigenaar te verplichten de bomen binnen een gestelde termijn te vellen.
De volgende plagen komen in meer of mindere mate voor binnen de gemeente:
Bestrijding van de eikenprocessierups vindt plaats vanuit het oogpunt van de volksgezondheid.
De overige genoemde plagen worden niet bestreden binnen de gemeente, omdat de kosten van bestrijding niet opwegen tegen de schade.
7.5. Uitvoering omgang met (vergunningvrije) bomen
Met de vaststelling van Groene Kaart 2015 is gecommuniceerd in publicaties hoe om te gaan met het al dan niet verwijderen van gemeentebomen die niet op de Groene Kaart 2015 staan:
‘Die bomen zijn vergunningsvrij maar niet ‘vogelvrij’ geworden, er gaat geen gemeenteboom zomaar weg:
Ter ondersteuning hoe met alle bomen, ook de vergunningsvrije bomen, om te gaan is in de Groene Kaart 2015 de bijlage 4 ‘Omgaan met bomen in eigendom van gemeente’ opgenomen. Het is een leidraad voor het maken van afwegingen bij:
De systematiek van de voorbeelden Omgaan met bomen WbD 2015 is gevat in een format en gaat in vier stappen.
Deze stappen vormen een ‘stroomschema’, een hulpmiddel bij het maken van afwegingen.
Voor de beeldvorming zijn in bijlage 4.3. Uitvoering omgang met bomen Groen Kaart enkele voorbeelden uit het format opgenomen.
Voor een duurzaam, veilig en mooi bomenbestand zijn ook nodig:
Een goed bomenbeheer vereist dat de gemeente voldoende eigen boomexpertise in de organisatie heeft of die expertise inhuurt.
Ook bij het bomenbeheer geldt dat een onderbezetting met personeel op de lange termijn grote consequenties kan hebben, ook in financiële zin. De rekening van achterstallig onderhoud bij bomen of verkeerd uitgevoerde werkzaamheden wordt vaak pas over jaren gepresenteerd.
Een belangrijk onderdeel in het bomenbeheer is de wettelijke zorgplicht, het is daarom zaak dat zowel gemeentelijke bomenbeheerders alsook externe bureaus over voldoende expertise beschikken om de inspecties en het nader onderzoek goed uit te voeren.
Kwaliteitsbewaker. De gemeente heeft een duidelijk aanspreekpunt nodig voor interne en externe vragen op het gebied van bomen. Ook bij de uitbesteding van werk aan derden is dit onmisbaar, onder meer om goede opdrachten te kunnen verstrekken en resultaten te kunnen beoordelen.
Uitvoering. Het is belangrijk om over een centrale bomenploeg te beschikken die goed opgeleid en toegerust is voor al het voorkomende bomenwerk binnen de gemeente. Deskundigheid in het veld betekent ook dat bijvoorbeeld boomziekten snel gesignaleerd kunnen worden. Een adequaat optreden is beslissend voor behoud dan wel kap.
Scholing. Voor een goed beheer is het van belang dat de deskundigheid van het eigen personeel op peil gehouden wordt door nascholing en cursussen.
Veiligheid staat voorop, men moet voldoende kennis hebben van de arboregels en veiligheidseisen bij velling, boomverzorging en werken in boomkronen.
Verder zijn er onder meer cursussen boomverzorging, ziekten- en plagenbestrijding, communicatie, boombiologie en toepassing Flora- en Faunawet.
Bij uitbesteding van bomenwerk aan bedrijven blijft de regie in handen van de gemeente.
Professionele boomverzorgers en deskundigen worden vaak ingehuurd om kortlopende arbeidsintensieve taken over te nemen of om over specialistische kennis en apparatuur te kunnen beschikken.
Boominspecties, zoals de visual tree assessments (VTA), worden veelal uitbesteed aan externe bureaus. Boomverzorging wordt uitgevoerd door deskundige en gecertificeerde boomverzorgers, de European Tree Workers of door van de agrarische opleidingscentra komende gediplomeerde boomverzorgers.
Door te zorgen, dat bomen niet alleen bij de groenbeheerder op de agenda staan, maar ook bij iedere bestuurder en ambtenaar die bezig is met openbare ruimte, worden draagvlak en randvoorwaarden geschapen voor een goed bomenbeleid. Dit bomenbeleidsplan beoogd hier aan bij te dragen door het beleid en een aantal afspraken ten aanzien van bomen helder neer te zetten, maar ook door richtlijnen voor ontwerp en inrichting met andere disciplines binnen de gemeente af te stemmen.
In Wijk bij Duurstede zijn de ‘groenmensen’ werkzaam bij verschillende afdelingen. Dit betekent extra aandacht voor overleg en afstemming. Binnen de afdeling Beheer zijn alle bij de openbare ruimte betrokken disciplines verenigd zodat voor de praktische afstemming de lijnen kort zijn tussen groenmedewerkers en andere disciplines. Groen kan niet los gezien worden van de civiele inrichting (verkeer, riolering, etc.). Het is daarom van essentieel belang om tot breed gedragen en goed afgestemde projecten te komen.
Voor de afstemming is het Handboek Openbare Ruimte, Bijlage C2- Groen een praktische leidraad voor medewerkers van de afdelingen Beheer of SBP en projectleiders binnen de gemeente die zich met de openbare ruimte bezighouden. Het bevat voorwaarden voor het ontwerp, inrichting en uitvoering van onderhoudswerkzaamheden.
Maar deze handleiding kunnen ook derden, zoals ontwerpers, groenbeheerders, aannemers en projectontwikkelaars, worden aangestuurd.
Communicatie, voorlichting en participatie
Communicatie over gemeentelijk beleid
Veel bewoners van Wijk bij Duurstede vinden groen en bomen in de wijk belangrijk en hebben waardering voor het beheer. Tegelijk zijn er bewoners met minder waardering, vooral vanwege overlast die bomen kunnen veroorzaken zoals wortelopdruk, schaduwwerking en druipende bomen (honingdauw). Voorkomen is beter dan genezen; bij de recentere woonwijken wordt hiermee al preventief in de ontwerpfase rekening gehouden. Vooral in de oudere nieuwbouwwijken is destijds te weinig rekening gehouden met de ruimte die een boom nodig heeft en de mogelijke conflicten met andere beleidsterreinen in de ruimtelijke ordening.
Goed gemeentelijk bomenbeleid zal, mits voldoende gecommuniceerd, een positieve invloed hebben op de houding van bewoners.
Afstemming over het bomenbeleid en beheer binnen de gemeente vindt regelmatig plaats met Groenberaad van de Vereniging Natuur en Milieu Wijk bij Duurstede.
Voorlichting over werkzaamheden
Regelmatige voorlichting in de plaatselijke krant en/of gemeentelijke website over zaken als onderhoudswerkzaamheden, iepziektebestrijding en veiligheidscontroles. Extra of seizoengebonden werkzaamheden kunnen zo ook goed aangekondigd worden, denk hierbij aan plaatsing van bladcontainers in de herfst, om extra veegacties en het opruimen van gevallen fruit om de aanlokkende werking op wespen te verminderen.
Communicatie is maatwerk. Afhankelijk van het beleidsonderwerp of de grootte van de ingreep en de impact op de omgeving worden een of meerdere communicatievormen gekozen.
Het bij de planvorming betrekken van inwoners in een vroeg stadium en het ondersteunen van bewonersinitiatieven geeft invloed op de planvorming en een breder draagvlak.
Communicatief gezien is het essentieel dat per geval vooraf helder gemaakt worden wat ieders rol, verantwoordelijkheden en de mate van invloed zijn voor een goed proces en om teleurstellingen achteraf door te hoge verwachtingen te voorkomen.
De gemeente houdt de eindverantwoordelijkheid, dus als een bomenlaan zich in een gevaarlijke staat bevindt volgens de boomdeskundige, heeft de gemeente het laatste woord en treft passende maatregelen.
Het is wenselijk als gemeente helderheid te verschaffen over de omgang met klachten over overlastsituaties. Dat wil zeggen een eenduidige aanpak van problemen zodat het voor inwoners duidelijk is wanneer wel en niet ingegrepen wordt. Voorlichting aan burgers over het beleid ten aanzien van overlast door bomen, over de door de gemeente genomen maatregelen en over de maatregelen die bewoners zelf kunnen nemen om de overlast te beperken, is van groot belang.
De visie van de gemeente hoe om te gaan met overlast is uitgewerkt in bijlage 4, onderdeel 4.2., waarin de belangrijkste overlasttypen staan weergegeven. Per type wordt het probleem gekenschetst, een relativering van het probleem gegeven, preventieve en curatieve oplossingen aangedragen (zie ook § 7.4, Bestrijding overlast ziekten en plagen) en vermeld of al dan niet gekapt wordt. Dit kan boombeheerders en anderen binnen de gemeente helpen in de communicatie met bewoners en bij het zoeken naar een oplossing.
Sleutelwoord in de overlastproblematiek is preventieve voorlichting. Deze voorlichting hoeft niet zozeer gerelateerd te zijn aan de daadwerkelijke overlast die maar voor lief moet worden genomen, maar meer om bomen positief te belichten en als essentieel onderdeel van de stedelijke omgeving onder de aandacht te brengen. Laat zien hoe bijzonder de oudste bewoners van de stad zijn!
Bij klachten over overlast door bomen is van groot belang dat er goed naar de bewoners geluisterd wordt, zodat ze zich serieus genomen voelen. Ook wanneer de klachten niet in behandeling worden genomen, omdat het algemeen belang van de boom groter wordt geacht dan de individuele ervaren overlast, heeft de burger recht op uitleg.
Uitleg over actuele boomziekten en plagen wordt geplaats op de website van de gemeente, zodat inwoners het standpunt van de gemeente weten.
Atsma e.a. IPC Groene Ruimte, 1996. Stadsbomenvademecum, deel 1 Beleid en planvorming.
Atsma e.a. IPC Groene Ruimte, 1992. Stadsbomenvademecum, deel 2 Groeiplaats en aanplant.
Atsma e.a. IPC Groene Ruimte, 1994. Stadsbomenvademecum, deel 3 Verzorging.
Atsma e.a. IPC Groene Ruimte, 1994. Stadsbomenvademecum, deel 3 Boomsoorten en gebruikswaarde.
Bomenstichting 2004. Zicht op bomen: beleid rond de lusten en de lasten. Bomenstichting, Utrecht.
Bomenstichting 2003. Bomeneffectanalyse: modelbeoordeling voor bouw en aanleg. Bomenstichting, Utrecht.
Borst, R.H.J. en Sprong, R 2006. Gedragscode Flora- en faunawet: bestendig beheer gemeentelijke groenvoorzieningen (2006-2010). Vereniging stadswerk Nederland en Vereniging hoveniers en groenvoorzieners.
Brons + partners landschapsarchitecten, 2010. Landschap Ontwikkelingsplan Kromme Rijn+ (LOP+) inclusief Beeldkwaliteitsplan 2010 en Gereedschapskist 2010. Gemeenten De Bilt, Zeist, Bunnik, Houten, Utrechtse Heuvelrug en Wijk bij Duurstede.
Bureau Waardenburg, 2003. Landschapsbeleidsplan gemeente Wijk bij Duurstede. Bureau Waardenburg, Culemborg
Gemeente Wijk bij Duurstede, 2015. Groene Kaart.
Gemeente Wijk bij Duurstede 2013. Wijktekeningen Verkoop openbaar groen 2013.
Grontmij 2008. Bomenbeheerplan en DG-Dialog.
Loon, van, A. 2003. Ruimte voor de stadsboom. Blauwdruk.
Ministerie van LNV. Buiten aan het werk: houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten!
Oranjewoud, 1990. Groenstructuurplan Wijk bij Duurstede.
Stadswerk Nederland 1997. Boombescherming op bouwlocaties. Vereniging Stadswerk Nederland, Den Haag. Folder.
Landschapsbeheer Utrecht, 2007. Richtlijnen lanen Langbroekerwetering en historische infrastructuur, i.h.k.v. uitvoeringsproject ‘De paden op, de lanen in … Langbroekerwetering’.
In hoofdstuk 3, Groenstructuur in de kernen, en in par. 4.8, Soortenkeuze en inkoop, word verwezen naar deze bijlage.
De groenstructuur, de ruimtelijke opzet van het groen in de gemeente, is opgebouwd uit drie onderdelen: vlakken (parken), lijnen (wegbeplantingen) en punten (solitaire bomen).
Bomen worden ingedeeld naar grootte in volwassen toestand :
In deze bijlage zijn aan de opzet van de groenstructuur gekoppeld waar welke boomgroottes toepasbaar zijn met ook aandachtspunten voor het beheer.
De grootste groene vlakken in de bebouwde zijn parken. Het karakter, en daarmee de boomsoortkeuze en toepassing, verschilt sterk. In parken hebben bomen meer dan elders in de bebouwde kom de ruimte om uit te groeien. Bomen staan over het algemeen vrij in de bodem en hebben een breed vertakt wortelstelsel. Bij eventuele herinrichting dient daarmee rekening gehouden te worden.
Aandachtspunten: controle op boomveiligheid i.v.m. aanwezigheid van vaak oudere bomen is hier van extra belang, maatwerk en lange termijn planning bij inrichting (figuur A).
Figuur A. Dorestadplantsoen – bij grote bomen is boomveiligheid altijd een aandachtspunt
Alle vlakken openbaar groen in de bebouwde kom en kleiner dan parken zijn plantsoenen, de smalste stroken worden ook wel snippergroen genoemd. In smalle woonstraten worden in principe geen bomen groter dan de 3e grootte aangeplant, maar bij daar aan grenzende plantsoenen is soms wel ruimte voor de aanplant van grotere bomen, zelfs van de 1e grootte (figuur B).
Aandachtspunten: bij keuze voor boomgrootte en boomsoortkeuze is maatwerk nodig, ook rekening houden met mogelijke overlast veroorzakende soorten i.v.m. parkeren auto’s en dergelijke.
Figuur B. Plantsoen in De Horden (Waalsteen)I, met bomen van de 1e grootte ( inmiddels uitgedund). Ook bomen van de 2e en 3egrootte kunnen in plantsoenen geplant worden.
De oude kernen hebben een belangrijke historische waarde, die deels versterkt kan worden door een passende boombeplanting. Grote bomen bepalen het karakter in belangrijke mate, maar tegelijk zorgen ze voor overlast wanneer de ruimte beperkt is. Dan kunnen bijzondere vormen zoals leibomen goed toegepast worden en sommige straatjes zijn te smal voor bomen.
Aandachtspunten: maatwerk noodzakelijk, goede bescherming van wortels en ondergrond vereist.
Hoogstam- en halfstamboomgaarden kunnen een hoge cultuurhistorische en ecologische waarde hebben, naast een recreatieve waarde (figuur C). In de meeste gevallen geldt, hoe ouder een boomgaard, hoe waardevoller.
Aandachtspunten: bij voorkeur streekeigen oude rassen aanplanten, veel onderhoud is nodig om op de juiste wijze uit te groeien, soortkeuze is ook belangrijk bij onderhoud.
Figuur C. Hoogstamboomgaard in De Horden
Deze wegen zijn breed opgezet en hebben een of twee forse bomenrijen (figuur D). De belangrijkste functies zijn verkeersoriëntatie, cultuurhistorie en ecologie. Vooral markante soorten en bomen van de 1e grootte zijn hiervoor geschikt.
Figuur D. Voorbeelden van wijkontsluitingswegen, ruim en minder ruim opgezet (Van Loon, 2003)
Aandachtspunten: voldoet de bodemstructuur – niet kapot gereden bij wegaanleg; gevoeligheid voor strooizout; bomen dient men goed te kunnen opkronen; groeiplaatsverbetering en bescherming wortels op gevoelige plekken, takbreuk-gevoelige soorten vermijden. Scherpe controle op boomveiligheid vooral in relatie met vallend hout en verkeer is hier van belang.
Buurtontsluitingswegen binnen een wijk zijn soms ruim van opzet. Maar soms ook smal en moeilijk te onderscheiden van woonstraten; door de veelal smalle straatprofielen en het multifunctionele gebruik dienen de bomen dan niet te groot te zijn. Geschikt zijn bomen van de 2e grootte, in veel gevallen is er slechts plaats voor de 3e grootte.
Aandachtspunten: zie woonstraten.
In een groot aantal woonstraten is de ruimte veelal beperkt en moet de straat plaats bieden aan veel functies (figuur E). Daarom dient in dergelijke straten extra aandacht besteed te worden aan de afstemming van de te planten bomen op de beschikbare ruimte. In een behoorlijk aantal gevallen zal dit leiden tot de aanplant van bomen van de 3e grootte, die in de praktijk vaak niet ouder zullen worden dan 30 jaar. In woonstraten waar voldoende ruimte is kunnen ook goed bomen van de 1e en 2e grootte aangeplant worden. Hiermee wordt meer variatie gecreëerd en kunnen beeldbepalende bomen een plek binnen de woonwijken krijgen. In situaties waarbij de ruimte echt te beperkt is kan men er ook voor kiezen geen bomen aan te planten. In sommige gevallen wordt de boomstructuur gevormd door bomen op privaat terrein, zoals in delen van de Noorderwaard (figuur F).
Figuur E. Voorbeeld van een woonstraat (afbeelding overgenomen uit van Loon, 2003)
Waar de ruimte in woonstraten dat toelaat, zoals in plantsoenen, parkeerplaatsen en andere snippers openbaar groen is het voor een gevarieerd beeld aan te bevelen ook bomen van een andere grootte te plaatsen (zie ook onderdeel plantsoenen).
Aandachtspunten: niet te grote bomen planten, voldoet de bodemstructuur. Overlast door bomen in welke vorm dan ook voorkomen, dus bomen vermijden met opdrukkende wortels, die vatbaar zijn voor luizen en met vallende zaden en vruchten. Parkeerplaatsen en trottoirs funderen met bomenzand.
Figuur F. Noorderwaard smal straatprofiel, bomen voornamelijk op privaat terrein
Veel wegen in het buitengebied worden door bomen begeleid.
Het Langbroekerweteringgebied wordt in belangrijke mate bepaald door de zogenaamde copeverkaveling, waardoor er vooral lijnvormige wegbeplanting aanwezig is in de vorm van lanen. Het Kromme Rijngebied kenmerkt zich juist door de halfopen onregelmatige blokverkaveling, waar langs de wegen op de stroomruggen en oeverwallen de bomen vaak in onregelmatige groepen staan. Voor een gedetailleerdere beschrijving van het landschap rond Wijk bij Duurstede zie het Landschapsontwikkelingsplan Kromme Rijngebied+ uit 2010. Wegbeplantingen kunnen van belang zijn voor de vliegroutes van vleermuizen. In principe kunnen alle boomgrootten gebruikt worden, zo ook knotbomen. Er wordt uitgegaan van streekeigen soorten met aandacht voor de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische functie van de wegbeplanting.
Aandachtspunten: gevoeligheid van boomsoort voor strooizout, bomen dient men goed te kunnen opkronen, takbreukgevoelige soorten vermijden. Bomen staan in de berm, waardoor ze meer ruimte hebben en minder snel hieraan gerelateerde overlast zullen vertonen, schaduwwerking op agrarische percelen zal eerder als problematisch worden ervaren. Scherpe controle op boomveiligheid vooral in relatie met vallend hout en verkeer is hier van belang.
De meeste wijken zijn omsloten door een groene gordel waar bomen een belangrijke plaats innemen. Naast een afscheiding tussen wijken zijn recreatieve en ecologische functies hierbij van belang. In principe kunnen alle boomgrootten gebruikt worden.
Aandachtspunten: op kritieke of smalle punten niet te grote bomen toepassen, bij aansluiting op het buitengebied streekeigen beplanting kiezen.
Begeleidende bomen kunnen watergangen benadrukken. Per situatie dient dit te worden afgewogen. In principe kunnen alle boomgrootten gebruikt worden, waaronder knotbomen.
Aandachtspunten: onderhoud aan watergangen moet mogelijk blijven (figuur G). Bij stilstaand water kan de bladval van bomen verontdieping en rotting veroorzaken met nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit en kans op zuurstofgebrek.
Figuur G. De Geer – brede watergang, onderhoud aan watergang is hier goed mogelijk
Punten in de groenstructuur zijn solitaire bomen en ze vormen vaak een markant punt en/of ze staan op een markante plek. In het geval van landelijk monumentale bomen en gemeentelijk waardevolle bomen krijgen ze extra aandacht vanwege de hoge cultuurhistorische waarde en de bijdrage aan de herkenbaarheid van een wijk. Naast periodieke controle en onderhoud wordt vooral bij herinrichting tijdig rekening gehouden met de inpassing van deze bomen.
Aandachtspunten: tijdig investeren in bescherming, verbetering en versterking van de standplaats en het wortelgestel, eventueel door technische hulpmiddelen, zoals boomkratten. Zorgen voor voldoende aanwas van toekomstig monumentale bomen, tijdig planten op de juiste locatie en met voldoende zorg en bescherming. Bij aanplant van zulke “toekomstbomen” rekening houden met de vereiste ondergrondse en bovengrondse ruimte van deze langlevende bomen.
Voor opname in het Landelijk Register van monumentale bomen zijn criteria opgesteld door de Bomenstichting. Bij de Bomenstichting kunnen bomen aangemeld worden voor registratie. Registratieformulieren zijn verkrijgbaar via de website van de Bomenstichting. Deskundigen van de Werkgroep Bomenschouw beoordelen of de boom, laan of boomgroep daadwerkelijk voor registratie in aanmerking komt.
Een boom moet voor opneming het landelijk register aan de volgende criteria voldoen.
Specifieke kenmerken (tenminste één voorwaarde vereist)
De gemeentelijke criteria komen in grote lijnen overeen met de landelijke criteria, zij het dat de specifieke kenmerken lokaal van hoge waarde dienen te zijn en het leeftijdscriterium niet tenminste 80 maar 30 jaar is. Ook komen jongere bomen in aanmerking die in potentie uit kunnen groeien naar landelijk monumentale bomen, door deze in een vroeger stadium al extra aandacht te geven.
Specifieke kenmerken (tenminste één voorwaarde vereist)
Wijk bij Duurstede heeft de gemeentelijke lijst van monumentale bomen samengesteld. Hierop worden bomen vermeld die een monumentaal karakter hebben voor de gemeente, veelal sfeerbepalend zijn voor hun omgeving, dienen als blikvanger of herkenningspunt of kunnen uitgroeien tot landelijke monumentale bomen.
Inwoners van Wijk bij Duurstede kunnen suggesties doen voor gemeentelijk monumentale bomen door via invulling van het aanmeldingsformulier de visie te geven op een boom die als waardevol wordt ervaren.
Op het formulier kan men de volgende gegevens noteren:
Het formulier op te sturen naar:
Gemeente Wijk bij Duurstede, Afdeling Beheer, Karel de Grotestraat 30, 3962 CL Wijk bij Duurstede.
De afdeling Beheer plaatst na toetsing die bomen op de lijst die voldoen aan de criteria in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen.
Verplichte inhoudseisen Bomeneffectanalyse:
Deze checklist is een hulpmiddel bij het invullen van de BEA-standaard. Sommige controlepunten zijn in een concrete situatie niet relevant terwijl andere punten niet altijd genoemd worden. Het uitgangspunt is een zorgvuldige en ter zake kundige beoordeling.
·De reden waarom besloten is tot het (laten) uitvoeren van een bomeneffectanalyse. Bijvoorbeeld: op grond van een bestemmingsplanvoorschrift, een vergunningsvoorschrift of instandhoudingsplicht op basis van APV of de politieke of publieke wens de mogelijkheid van inpassen van de waardevolle boom te onderzoeken.
Vraagstelling of probleemstelling opdrachtgever
·Vermelding standaardvraag: kan de boom, in het perspectief van de voorgenomen bouw of aanleg, in zijn huidige verschijningsvorm en op deze standplaats, duurzaam behouden blijven?
Situatie en uit te voeren werk
·Bijvoorbeeld: Opgenomen in het bestemmingsplan, het landelijk Register van monumentale bomen of een gemeentelijke lijst van waardevolle bomen; onderdeel uitmakend van (hoofd) groenstructuur, beeldbepalende boom, bijzondere soort. Zoveel mogelijk refereren aan bestemmingsplannen, groenstructuur- of bomenbeleidsplannen, dan wel het kapvergunningenbeleid of andere plaatselijke beleidsuitgangspunten.
Beoordeling conditie. Bij het beoordelen hiervan dient onder meer gekeken te worden naar de bladbezetting, -kleur en -grootte, de scheutlengte, het vertakkingspatroon, de hoeveelheid dood hout of schimmels en aantastingen. Bij het vaststellen van een verminderde conditie moet ook de mogelijke oorzaak achterhaald worden, zodat maatregelen geadviseerd kunnen worden (bijvoorbeeld in de groeiplaats) om de conditie van de boom te verbeteren. Zie voor onderzoeksmethodieken: Stadsbomen Vademecum 3A: Boomcontrole en onderzoek, IPC Groene Ruimte, Arnhem 2002.
Beoordeling mechanische structuur. Hierbij dient beoordeeld te worden of er aanwijzingen zijn dat de structuur van de boom is aangetast, hetgeen kan leiden tot breuk van takken of stam of het omwaaien van de boom. Mechanische verzwakkingssymptomen als verdikkingen, holten, scheuren, plakoksels, afwijkende bastpatronen of verdikkingsgroei moeten onderzocht worden. Zie voor inspectiepunten van de visuele structuurbeoordeling: KBB© versie 2001, NOCB, Westervoort en/of: Stadsbomen Vademecum 3A: Boomcontrole en onderzoek, IPC Groene Ruimte, Arnhem 2002. Naast de bovengrondse situatie is het van belang te weten op welke wijze het wortelstelsel is opgebouwd. De belangrijkste stabiliteitswortels moeten in kaart worden gebracht.
Toekomstverwachting in onveranderde of verbeterde omstandigheden
Fase waarin project zich bevindt
·Een nauwkeurige beschrijving van de fase waarin het project verkeert, geeft aan hoe concreet de plannen zijn. Indien het project reeds verschillende fasen doorlopen heeft, is het van belang na te gaan wat de mogelijke uitgangspunten ten aanzien van de houtopstand in deze fasen waren. Mogelijk dat in een startnotitie een intentieverklaring is opgenomen over het inpassen van de houtopstand. Of dat de politiek hierover een uitspraak heeft gedaan.
·Nagaan welke beslissingen ten aanzien van de bouw of aanleg reeds zijn genomen en in hoeverre deze onomkeerbaar zijn. Door dit inzichtelijk te hebben, is duidelijk wat de bewegingsruimte is voor het stellen van randvoorwaarden ten aanzien van de bouw of aanleg.
·De effecten voor de houtopstand dienen in kaart gebracht te worden op grond van de plannen die er liggen en op grond van voorzienbare problemen bij de uitvoering. Hoe concreter het project, des te beter zijn de effecten voor de houtopstand te beoordelen. Daar staat tegenover dat, hoe concreter het project, des te meer beslissingen ten aanzien van de uitvoering reeds genomen zijn, waardoor er minder gelegenheid en/of mogelijkheid is tot aanpassingen. Het is raadzaam onderscheid te maken in onderdelen of fasen van het bouw- of aanlegproces. De wijze waarop eventuele sloop wordt uitgevoerd kan andere gevolgen hebben voor de boom of bomen dan de manier waarop de bouw wordt gerealiseerd. Soms is sprake van afgeleide consequenties. Voor de aanleg van een fundering zal een funderingssleuf gegraven moeten worden. Of: bij de bouw van een garage is te voorzien dat er later ook een uitrit moet komen.
De noodzakelijke snoei is (on)verantwoord. De boom kan bijvoorbeeld ten behoeve van de bouw deskundig gesnoeid worden, zodat sprake is van een duurzame instandhouding. Omgekeerd kan de snoei dermate rigoureus zijn dat de kans op het inrotten van de wonden of andere problemen groot is. Bijvoorbeeld bij het voor de wegaanleg noodzakelijk opkronen van oude bomen. De beoordeling van de effecten hangt mede af van de boomsoort. Sommige soorten hebben een beter reactievermogen dan andere.
Het uitgroeien van de kroon is (on)mogelijk. Bij het handhaven van bijvoorbeeld een halfwas beuk op een halve meter afstand van het balkon zijn klachten van toekomstige bewoners voorspelbaar. Bij deze beoordeling speelt de boomsoort ook een rol. Een paardenkastanje of beuk houdt meer licht tegen dan een berk of een iep.
De realisatie gaat gepaard met een (on)acceptabel verlies van wortels. De boom raakt bijvoorbeeld belangrijke stabiliteitswortels kwijt door plaatsing van de fundering (verticale afgraving). Of een boom die afhankelijk is van het hangwater verliest een te groot deel van zijn wateropnamecapaciteit door het verwijderen van de toplaag (horizontale afgraving).
Een deel van het bouwvolume kan elders gerealiseerd worden, waardoor drastische snoei van de kroon achterwege kan blijven. Of: de geplande verbreding van de weg is niet nodig omdat dit (verkeers)knelpunt ergens anders kan worden opgelost. De praktijk wijst uit dat conflicterende belangen vaak niet ter plaatse kunnen worden opgelost, maar wel elders. De smalle tweebaansweg hoeft bijvoorbeeld niet meer verbreed te worden ten koste van de monumentale bomenrij, omdat de desbetreffende weg door een andere verkeerscirculatie eenrichtingsverkeer wordt.
Ver- of afdichting van de ondergrond is te voorkomen door een deel van het gebouw of de weg zwevend te funderen. Op de belangrijke punten van de te bouwen woning of de aan te leggen weg worden palen of putten op een grote diepte in de grond geschroefd, geheid of geboord, waarbij rekening gehouden wordt met het patroon van de belangrijke stabiliteitswortels.
Voor de aanleg van kabels en leidingen of bijvoorbeeld het vervangen van het riool kan gebruikgemaakt worden van zogeheten sleufloze technieken. Hierbij hoeft geen sleuf gegraven te worden, waardoor geen wortels worden doorsneden, maar wordt bijvoorbeeld gebruikgemaakt van de techniek van gestuurd boren onder de wortels door. Een ander alternatief is het handmatig graven ter hoogte van de kroonprojectie, waarbij alle wortels dikker dan 5 centimeter gespaard dienen te worden.
Noodzakelijke ophoging binnen de kroonprojectie kan uitgevoerd worden met behulp van bijvoorbeeld lavakorrels en beluchtingsbuizen, waardoor verstikking van onderliggende wortels wordt voorkomen. Of alleen ophogen met grof zand en dit niet te zwaar verdichten, dat wil zeggen tot een indringingsweerstand van maximaal 1,5 mpa.
Meest boomvriendelijk alternatief
·De voorwaarden waaraan de bouw of aanleg moet voldoen, zodat een zo goed mogelijke inpassing van de houtopstand in bouw of aanleg wordt gewaarborgd. Dat kan één alternatief of een combinatie van alternatieven voor de bouw of aanleg zijn.
Antwoord op de vraag: kan de boom, in het perspectief van de voorgenomen bouw of aanleg, in zijn huidige verschijningsvorm en op deze standplaats, duurzaam behouden blijven?
Ja: eventueel onder randvoorwaarden voor de uitvoering en met hulp van aanbevolen/noodzakelijke boombeschermende maatregelen (per bouwfase).
Nee: niet met alternatieve boommaatregelen.
Eindoordeel vraag/probleem opdrachtgever
·Bijvoorbeeld: De getaxeerde waarde van de boom is € 27.550,--
Het aanstellen van een bomentoezichthouder is sterk aan te bevelen in bouw- en aanlegsituaties die meerdere fasen moeten doorlopen en/of voor onderdelen gebruikmaken van verschillende aannemers. Deze toezichthouder (een vakkundig boomverzorger) behartigt de belangen van de bomen tijdens de voorbereiding, het bouwoverleg en de uitvoering. Hij heeft de bevoegdheid handelend op te treden, indien niet conform de afspraken gewerkt wordt en dit de bomen schaadt.
Deze bijlage bestaat uit 2 onderdelen:
In 2015 is de Bomenverordening ondergebracht in de APV met bijbehorende Groene Kaart die bestaat uit een aantal documenten (zie hoofdstuk 5).
De Groene Kaart is meer dan een kaart:
Voor het zorgvuldig omgaan met vergunningsvrij geworden gemeentebomen blijven de uitgangspunten van het Bomenbeleidsplan 2009 -waar de Groene Kaart naar verwijst-, communicatie en informatieverstrekking, zoals ook afgestemd met de Vereniging Natuur en Milieu Wijk bij Duurstede, leidraad van handelen.
Daarmee blijft de groenkwaliteit, inclusief het zorgvuldige omgaan met alle bomen, zoals opgenomen in het door de raad vastgestelde Bomenbeleidsplan 2009, gewaarborgd.
Ter ondersteuning bij het toepassen van het bomenbeleid, bomenbeheer en beoordelen van vergunningaanvragen APV/ Groene Kaart en bepalen herplantplicht zijn bij het besluit van burgemeester en wethouders van 17 maart 2015 de volgende bijlagen vastgesteld, op te nemen in het Handboek Openbare Ruimte deel C2 Groen.
Onderstaand drie voorbeelden uit het format ‘Fotopresentatie voorbeelden ‘Omgaan met bomen in Wijk bij Duurstede 2015 (Bijlage E)’ voor het toepassen van de Groene Kaart 2015 als leidraad voor de uitvoerenden voor beleid, beheer en beoordeling van kapvergunningaanvragen.
Categorie: Cat. 1 Groen gebied.
Structuur: hoofdstructuur of functioneel, lijn (wegbeplanting).
3.Situatie: Probleem, maatregel:
Oorspronkelijke laan is bij aanleg Stadspark gedecimeerd
tot enkele losse stukken en het later aangelegd fietspad schaadt de groei van de overgebleven stukken bomenrijen, aan wegzijde het ergst. Zo slecht dat ze daar nu 100 jaar te vroeg afsterven. Aan de slootzijde is de groei ook al matig maar daar kunnen de bomen nog enkele decennia mee.
Beheer / herinrichting: kwaliteit boven kwantiteit = in stand houden redelijk kansrijke rij slootzijde; de nu kansloze rij wegzijde alleen indien een ingrijpende groeiplaatsverbetering tegen geringe kosten (spitten, ploffen?) mogelijk is.
Vergunning: ja (tenzij vervangen dode boom zoals stronk voorzijde)
Herplant: nee tenzij kansrijk (= nee aan wegzijde, ja aan slootzijde)
Communicatie: regulier = geen directe bewoners: informeren via Werken aan Wijk;
Categorie: Cat. 1 Groen gebied
Structuur: hoofdstructuur punt (open parkgebied met solitaire parkbomen)
3.Situatie: Probleem, maatregel:
Beeldbepalende waardevolle bomen, altijd beschermd, alleen vellen indien dood, ernstig ziek of anderszins aangetast of onveilig
Vergunning: ja (zie onderstaand bij Overige / Opmerking)
Communicatie: gemeentebreed informeren
Overige / Opmerking: bij bomen op de lijsten waardevolle en monumentale bomen wordt de vergunningaanvraag extra kritisch bekeken.
Structuur: functioneel, vlak, lijn en punt (buurtgroen)
3.Situatie: Probleem, maatregel:
Functionele bomen niet vergunningsplichtig, herplant zo mogelijk. Valt buiten de hoofdstructuur maar er is wel een bewonersbelang voor de direct aanwonenden. Opties zijn wel of geen herplant of een gewijzigde herplan
Herplant: ja, indien mogelijk, nodig en gewenst
Communicatie: bij regulier 1 op 1 vervangen geen of alleen informeren directe bewoners via huis-aan-huisbrief en/of Werken aan Wijk; bij aanpassing van de inrichting in overleg treden met de directe bewoners.
Overige / Opmerking: niet van toepassing.
Onderdeel 4.2. Overlast door bomen. Probleem, relativering, preventie en oplossingen
Deze bijlage is een leidraad voor het omgaan met alle vergunningsplichtige bomen en ook met de vergunningsvrije gemeentelijke bomen.