Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gelderland

Financiële verordening Gelderland 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGelderland
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingFinanciële verordening Gelderland 2016
CiteertitelFinanciële verordening Gelderland 2016
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpfinanciën, bestuurlijke organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Provinciewet, art. 216
  2. Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201631-12-2016nieuwe regeling

16-12-2015

Provinciaal Blad 2015 nr. 8536

PS2016-718

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening Gelderland 2016

PROVINCIALE STATEN VAN GELDERLAND

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten PS2015-718 over de financiële verordening; Gelet op het bepaalde in artikel 216 van de Provinciewet en het Besluit begroting en verantwoordingprovincies en gemeenten;

BESLUITEN

de als volgt luidende Financiële verordening Gelderland 2016 vast te stellen:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Mens en Middelen: de baten en de lasten van de middelen nodig voor het doen functioneren van het ambtelijk apparaat, zoals personeel, huisvesting en ict;

  • b.

    Het Besluit: Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

  • c.

    Investering: Voorziening waarvoor financiële middelen worden of zijn ingezet en waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt. 

Artikel 2. Autoriseren uitgaven

  • 1

    Provinciale staten autoriseren de begrotingsbudgetten op kerntaakniveau.

  • 2

    Investeringskredieten worden beschikbaar gesteld door het vaststellen van de jaarlijkse begroting of van de begrotingswijziging, waarin het voorstel tot het doen van de investering en de financiële gevolgen daarvan is opgenomen;

  • 3

    Voorstellen tot het beschikbaar stellen van investeringskredieten, waaruit ook uitgaven in volgende jaren worden gedaan bevatten de verdeling van de uitgaven uit het krediet over alle jaren.

Artikel 3. Voorjaarsnota

  • 1

    Gedeputeerde staten bieden uiterlijk 1 juli van het begrotingsjaar aan provinciale staten een Voorjaarsnota ter vaststelling aan.

  • 2

    De Voorjaarsnota bevat:

    • a.

      De kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie daarop volgende jaren;

    • b.

      Een actualisatie van de financiële positie van de Provincie; en

    • c.

      Een voorstel tot bijstelling van de begroting van het lopende jaar.

Artikel 4. Najaarsnota en Slotwijziging

  • 1

    Gedeputeerde staten bieden uiterlijk 1 september van het begrotingsjaar aan provinciale staten een Najaarsnota ter vaststelling aan.

  • 2

    De Najaarsnota bevat een actualisatie van de financiële positie en een bijstelling van de begrotingvan het lopende jaar.

  • 3

    Gedeputeerde staten bieden in de decembervergadering van het begrotingsjaar aan Provinciale Staten zo nodig een bijstelling aan van de begroting in de vorm van de Slotwijziging.

Artikel 5. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1

    Activa worden lineair afgeschreven.

  • 2

    De basis voor afschrijving van activa is de historische kostprijs.

  • 3

    Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven, met uitzondering van de grond onder infrastructurele werken, indien de kosten van de aanleg van het betreffende werk worden geactiveerd.

  • 4

    Het saldo van agio en disagio wordt afgeschreven in een looptijd die gelijk is aan de resterende looptijd van de betreffende obligaties.

  • 5

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 6

    De hierna genoemde materiële vaste activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit, worden afgeschreven in:

    • a.

      nieuwbouw bedrijfsgebouwen: 40 jaar;

    • b.

      renovatie, restauratie en aankoop bedrijfsgebouwen: 20 jaar;

    • c.

      technische installaties in bedrijfsgebouwen: 15 jaar;

    • d.

      veiligheidsvoorzieningen in bedrijfsgebouwen, telefooninstallaties en kantoormeubilair: 10 jaar;

    • e.

      zware transportmiddelen, aanhangwagens, personenauto’s, lichte motorvoertuigen en technische hulpmiddelen: 5 jaar;

    • f.

      automatiseringsapparatuur en -programmatuur: 3 jaar.

  • 7

    Bijdragen aan activa in eigendom van derden worden afgeschreven overeenkomstig de in het vorige lid genoemde termijnen, onverminderd het bepaalde in het achtste tot en met het tiende artikellid.

  • 8

    De materiële vaste activa die voortvloeien uit investeringen met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit, worden niet geactiveerd indien de verkrijgingsprijs minder dan € 50.000,- bedraagt.

  • 9

    In afwijking van het vorige lid worden gronden en terreinen altijd geactiveerd.

  • 10

    De kosten van activa die voortvloeien uit investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten worden, onder aftrek van bijdragen van derden en reserves, ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 11

    De kapitaallasten die voortvloeien uit het activeren van investeringen bestaan uitsluitend uit afschrijvingslasten.

Artikel 6. Rentesystematiek

  • 1

    In voorstellen aan provinciale staten, die strekken tot het doen van investeringen die voor meerdere jaren beslag leggen op provinciale financiële middelen, wordt het bedrag vermeld van de geraamde rentederving die als gevolg is van de inzet van eigen financieringsmiddelen ontstaat.

  • 2

    Bij investeringen hoger dan € 5.000.000,- worden kosten van rentederving ten laste gebracht van de budgetten van de betreffende kerntaak.

  • 3

    De hoogte van de in het vorige lid bedoelde rentederving wordt bepaald aan de hand van een percentage gelijk aan het percentage van staatsleningen met een looptijd gelijk aan de afschrijvingstermijn, met dien verstande dat bij investeringen met een langere looptijd dan 10 jaar het rentepercentage van een tienjarige staatslening wordt toegepast.

  • 4

    Het percentage van de toegerekende rentederving als bepaald in het vorige lid blijft gedurende de gehele looptijd van de investering gelijk.

  • 5

    De kosten die voortvloeien uit rentederving bij het verstrekken van niet marktconforme leningen worden ten laste gebracht van het betreffende kerntaak, tenzij de dekking van de lening plaatsvindt uit een hiervoor gevormde reserve, waarbij de hoogte van de rentederving wordt bepaald overeenkomstig het derde lid.

  • 6

    De renteopbrengst uit verstrekte leningen wordt toegevoegd aan de algemene middelen.

  • 7

    Indien provinciale staten, in afwijking van het bepaalde in artikel 5, tiende lid, besluiten tot activeren van investeringen met een maatschappelijk nut, dan wordt aan de te activeren kosten geen bouwrente toegevoegd.

Artikel 7. Reserves en voorzieningen

  • 1

    Gedeputeerde staten bieden één keer per statenperiode aan provinciale staten een nota reserves en voorzieningen ter vaststelling aan.

  • 2

    De in het eerste lid genoemde nota bevat in ieder geval:

    • a.

      Het beleid voor het vormen en besteden van reserves;

    • b.

      Het beleid voor het vormen en besteden van voorzieningen; en

    • c.

      De frequentie en wijze van rapporteren.

  • 3

    Aan reserves wordt geen rente toegerekend tenzij op grond van wetgeving of overeenkomsten anders is bepaald.

  • 4

    Elke kerntaak heeft één reserve, waarvoor in de begroting het bestedingsplan is opgenomen en in de jaarrekening de toevoegingen en onttrekkingen zijn aangegeven.

  • 5

    Middelen in een kerntaakreserve die niet in het bestedingsplan passen worden aan de algemene middelen toegevoegd.

  • 6

    De begroting bevat naast de in het vorige lid genoemde reserves de Algemene Reserve, de Reserve Stamkapitaal en de reserves voor de afzonderlijke begrotingsonderdelen ‘Mens en Middelen’ en ‘Algemene dekkingsmiddelen en overige middelen’. Het in het vierde en vijfde lid bepaalde is op deze reserves van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8. Weerstandsvermogen en risicomanagement

  • 1

    Gedeputeerde staten bieden één keer per statenperiode aan Provinciale Staten een nota weerstandsvermogen en risicomanagement ter vaststelling aan.

  • 2

    De in het eerste lid genoemde nota bevat:

    • a.

      Het beleid voor het bepalen van de risico’s;

    • b.

      Het beleid voor het bepalen van de weerstandscapaciteit;

    • c.

      Het beleid voor de verhouding tussen risico’s en de weerstandscapaciteit; en

    • d.

      De frequentie en wijze van rapporteren

  • 3

    Bij elk voorstel aan provinciale staten waarbij zich risico’s kunnen voordoen, wordt als integraal onderdeel van de beleidsafwegingen een risicoanalyse opgenomen. De risicoanalyse bevat in ieder geval een beschrijving van de genomen beheersmaatregelen.

Artikel 9. Financiering

  • 1

    Gedeputeerde Staten zorgen bij de uitoefening van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door Provinciale Staten vastgestelde kaders van de beleidsbegroting uit te kunnen voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s, zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het zo veel mogelijk beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een voldoende rendement op de uitzettingen; en

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2

    Onverminderd het bepaalde in de Wet financiering decentrale overheden en de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden, nemen gedeputeerde staten bij de uitvoering van de financieringsfunctie het volgende in acht:

    • a.

      Voor het opnemen van gelden met een looptijd van langer dan zes maanden wordt bij tenminste twee verschillende financiële instellingen een prijsopgave gevraagd;

    • b.

      Gedeputeerde staten informeren provinciale staten indien de kasgeldlimiet of de renterisiconorm dreigen te worden overschreden.

  • 3

    Gedeputeerde staten bedingen bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties zekerheden, voor zover dit mogelijk is.

  • 4

    Bij besluitvorming over het verstrekken van een geldlening, waartoe ook gerekend wordt voorfinanciering, wordt expliciet meegenomen de dekking van eventuele rentekosten of rentederving op provinciaal vermogen en de dekking van de debiteurenrisico’s verbonden aan de lening.

  • 5

    Gedeputeerde staten geven provinciale staten vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid tot het aantrekken van financieringen voor langer dan één jaar en een hoofdsom groter dan € 20.000.000,-.

Artikel 10. Financiële administratie en organisatie

  • 1

    Gedeputeerde staten zorgen voor en leggen vast een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • 2

    Gedeputeerde staten stellen regels vast die waarborgen dat de uitvoering van de beleidsbegroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 3

    Gedeputeerde staten zorgen ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheerhandelingen.

  • 4

    Gedeputeerde staten stellen regels vast voor de inkoop en aanbesteding van werken, diensten en leveringen.

Artikel 11. Nadere regels

Gedeputeerde staten stellen voor de uitvoering van deze verordening nadere regels vast.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1

    De Financiële verordening Gelderland 2014 wordt ingetrokken.

  • 2

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2016.

  • 3

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Financiële verordening Gelderland 2016.

Provinciale Staten van Gelderland