Organisatie | Weert |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Weert houdende regels omtrent rechtsposties Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Weert 2015 |
Citeertitel | Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Weert 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-10-2017 | 28-11-2019 | artikel 2, 11, ondertekening, toelichting | 20-09-2017 | RAD-001427 | |
30-03-2017 | 12-10-2017 | artikel 2, 6, 7, 12, 15, 18, 23, 24, Toelichting | 22-02-2017 | RAD-O0 1 308 | |
31-12-2015 | 28-11-2019 | nieuwe regeling | 03-11-2015 | RAD-001148 |
De raad van de gemeente Weert;
Gezien het voorstel van het fractievoorzittersoverleg d.d. 7 oktober 2015;
Gezien het advies van de raadscommissie Bedrijfsvoering en Inwoners d.d. 19 oktober 2015;
gelet op de artikelen 44, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet,
gelet op het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden,
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Weert 2015
Hoofdstuk II Voorzieningen voor raadsleden
Artikel 2 Berekening en betaling vaste vergoedingen
De betaling van de raads- en onkostenvergoedingen, bedoeld in artikel 2 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden geschiedt in maandelijkse termijnen.
De in redelijkheid gemaakte noodzakelijke verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed overeenkomstig de reis- en verblijfkosten-verordening van de gemeente Weert.
Artikel 9 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid
De vergoeding voor de werkzaamheden, als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, kan op verzoek van een raadslid worden verlaagd in het geval hij een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.
Hoofdstuk III Voorzieningen voor wethouders
Artikel 12 Reiskosten woon-werkverkeer
Wethouders hebben aanspraak op een vergoeding van de kosten woon-werkverkeer, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel a, van Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders.
Artikel 13 Zakelijke reiskosten
Aan de wethouder wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 12, vergoeding verleend voor reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 12 bedoelde reizen ten behoeve van de gemeente gemaakt. De vergoeding betreft:
Voor de dienstkilometers binnen de gemeente een vast (bruto) bedrag van € 113,45 per maand.
Voor de dienstkilometers buiten de gemeente Weert:
Artikel 18 Verhuis-, reis-en pensionkosten en tegemoetkoming dubbele woonlasten bij benoeming
Wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikken hebben aanspraak op een vergoeding van reis- en pensionkosten, dubbele woonlasten en verhuiskosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel a en b, van Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 en 4a van de Regeling rechtspositie wethouders.
Hoofdstuk IV Voorzieningen voor commissieleden
Artikel 19 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen
Geen vergoeding ontvangt een commissielid dat lid is uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd.
Artikel 22 Arbeidsongeschiktheid
Artikel 9 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing op commissieleden.
Hoofdstuk V De procedure van declaratie
Artikel 26 Declaratie van vooruit betaalde kosten
Het formulier wordt binnen twee maanden na de betaling c.q. de datum van de gemaakte rit volledig ingevuld en ondertekend door het raads- of het commissielid respectievelijk de wethouder en ter goedkeuring ingediend bij de griffier, respectievelijk de gemeentesecretaris, of een daartoe aangewezen ambtenaar, onder bijvoeging van de bewijsstukken.
Hoofdstuk VI Citeertitel en inwerkingtreding
Artikel 27 Intrekking oude regeling
De “Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2012”, vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Weert d.d. 12 december 2012, wordt ingetrokken.
Aldus besloten door de raad van de gemeente Weert in zijn vergadering van 3 november 2015 en gewijzigd bij besluiten van 22 februari 2017 en 20 september 2017.
De griffier, De voorzitter,
M.H.R.M. Wolfs-Corten, A.A.M.M. Heijmans
De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB, ministeriële regeling (alleen wethouders) en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Daartoe zijn tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. In een ministeriële regeling, de Regeling rechtspositie wethouders, zijn sommige vergoedingen nader uitgewerkt. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten overwegend dwingendrechtelijk geregeld.
De vergoedingen en regelingen voor raads- en commissieleden en wethouders die bij of krachtens de wet (lees: Gemeentewet, rechtspositiebesluit of regeling) dwingendrechtelijk zijn geregeld, zijn niet opgenomen in deze verordening.
Onderhavige verordening voorziet niet in bepalingen voor de burgemeester. Burgemeesters ontlenen hun aanspraken op grond van de ambtelijke status rechtstreeks aan het Rechtspositiebesluit Burgemeesters en Regeling rechtspositie Burgemeesters.
Hoofdlijnen gemeentelijke verordening
In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies voor zover die niet dwingend geregeld is in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositie-besluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).
Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is voor raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van Gedeputeerde Staten vereist. De rechtspositionele aanspraken voor raads- en commissieleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden.
Op welke commissieleden is deze verordening van toepassing?
Commissieleden in de zin van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden zijn commissieleden als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van dat besluit. Dat is een lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens lid van de raad is, of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd. Dit betekent het volgende:
Niet alle in de Gemeentewet genoemde commissies zijn commissies op grond van de artikelen 82 tot en met 84 Gemeentewet. Wanneer commissies een (meer) specifieke wettelijke grondslag hebben, op grond van de Gemeentewet of van een andere wet, zijn dit géén commissies op grond van de artikelen 82, 83 of 84 Gemeentewet, ook al zijn zij ingesteld door de raad.
Voorbeelden van commissies met een grondslag in de Gemeentewet zijn de vertrouwenscommissie, de rekenkamercommissie, de ombudscommissie en de onderzoekscommissie. Voorbeelden van commissies met een grondslag in een wet of andere regeling anders dan de Gemeentewet zijn de welstandscommissie op grond van de Woningwet, de cliëntenraad WWB, de WMO-raad en de paritaire commissie op grond van de CAR-UWO. De leden van deze laatstgenoemde commissies zijn dus geen commissieleden als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Ten aanzien van bezwaar- of klachtcommissies beschrijven weliswaar artikel 7:13 respectievelijk 9:14 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalde procedurele vereisten van zo’n adviescommissie, maar aangezien duidelijk blijkt dat 7:13 ziet op bezwaarschriften en 9:14 op klachten, is de wettelijke grondslag van deze commissies artikel 84 van de Gemeentewet, voor zover de commissie door organen van de gemeentelijke overheid is ingesteld.
De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid
Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA.
Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hierna).
Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. Wachtgeld na aftreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).
De loon- en inkomstenbelasting
Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de “opting in regeling” genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden.
De Belastingdienst accepteert inmiddels ook van commissieleden de toepassing van de opting-in-regeling.
Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling zullen dan ook over de netto-onkostenvergoeding inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.
Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek.
Eénmalige keuze per zittingsperiode
De keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting kan voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.
Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan.
Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de ventueel verschuldigde belasting.
Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.
In hoofdstuk V is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven en declaratie van vooruit betaalde kosten. Daarnaast zijn er in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd.
Dit artikel bevat definities en verwijzingen naar andere toepasselijke regelingen.
Artikel 2 Berekening en betalingen vaste vergoedingen
In dit artikel wordt aanvullend op het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden bepaald hoe de vergoedingen voor raadsleden worden berekend en uitbetaald.
Artikelen 3, 4, 20 en 21 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden
De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werk-verkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente.
Aan commissieleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet wel een vergoeding worden gegeven de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente. Hiertoe wordt in deze verordening niet overgegaan.
Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.
De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld. Daarmee is dit een lokale aangelegenheid. Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, kan aansluiting worden gezocht bij de vergoedingsregeling voor wethouders. Bij de gemeente Weert wordt echter niet de Rechtspositieregeling wethouders in dit kader toegepast maar is de reis- en verblijfkostenregeling van de gemeente Weert van toepassing.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.
Vergoed worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding overeenkomstig de reis- en verblijfkostenverordening van de gemeente Weert.
De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. In het Handboek loonheffingen 2015 wordt in paragraaf 21.1.4 over de kilometervergoeding opgemerkt:
Als u aan uw werknemer voor reizen met een eigen vervoermiddel meer vergoedt dan € 0,19 per kilometer, is de vergoeding boven die € 0,19 loon van de werknemer. Maar u mag dit loon ook aanwijzen als eindheffingsloon. Dit laatste betreft de zgn. werkkostenregeling. In Weert is deze kilometervergoeding ook onder de werkkostenregeling gebracht.
Artikelen 5 en 14 Buitenlandse dienstreis
Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De reis- en verblijfkostenregeling van de gemeente Weert is van toepassing. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privé-reis.
Ook gemeenteraden, delegaties daaruit en raadscommissies maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. Hetgeen hierboven is geschreven over buitenlandse dienstreizen van wethouders geldt mutatis mutandis ook voor buitenlandse excursies en reizen van de gemeenteraad of raadscommissies. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en erstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
Er zijn drie scholingssituaties:
Niet-partijpolitiek georiënteerde scholing (algemene scholing) die door de gemeente wordt verzorgd of aangeboden: op grond van de artikelen 13 en 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden komen de kosten (dwingend) voor rekening van de gemeente, voor zover zij in verband staan met de vervulling van het raadslidmaatschap of het commissielidmaatschap.
Niet-partijpolitiek georiënteerde scholing (algemene scholing), die niet door de gemeente wordt verzorgd of aangeboden, maar door een individueel raadslid of commissielid wenselijk wordt geacht: op grond van de artikelen 13 en 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden komen ook deze kosten (dwingend) voor rekening van de gemeente, voor zover zij in verband staan met de vervulling van het raadslidmaatschap of het commissielidmaatschap. Voor deze vorm van scholing bevat de verordening praktische uitvoeringsbepalingen.
Gezien de aard en de duur van het ambt liggen voor raads- en commissieleden opleidingen voor de hand die gericht zijn op het persoonlijk functioneren in het ambt. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Onder deze scholingskosten worden verstaan de cursus- en lesgelden, de kosten van het studiemateriaal, examen- en diplomakosten en de aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal, alsmede reis- en verblijfkosten in het kader van de opleiding.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
Artikel 13 lid 1 Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt de mogelijkheid aan de raad om lokaal nadere regels voor scholing te stellen. De griffier beoordeelt de aanvraag op basis van de aangeleverde bewijsstukken. Hieronder kunnen o.a. kostenspecificaties en facturen onder worden verstaan. In voorkomende gevallen van disputen of tegenstrijdigheden, bij dreigende budgetoverschrijdingen of in geval van aanvragen om scholing door medewerkers van de griffie beslissen de fractievoorzitters bij meerderheid van stemmen.
Nota bene: Voor de wethouders is in artikel 28b Rechtspositiebesluit wethouders de vergoeding van scholingskosten geregeld. Volgens dit artikel dient het college van burgemeester en wethouders zelfstandig een nadere regeling vast te stellen voor scholingskosten.
Artikelen 7, 15 en 24 Computer
Op grond van het Rechtspositiebesluit voor raads- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit wethouders kan er gekozen worden uit 3 mogelijkheden:
Deze faciliteit is dwingend voorgeschreven in de rechtspositiebesluiten voor wethouders en raads- en commissieleden. De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening.
In de gemeente Weert hebben de raadsleden, de commissieleden-niet-raadsleden van de raadscommissies en de wethouders een iPad in bruikleen ontvangen.
De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die het raadslid, commissielid en de wethouder met de gemeente sluiten. De verordening bevat alleen aanvullende bepalingen ter zake van eventuele belastingheffing en het ondertekenen van een bruikleenovereenkomst.
Hoofdregel is dat computerapparatuur fiscaal belast is als niet aangetoond kan worden dat deze minimaal 90% zakelijk wordt gebruikt. Als er bij een raadslid, commissielid of wethouder sprake is van belastingheffing moet dit op grond van de rechtspositieverordening door de gemeente worden gecompenseerd (gedurende 3 jaar jaarlijks 30% van de aanschafwaarde).
Door een uitspraak van het Gerechtshof van Amsterdam van 25 september 2014 was hierin echter v.w.b. iPads (en daardoor ook v.w.b. andere tablets) verandering gekomen. Het Hof sprak uit, dat een iPad een communicatiemiddel is in de zin van de Wet op de Loonbelasting 1964 en geen computer in de zin van die wet. Dat had tot gevolg dat de apparatuur fiscaal is belast als deze niet minimaal 10% zakelijk wordt gebruikt. Dat zal altijd het geval zijn bij gebruik van het Bestuurlijk Informatiesysteem via een tablet. Bij computerapparatuur, niet zijnde een tablet, werd op grond van de Wet op de Loonbelasting 1964 nog steeds de norm van 90% zakelijk gebruik gehanteerd door de Belastingdienst.
De Hoge Raad heeft echter op zijn beurt in dezelfde zaak op 11 september 2015 uitgesproken dat een iPad wel degelijk een computer is en geen communicatiemiddel. Hiermee is deze dus fiscaal belast als niet aangetoond kan worden dat deze minimaal 90% zakelijk wordt gebruikt.
Vanaf 1 januari 2015 vallen de iPads die aan de raads- en commissieleden worden verstrekt onder de Werkkostenregeling. Op grond van het daarbij geldende noodzakelijkheidscriterium is zeer aannemelijk dat raads- en commissieleden een iPad nodig hebben voor het raadswerk, temeer daar de raad geheel digitaal werkt. Het verstrekken van iPads heeft daarmee geen fiscale gevolgen, die nopen tot compensatie vanuit de gemeente.
Omdat in deze tijd iedereen al beschikt over een internetverbinding met -abonnement is ervoor gekozen om deze niet beschikbaar te stellen vanuit de gemeente, dan wel een vergoeding voor deze kosten te verstrekken.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
Artikelen 8 en 17 Levensloopregeling
De levensloopregeling is inmiddels afgeschaft. Er is wel nog overgangsrecht van toepassing. Voor iedereen die op 31 december 2011 een saldo heeft van € 3.000,- of meer op zijn levensloopregeling blijft de levensloopregeling behouden. Zij mogen na 1 januari 2012 blijven storten in hun levensloop.
Raadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap en wethouders kunnen dus nog deelnemen aan de levensloopregeling. Het is niet mogelijk een ‘werkgeversbijdrage’ te verstrekken. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers. Het levensloopsaldo kan niet omgezet worden in verlof, omdat raadsleden noch wethouders in hun politieke functie verlof kennen. Het saldo valt bij beëindiging van het ambt vrij en kan worden meegenomen naar een andere levensloopregeling bij een volgende werkgever of er vindt uitbetaling ineens plaats.
Artikelen 9 en 22 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid
In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat de gemeenteraad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om deze reden moeten drempels om raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. In WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor raadsleden en commissieleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een raadsvergoeding of presentiegeld een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raadszetel of bij de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van artikel 12 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kunnen gemeenten hiervoor een voorziening treffen. Die is te vinden in de artikelen 9 en 24 van de verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een raadslid of commissielid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het raadslid of het commissielid.
Artikel 10 Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte
Raadsleden kunnen tijdelijk worden vervangen wegens zwangerschap en bevalling dan wel wegens langdurige ziekte. De regeling daarvan is opgenomen in de Kieswet, omdat het te vervangen raadslid tijdelijk ontslagen wordt. In de vacature wordt voorzien door de tijdelijke benoeming van de vervanger. Er is steeds sprake van een vaste periode van 16 weken. Door zowel het tijdelijk ontslag, de tijdelijke benoeming en de vaste periode van vervanging is het niet nodig dat tussen beiden een afspraak wordt gemaakt over de duur van de vervanging. Het is hierdoor ook niet mogelijk weer binnen de termijn van 16 weken het raadslidmaatschap te hervatten. Evenmin is het mogelijk de vervanging nog even voort te laten duren, tenzij opnieuw een verzoek wordt gedaan voor een tijdelijk ontslag. Bij inwilliging van dat verzoek, is opnieuw sprake van een periode van 16 weken.
In de artikelen X10, X11 en X12 van de Kieswet zijn de voorwaarden opgenomen waaraan moet worden voldaan voor een vervanging, de datum van ingang en beëindiging van de vervanging. De verklaring van een verloskundige dan wel behandelend arts is bepalend voor de aanvang van de vervanging. De benoeming van de vervanger kan later plaatsvinden, maar wijzigt het tijdstip van het einde van het tijdelijk ontslag niet. De feitelijke vervanging kan daardoor korter zijn dan 16 weken. Na afloop van de termijn van 16 weken wordt zonder enig verzoek of besluit de oude situatie hersteld. Dat geldt zowel voor de hervatting van het raadslidmaatschap, het einde van het tijdelijk raadslidmaatschap als de rechtspositionele aspecten daarvan.
Artikelen 12 en 13 Reiskosten woon-werk en zakelijke reiskosten
Voor wethouders is in artikel 12 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders. Deze vergoeding is alleen mogelijk voor wethouders die buiten Weert woonachtig zijn. Bij gebruik van de eigen personenauto bedraagt de vergoeding in 2015 € 0,15 per afgelegde kilometer.
Ingevolge artikel 13 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met de eigen personenauto geldt de vergoeding overeenkomstig de reis- en verblijfkostenverordening van de gemeente Weert, voor zover het zakelijke reiskosten betreft buiten de gemeente Weert gemaakt.
Voor de zakelijke kilometers binnen de gemeente Weert geldt een vaste (bruto) vergoeding van € 113,45 per maand.
Voor zakelijke kilometers (waaronder mede te verstaan de kilometers voor het woon/werkverkeer) kan een onbelaste vergoeding worden verleend van maximaal € 0,19 per kilometer, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Vergoedingen die daarboven uitgaan zijn voor dat hogere deel belast.
In het Handboek loonheffingen 2015 wordt in paragraaf 21.1.4 over de kilometervergoeding opgemerkt:
Als u aan uw werknemer voor reizen met een eigen vervoermiddel meer vergoedt dan € 0,19 per kilometer, is de vergoeding boven die € 0,19 loon van de werknemer. Maar u mag dit loon ook aanwijzen als eindheffingsloon. Dit laatste betreft de zgn. werkkostenregeling. In Weert is deze kilometervergoeding ook onder de werkkostenregeling gebracht.
De fiscus staat toe de reiskostenvergoedingen voor de verschillende doeleinden te salderen. Dat houdt in dat als bijvoorbeeld de verstrekte reiskostenvergoeding voor dienstreizen hoger is dan de fiscaal wettelijk vastgestelde belastingvrije vergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer een verstrekte lagere vergoeding dan € 0,19 voor woon/werkverkeer daarop in mindering mag worden gebracht. Die salderingsmogelijkheid moet wel in een formele vergoedingsregeling zijn vastgelegd. Die is opgenomen in artikel 13, tweede lid. Omdat voor het gemeentelijk personeel een salderingsregeling geldt wordt daarbij aangesloten. Reiskostenvergoedingen mogen dus ook onderling worden gesaldeerd. Kilometers die betrekking hebben op het reizen per openbaar vervoer waarvoor een vergoeding in geld is ontvangen, alsmede kilometers die als meerijder zijn afgelegd zonder dat sprake is van vervoer vanwege de werkgever en zonder dat de betrokkene daarvoor een vergoeding heeft ontvangen, mogen eveneens bij de saldering worden betrokken.
Saldering, respectievelijk belastingheffing over het bovenmatig deel dat na saldering overblijft, mag worden uitgesteld. Afrekening met de fiscus op basis van saldering kan na afloop van een bepaald loontijdvak, maar dient uiterlijk plaats te vinden in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar. Saldering na afloop van een kalenderkwartaal, half kalenderjaar of heel kalenderjaar is mogelijk zolang de vergoeding niet definitief is toegekend. In verband daarmee wordt de reiskostenvergoeding in eerste instantie bij wijze van voorschot uitbetaald. Voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van de in een gekozen periode uitbetaalde reiskostenvergoedingen dient te worden uitgegaan van alle daadwerkelijk afgelegde dienstkilometers, vermeerderd met de daadwerkelijk afgelegde woon/werkkilometers.
Artikel 16 Communicatieapparatuur
Vergoedingen of verstrekkingen van een mobiele telefoon zijn geheel onbelast als het zakelijk gebruik meer dan 10% bedraagt.
Artikel 18 Verhuis-, dubbele woonlasten, reis- en pensionkosten bij benoeming
Voor wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de ambtsgemeente beschikken kunnen een vergoeding van reis- en pensionkosten, een verhuiskostenvergoeding en eventueel een tegemoetkoming dubbele woonlasten ontvangen overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens artikel 22 eerste lid sub b Rechtspositiebesluit wethouders en de artikelen 1, 2 en 4a van de Regeling Rechtspositie wethouders. Voor wat betreft de pensionkostenvergoeding bestaat aanspraak op een maximale vergoeding van 18% van de maandelijkse bezoldiging tot maximaal drie jaar na benoemingsdatum. Voor wat betreft de reiskosten van het pension naar het werk gaat het om een volledige vergoeding van het openbaar vervoer (OV) of een netto bedrag van € 0,15 per kilometer, indien gebruik wordt gemaakt van de eigen personenauto. Bovendien mag de wethouder eenmaal per week een (gezins)bezoek aan de oude woning ten laste van de gemeente brengen.
Op grond van artikel 1, vierde lid, van de Regeling rechtspositie wethouders wordt onder openbaar vervoer (OV) verstaan de kosten van voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot.
Voor wat betreft de verhuiskostenvergoeding bestaat binnen drie jaar na benoeming aanspraak op een volledige vergoeding van de kosten voor het transport van de bagage en de inboedel. Andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten, waaronder begrepen de kosten van inrichting van de woning en tijdelijke opslag worden vergoed tot een maximum van € 5.818,46. De vergoedingen zijn tot maximaal € 7.750 onbelast, omdat zij in het deze verordening Rechtspositiebesluit zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel in de werkkostenregeling. Voor wat betreft een tegemoetkoming dubbele woonlasten bestaat aanspraak op een tegemoetkoming met een maximale vergoeding van 18% van de maandelijkse bezoldiging tot maximaal drie jaar na benoemingsdatum.
De voor wethouders geregelde kilometervergoeding van reiskosten voor verblijf naar werk zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Voor zover de kilometervergoedingen voor reis en verblijfkosten fiscaal bovenmatig zijn (meer dan € 0,19/km), bestaat de mogelijkheid om het meerdere ten laste van de vrije ruimte te brengen.
Artikel 19 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen
Het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies is in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden dwingend geregeld. Uit informatie van de VNG blijkt, dat commissieleden per commissievergadering uitbetaald dienen te krijgen. Of commissieleden ook een vergoeding krijgen voor het bijwonen van informatiebijeenkomsten van hun commissie behoort tot de beleidsvrijheid van gemeenten. Bij het raadsbesluit van 24 september 2014, waarmee de commissieleden-niet-raadsleden van de raadscommissies zijn benoemd, heeft de raad besloten geen vergoeding toe te kennen voor het bijwonen van informatiebijeenkomsten. De gemeente Weert kent geen vaste vergoeding als bedoeld in artikel 96 van de Gemeentewet toe aan commissieleden. Evenmin zijn er in de gemeente Weert commissieleden die van wege hun bijzondere beroepsmatige deskundigheid of de zwaarte van hun taak een extra vergoeding krijgen. Daarom resteert in de verordening slechts een bepaling die regelt dat geen vergoeding ontvangt een commissielid dat uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd.
Artikelen 25 en 26 De procedure van declaratie
In de verordening zijn de drie wijzen van betaling aangegeven. Ook is aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente en daarna declaratie van vooruitbetaalde kosten.
Artikelen 27, 28 en 29 Intrekking oude regeling, inwerkingtreding nieuwe regeling en citeertitel