Organisatie | Gelderland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Regels Ruimte voor Gelderland 2016 |
Citeertitel | Regels Ruimte voor Gelderland 2016 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | monumenten, subsidies, zorg en welzijn, ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, natuur en landschap, bodem, stedelijke vernieuwing, huisvesting, gemeenten, toezicht, jeugdzorg, agrarische sector, sociale participatie, economische zaken, recreatie, cultuur, milieu, waterschap, archief, ouderenzorg, bestuurlijke organisatie |
Paragraaf 2.8 Steengoed benutten - Uitvoeringsgereed en realiseren treedt in werking op 1 augustus 2016.
Bijlage 1 van deze regeling werkt terug tot 1 januari 2016.
Algemene subsidieverordening Gelderland 2016, artikel 2
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2016 | 31-12-2016 | wijziging regeling | 13-09-2016 Provinciaal Blad 2016 nr. 5167 | zaaknummer 2016-009453 | |
16-09-2016 | 01-01-2016 | 01-10-2016 | wijziging regeling | 08-12-2015 Provinciaal Blad 2016 nr. 5117 | zaaknummer 2015-013248 |
13-07-2016 | 16-09-2016 | wijziging regeling | 05-07-2016 Provinciaal Blad 2016 nr. 4032 | zaaknummer 2016-007457 | |
02-06-2016 | 01-06-2016 | 13-07-2016 | wijziging regeling | 24-05-2016 Provinciaal Blad 2016 nr. 3144 | zaaknummer 2016-005524 |
01-05-2016 | 02-06-2016 | wijziging regeling | 12-04-2016 Provinciaal Blad 2016 nr. 2422 | zaaknummer 2016-004044 | |
23-03-2016 | 01-05-2016 | wijziging regeling | 08-03-2016 Provinciaal Blad 2016 nr. 16076 | zaaknummer 2016-002773 | |
22-03-2016 | 01-02-2016 | 23-03-2016 | wijziging regeling | 12-01-2016 Provinciaal Blad 2016 nr. 1608 | zaaknummer 2015-013248 |
01-01-2016 | 22-03-2016 | nieuwe regeling | 12-11-2015 Provinciaal Blad 2015 nr. 7586 | zaaknummer 2015-013248 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Paragraaf 1.1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1.1 Algemene begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
directe loonkosten: het totaal van het bruto loon volgens de loonstaat, de vakantie-uitkering, de niet van winst afhankelijke eindejaarsuitkering of 13e maand, de werkgeverslasten (werkgeversdeel pensioenpremie, WW-premie, WIA/WAO-premie en bijdrage Zorgverzekeringswet) en de overige werkgeverspremies voor werkloosheids- en ziektekostenuitkeringen;
Artikel 1.2.1 Tijdvak voor aanvragen
Gedeputeerde Staten kunnen een tijdvak vaststellen waarbinnen aanvragen om subsidie kunnen worden ingediend.
Artikel 1.2.2 Indieningstermijn bij verdeelplan
Voor subsidie die wordt verleend op basis van een krachtens wettelijk voorschrift vastgesteld verdeelplan waarin tenminste de subsidieontvangers en de te ontvangen subsidiebedragen worden genoemd, wordt de aanvraag om subsidie in afwijking van artikel 7, eerste lid, van de AsG uiterlijk zes maanden nadat het verdeelplan is vastgesteld ingediend.
Artikel 1.2.3 Inhoud van aanvraag om subsidie
Bij de aanvraag om subsidie worden in elk geval de volgende gegevens verstrekt:
indien de aanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is: de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel de balans en de staat van opbrengsten en kosten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van indiening van de aanvraag.
Paragraaf 1.3 Beslissing op de aanvraag
Artikel 1.3.3 Communautair toetsingskader
Indien de verstrekking van subsidie als een steunmaatregel in de zin van artikel 107, eerste lid, van het VwEU moet worden aangemerkt, wordt de subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van deEuropese Unie op de de-minimissteun (PbEU L 352).
Artikel 1.3.4 Sluitende begroting
Een subsidie wordt uitsluitend verstrekt als de begroting van de activiteit sluitend is.
Artikel 1.3.6 Methoden voor berekening van kosten
Onverminderd het derde lid worden de subsidiabele kosten berekend op basis van een voor de subsidieontvanger gebruikelijke en controleerbare methode die is gebaseerd op bedrijfseconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd en die de subsidieontvanger stelselmatig toepast.
Paragraaf 1.4 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 1.4.3 Voortgangsrapportage
Als een subsidie boven € 25.000 niet binnen een jaar na de subsidieverlening wordt vastgesteld, kunnen Gedeputeerde Staten de subsidieontvanger, zolang de subsidie niet is vastgesteld, eenmaal per jaar verplichten om een voortgangsrapportage over te leggen.
Artikel 1.4.4 Verrichten van activiteiten
De subsidieontvanger is verplicht om de subsidieverstrekker onverwijld schriftelijk mee te delen dat de inkomsten of de uitgaven afwijken van de begroting, dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig, niet geheel of gewijzigd zullen worden verricht, of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.
Artikel 1.4.5 Vervreemding van goederen en rechten
De subsidieontvanger is gehouden, indien met subsidie verkregen goederen en rechten binnen vijf jaar na de subsidievaststelling worden vervreemd of anderszins aan derden ter beschikking worden gesteld, Gedeputeerde Staten hiervan in kennis te stellen en de verstrekte subsidie terug te betalen, tenzij anders bepaald.
Artikel 1.4.6 Vermogensvorming
De hoogte van de vergoeding voor vermogensvorming als bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht is het gedeelte van de waarde van het vermogen van de subsidieontvanger, dat evenredig is aan het gedeelte van zijn totale opbrengsten dat gedurende de laatste tien jaar door de subsidie is gevormd.
Bij de bepaling van de waarde van het vermogen wordt uitgegaan van de waarde van de vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van goederen wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen.
Artikel 1.4.7 In stand houden resultaten
De subsidieontvanger houdt gedurende ten minste vijf jaren na de uitvoering van de activiteiten ten behoeve waarvan de subsidie is verleend, of zolang als in de beschikking tot verlening van de subsidie is bepaald, de resultaten van de activiteiten in stand, tenzij de aard van de activiteiten zich daartegen verzet.
Artikel 1.5.1 Vaststelling van subsidies tussen € 25.000 tot € 125.000
De subsidieontvanger geeft in de verklaring als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de AsG aan:
Paragraaf 1.6 Overige bepalingen
Artikel 1.6.1 Waarderingssubsidies
In afwijking van artikel 5, tweede lid, van de AsG kan waarderingssubsidie worden verstrekt aan natuurlijke personen.
Artikel 1.6.2 Cofinanciering EFRO
Indien subsidie wordt verstrekt als provinciale cofinanciering bij een subsidie op grond van de Uitvoeringswet EFRO, is in afwijking van artikelen 5, eerste lid, 7, 8, 9, eerste lid, 14, 17, tweede lid, 20, derde lid, 21, 29, 31 en paragraaf 7 van de AsG het bepaalde bij of krachtens de Uitvoeringswet EFRO van toepassing.
Hoofdstuk 2 Duurzame ruimtelijke ontwikkeling en waterbeheer
Paragraaf 2.2 Ontwikkeling forten
Artikel 2.2.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Paragraaf 2.3 Gebiedsontwikkeling
Artikel 2.3.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de voorbereiding of uitvoering van werkzaamheden waarmee:
Paragraaf 2.4 Collectief Particulier Opdrachtgeverschap
Artikel 2.4.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
het opstellen van een projectplan voor de realisatie van een CPO-woningbouwproject door een onafhankelijke begeleider, waarin een conclusie over de haalbaarheid is opgenomen en waar in ieder geval uit blijkt dat het collectief een vrije keuze heeft in de opdrachtverlening aan externe partijen in het bouwproces en een doorslaggevende stem heeft in het ontwerp- en bouwproces van een CPO-woningbouwproject.
Paragraaf 2.6 Waalpleisterplaatsen
Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag in elk geval een schriftelijke verklaring van burgemeester en wethouders verstrekt waaruit blijkt dat de betreffende subsidiabele activiteit positief is beoordeeld.
Artikel 2.6.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de kosten met een minimum van € 10.000 en een maximumvan € 100.000.
Paragraaf 2.7 Steengoed Benutten - Tijdelijke Stimulering Sociale woningmarkt
Artikel 2.7.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Subsidie wordt verstrekt aan gemeente en openbare lichamen in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt:
voor subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2, aanhef en onder a:
een door tenminste één gemeente, één verhuurder van wooneenheden voor sociale doelgroepen, één onderwijsinstelling voor middelbaar of hoger (beroeps)onderwijs en één werkgevers- of brancheorganisatie ondertekende intentieverklaring, waaruit blijkt dat partijen overeenstemming hebben over de verkenning en zij zich hebben verbonden aan een gezamenlijke uitvoeren van de verkenning.
Paragraaf 2.8 Steengoed benutten – Uitvoeringsgereed en realiseren
Artikel 2.8.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
bebouwde kom: bestaand stedenbouwkundig geconcentreerd samenhangende structuur van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. Bij interpretatieverschillen geldt als bebouwde kom, de bebouwingscontour van VROM uit 2005;
beeldverstorend verpauperd gebouw: een gebouw dat door een combinatie van architectonische kwaliteit en zijn plaats in de stedenbouwkundige structuur, en zo mogelijk ook door de slechte staat van onderhoud als gevolg van leegstand, een negatieve bijdrage levert aan de kwaliteit van het stads-of dorpsbeeld, dan wel van het buitengebied;
Artikel 2.8.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
een integrale gebiedsgerichte aanpak binnen de bebouwde kom, waarbij het gaat om herbestemming, transformatie of sloop van leegstaande of leegkomende gebouwen die deel uitmaken van een concrete gebiedsontwikkeling, gecombineerd met een aanpak van de openbare ruimte of het oplossen van milieuhinder voor de woon- en leefomgeving en bodemsanering;
Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder b, slechts verstrekt indien het gaat om een gebouw, liggend in een kernwinkelgebied of aanloopstraten, dat minimaal 5 jaar leeg staat, een footprint heeft van minimaal 1000 m2 en een voorgevelbreedte heeft van minimaal 25 meter.
Onverminderd het eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder c, slechts verstrekt indien het gaat om een monument dat minimaal 3 jaar leeg staat, een footprint heeft van minimaal 500 m2 en een voorgevelbreedte heeft van minimaal 15 meter. Indien een monumentonderdeel uitmaakt van een complex, dan wordt slechts subsidie verstrekt voor maximaal twee monumenten die deel uitmaken van dit complex.
Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder d, slechts verstrekt indien er geen sprake is van een grondtransactie met derden, met uitzondering van grondtransacties ten behoeve van de aanleg van openbare ruimte of maatschappelijke doeleinden en de reductie van de woningen binnen het betreffende project minimaal 5 woningen betreft.
Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2, aanhef en onder f, slechts verstrekt indien het gaat om een gebouw dat minimaal 5 jaar leeg staat en een footprint heeft van minimaal 2000 m2 en waarbij de aanpak gericht is op het wegnemen van een ruimtelijk kwalitatief probleem, milieu- of geluidshinder of van een onveilige situatie.
Artikel 2.8.8 Weigeringsgronden
Subsidie wordt geweigerd indien verlening ervan zou leiden tot lagere dan de actuele marktconforme prijzen van de grond en gebouwen in de omgeving van het project.
Artikel 2.8.9 Niet-subsidiabele kosten
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.3.5 wordt geen subsidie verstrekt voor:
Paragraaf 2.9 Gelderse Gebiedsopgaven
Artikel 2.9.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor het uitvoeren van activiteiten die zijn opgenomen op een lijst als bedoeld in artikel 2.9.3.
Artikel 2.9.5 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 25.000.
De subsidieontvanger is verplicht om zijn kennis en bevindingen te delen op de in de aanvraag beschreven wijze, of in overeenstemming met de beschikking tot subsidieverlening indien Gedeputeerde Staten daarin een andere wijze van delen van kennis en bevindingen hebben bepaald of daarover aanvullende verplichtingen hebben opgelegd.
Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag, indien deze betrekking heeft op het verrichten van subsidiabele activiteiten, waaraan door deelnemers een financiële bijdrage wordt geleverd, een document ingediend dat is ondertekend door de aanvrager en de deelnemers waaruit ten minste blijkt:
Artikel 2.9.8 Werking van het plafond
Indien voor activiteiten die zijn opgenomen in de lijst, het maximumbedrag waarvoor, op grond van enig artikel in deze Regels, subsidie kan worden verleend, niet van toepassing is verklaard, wordt het bedrag waarmee dit maximumbedrag wordt overschreden buiten beschouwing gelaten bij de beoordeling of het plafond voor deze activiteiten wordt overschreden.
Paragraaf 2.10 Ondersteuning intiatieven op het gebied van leefbaarheid en sociale samenhang
Artikel 2.10.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor initiatieven die zich richten op het bevorderen van leefbaarheid en sociale samenhang, met inbegrip van de evaluatie daarvan.
Artikel 2.10.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de kosten met een minimum van € 10.000 en een maximumvan € 25.000.
Paragraaf 3.1 Algemene bepalingen
Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
bodemverontreinigingsgegevens: gegevens afkomstig uit een bodemonderzoeksrapport dat is opgesteld door een erkende persoon of instelling zoals bedoeld in artikel 9 van het Besluit Bodemkwaliteit;
hernieuwbare energie: niet-fossiele energie zoals windenergie, zonne-energie, geothermische energie, golfenergie, getijdenenergie, waterkrachtinstallaties, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas;
Paragraaf 3.2 Programmabureau EMT
Artikel 3.2.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt ten behoeve van de sector energie- en milieutechnologie.
Paragraaf 3.3 Lokale hernieuwbare energieprojecten en participatie door natuurlijke personen
Artikel 3.3.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de uitvoering van lokale hernieuwbare energieprojecten.
Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag een document verstrekt met een overzicht van NAW-gegevens van de deelnemende natuurlijke personen en van de hoogte van het ingezette bedrag per natuurlijke persoon.
Artikel 3.5.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het verstrekken van subsidievoor isolatie van koopwoningen.
In afwijking van het tweede lid, onderdeel c, kan in de subsidieregeling als bedoeld in het eerste lid worden bepaald dat de subsidie ten hoogste een derde deel van de subsidiabele kosten per koopwoning bedraagt met een maximum van € 750 per koopwoning, indien de aanvrager één subsidie verstrekt aan tenminste zes eigenaren van koopwoningen binnen de gemeente, waarbij iedere eigenaar-bewoner de aanvraag ondertekent.
Paragraaf 3.6 Bodemverontreinigingsgegevens op orde
Artikel 3.6.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het selecteren van bodemverontreinigingsgegevens en het invoeren daarvan in een digitaal bodeminformatiesysteem.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien bij het invoeren van de bodemverontreinigingsgegevens gebruik wordt gemaakt van het uitwisselingsformat SIKB0101 of een daarvoor in de plaats tredend uitwisselingsformat.
Hoofdstuk 4 Vitaal platteland, natuurbeheer en ontwikkeling natuurgebieden
Paragraaf 4.1 Algemene bepalingen
Artikel 4.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
GNN: Gelders natuurnetwerk zoals begrensd door Provinciale Staten bij vaststelling van de Omgevingsverordening provincie Gelderland bij besluit van 24 september 2014 dan wel de op basis van artikel 2.7.3.1 van de Omgevingsverordening provincie Gelderland door Gedeputeerde Staten gewijzigde begrenzing;
landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b van de Verordening (EU) Nr. 1306/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de raad;
natuurontwikkelplan: een door Gedeputeerde Staten vastgesteld plan waarin een gebied is aangemerkt als een gebied met hoge actuele natuurwetenschappelijke, landschappelijke, cultuurhistorische of bosbouwkundige waarden en waarbij het in aanmerking brengen voor subsidie noodzakelijk is voor het behoud van deze waarden;
nieuwe natuur: op de ambitiekaart aangegeven nog niet ingerichte landbouwgronden of voormalige landbouwgronden aangeduid als N00.01 dan wel nog niet ingerichte natuurgronden aangeduid als N00.02, waar het natuurbeheertype of indicatieve verhouding natuurbeheertypen nog niet is gerealiseerd binnen het GNN;
PAS-gebiedsanalyses: ecologische analyse van een stikstofgevoelig PAS-Natura 2000-gebied, deel uitmakend van de passende beoordeling van de PAS, waarin herstel- en andere maatregelen zijn opgenomen die dienen ter verzekering dat de kwaliteit van habitattypen en leefgebieden van soorten niet verder achteruit gaat of verbetert;
Paragraaf 4.2 Landschap en Landgoederen
Paragraaf 4.3 Faunavoorzieningen
Artikel 4.3.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de aanleg van een faunavoorziening.
Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag in elk geval gevoegd een GIS kaart met daarop de faunavoorziening en het onderzoek waaruit blijkt dat er sprake is van een knelpunt.
Paragraaf 4.4 Grondverwerving ten behoeve van het Gelders Natuurnetwerk
Artikel 4.4.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Artikel 4.4.3 Subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.3.5, eerste lid, onder b, komen voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder c, in aanmerking:
het negatieve waardeverschil van de gebouwen ontstaan door het verschil in reële marktwaarde van het natuurambitieterrein in combinatie met de gebouwen op het moment van aankoop en de reële marktwaarde van de combinatie van het natuurambitieterrein met de gebouwen bij feitelijke en publiekrechtelijke functieverandering van het natuurambitieterrein naar natuur, voor zover het aandeel hierin van de gebouwen betreft en blijkend uit een taxatie waarin de waarde van de gebouwen is gespecificeerd.
Artikel 4.4.6 Hoogte van de subsidie
Voor zover voor verwerving of pachtvrij maken van een natuurambitieterrein subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling of door een bestuursorgaan van een ander overheidslichaam, wordt de subsidie zoveel lager verstrekt als noodzakelijk om betaling boven de werkelijke kosten of maximale vergoeding op grond van Europese regels of deze regeling te voorkomen.
Ontheffing als bedoeld in het eerste lid, onder d, wordt verleend indien:
gehele of gedeeltelijke sluiting van het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein noodzakelijk is ter voldoening aan de bij of krachtens de Flora- en faunawet gestelde regels voor soortenbescherming of de krachtens de artikelen 10, 10a, 19, 19a en 21 van de Natuurbeschermingswet 1998 voor beschermde natuurmonumenten of Natura 2000-gebieden vastgestelde instandhouding doelstellingen en toegangsbeperkingen;
De subsidieontvanger is bij vervreemding, verpachting of vestigen van zakelijke rechten verplicht ingevolge deze regeling verstrekte subsidie binnen een termijn van zes maanden terug te betalen aan de provincie Gelderland, tenzij hiervan in de toestemming als bedoeld in het vierde lid ontheffing is verleend.
Binnen twaalf weken na verlening van de subsidie sluit de subsidieontvanger met de provincie Gelderland een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is opgenomen:
de verplichting, inhoudende dat de subsidieontvanger het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, het terrein beheert overeenkomstig het natuurbeheertype zoals voorgeschreven in het natuurbeheerplan en datgene nalaat wat de veiligstelling van de ecosystemen met de daarbij behorende soorten in gevaar brengt of verstoort; en
dat de verplichting, als bedoeld onder a, zal overgaan op al degenen die het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn al degenen die van de rechthebbende een recht op gebruik van het terrein zullen krijgen.
Indien de subsidieontvanger ook andere economische activiteiten verricht dan de verwerving van terreinen ten behoeve van natuurbeheer als bedoeld in deze regeling, is hij verplicht een gescheiden boekhouding te voeren overeenkomstig punt 41 van de EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (2012/C 8/03).
Artikel 4.4.8 Verplichtingen bij aanvraag subsidievaststelling
Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder b, wordt in elk geval een afschrift van een schriftelijke overeenkomst tot beëindiging van de pachtovereenkomst of een afschrift van de uitspraak van de pachtkamer tot ontbinding van de pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 7:377 Burgerlijk Wetboek verstrekt.
Paragraaf 4.5 Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen ten behoeve van het Gelders Natuurnetwerk
Artikel 4.5.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de verplaatsing van een landbouwbedrijfsgebouw.
Paragraaf 4.6 Behoud van prioritaire soorten
Artikel 4.6.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
In afwijking van het eerste lid kan subsidie worden verstrekt voor activiteiten waarvan op basis van onderzoek of gedocumenteerde veldervaringen aannemelijk is dat zij bijdragen aan het behoud van prioritaire soorten in Gelderland en dat deze activiteiten aanvullend dan wel gelijkwaardig zijn ten opzichte van de activiteiten bedoeld in het eerste lid.
Artikel 4.6.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 95% van de kosten met een minimum van € 2.500 en een maximum van € 30.000 per aanvraag.
Subsidie als bedoeld in artikel 4.6.1, onder a en b, wordt slechts verstrekt indien de aanvrager bij de aanvraag een vrijstelling of ontheffing als bedoeld in artikel 75 van de Flora- en Faunawet of de daarvoor in de plaats tredende bepalingen in de Wet Natuurbescherming overlegt die ziet op het betreffende leefgebied en de betreffende soort.
Paragraaf 4.7 Rustgebieden voor ganzen
Artikel 4.7.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het niet verjagen van ganzen in de periode tussen 1 november en 1 april van percelen die zijn gelegen in een rustgebied.
Paragraaf 4.8 Inrichting van het Gelders Natuurnetwerk
Artikel 4.8.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Subsidie voor Natura 2000-maatregelen als bedoeld in artikel 4.8.1, onder c, wordt slechts verstrekt indien in het investeringsplan als bedoeld in artikel 4.8.5, tweede lid, voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de maatregelen bijdragen aan de beoogde kwaliteitsverbetering van het Natura 2000-gebied.
Subsidie voor soortenbeschermingsmaatregelen als bedoeld in artikel 4.8.1, onder d, wordt slechts verstrekt indien in het investeringsplan als bedoeld in artikel 4.8.5, tweede lid, voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de maatregelen bijdragen aan behoud van een of meer prioritaire soorten of systeemherstel in de parels zoals opgenomen in de nota Actieve soortenbescherming Gelderland.
Subsidie voor herstelmaatregelen voor natte landnatuur als bedoeld in artikel 4.8.1, onder e, wordt slechts verstrekt indien in het investeringsplan als bedoeld in artikel 4.8.5, tweede lid, voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de maatregelen bijdragen aan herstel van de natte landnatuur binnen de gebieden aangegeven op de kaart Water en natuur van de Omgevingsvisie.
Artikel 4.8.10 Gescheiden boekhouding
Indien de ontvanger van subsidie als bedoeld in artikel 4.8.1, onder b, ook economische activiteiten verricht, is hij verplicht een gescheiden boekhouding te voeren overeenkomstig punt 41 van de EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (2012/C 8/03).
Paragraaf 4.9 Functieverandering ten behoeve van het Gelders Natuurnetwerk
Artikel 4.9.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor functieverandering op voorwaarde dat op de grond waarop de aanvraag betrekking heeft tevens inrichting plaatsvindt als bedoeld in artikel 4.8.1, onder a.
Artikel 4.9.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.9.3, eerste lid, met een maximum van 85% van de waarde van de grond als landbouwgrond.
Ontheffing als bedoeld in lid 5 wordt verleend indien:
gehele of gedeeltelijke sluiting van het terrein noodzakelijk is ter voldoening aan de bij of krachtens de Flora- en faunawet gestelde regels voor soortenbescherming of de krachtens de artikelen 10, 10a, 19, 19a en 21 van de Natuurbeschermingswet 1998 voor beschermde natuurmonumenten of Natura-2000-gebieden vastgestelde instandhouding doelstellingen en toegangsbeperkingen;
Artikel 4.9.9 Verplichtingen bij aanvraag subsidievaststelling
Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een afschrift overgelegd van het verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan.
Artikel 4.9.10 Bevoorschotting
In afwijking van artikel 21 van de AsG wordt nadat de aanvrager een afschrift heeft overgelegd van de vestiging van de kwalitatieve verplichting een voorschot uitgekeerd van ten hoogste 90%.
Paragraaf 4.10 Asbest eraf, zonnepanelen erop
Artikel 4.10.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
In afwijking van artikel 4.10.2, onder b, wordt subsidie als bedoeld in artikel 4.10.1, onder b, slechts verstrekt indien de aanvrager tegelijkertijd zonnepanelen plaatst op een asbestvrij dak van een gebouw waarvan hij eigenaar, erfpachter of pachter is en dat gelegen is op dezelfde voormalige agrarische bedrijfslocatie als het te saneren gebouw of waarvan hij eigenaar is en dat gelegen is op hetzelfde voormalig agrarisch bedrijfsblok als het te saneren gebouw.
Artikel 4.10.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van verwijdering en afvoer van asbestdaken.
Artikel 4.10.6 Hoogte van de subsidie
De hoogte van de subsidie bedraagt € 4,50 per m2 te saneren asbestdak met een maximum van € 15.000.
Artikel 4.10.7 Communautair toetsingskader
Voor zover het verstrekken van subsidie onder het toepassingsbereik valt van Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU L352), wordt de subsidie in afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met die verordening.
Paragraaf 4.11 Verwijderen van drugsafval
Artikel 4.11.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Artikel 4.11.3 Weigeringsgrond
Subsidie wordt geweigerd indien de aanvrager verantwoordelijk of mede verantwoordelijk is voor:
Paragraaf 4.12 Burgerbetrokkenheid bij natuur, groen en landschap
Artikel 4.12.2 Subsidiabele kosten
Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder a, komen ook in aanmerking de kosten voor externe ondersteuning.
Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, aanhef en onder a, verstrekt:
Artikel 4.12.6 Weigeringsgrond
Subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder a wordt niet verstrekt voor zover de activiteit betrekking heeft op terreinen die zijn opgenomen in het natuurbeheerplan.
Hoofdstuk 5 Regionale bereikbaarheid en regionaal openbaar vervoer
Paragraaf 5.1 Algemene bepalingen
Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
LNG-vrachtauto: een voertuig dat een vrachtauto als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet wegvervoer goederen is, valt onder categorie N2 of categorie N3 van Richtlijn 2007/46/EG en bij de feitelijke levering overeenkomstig de koopovereenkomst door de fabrikant als bedoeld in Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 september 2007 (PbEU L263) is uitgerust met een motor die als hoofdaandrijving in de vrachtauto is geplaatst en uitsluitend Liquefied Bio Gas of Liquefied Natural Gas als motorbrandstof gebruikt;
Paragraaf 5.2 Infrastuctuurprojecten
Artikel 5.2.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Paragraaf 5.3 Openbaar vervoer en regiotaxi
Artikel 5.3.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het verrichten van:
Subsidie voor het verrichten van openbaar vervoer wordt slechts verstrekt voor de duur van de concessie of voor de duur van de overeenkomst tussen de provincie en de vervoerder.
Paragraaf 5.4 Infrastructurele openbaarvervoervoorzieningen
Artikel 5.4.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de aanpassing of uitbreiding van infrastructuur en voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer in het gebied van de voormalige Stadsregio.
Paragraaf 5.5 Sociale veiligheid
Artikel 5.5.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor activiteiten ter verbetering van de sociale veiligheid.
Paragraaf 5.6 Consumentenorganisaties
Artikel 5.6.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor activiteiten die ondernomen worden om de belangen van de OV-reiziger in Gelderland te behartigen in het kader van de Wet personenvervoer.
Paragraaf 5.7 Fietsvoorzieningen
Artikel 5.7.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Gedeputeerde Staten kunnen bij onderbesteding van het budget voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 5.7.1, eerste lid, onder a en b, na 1 maart tot een tweede openstelling besluiten. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op aanvragen die in een tweede openstellingsperiode worden ingediend.
Paragraaf 5.8 Mobiliteitsprojecten
Artikel 5.8.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor haalbaarheidsstudies, onderzoek, pilots en projecten gericht op gedragsbeïnvloeding met betrekking tot mobiliteit.
Paragraaf 5.9 Logistiek en Goederenvervoer
Artikel 5.9.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Paragraaf 5.10 Beter Benutten Vervolg
Artikel 5.10.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van projecten in het kader van Beter Benutten Vervolg.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover de projecten zijn opgenomen in het door Gedeputeerde Staten vastgestelde bestedingsplan.
Paragraaf 5.11 Impuls goederenvervoer LNG-vrachtauto’s
Artikel 5.11.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de koop en het gebruik van een of meerdere LNG-vrachtauto’s.
Subsidie kan worden verstrekt aan een vervoerder in de zin van artikel 1.1 van de Wet wegvervoer goederen.
Artikel 5.11.6 Weigeringsgronden
Subsidie wordt geweigerd indien de aanvrager de vrachtauto heeft gekocht vóór 1 oktober 2016.
Artikel 5.11.7 Aanvraag subsidieverlening
Indien de vrachtauto zal worden gebruikt of mede zal worden gebruikt voor beroepsvervoer en op de subsidieontvanger geen vrijstelling op grond van artikel 4 van het Besluit wegvervoer goederen van toepassing is, wordt bij de aanvraag een gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning van de aanvrager verstrekt.
Artikel 5.11.8 Beslissing op de aanvraag
Artikel 25, eerste tot en met derde lid, van de AsG en artikel 1.3.1 zijn niet van toepassing.
Artikel 5.11.10 Verplichtingen subsidieontvanger
Artikel 5.11.11 Verplichtingen bij aanvraag subsidievaststelling
Indien de vrachtauto wordt gebruikt of mede wordt gebruikt voor beroepsvervoer en op de subsidieontvanger geen vrijstelling op grond van artikel 4 van het Besluit wegvervoer goederen van toepassing is, wordt bij de aanvraag om vaststelling van subsidie een gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning van de subsidieontvanger verstrekt.
Paragraaf 6.1 Algemene bepalingen
Artikel 6.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
arm’s length-voorwaarden: de voorwaarden van de transactie tussen de contractpartijen die niet afwijken van die welke zouden zijn overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, en die geen enkele vorm van heimelijke verstandhouding behelzen. Iedere transactie die voortvloeit uit een open, transparante en niet-discriminerende procedure wordt geacht te voldoen aan het arm's length-beginsel;
experimentele ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten. Dit kan ook activiteiten omvatten die gericht zijn op de conceptuele formulering, de planning en documentering van alternatieve producten, procedés of diensten. Experimentele ontwikkeling kan prototyping, demonstraties, pilotontwikkeling, testen en validatie omvatten van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten in omgevingen die representatief zijn voor het functioneren onder reële omstandigheden, met als hoofddoel verdere technische verbeteringen aan te brengen aan producten, procedés of diensten die niet grotendeels vast staan. Dit kan de ontwikkeling omvatten van een commercieel bruikbaar prototype of pilot die noodzakelijkerwijs het commerciële eindproduct is en die te duur is om te produceren alleen met het oog op het gebruik voor demonstratie- en validatiedoeleinden. Onder experimentele ontwikkeling wordt niet verstaan routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien die wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden;
haalbaarheidsstudie: het onderzoek en de analyse van het potentieel van een project, met als doel de besluitvorming te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en de zwakke punten van een project, de kansen en risico's in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn;
industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de creatie van onderdelen voor complexe systemen en kan ook de bouw omvatten van prototypes in een laboratoriumomgeving en/of in een omgeving met gesimuleerde interfaces voor bestaande systemen, alsmede pilotlijnen, wanneer dat nodig is voor het industriële onderzoek en met name voor de validering van generieke technologie;
innovatieadviesproject: een door een kennisinstelling of een onafhankelijke adviesorganisatie, niet zijnde de aanvrager, verrichte activiteit bestaande uit het, al dan niet op basis van te verrichten nader onderzoek, adviseren over een toepassingsgerichte kennisvraag van een ondernemer, uitgaande van voor de ondernemer nieuwe kennis met betrekking tot de vernieuwing van producten, productieprocessen of diensten, dan wel het verstrekken van innovatiesteun in de vorm van innovatieadviesdiensten of innovatieondersteuningsdiensten als bedoeld in artikel 2, nummers 94 en 95 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;
innovatieve onderneming: een onderneming
die aan de hand van een door een externe deskundige uitgevoerde evaluatie kan aantonen dat zij in de voorzienbare toekomst producten, diensten of procedés zal ontwikkelen die in technologisch opzicht nieuw zijn of een wezenlijke verbetering inhouden ten opzichte van de huidige stand van de techniek in deze sector, en die een risico op technologische of industriële mislukking inhouden; of
waarvan de kosten voor onderzoek en ontwikkeling ten minste 10 % bedragen van haar totale exploitatiekosten in ten minste één van de drie jaren voorafgaande aan de toekenning van de steun of, in het geval van een startende onderneming zonder enige financiële voorgeschiedenis, bij de audit van haar lopende belastingjaar, gecertificeerd door een onafhankelijke accountant;
MKB-onderneming: een onderneming die behoort tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van artikel 2 van de bijlage bij de Aanbeveling (EG) nr. 2003/361 van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU L 124);
ondersteunende sector: de sectoren ICT, water, creatieve industrie, chemie of maakindustrie; startende onderneming: een kleine onderneming tot vijf jaar na haar registratie, die nog geen winst heeft uitgekeerd en niet uit een fusie is ontstaan. Voor een onderneming die zich niet hoeft te laten registreren, kan de periode van vijf jaar geacht worden aan te vangen op het tijdstip dat de onderneming ofwel haar economische activiteiten aanvangt of belastingplichtig wordt voor haar economische activiteiten
Regionale Centra voor Technologie: de stichting Achterhoeks Centrum voor Technologie te Doetinchem, de stichting Platform Creatieve Technologie te Arnhem, de stichting RCT Rivierenland te Tiel, de stichting RCT Vallei te Ede, stichting Regionaal Nijmeegs Centrum voor Technologie te Nijmegen, stichting Innovatienetwerk Stedendriehoek te Apeldoorn, de stichting Veluws Centrum voor Technologie te Nunspeet;
Paragraaf 6.4 Verkleinen arbeidsmarktdiscrepantie in logistiek, vrijetijdseconomie, land- en tuinbouw en de creatieve sector
Paragraaf 6.8 Kwaliteitsverbetering en meeropbrengst ondernemingen vrijetijdseconomie
Artikel 6.8.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van de beleidsuitwerking Lange termijnvisie economie (PS2011-644) en Het Gelders evenementenbeleid 2013-2016; Beleef de Gelderse Streken (PS2013-477), zover deze betrekking hebben op de versterking van de vrijetijdseconomie.
Paragraaf 6.9 Samenwerkingsinitiatieven vrijetijdseconomie
Artikel 6.9.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van de beleidsuitwerking Lange termijnvisie economie (PS2011-644) en Het Gelders evenementenbeleid 2013-2016; Beleef de Gelderse Streken (PS2013-477), zover deze betrekking hebben op de versterking van de vrijetijdseconomie.
Paragraaf 6.10 Kwaliteitsverbetering routes voor wandelen, fietsen, varen, hardlopen, paardrijden enmennen
Artikel 6.10.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van de beleidsuitwerking Lange termijnvisie economie (PS2011-644) en Het Gelders evenementenbeleid 2013-2016; Beleef de Gelderse Streken (PS2013-477), zover deze betrekking hebben op de versterking van de vrijetijdseconomie.
Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag een toelichting verstrekt in de vorm van een projectplan op de in artikel 6.10.2 opgenomen criteria.
Artikel 6.10.5 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de kosten met een maximum van € 200.000.
Paragraaf 6.11 Marketing en promotie vrijetijdseconomie
Artikel 6.11.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van de beleidsuitwerking Lange termijnvisie economie (PS2011-644) en Het Gelders evenementenbeleid 2013-2016; Beleef de Gelderse Streken (PS2013-477), zover deze betrekking hebben op de versterking van de vrijetijdseconomie.
Paragraaf 6.12 Haalbaarheidsprojecten MKB
Artikel 6.12.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de uitvoering van een haalbaarheidsproject.
Artikel 6.12.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie die betrekking heeft op experimentele ontwikkeling of industrieel onderzoek komen in aanmerking:
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkend boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
Artikel 6.12.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000.
Paragraaf 6.12a Innovatieadviesprojecten MKB
Artikel 6.12a.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor een innovatie-adviesproject.
Artikel 6.12a.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten, met inbegrip van personeelskosten, van het verstrekken van advies en procesbegeleiding en de kosten verbonden aan innovatieadviesdiensten en diensten inzake innnovatieondersteuning.
Artikel 6.12a.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000.
Paragraaf 6.15 Onderzoeksinfrastructuur voor economische activiteiten
Artikel 6.15.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de bouw of het upgraden van onderzoeksinfrastructuur waarmee economische activiteiten worden verricht.
Artikel 6.15.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van de investeringen in immateriële en materiële activa.
Paragraaf 6.16 Proeftuinen ten behoeve van marktintroducties
Artikel 6.16.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Subsidie als bedoeld in artikel 6.16.1, onder c, wordt slechts verstrekt indien de aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste één andere onderneming, kennisinstelling of publiekrechtelijke rechtspersoon en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd.
Artikel 6.16.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de kosten met een maximum van € 200.000.
Paragraaf 6.18 Innovatieve starters Novio Tech Campus
Artikel 6.18.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Paragraaf 6.22 Herstructureren van de fysieke bedrijfsomgeving
Artikel 6.22.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Subsidie als bedoeld in artikel 6.22.1, onder b, wordt slechts verstrekt indien:
er sprake is van een ruimtelijk knelpunt op het bedrijventerrein die het (toekomstig) functioneren van tenminste één bedrijf bemoeilijkt, er aantoonbaar draagvlak bij de ondernemers aanwezig is en er een positief effect is op de ontwikkeling of behoud van de werkgelegenheid op het bedrijventerrein; en
Paragraaf 6.23 Bedrijfsverplaatsingen
Artikel 6.23.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het verstrekken van een bijdrage voor bedrijfsverplaatsing vanwege een milieuhygiënisch knelpunt.
Paragraaf 6.24 Samenwerking fysieke bedrijfsomgeving
Artikel 6.24.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Subsidie als bedoeld in artikel 6.24.1, onder a, wordt slechts verstrekt indien aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste één onderneming of gemeente en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd.
Paragraaf 6.25 Economische impact - Sportevenementen
Artikel 6.25.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
De ontvanger van de subsidie als bedoeld in artikel 6.25.2, aanhef en onder b, overlegt bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een onderzoeksrapport, waarin de resultaten van een onderzoek naar de economische impact van het sportevenement voor het bedrijfsleven in Gelderland conform de WESP-methodiek staan beschreven.
Paragraaf 6.26 Economische impact - kennis en innovatie
Artikel 6.26.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan de toepassing van innovatie op het gebied van top- en breedtesport in Gelderland.
Paragraaf 6.27 Onderwijs- en arbeidsmarktbeleid
Artikel 6.27.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
gebiedsopgaven: opgave van de provincie om aan zes deelgebieden van Gelderland, te weten de Achterhoek, de Veluwe, de regio Arnhem/Nijmegen, Food Valley (Ede/Wageningen en omgeving), de Stedendriehoek (Apeldoorn, Deventer en Zutphen en omgeving), de Gelderse Corridor (het gebied van de A15, de Betuwelijn en de grote rivieren), extra aandacht te besteden.
Subsidie als bedoeld in artikel 6.27.2, eerste lid, wordt verstrekt aan ondernemingen, onderwijs- en kennisinstellingen, gemeenten of samenwerkingsverbanden.
Onverminderd artikel 1.2.3, wordt bij de aanvraag voor het verkrijgen van subsidie als bedoeld in artikel 6.27.2, eerste lid, aanhef en onder a en b, in elk geval een door alle deelnemers ondertekende samenwerkingsovereenkomst verstrekt, waaruit de gezamenlijke aanpak blijkt voor het verrichten van de activiteiten.
Paragraaf 6.28 Regionale talentenondersteuning
Artikel 6.28.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het oprichten of doorontwikkelen van een Regionaal Talentencentrum.
Paragraaf 6.29 Regionaal multisporttalentencentrum
Artikel 6.29.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het oprichten van een regionaal multisporttalentencentrum.
Artikel 6.29.3 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de kosten met een maximum van € 60.000.
Paragraaf 6.30 Versterken jeugdopleiding
Artikel 6.30.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan het versterken van de jeugdopleiding van een vereniging binnen een Gelderse kernsport.
Artikel 6.30.3 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de kosten met een maximum van € 28.000 per aanvraag op basis van maximaal € 3.500 per jeugdopleiding.
Paragraaf 6.31 Talenten als ambassadeur
Artikel 6.31.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor activiteiten die talenten met een status de mogelijkheid geven om als ambassadeur van de sport op te treden op scholen, evenementen en bijeenkomsten met het bedrijfsleven.
Paragraaf 6.32 Samenwerking Gelderland – Lubelskie
Artikel 6.32.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
Hoofdstuk 7 Cultuur en erfgoed
Paragraaf 7.2 Instandhouding historische molens en stoomgemalen
Artikel 7.2.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het verstrekken van subsidie voor de instandhouding van historische molens en stoomgemalen.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de aanvrager beschikt over een subsidieregeling op grond waarvan aan een eigenaar van een historische molen of stoomgemaal subsidie kan worden verstrekt voor het instandhouden van de historische molen of stoomgemaal.
Artikel 7.2.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie als bedoeld in artikel 7.2.1 bedraagt ten hoogste € 3.100 per historische molen of stoomgemaal.
Artikel 7.3.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de asomwenteling van een monumentale molen.
In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de AsG wordt een aanvraag om subsidie ingediend voor 1 april van het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.
Hoofdstuk 8 Kwaliteit van het openbaar bestuur
Paragraaf 8.1 Programma Sterk Bestuur
Artikel 8.1.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
In aanvulling op artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag om subsidie de op de samenwerking betrekking hebbende gemeenschappelijke regeling gevoegd of, indien geen gemeenschappelijke regeling is getroffen een overeenkomst of andere stukken waaruit de aard en de reikwijdte van de samenwerking blijkt.
Toelichting bij Regels Ruimte voor Gelderland 2016
Relatie Algemene subsidieverordening Gelderland 2016
Met ingang van 1 januari 2016 is de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016 (AsG 2016) in werking. De AsG 2016 is ontstaan door samenvoeging van de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998, de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 en de Subsidieverordening meerjarenprogramma’s Gelderland 2012. Door deze samenvoeging, waarbij tevens stappen zijn gezet in de sfeer van uniformering en deregulering, is het stelsel van subsidieregels van de provincie aanzienlijk vereenvoudigd.
De Algemene wet bestuursrecht bevat in hoofdstuk 4 een titel (4.2) voor subsidies. De doelstellingen van de Algemene wet bestuursrecht op het onderdeel subsidies zijn de beheersbaarheid van de overheidsuitgaven, het verschaffen van rechtszekerheid voor aanvragers en het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik. Subsidieverstrekking vindt mede met het oog daarop plaats op wettelijke grondslag. De AsG 2016 bevat een bijlage waarop de programma’s zijn opgenomen voor de uitvoering waarvan Gedeputeerde Staten bevoegd zijn om subsidies te verstrekken en derhalve ook nadere regelste stellen. De AsG 2016 en de bijbehorende bijlage vormen de door de Algemene wet bestuursrecht vereiste wettelijke grondslag.
De AsG 2016 bepaalt in artikel 3, eerste lid, dat Gedeputeerde Staten bevoegd zijn tot het nemen van besluiten omtrent subsidie indien zij daartoe in de AsG 2016, in een bijzondere verordening of bij besluit van Provinciale Staten bevoegd zijn verklaard. Indien Gedeputeerde Staten bevoegd zijn, zijn zij op grond van artikel 3, zesde lid, van de AsG 2016 tevens bevoegd om nadere regels te stellen. De Regels Ruimte voor Gelderland 2016 voorzien in die nadere regels voor de onderwerpen waarvoor Gedeputeerde Staten op grond van de AsG 2016 bevoegd zijn. De nadere regels gelden voor alle besluiten omtrent subsidie waarvoor Gedeputeerde Staten krachtens de ASG 2016 het bevoegde gezag zijn. Dat zijn 1) subsidies ter uitvoering van een gewoon programma (artikel 11 AsG 2016), subsidies ter uitvoering van een bijzonder programma (artikel 12 AsG 2016), 2) subsidies ten aanzien waarvan Provinciale Staten in de begroting de ontvanger en de maximale subsidie hebben vastgelegd (artikel 3, tweede lid, AsG2016), 3) besluiten tot afwijzing van incidentele subsidies (artikel 3, derde lid, AsG 2016) en 4) waarderingssubsidies (artikel 31 AsG 2016). Voor zover het betreft subsidies waarvoor niet in de hoofdstukken 2 tot en met 8 specifieke nadere regels zijn opgenomen, is de relevantie van deze bepaling gelegen in het van toepassing zijn van hoofdstuk 1 op die subsidies.
Daarnaast bevat de AsG 2016 diverse en uiteenlopende algemeen geldende bepalingen in verband met subsidieverstrekking, waaronder het uitgangspunt van subsidieverstrekking aan rechtspersonen, diverse termijnen, algemene weigeringsgronden, het Uniform subsidiekader, regels over bevoorschotting en vaststelling. Verwezen wordt op deze plaats naar de AsG 2016 en de daarbij behorende toelichting.
Bij het verstrekken van subsidie moeten de regels omtrent staatssteun in acht worden genomen. Europeesrechtelijk is vastgelegd dat staatssteun alleen is toegestaan als een uitzondering op het staatssteunverbod geldt (artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). Alvorens te toetsen aan het staatssteunverbod en eventuele uitzonderingen moet eerst worden vastgesteld of er sprake is van staatssteun. Daarvoor gelden de volgende cumulatieve eisen: a. er is sprake van een steunmaatregel die een voordeel verschaft, in welke vorm dan ook; b. dit voordeel wordt direct of indirect bekostigd uit overheidsmiddelen; c. hierdoor worden één of meer specifieke ondernemingen begunstigd; d. dit vervalst de mededinging of dreigt dat te doen; en e. hierdoor wordt de handel tussen de Europese lidstaten ongunstig beïnvloed.
Om te kunnen spreken van staatssteun moet aan al deze criteria zijn voldaan. Is dat niet het geval dan is er geen sprake van staatssteun.
Er is geen sprake van staatssteun als er geen economische activiteiten worden gesubsidieerd. De subsidieontvanger wordt daardoor in zoverre niet als onderneming aangemerkt waardoor er alleen al daarom niet aan de cumulatieve eisen wordt voldaan om te kunnen spreken van staatssteun. Het betreft de paragrafen 2.7, 3.3, 3.5, 3.6, 3.7, 4.3, 4.6, 4.11, 5.6, 6.11, 6.23, 6.28, 7.2, 7.3, 7.4 en 8.1.
De activiteiten die worden uitgevoerd ter uitvoering van een wettelijke taak door overheden dan wel door overheid geliëerde instanties zijn aan te merken als overheidstaken en hebben derhalve geen economisch karakter. Gelet hierop vallen deze subsidies buiten de werking van het staatssteunrecht. Dit betreft paragraaf 5.3.
De aanleg van openbare infrastructuur, zoals wegen, fietspaden, straatverlichting en aansluiting op openbare nutsvoorzieningen, vormt een belangrijk deel van overheidsinvesteringen bij gebiedsontwikkeling. Zolang deze infrastructuur algemeen toegankelijk blijft voor alle potentiële eindgebruikers is er geen sprake van staatssteun. Voor wat betreft de aanleg of verbetering van infrastructuur ter verbetering van de sociale veiligheid geldt dat geen staatssteun optreedt zolang de infrastructuur niet commercieel wordt geëxploiteerd en algemeen toegankelijk blijft voor alle potentiële eindgebruikers. Het betreft de paragrafen 2.6, 5.2, 5.4, 5.5, 5.7 en 5.10.
In het bijzonder bij subsidieverstrekking aan gemeenten kan de situatie zich voordoen dat de subsidieverstrekking op zichzelf geen staatssteun oplevert, maar dat de subsidie wordt gebruikt voor het ondersteunen van activiteiten van derden. In die gevallen zal de gemeente een staatssteunbeoordeling moeten maken en de relatie met genoemde derden zo moeten vormgeven dat geen ongeoorloofde staatssteun optreedt.
Voor bepaalde activiteiten heeft de Europese Commissie specifieke vrijstellingsverordeningen vastgesteld. Het gaat daarrbij vooral om de Algemene groepsvrijstellingsverordening, de Landbouw groepsvrijstellingsverordening en de Landbouw de-minimisverordening. Daar waar een specifieke vrijstellingsverordening van toepassing is, wordt niet getoetst aan de De-minimisverordening of andere vrijstellingsverordeningen. Dit betreft de paragrafen 2.2, 2.3, 3.2, 4.5, 4.7, 4.10, 6.12, 6.15, 6.16 en 6.18.
In een enkel geval worden aanvragen getoetst aan andere regels omtrent staatssteun, of zijn voorwaarden die zijn opgenomen in een goedkeurend besluit van de Europese Commissie als voorwaarden in de regels overgenomen. Op die manier wordt verzekerd dat geen ongeoorloofde staatssteun wordt verleend. Het betreft de paragrafen 4.4, 4.8 en 4.9. Voor aanvragen onder de paragrafen 2.8, 2.9 en 6.5 (artikel 6.25) geldt maatwerk. Voor de verschillende typen aanvragen gelden andere staatssteunoplossingen. Dit wordt per aanvraag beoordeeld.
Voor alle overige paragrafen geldt dat indien de subsidie valt binnen de reikwijdte van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en er geen andere staatssteungrondslag is, zij alleen kan worden verstrekt in overeenstemming met de De-minimisverordening. Op grond van die verordening bedraagt de totale overheidssteun maximaal € 200.000 over een periode van drie jaren. De verordening bevat een aantal (procedurele) voorwaarden waaraan in alle gevallen moet worden voldaan. Het proces van subsidieverlening bij de provincie Gelderland is zodanig ingericht dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. Voor subsidie op grond van de paragrafen 2.4, 2.5, 3.3, 4.2, 5.8, 5.9, 6.8, 6.9, 6.10, 6.12a, 6.22, 6.24, 6.26 en 6.27 is expliciet geregeld dat die slechts wordt verstrekt met inachtneming van de De-minimisverordening.
Het melden van een voorgenomen activiteit bij de Europese Commissie met als doel goedkeuring te verkrijgen voor een subsidie komt in de provinciale praktijk niet voor.
Artikel 1.3.2, zesde lid Bij subsidietenders moet op transparante wijze een onderlinge beoordeling van de aanvragen plaatsvinden. De aanvragen worden als het ware bevroren op het moment van sluiting van de openstellingsperiode. Dit betekent dat aanvragers na deze datum geen gelegenheid meer hebben om onvolledige aanvragen te completeren. De onvolledigheid kan gelegen zijn in het niet bijvoegen van verplichte bijlagen, in het niet onderbouwen van kosten van activiteiten op de begroting of het niet voldoen aan criteria die in de betrokken regels zijn opgenomen. Wanneer een onderdeel van de begroting niet is onderbouwd kan niet beoordeeld worden of de daarbij behorende actiteiten ook daadwerkelijk subsidiabel zijn. Vaste praktijk is dat aanvragers die ten minste 10 werkdagen voor de sluiting van de aanvraagperiode een aanvraag indienen, in de gelegenheid worden gesteld hun aanvraag te completeren. Aanvragers die later een aanvraag indienen, ontnemen zichzelf de mogelijkheid om aanvragen aan te vullen. Een aanvulling na de sluitingsdatum is in strijd met de transparantie van de onderlinge beoordeling van de aanvragen. Artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht kan in deze situatie praktisch gezien niet worden toegepast. Om die reden is het zesde lid opgenomen.
Artikel 2.2.1, onder e Fort Asperen - gemeente Geldermalsen - Complexnummer 531771; Fort de Nieuwe Steeg - gemeente Lingewaal - Complexnummer 531807; Fort Vuren - gemeente Lingewaal - Complexnummer 531890; Werk op de Spoorweg bij de Diefdijk - gemeente Geldermalsen - Complexnummer 531760; Batterij onder Poederoijen - gemeente Zaltbommel - Complexnummer 531925; Batterij onder Brakel - gemeente Zaltbommel - Complexnummer 531918; Fort Everdingen - gemeenten Vianen en Culemborg - Complexnummers 531650 en 531840.
Artikel 2.4.1 Procesbegeleidingsactiviteiten kunnen zijn: • Het opstellen van een gezamenlijk programma van eisen van het collectief • Het opstellen schetsontwerp en bouwkostenraming • Het opstellen van het projectplan • Het begeleiden en ondersteunen van het collectief in overleg met betrokken partijen in deze haalbaarheidsfase • Het bewaken van een kostenbegroting, planning en kwaliteit
Met de subsidieverstrekking wordt beoogd doelstellingen van het project Beleef de Waal te realiseren. De doelen van het project Beleef de Waal zijn: • het invulling geven aan de belevingsdoelen van WaalWeelde (recreatie en toerisme, cultuur en cultuurhistorie); • het versterken van de beleefbaarheid en beleving van de rivier de Waal en haar oevers; • het ondersteunen van de ontwikkeling van duurzame vormen van toerisme langs de Waal; • als bijeffect het creëren van draagvlak voor herinrichtingsprojecten en gebiedsontwikkelingen die de komende jaren langs de Waal worden uitgevoerd.
De subsidies zijn gericht op het verder uitbouwen en versterken van de samenwerking tussen initiatiefnemers in het gebied, op het ondersteunen van initiatieven op het gebied van toerisme die passen in een duurzame ontwikkeling van het gebied en passen bij de versterking van de beleefbaarheid en de beleving van de Waal en haar oevers.
Artikel 2.5.1, eerste lid, onder a Vertierplekken geven een gelegenheid om bij de Waal te recreëren en de rivier te beleven. De minimale inrichting van de vertierplekken sluit aan bij het streven naar duurzaam toerisme waarbij zorg voor bestaande natuur- en cultuurwaarden nadrukkelijk een plaats krijgt. Een vertierplek is dus nadrukkelijk niet een recreatieplek met voorzieningen zoals speelvoorzieningen, steigers, badhokjes, zitmeubilair en dergelijke.
Artikel 2.5.1, eerste lid, onder b Het subsidiëren van producten en arrangementen bevordert de samenwerking tussen recreatieondernemers en levert daarmee een bijdrage aan een duurzame toeristisch-economische ontwikkeling in het gebied. Te denken valt aan een overnachtingsarrangement waarbij de exploitant in samenwerking met andere ondernemers een georganiseerde fietstocht met picknick aanbiedt of een wandelroute van meerdere dagen met diverse overnachtingen en een aanbod van lunches & diners tegen gereduceerd tarief bij diverse gelegenheden die de wandelaars onderweg tegenkomen. De betrokkenheid van lokale ondernemers draagt bij aan de duurzaamheid van de toeristische sector.
Artikel 2.5.1, eerste lid, onder c Verspreid over de Waal zijn er meerdere veerverbindingen. Subsidies worden verstrekt voor het opzetten en ontwikkelen van samenwerkingsverbanden tussen ondernemers die het doel hebben in het gebied bij en tussen twee veerverbindingen een interessant vrijetijdsaanbod voor inwoners van Gelderland en toeristen te creëren.
Artikel 2.5.1, eerste lid, onder d Voor een duurzame toeristisch-economische ontwikkeling in het gebied is een langdurige betrokkenheid van gemeenten, personen en rechtspersonen noodzakelijk. Een subsidie wordt daarom alleen verleend aan rechtspersonen waarvan aangenomen kan worden dat zij een langdurige verbinding met het WaalWeeldegebied bewerkstelligen en zo zullen bijdragen aan een duurzame ontwikkeling. Voor andere rechtspersonen dan gemeenten geldt dat zij niet per se gevestigd hoeven te zijn in het WaalWeeldegebied. Wanneer uit de doelstellingen en activiteiten van de rechtspersoon blijkt dat zij een bijdrage kunnen leveren aan Beleef de Waal, komen zij in aanmerking voor subsidie. Te denken valt aan rechtspersonen in de sector van de vrijetijdseconomie (bijvoorbeeld campinghouder, fietsen- of kanoverhuurbedrijf) die net buiten het WaalWeeldegebied gevestigd zijn en die toeristische activiteiten willen ontplooien in het gebied.
Artikel 2.5.4.eerste lid, onder a Draagvlak voor de activiteiten bij het plaatselijk bestuur is van belang bij het ontwikkelen van een duurzame vrijetijdseconomie. Daarom wordt een schriftelijke verklaring van een betrokken college gevraagd, waarin wordt uitgesproken dat het college positief staat tegenover de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Een verklaring is niet vereist wanneer het een subsidie voor de ontwikkeling of het opzetten van een samenwerkingsverband betreft, omdat dit niet een activiteit is die zich in de openbare ruimte afspeelt en dus geen betrokkenheid van het gemeentebestuur vereist.
Artikel 2.6.2 Paragraaf 2.6 heeft tot doel de aanleg van tweesterren pleisterplaatsen te stimuleren. Daarom moet op de betreffende locatie nog niet alle voorzieningen als bedoeld in artikel 2.6.2, onder d, onderdelen i tot en met iv, aanwezig zijn. Na afloop van de subsidiabele activiteit moeten deze wel aanwezig zijn.
Paragraaf 3.6 Bodemverontreinigingsgegevens op orde
Artikel 3.6.2 Hiermee wordt bedoeld de bodeminformatie op orde krijgen door invoeren volgens een uniform format in één systeem voor het kunnen uitwisselen en delen van bodemdata, zodat uitwisseling kan plaatsvinde nmet het provinciale bodeminformatiesysteem Squit Ibis.
Paragraaf 3.7 Ondergrond in beeld ten behoeve van ruimtelijke ontwikkelingArtikel 3.7.1, onderdeel a Onder een rapport kan bijvoorbeeld ook worden verstaan een visie, verkenning, oriëntatie, kaartenatlas of bodemboek. Het rapport kan bijvoorbeeld gericht zijn op: a. het in beeld brengen en delen van bodem- en ondergrondaspecten die gebruikt worden voor een planvormingstadium van een ruimtelijke ingreep, het opstellen van een ruimtelijke visie (omgevingsvisie of omgevingsplan) of bestemmingsplan. Hierbij kan deze informatie bijdragen aan: i. het beschouwen/meewegen in keuzes die worden gemaakt in de planvorming; of ii. input leveren of een voorbereiding zijn voor business cases voor gebiedsontwikkeling waarbodem- en ondergrondaspecten onderdeel van zijn; b. het bieden van een kennisfundament voor alle regionaal relevante ondergrondkwaliteiten; c. de ontwikkeling van een instrument om de ondergrondambitie te operationaliseren. Het ontwikkelen van een handelingskader, bedoeld als een instrument dat professionals en ook niet-professionals stimuleert en enthousiasmeert en verleidt om de schouders te zetten onder de ambitie om te komen tot een duurzaam en integraal gebruik en bescherming van de ondergrond in relatie tot integrale gebiedsontwikkeling en gebiedsbeheer in samenhang met de bovengrond.
Paragraaf 4.1 Algemene bepalingen Artikel 4.1.1 Onder k wordt bedoeld bos- en landgoederen die deel uitmaken van de cultuurhistorie van Gelderland. Bos- en landgoederen kennen verschillende verschijningsvormen die samenhangen met de ontstaansgeschiedenis. Op het goed kan uitsluitend bos voorkomen. Maar een goed kan ook bestaan uit een combinatie van bos en agrarische percelen, met lanen en bijvoorbeeld een poel. Op bos- of landgoederen komt veelal een buitenplaats voor of andere bij het karakter van de onroerende zaak passende opstallen, maar dat is niet altijd het geval.
Voorbeelden van cultuurhistorische landschapselementen onder m zijn bijvoorbeeld steilranden, grafheuvels, kerkenpaden, legakkers, terpen, wielen en kolken.
Landschapselementen bedoeld onder jj zijn bijvoorbeeld een bos van geringe omvang, heggen, hagen, houtwallen en lanen.
Paragraaf 4.2 Landschap en Landgoederen Artikel 4.2.1 Regulier onderhoud en beheer worden niet ondersteund. Achterstallig onderhoud wordt in beperkte mate ondersteund, namelijk als de activiteit bijdraagt aan een provinciale doelstelling en onmogelijk rendabel kan worden uitgevoerd. Met achterstallig onderhoud worden bedoeld: werkzaamheden die aanvullend op het reguliere beheer en onderhoud nodig zijn voor de instandhouding van het landschapselement.
Subsidie voor aanleg van eenvoudige openbare onverharde paden als bedoeld in het eerste lid, onder d, is bedoeld om de toegankelijkheid en de mate waarin het landschap beleefd kan worden te vergroten. Het openbaar toegankelijk maken van het landschap is het primaire doel. Eenvoudige onverharde paden zijn paden die niet zijn voorzien van klinkers, asfalt, beton, puin, grind en dergelijke. Voorbeelden zijn zandpaden, graspaden of paden enkel voorzien van een toplaag van houtsnippers ter bevordering van de toegankelijkheid voor voetgangers.
In het eerste lid onder e worden met kleine recreatieve voorzieningen eenvoudige voorzieningen bedoeld waarmee het recreatief medegebruik op landgoederen wordt vergroot, zoals een bankje of een parkeervoorziening.
De aanleg van eenvoudige loopbruggen onder f wordt ondersteund met als doel de toegankelijkheid en het recreatief medegebruik van het landschap te vergroten.
In veel landschapsplannen is betrokkenheid en participatie als bedoeld onder g een instrument om tot groene prestaties te komen. Activiteiten die daaraan bijdraagt kunnen worden gesubsidieerd. Denk bijvoorbeeld aan een informatieavond voor vrijwilligers die aan de slag willen in het landschap, of een interactief proces om samen met bewoners tot afspraken over realisatie van het landschapsplan te komen. Ook educatieve activiteiten om jongeren mee te nemen in het verhaal over het landschapkunnen worden gesubsidieerd.
Artikel 4.2.2 In een landschapsplan als bedoeld in het eerste lid, onder a, worden bestaande kwaliteiten van een landschap benoemd en de mogelijkheden geïnventariseerd om die kwaliteiten te behouden en te versterken door landschapsinrichting en beheer. Activiteiten die voortvloeien uit een landschapsplan dragen aantoonbaar en voor de lange termijn bij aan het behoud en versterking van de in het plan opgenomen landschappelijke kernkwaliteiten en zijn daarom subsidiabel.
Ten aanzien van houtopstanden, rijbeplanting en hoogstamfruitgaarden zijn in het eerste lid, onder b, aanvullende voorwaarden opgenomen zodat deze landschapselementen onder de beschermende werking van de Boswet vallen en de instandhouding voor de lange termijn is geborgd. Voor hagen en heggen gelden geen aanvullende eisen omdat hagen en heggen karakteristiek kunnen zijn zonder een bepaalde minimale omvang.
Een poel moet voor de lange termijn in stand te houden zijn. Omdat bij een diepe grondwatertrap de poel opdroogt, wordt in het eerste lid, onder c, de voorwaarde gesteld van een grondwatertrap 3 of minder. Dat betekent dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand zich op 20 cm onder maaiveld bevindt en de gemiddelde laagste grondwaterstand op 90 cm beneden maaiveld of daarmee vergelijkbare situaties.
De achtergrond van het eerste lid, onder d, is dat als het aanleggen van heggen en hagen binnen de EHS een provinciale doelstelling is, dit is gevat in het Natuurbeheerplan. Ondersteuning daarvan vindtplaats vanuit andere regelingen.
Het Normenboek Natuur, Bos en Landschap van Alterra wordt gehanteerd om met initiatiefnemers op gelijke wijze subsidieafspraken te kunnen maken. In het Normenboek staan tijd- en kostennormen voor maatregelen die in natuur, bos en landschap worden uitgevoerd. Het Normenboek is te bestellen op de website www.normenboek.nl. en is in te zien bij de provincie. De normen zijn marktconform en worden elke 2 jaar geactualiseerd. Voor de aanvraag dient de jaargang van de datum van de subsidieaanvraag te worden gebruikt. Wij nodigen landgoedeigenaren uit planmatig aan landschapskwaliteiten te werken. Daarom dient een landgoedvisie of landgoedplan als bedoeld in het tweede lid als basis voor de aanvraag. In het plan wordt een beeld geschetst van de activiteiten die nu en in de toekomst nodig zijn om op het goed de voorkomende kwaliteiten voor de lange termijn in stand te houden of verder te versterken. Er worden geen verdere voorwaarden gesteld aan het plan.
Artikel 4.2.3 Kosten die worden gemaakt voor natuurontwikkeling binnen de EHS zoals bedoeld in het Natuurbeheerplan Gelderland, met uitzondering van kosten die worden gemaakt voor de aanleg en voor het wegwerken van achterstallig onderhoud aan poelen.
Bestaande landschapsplannen en landgoedplannen dienen als basis voor een subsidieaanvraag. Er wordt geen nadere uitwerking gevraagd.
Artikel 4.2.5 De Nationale Landschappen zijn symbolen van de diversiteit van het Gelderse landschap, daarom hebben ze in de regeling ruimere mogelijkheden in de vorm van een hoger subsidiepercentage.
De regeling ondersteunt in het tweede lid gemeenten die planmatig uitvoering willen geven aan hun landschapsplannen. Het is mogelijk om afspraken te maken voor een planperiode van maximaal vierjaar. Met de ondergrens nodigen we gemeenten uit om voor die periode een behoorlijke ambitie vast te leggen. De bovengrens is bedoeld om met de beschikbare middelen een groot deel van Gelderlandte kunnen bedienen.
De regeling ondersteunt in het derde lid landgoedeigenaren die planmatig uitvoering willen geven aan hun landgoedplannen. Zij kunnen rekenen op 75% subsidie. Het is mogelijk om afspraken te maken voor een planperiode van maximaal vier jaar. Met de ondergrens nodigen we eigenaren uit om voor die periode een behoorlijke ambitie vast te leggen. De bovengrens is bedoeld om met de beschikbare middelen een groot deel van Gelderland te kunnen bedienen.Paragraaf 4.3 Faunavoorzieningen
Voorbeelden van faunavoorzieningen zijn: a. amfibiën- en dassentunnels; b. herpetoducten; c. verkeersmaatregelen bij gelijkvloerse oversteken, waaronder snelheidsverlaging en waarschuwingssystemen; d. vispassages; e. loopplanken; f. faunauittreeplaatsen.
Paragraaf 4.4 Grondverwerving ten behoeve van het Gelders natuurnetwerk Artikel 4.4.1 Subsidie is beschikbaar voor de verwerving van een natuurambitieterrein of voor de beëindiging van een pachtovereenkomst die nog van toepassing is op een natuurambititieterrein. Daarnaast is het mogelijk om subsidie te verkrijgen op de waarde daling van gebouwen als verwerving van deze gebouwen onlosmakelijk en aantoonbaar gekoppeld is aan de verwerving van het natuurambitieterrein.
Artikel 4.4.2 Subsidie op de waardedaling van gebouwen wordt slechts verstrekt als het natuurambitieterrein waar de gebouwen aan zijn gekoppeld tenminste 20 ha bedraagt en door Gedeputeerde Staten een natuurontwikkelplan is vastgesteld voor een gebied waarbinnen het betreffende natuurterrein met gebouwen liggen.
Artikel 4.4.4 In lijn met het besluit van de Europese Commissie van 13 juli 2011 (N308/2010) kan op grond van de regeling in beginsel aan eenieder subsidie worden verleend die duurzaam natuurbeheer verricht of voldoende aannemelijk maakt dat hij duurzaam natuurbeheer kan en zal verrichten. Dat betekent dat een aanvrager over voldoende deskundigheid moet beschikken of externe deskundigheid moet inschakelen. Voor de vraag wie in aanmerking komt voor subsidie, is onder meer van belang welk type natuurbeheer is voorgeschreven. Complexe natuurbeheertypen stellen hogere eisen dan eenvoudiger typen. In voorkomend geval zal van een aanvrager een nadere onderbouwing van zijn aanvraag worden verlangd om te bepalen of die aanvrager aan de regeling op dit onderdeel voldoet, bijvoorbeeld in de vorm van een plan van aanpak. Met de Europese Commissie zijn Gedeputeerde Staten van oordeel dat de regeling een goed evenwicht bevat tussen de behoefte aan rechtszekerheid en de wens geen aanvragers op voorhand uit te sluiten.
Artikel 4.4.7 Op grond van het eerste lid, onder a, is de subsidieontvanger verplicht het verworven terrein direct na verwerving of pachtvrij maken als natuur te beheren. De wijze van beheer is mede afhankelijk van het natuurdoeltype en het daarbij behorende gebruik. Mits daardoor het gebruik conform natuurbeheertype niet in gevaar komt, kan beperkt afgeleid landbouwkundig gebruik verenigbaar zijn met de regeling op dit punt.
Voorts is de subsidieontvanger op grond van het eerste lid, onder c, verplicht het verworven terrein binnen twee jaar na verwerving of pachtvrij maken overeenkomstig het beheertype te beheren. Bij dit beheer kan beperkt afgeleid landbouwkundig gebruik verenigbaar zijn mits daardoor het voorgeschreven natuurbeheertype niet in gevaar komt. Voor zover noodzakelijk worden in de beschikking tot subsidieverlening hieromtrent verplichtingen opgenomen.
Voor het wijzigen van de bestemming staat in het eerste lid, onder f, geen termijn. Indien het uit een oogpunt van doelmatigheid aangewezen is om een bestemmingswijziging te koppelen aan een algehele wijziging, kan daar ruimte voor zijn. Gedeputeerde Staten hechten eraan dat het GNN ook in de bestemmingsplannen is verankerd, dus los van privaatrechtelijke bedingen ten aanzien van het gebruik.
In het achtste lid wordt met een gescheiden boekhouding het volgende bedoeld. De Europese Commissie heeft in haar besluit van 13 juli 2011 (N308/2010) de aankoop van terreinen voor de realisering van het GNN gekwalificeerd als DAEB. Daarbij heeft zij als eis opgenomen dat wanneer een onderneming activiteiten verricht die zowel binnen als buiten de werkingssfeer van de DAEB vallen, in de interne boekhouding de kosten en de inkomsten die met die DAEB verband houden, en die welke met andere diensten verband houden, gescheiden moeten worden aangegeven alsmede de parameters voor de toerekening van die kosten en inkomsten. Deze eis is gebaseerd op de DAEB-kaderregeling (Mededelingvan de Commissie van 11 januari 2011, PbEU 2012, C8/15) en op Richtlijn 2006/111/EG van de Commissie van 16 november 2006, PbEG 2006, L318 (Transparantierichtlijn) die op dit onderdeel is geïmplementeerd in artikel 25b van de Mededingingswet. Uit deze bepalingen volgt dat de afgescheiden boekhouding zodanig is ingericht dat: a. de registratie van de lasten en baten van de DAEB gescheiden is van de overige activiteiten. De Transparantierichtlijn spreekt over interne rekeningen die voor verschillende activiteiten gescheiden moeten zijn. Dat dienen afzonderlijke en betrouwbare rekeningen te zijn; b. alle lasten en baten, op grond van consequent toegepaste en objectief te rechtvaardigen beginselen inzake kostprijsadministratie, correct worden toegerekend; en c. de beginselen inzake kostprijsadministratie volgens welke de administratie wordt gevoerd, duidelijk zijn vastgelegd.
Het doel hiervan is om te waarborgen dat de uit andere activiteiten resulterende kosten niet aan de DAEB inzake grondverwerving kunnen worden toegerekend. Op grond van artikel 25b, eerste lid, van de Mededingingswet bestaat de verplichting om de onder a, b en c genoemde gegevens ten minste vijf jaar te bewaren, gerekend vanaf het einde van het boekjaar waar de gegevens betrekking op hebben. Bovengenoemde verplichtingen gelden ook voor andere DAEB’s dan die in verband met grondverwervingvoor realisatie van het GNN.Paragrafen 4.8 en 4.9 Inrichting en functieverandering natuur
Per 1 januari 2016 is de Subsidieverordening kwaliteitsimpuls natuur en landschap Gelderland (SKNL) ingetrokken als separate subsidieverordening. Vanaf deze datum gelden voor functieverandering en inrichting van nieuwe en bestaande natuur de paragrafen 4.8 en 4.9.
De provincie is verantwoordelijk voor de uitvoering van het natuurbeleid en bepaalt waar zij welke doelen wil realiseren en welke financiële middelen zij hiervoor inzet. De doelen zijn vastgelegd in de Beleidsuitwerking Natuur en Landschap en het provinciale Natuurbeheerplan dat uitwerking geeft aan de beleidsuitwerking. De Ambitiekaart van het Natuurbeheerplan beschrijft de beleidsdoelen ten aanzienvan de ontwikkeling van nieuwe natuur en vormt de basis voor de aanvraag van deze subsidies. Het soortenbeschermingsplan, de beheerplannen Natura 2000, de PAS-gebiedsanalyse en herstel van natte landnatuur uit de Omgevingsvisie vormen het beleidskader voor de subsidie voor kwaliteitsverbetering voor bestaand natuur. Artikel 4.8.1 (inrichting) De omschrijving van de activiteiten geeft inzicht in de te onderscheiden activiteiten die voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Subsidie kan worden verstrekt voor inrichting van nieuwe natuur. Nieuwe natuur aan te leggen in het kader van de Programmatisch Aanpak Stikstof (PAS) of Natura 2000 vallen onder deze activiteit. Daarnaast is subsidie mogelijk voor kwaliteitsverbetering in bestaande natuur voor: PAS-maatregelen, onderzoek en monitoring zoals in de PAS-gebiedsanalyse van de afzonderlijk PAS-gebieden is beschreven, voor Natura 2000 maatregelen, soortenbeschermingsmaatregelen en herstelmaatregelen voor natte landnatuur. Artikel 4.8.2 Criteria Subsidie voor inrichting van nieuwe natuur is beschikbaar voor percelen die op de ambitiekaart als zodanig zijn aangegeven. Op de ambitiekaart is aangeven welk natuurbeheertype of welke indicatieve verhouding beheertypen gerealiseerd moet worden. Het is mogelijk om af te wijken van de ambitiekaart, indien uit een landschap ecologische onderbouwing blijkt dat het aangegeven beheertype niet kan worden gerealiseerd of niet doelmatig is of dat natuur met een hogere kwaliteit mogelijk is. Gedeputeerde Staten kunnen dan subsidie verlenen voor het realiseren van een ander natuurbeheertype, mits het voorgestelde natuurbeheertype de natuurkwaliteit van het natuurgebied borgt. Voor programma aanvragen is de begrenzing als nieuwe natuur op de ambitiekaart het criterium voor het aanvragen van een subsidie. Artikel 4.8.4 Subsidie kan worden verstrekt aan natuurlijke personen of rechtspersonen, die zeggenschap hebben over het terrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Gecertificeerde begunstigden kunnen daarnaast een programma aanvraag indienen voor gronden, waarover zij geen zeggenschap hebben. Bij de aanvraag dient dan wel een verklaring gevoegd zijn waarin de eigenaar aangeeft geen bezwaar te hebben tegen de inrichting als natuur. Artikel 4.8.8 De subsidieontvanger is verplicht om de door de inrichting gerealiseerde natuur in stand te houden. Hiervoor kan een subsidie voor natuurbeheer op grond van de Subsidieverordening natuur en landschapsbeheer Gelderland 2016 worden aangevraagd. Artikel 4.8.10 Indien de ontvanger een subsidie voor PAS maatregelen ontvangt is hij verplicht een gescheiden boekhouding te voeren. Dit betekent dat op projectniveau de kosten voor PAS-maatregelen in de boekhouding apart moeten worden bijgehouden. De reden hiervoor is dat de uitvoering van PAS-maatregelen wordt beschouwd als niet-economische activiteiten waarbij van staatssteun geen sprake is. Het houden van een gescheiden boekhouding heeft als doel deze activiteiten te kunnen onderscheiden van andere activiteiten van de aanvrager.Paragraaf 4.9 Functieverandering ten behoeve van het Gelders NatuurnetwerkArtikel 4.9.3 (functieverandering) Voor subsidie komt in aanmerking het verschil in marktwaarde voor en na functieverandering van landbouwgrond die wordt omgevormd naar natuurterrein. Hierbij wordt rekening gehouden met de feitelijke restwaarde van het natuurterrein, die bijvoorbeeld bij natuurlijke graslanden hoger is dan bij een moeras. Artikel 4.9.5 Het verschil in marktwaarde voor en na functieverandering wordt voor 100% gesubsidieerd, met eenmaximum van 85% van de waarde van de grond als landbouwgrond.
Artikel 4.9.7 Indien functieverandering onderdeel is van een wettelijke of contractuele verplichtingen zoals ontgronding of compensatie voor ruimtelijke ontwikkeling is geen subsidie mogelijk. Geen subsidie is mogelijk als de grond om niet is verkregen van de overheid, minder subsidie als deze voor minder dan de marktwaarde van de overheid is verkregen. In die gevallen heeft de eigenaar de gronden immers al met overheidssteun verkregen ten behoeve van natuurrealisatie.
Artikel 4.9.8 Na verlening van de subsidie sluit de subsidieontvanger met de provincie Gelderland een kwalitatieve verbintenis die wordt ingeschreven bij het kadaster. In de verbintenis is de verplichting opgenomen dat de grond niet gebruikt wordt voor landbouw en beheerd wordt zodat de gerealiseerde natuur tenminste in stand blijft en zo mogelijk verder ontwikkelt. Deze verplichting geldt niet alleen voor de huidige gebruiker maar ook voor alle toekomstige gebruikers. De grond waarvoor subsidie wordt aangevraagd moet ten minste 358 dagen per jaar toegankelijk zijn voor het publiek. Subsidieontvanger is verplicht na subsidieverlening bij de gemeente een aanvraag in te dienen tot aanpassing van de bestemmingsplan inhoudende dat de grond wordt bestemd als natuur.
Artikel 4.9.10 Na ontvangst van vestiging van de kwalitatieve verplichting wordt een voorschot van 90% uitgekeerd, de resterende 10% wordt uitbetaald bij vaststelling van de beschikking als ook de inrichting is afgerond.
Paragraaf 5.8.11 Kwaliteitsverbetering routes wandelen, hardlopen, fietsen, varen, paardrijden en mennen
Wandelen en fietsen behoren tot de belangrijkste vrijetijdsbestedingen van Gelderland. Gelderland heeft op dit gebied veel te bieden. De financiële bestedingen van wandelaars en fietsers zijn over het algemeen niet hoog. We willen de positie van de provincie Gelderland als fiets- en wandelprovincie versterken om zo meer bestedingen te genereren. Voor varen geldt dat Gelderland veel mogelijkheden biedt, die nog verder ontwikkeld kunnen worden. Meer bestedingen kunnen gegenereerd worden als er meer bezoekers komen met een gelijkblijvend bestedingspatroon of als de bestedingen per bezoeker stijgen. Dat kan bereikt worden als ondernemers meer gebruik maken van de mogelijkheden die de wandel- en fietsroutes bieden. Ook een toename van sportief gebruik van routes kan een toename van bestedingen en economische spin-off genereren. Wij verwachten dan ook initiatieven waarin deze combinatie van doelstellingen tot uiting komt. Gelderland heeft veel toeristische fiets- en wandelroutes, dus nieuwe routes zullen weinig bijdragen aan extra bestedingen, tenzij er aantoonbaar onvoldoende routes zijn in een gebied. Wel bieden verhoging van de kwaliteit van bestaande routes of beter aansluiten van ondernemers bij die routes mogelijkheden. Voor wandelknooppunten is nog niet aangetoond dat deze tot extra bestedingen leiden en daar ligt dus (nog) geen prioriteit.
Om de bestedingen van varende recreanten in Gelderland te vergroten willen we het aantal aanlegplaatsen vergroten. Om meer bezoekers en meer bestedingen te genereren kan gerichte marketing en promotie een belangrijk onderdeel vormen van een initiatief. Omdat marketing en promotie op een andere grondslag in deze regels subsidiabel zijn, worden deze activiteiten apart beoordeeld volgens de criteria die voor die titel gelden.
Veel activiteiten leveren meerwaarde op wanneer de continuïteit voor langere tijd is gewaarborgd. Het is daarbij een verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer zelf om beheer en onderhoud, alsmede de financiering daarvan, voor langere duur te regelen. Belangrijk voor alle activiteiten is dat deze zoveel mogelijk breed over Gelderland kunnen worden uitgevoerd. Behoud van diversiteit en regionale identiteit is uitdrukkelijk de bedoeling: het gaat om uniforme systematiek met bijvoorbeeld regionale look en feel bij de uitvoering. Dat geldt met name voor de ontwikkeling van digitale routestructuren in de vorm van applicaties. Hierbij is de voorwaarde dat een applicatie de gehele provincie moet betreffen, waarbij dient te worden opgemerkt dat het project gefaseerd opgebouwd mag zijn, als aanzet naar uitrol tot provinciale schaal. Bij de beoordeling van de mogelijkheden voor Gelderland brede uitvoering zal een advies meewegen van belanghebbenden zoals regio’s of gemeenten, recreatieschappen, RBT’s, Stichting Landschapsbeheer Gelderland, Natuurmonumenten, Hoge Veluwe, BOVAG, ANWB, nationaal fiets- en wandelplatform en toeristisch platform Gelderland. Met deze subsidie wordt bijgedragen aan initiatieven die zijn gericht op kwaliteitsverbetering, verhoging van de beleving van routes en aanhaken van het toeristisch bedrijfsleven. Uitgangspunt voor ondersteuning is een uniforme uitvoering in de gehele provincie.
Algemeen bij hoofdstukken 3 en 6
Het economisch beleid van de provincie Gelderland is beschreven in de Economische visie "Een concurrerende, innovatieve en duurzame Gelderse economie" die op 9 november 2011 is vastgesteld door provinciale staten. In vervolg daarop is in april 2012 het economisch beleid voor de Gelderse topsectorenHealth, Food, EMT en de Maakindustrie vastgelegd in de prioritaire Programma's Topsectoren en Innovatie en Energietransitie. Deze regeling strekt mede ter uitvoering van dat beleid.
Voor het beoordelen van subsidieaanvragen zijn naast deze regels ook de Algemene subsidieverordening Gelderland en Subsidieverordening Vitaal Gelderland kaders die gelden voor de toekenning van subsidies. Deze regels zijn de juridische vertaling van het beleid dat is vastgelegd in: a. het Prioritair Programma Topsectoren en Innovatie, vastgesteld door PS op 12 april 2012 (PS2012-191); b. het Prioritair Programma Energietransitie, vastgesteld door PS op 12 april 2012 (PS2012-193) c. de lange termijnvisie Economie, van 9 november 2011 (PS2011-644); d. de statennotitie Instrumentarium 1e en 2e fase innovatieproces van 2 oktober 2012 (2012-016170); e. de statennotitie Actieplan Vrijetijdseconomie van 22 mei 2012 (2012-008498).
Paragraaf 6.8 Kwaliteitsverbetering en meeropbrengst ondernemingen vrijetijdseconomie
Uit de analyse die gemaakt is voor het Actieplan Vrijetijdseconomie is gebleken dat er een kwaliteitsverbetering nodig is van het Gelders vrijetijdsaanbod. Het Gelders marktaandeel daalt en de bestedingen liggen onder het landelijk gemiddelde. De noodzaak tot kwaliteitsverbetering speelt in de vier regio'sin Gelderland in meer of mindere mate. De noodzaak van kwaliteitsverbetering heeft niet betrekking op bestaande individuele bedrijven maar op aansluiting van het aanbod bij de vraag. Dat Gelderland bestaat uit vier regio's met hun eigen identiteit leidt tot een divers aanbod en draagt bij aan de aantrekkelijkheid van Gelderland. Deze subsidie is bedoeld voor regionale initiatieven van het bedrijfsleven die aansluiten bij de identiteit van de regio en diversiteit van het Gelders aanbod. De initiatieven moeten gericht zijn op kwaliteitsverbetering, vernieuwing, verhoging van het economisch rendement en samenwerking. De subsidies kunnen worden aangevraagd door het (toeristisch) bedrijfsleven.
Paragraaf 6.9 Samenwerkingsinitiatieven vrijetijdseconomie
Betere samenwerking tussen bedrijven in de vrijetijdssector en tussen de vrijetijdssector en andere sectoren kan bijdragen aan kwaliteitsverbetering van het vrijetijdsproduct en de ontwikkeling van nieuwe product-marktcombinaties. Het tot stand brengen van die samenwerking kost tijd en geld. Met deze subsidie wordt bijgedragen aan de kosten van die samenwerking. Subsidie is mogelijk voor kosten van haalbaarheidsonderzoeken gericht op nieuwe product-markt-combinaties en kosten van procesbegeleiding voor samenwerkingsactiviteiten. Voorwaarde is dat de activiteiten bijdragen aan de Gelderse toeristische infrastructuur, gericht zijn op het trekken van meer bezoekers en creëren van meer werkgelegenheid.
Paragraaf 6.22 Herstructureren van de fysieke bedrijfsomgeving
De provincie heeft de ambitie om bij te dragen aan het creëren van een optimale bedrijfsomgeving, die duurzaam is, voldoende speelruimte biedt aan ondernemers en lokaal, regionaal en internationaal voorzien is van betrouwbare netwerken voor het verkeer van personen, goederen en informatie. De provincie wil via bestuurlijk en ambtelijk overleg in de zes Gelderse regio’s vraag en aanbod van bedrijventerreinen bij elkaar brengen via de ‘Regionale Programma’s Bedrijventerreinen’. Dit wenst zij te monitoren via het IBIS-systeem. Hierin is opgenomen dat partijen (bedrijven, overheden) zoveel als mogelijk de herstructurering samen oppakken en de kwaliteit op de bedrijventerreinen verhogen.
Herstructurering van bedrijventerreinen vergt een goede voorbereiding in de vorm van een businessplan en een uitvoeringsplan. Een dergelijk businessplan voor de fysieke bedrijfsomgeving kan door de gemeente worden opgesteld voor een bepaald project. Dit plan bevat – naast een omschrijving van de maatregelen en het beheer – een analyse van de marktkansen in het gebied, inclusief de voorgestane strategie. Daarbij wordt bijvoorbeeld ook gekeken hoe door middel van het inbrengen van functies met een hogere grondwaarde of het bieden van intensiveringsmogelijkheden voor de bedrijven de levenscyclus van bedrijfskavels kan worden verlengd.
Herstructureringsplannen worden ook beoordeeld op duurzaam en efficiënt ruimtegebruik. Een beproefde methodiek om te komen tot duurzaam en efficiënt ruimtegebruik is de toepassing van de ladder van duurzaam ruimtegebruik. Bij deze ladder dienen gemeenten samenhangend (bij voorkeur in regionaal verband) te kijken naar de relatie tussen de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. De ladder is een denkmodel waarbij aan het accommoderen van ruimtebehoefte voor bedrijventerreinen een volgorde wordt toegekend: 1. optimalisering gebruik beschikbare ruimte o.a. door herstructurering; 2. het beter benutten van de ruimte door meervoudig ruimtegebruik en intensivering; 3. en indien nodig uitbreiding van het ruimtegebruik door bedrijventerreinen. De afwegingsprocedure heeft tot doel te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik en het tegengaan van verrommeling. Verder wordt "inbreiding voor uitbreiding" gesteld, waarmee onnodige verstedelijking wordt voorkomen. Meervoudig ruimtegebruik en intensivering moeten leiden tot een zorgvuldiger afweging van het gebruik van de ruimte. Een instrument om deze samenhangende ruimtelijke aanpak van nieuwe en bestaande bedrijventerreinen financieel te regelen is verevening. Bij verevening worden de revenuen uit de uitgifte van nieuwe bedrijventerreinen gebruikt voor de financiering van de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen.
Paragraaf 6.23 Bedrijfsverplaatsingen
De Circulaire schadevergoedingen (Staatscourant 1997, 246) ziet op schadevergoedingen die ten laste komen van het Rijk. Paragraaf 5.8.15 ziet niet op deze situaties. Evenwel dient de aanvrager ter voorkoming van ongeoorloofde staatssteun naar analogie toepassing te geven aan de Circulaire Schadevergoedingen. Het te verplaatsen bedrijf dient zelf minimaal 50% van de kosten van de verplaatsing voorzijn rekening te nemen.
Paragraaf 6.24 Samenwerking fysieke bedrijfsomgeving
De provincie wil de samenwerking tussen ondernemers onderling en tussen ondernemers en de overheid stimuleren teneinde de kwaliteit van bedrijventerreinen te behouden en te verbeteren. Een goede samenwerking voorkomt dat bedrijventerreinen verloederen en dat er (nogmaals) herstructurering plaats moet vinden. Daarnaast wil de provincie de samenwerking stimuleren ten behoeve van duurzaamenergiegebruik op bedrijventerreinen.
Paragraaf 8.1 Programma Sterk Bestuur
Deze paragraaf heeft tot doel de bestuurskracht van Gelderse gemeenten en regio’s te versterken. Daarmee wil Gelderland vanuit haar wettelijke taak voor de kwaliteit van het openbaar bestuur in de provincie bijdragen aan de verhoging van die kwaliteit.
Artikel 8.1.2 In dit artikel worden de activiteiten opgesomd waarvoor subsidie kan worden aangevraagd. Deze activiteiten zijn gericht op het bevorderen of intensiveren van intergemeentelijke samenwerking of een bredere oriëntatie op de bestuurlijke/ambtelijke toekomst van de betrokken gemeenten. Bestuurlijke fusie (gemeentelijke herindeling) mag niet op voorhand worden uitgesloten en wordt in voorkomend geval meegenomen in het onderzoek naar de mogelijkheden.
Het doel is dat de activiteiten leiden tot een product dat behulpzaam is bij de bestuurlijke afweging en besluitvorming door gemeenten over intergemeentelijke samenwerking en/of de bestuurlijke toekomst. Hieronder worden ook activiteiten begrepen die zijn gericht op gemeentelijke herindeling en de strategische partnerkeuze in het geval van ambtelijke of bestuurlijke fusie. Belangrijk is dat de onderzoeken voor bestuurskracht of samenwerking/herindeling worden uitgevoerd door een objectieve, externe partij. Dit geldt niet voor het organiseren van regionale, subregionale of lokale bijeenkomsten. Deze bijeenkomsten kunnen door de partijen zelf worden georganiseerd.
Bij het instrument, zoals genoemd in onderdeel c van dit artikel, kan worden gedacht aan bijvoorbeeld een applicatie (app) ter bevordering van het informeren van raadsleden. Ook een innovatieve vorm van samenwerken kan hier onder worden geschaard. De nadruk ligt op het aanwenden van vernieuwende manieren voor de versterking van de bestuurskracht.
De activiteiten moeten uiteindelijk leiden tot bestuurlijke besluitvorming door de bevoegde bestuursorganen en bijvoorbeeld: a. een bestuurlijk rapport waaruit duidelijk blijkt hoe bestuurskrachtig de gemeente of een eventuele samenwerking van gemeenten is; b. een bestuurlijk rapport met daarin een plan van aanpak met voorstellen en aanbevelingen voor een nieuwe inrichting van de intergemeentelijke samenwerking op strategisch niveau; c. het in gebruik nemen van het gerealiseerde instrument; d. een bestuurlijk rapport waaruit de toekomstige visie op de bestuurlijke en ambtelijke organisatie van de gemeente blijkt; e. één of meerdere bijeenkomsten voor bijvoorbeeld raadsleden of maatschappelijke organisaties in het kader van het opstellen van een nieuwe visie op de toekomstige bestuurlijke of ambtelijke organisatie.
Artikel 8.1.3 In dit artikel worden de criteria gegeven waaraan de activiteiten, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, moeten voldoen. Indien aan een van de activiteiten niet wordt voldaan, wordt de aanvraag om subsidie geweigerd.
Voor een duidelijker beeld van hetgeen wordt gevraagd onder sub b van dit artikel verwijzen wij naar de statenbrief Programma Sterk Bestuur - reactie van het college op het advies van de commissie De Graaf (PS2015-375).
De subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd door een externe en onafhankelijke partij om zo een onafhankelijk advies te kunnen verkrijgen. Dit geldt niet voor het organiseren van regionale, subregionale of lokale bijeenkomsten. Deze bijeenkomsten kunnen door zowel externe partijen als de aanvragers zelf worden uitgevoerd. Indien er twijfel bestaat over de onafhankelijkheid van de externe partij kan de subsidieaanvraag worden geweigerd.
In het aanvraagformulier is een vraag opgenomen waarbij de aanvrager dient aan te geven in hoeverre en op welke manier zij inwoners en/of maatschappelijke instellingen betrekt bij de gesubsidieerde activiteit. Vanuit Sterk Bestuur vinden wij het belangrijk dat ook deze partijen op enig manier worden meegenomen in het proces.
Wij kunnen ons voorstellen dat een subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd in een aan Gelderland grenzende gemeente. Wij zien hierin geen probleem mits wordt voldaan aan de gestelde criteria uit het eerste lid.
Artikel 8.1.4 Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt aan Gelderse gemeenten, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en openbare lichamen. Het is wel mogelijk om subsidie aan te vragen voor activiteiten waar ook één of meerdere gemeenten uit andere provincies aan deelnemen, zolang het merendeel zich in Gelderland bevindt. De subsidie dient altijd aangevraagd te worden door een Gelderse gemeente.
Artikel 8.1.6 Als maximale subsidie wordt een bedrag van € 35.000 aangehouden. Hierbij is tevens de regel van toepassing dat deze subsidie maximaal 50% van de totale kosten bedraagt. De totale kosten van een dergelijk onderzoek kunnen wel hoger zijn, maar de bijdrage zal dan niet hoger zijn dan € 35.000. Een bijdrage van minimaal 50% van de subsidieaanvrager achten wij van belang omdat daarmee ook het wederzijds belang en verantwoordelijkheid tot uitdrukking komen. Bovendien behoudt een gemeenteraad, samenwerkingsverband of openbaar lichaam, als de aanvrager van de subsidie, ook zijn controlerende functie en eigen verantwoordelijkheid voor het lokale/regionale bestuur.
Voor het organiseren van een regionale, subregionale of lokale bijeenkomst voor het opstellen van een (regionale) visie op de toekomstige bestuurlijke of ambtelijke organisatie achten wij een maximale bijdrage van € 5.000,- voldoende.
Artikel 8.1.7 Voor een weigering van de subsidieaanvraag volstaat het van toepassing zijn van één van de in dit artikel genoemde weigeringsgronden.
Een aanvrager kan per keer slechts voor één van de in artikel 8.1.2 genoemde subsidiabele activiteiten subsidie aanvragen. Pas als deze activiteit volledig is afgerond, kan opnieuw een aanvraag voor subsidie worden ingediend. Het innovatieve instrument als genoemd in artikel 8.1.2 onder c is hier een uitzondering op. Een aanvraag voor deze activiteit kan ook naast een andere activiteit uit artikel 8.1.2 worden ingediend.
In beginsel geldt dat voor ieder bestuurskrachttraject slechts eenmaal subsidie kan worden verleend. Hier kan in enkele gevallen van worden afgeweken.
Artikel 8.1.8 Aan de subsidieontvanger wordt de verplichting opgelegd om de activiteit binnen één jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening af te ronden. Hiermee wordt afgeweken van de algemene termijn gesteld in artikel 15 van de AsG. Wij hebben hiervoor gekozen om tijdig resultaat te bereiken. Een termijn van één jaar is volgens ons een reële termijn om de subsidiabele activiteiten uit artikel 8.1.2 uit te voeren.
Indien een innovatief instrument, zoals genoemd in artikel 8.1.2 onder c, wordt ontwikkeld dient de techniek of werkvorm beschikbaar te worden gesteld aan andere Gelderse gemeenten zodat ook andere Gelderse gemeenten van deze vorm gebruik kunnen maken. Er wordt hier niet gevraagd om het beschikbaar stellen van de persoonlijke of geheime gegevens.
Bijlage 1. Maximale subsidiebedragen paragraaf 4.8 Inrichting Gelders Natuurnetwerk
Maximale subsidiebedragen per maatregel behorend bij paragraaf 4.8 Inrichting van het Gelders Natuurnetwerk, artikel 4.8.1 onder b tot en met e, van de Regels Ruimte voor Gelderland 2016