Overheidsorganisatie | Gemeente Gennep |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten gemeente Gennep |
Citeertitel | Verordening reinigingsheffingen gemeente Gennep |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening reinigingsheffingen 2012
Artikel 12 bevat overgangsrecht
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-12-2015 | 25-12-2016 | nieuwe regeling | 07-12-2015 | 190104 |
Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten gemeente Gennep
De gemeenteraad van de gemeente Gennep:
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 november 2015;
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
BESLUIT:
vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten gemeente Gennep
(Verordening reinigingsheffingen gemeente Gennep).
Krachtens deze verordening worden geheven:
een afvalstoffenheffing;
reinigingsrechten.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
minicontainer: een vanwege de gemeente uitgezette ophaalbak met een bepaald volume;
verzamelcontainer: een vanwege de gemeente geplaatste verzamelcontainer;
gft-afval: groente, fruit- en tuinafval;
restafval: huishoudelijk afval niet zijnde gft-afval;
grof huishoudelijk afval: huishoudelijke afvalstoffen die met enige regelmaat in een particulier huishouden vrijkomen, doch die te groot of te zwaar zijn om op dezelfde wijze als andere huishoudelijke afvalstoffen aan de periodieke inzameldienst te worden aangeboden;
grof tuinafval: tuinafval dat met enige regelmaat in een particulier huishouden vrijkomt, doch dat te groot of te zwaar is om op dezelfde wijze als gft-afval aan de periodieke inzameldienst te worden aangeboden.
gft-bedrijfsafval: gft-afval afkomstig van bedrijven en instellingen, dat aan de periodieke inzameldienst in minicontainers wordt aangeboden en tegelijkertijd met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen kan worden meegenomen;
bedrijfsafval: afvalstoffen afkomstig van bedrijven en instellingen, niet zijnde gft-bedrijfsafval, die naar aard, omvang en samenstelling gelijk zijn te stellen aan huishoudelijke afvalstoffen, aan de periodieke inzameldienst in minicontainers worden aangeboden en tegelijkertijd met de inzameling van de huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden meegenomen;
‘gebruik maken’ in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
1. Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer.
2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:
degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel;
ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.
2. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
1. De belasting bedoeld in de onderdelen 1.1.1, onderscheidenlijk 1.1.3 en 1.1.4 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in de onderdelen 1.1.1, onderscheidenlijk 1.1.3 en 1.1.4 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat voor de belasting bedoeld in de onderdelen 1.1.1, onderscheidenlijk 1.1.3 en 1.1.4 van de tarieventabel aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.
De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel als volgt worden betaald:
Bij niet automatische incasso: in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn één maand later.
Bij automatische incasso: in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste vier en maximaal tien bedraagt.
2. In afwijking van het eerste lid, onder b, geldt dat de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke betaaltermijnen, ingeval het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat, het bedrag van deze aanslag hoger is dan € 20.000,00. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.
3. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 7, tweede lid:
mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;
schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel, ingeval van toezending daarvan, uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van de kennisgeving is vermeld.
4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorafgaande leden gestelde termijnen.
Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn, zoals omschreven in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
De reinigingsrechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Met betrekking tot het recht dat per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
De rechten bedoeld in hoofdstuk 2.1 en 2.2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag
1. Het recht bedoeld in onderdeel 2.1 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht bedoeld in onderdeel 2.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat voor het recht bedoeld in onderdeel 2.1 van de tarieventabel aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven
4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige zich elders binnen de gemeente vestigt en aldaar het in artikel 11 bedoelde genot of gebruik voortgang vindt
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen als bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel als volgt worden betaald:
Bij niet automatische incasso: in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn één maand later.
Bij automatische incasso: in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste vier en maximaal tien bedraagt.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten.
De 'Verordening reinigingsheffingen 2012' van 22 november 2011 (2011/4680), laatst gewijzigd op 15 december 2014 (162954) wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 20 genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.
2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016
Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening reinigingsheffingen gemeente Gennep'.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 7 december 2015. De raad voornoemd,
, voorzitter
, griffier