De raad van de Gemeente Alphen aan den Rijn;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;
B E S L U I T vast te stellen de volgende:
Verordening op de heffing en de invordering
vanparkeerbelastingen 2016
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
- 1
De Parkeerverordening 2016 behoort als bijlage bij deze
belastingverordening.
- 2
De begripsomschrijvingen in artikel 1 van de Parkeerverordening 2016
zijn van toepassing op de bepalingen in deze
belastingverordening.
Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven in
de woonplaats Alphen aan den Rijn:
- 1
een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op
een daartoe in artikel 2 van de Parkeerverordening 2016 aangewezen
parkeer apparatuur plaats, rekening houdend met de in deze
verordening dan wel op of bij de parkeerapparatuur vermelde plaats,
tijdstip en wijze;
- 2
een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op
een parkeerplaats binnen het vergunningengebied, als aangegeven in
bijlage 1 van de Parkeerverordening 2016, waarvoor een van
gemeentewege verleende vergunning noodzakelijk is.
Artikel 3 Belastingplicht
- 1
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, wordt geheven van
degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.
- 2
Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede
aangemerkt:
- a
degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft
gegeven de belasting te willen voldoen;
- b
zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2,
onderdeel 1, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig,
met dien verstande dat:
- -
indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst
wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren
ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was,
niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het
motorvoertuig heeft geparkeerd;
- -
indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan
ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het
motorvoertuig heeft geparkeerd.
- 3
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, wordt niet geheven
van degene die op voet van het tweede lid, onderdeel 2, als degene
die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze
aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen
zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit
gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
- 4
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, wordt geheven van
degene die de vergunning heeft aangevraagd.
Artikel 4 Ontstaan van de belastingschuld
- 1
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, is verschuldigd bij de
aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in
werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een
telefoon inloggen op de centrale computer.
- 2
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, is verschuldigd op het
tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.
Artikel 5 Plaatsaanduiding betaald parkeren
De gebieden en locaties als vermeld in artikel 2, het eerste lid, van de
Parkeerverordening 2016.
Artikel 6 Tarief, tijdvak en maatstaf van heffing
- 1
De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, voor het gebruik
van een parkeerapparatuurplaats op parkeerterreinen, parkeervakken
en weggedeeltes, uitgezonderd die waarvoor de tariefstelling elders
in dit artikel expliciet geregeld is, bedraagt:
- a
maandag tot en met donderdag en zaterdag, van 9.00 tot 18.00
uur, per 3,16 minuten of een gedeelte daarvan € 0,10 met een maximum van € 9,50 per parkeertijdvak van ten
hoogste negen uren (dagkaart).
- b
op vrijdag en elke dag met een door burgemeester en
wethouders als zodanig aangewezen koopavond van 9.00 tot
21.00 uur, per 3,16 minuten of een gedeelte daarvan €
0,10 met een maximum van € 9,50 per parkeertijdvak van ten
hoogste twaalf uren (dagkaart).
- 2
In afwijking van het gestelde in het eerste lid bedraagt de
belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, voor het gebruik van
een parkeer apparatuur plaats op de volgende parkeerterreinen,
parkeervakken en weggedeelten:
- a
het parkeerterrein onder het winkelcentrum Ridderhof
- -
maandag tot en met donderdag en zaterdag, van 9.00 tot 18.00 uur,
per zeventien minuten of een gedeelte daarvan (met een minimale
inworp van € 0,30) € 0,10 per parkeertijdvak van ten hoogste negen
uren.
- -
op vrijdag en elke dag met een door burgemeester en wethouders als
zodanig aangewezen koopavond van 9.00 tot 21.00 uur, per zeventien
minuten of een gedeelte daarvan (met een minimale inworp van € 0,30)
€ 0,10 per parkeertijd van ten hoogste twaalf uren.
- b
- c
Artikel 7 Vrijstelling
- a
Houders van een geldige Europese Gehandicaptenkaart, landelijke
gehandicaptenkaart (zowel bestuurders als passagiers) gewestelijke
of buitenlandse gehandicaptenkaart zijn vrijgesteld van
parkeerbelastingen mits deze parkeerkaart met de daartoe bestemde
zijde op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats achter de
voorruit van het voertuig is geplaatst.
Indien geen voorruit aanwezig is, dient de vergunning op een van
buitenaf zichtbare plaats duidelijk leesbaar te worden
aangebracht.
- b
Voertuigen van politie, brandweer en ambulance, die als zodanig
uiterlijk herkenbaar zijn middels de wettelijk voorgeschreven
herkenbaarheidskenmerken, zijn vrijgesteld van
parkeerbelastingen.
- c
Voertuigen die worden geparkeerd op een parkeerplaats welke is
aangeduid met bord E8 met voertuigcategorie van bijlage I van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, voor zover het
betreft voertuigen voor autodate, zijn vrijgesteld van
parkeerbelastingen.
Artikel 8 Parkeervergunningen/abonnementen
- 1
De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, voor de daartoe in
het vergunningengebied aangewezen parkeerplaatsen, bedraagt, voor
een aaneengesloten periode van maximaal twaalf maanden:
- a
voor een eerste en/of tweede bewonersvergunning of voor een
bezoekersvergunning in gebied I en II, genoemd in bijlage 1a van de
Parkeerverordening € 36
- b
voor een derde of volgende bewonersvergunning in gebied I en II,
genoemd in bijlage 1a van de Parkeerverordening € 200
- c
voor een bedrijfsvergunning in gebied I en II, genoemd in bijlage 1a
van de Parkeerverordening € 240
- d
d voor een vergunning in gebied III en IV, genoemd in bijlagen 1 en
1b van de Parkeerverordening € 13,15
- 2
De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, voor het gebruik
van een parkeer apparatuur plaats voor 1 jaar onder het
winkelcentrum Ridderhof, voor het parkeren vanaf maandag 9.00 uur
tot en met zaterdag 18.00 uur (en ’s nachts als de garage gesloten
is), bedraagt per jaar € 170
- 3
Het tarief voor een vervangende “druppel-tag” voor parkeren bij het
Ridderhof, bij verlies of diefstal of beschadiging, bedraagt €
25
- 4
Onder een maand, als bedoeld in het eerste en het tweede lid moet
worden verstaan: een aaneengesloten periode, gelijk aan het aantal
dagen binnen een kalendermaand, uitgaande van de datum van
ingang.
- 5
Burgemeester en wethouders kunnen een maximum stellen aan het aantal
uit te geven abonnementen
Artikel 9 Ontheffing en heffing naar tijdsgelang
Voor de belasting, bedoeld in artikel 8, het eerste en het tweede lid kan op
schriftelijk verzoek van de houder ontheffing worden verleend. De ontheffing
wordt berekend over zoveel twaalfde deel, gelijk aan het aantal
kalendermaanden ingaande de 15e dag van de maand, dat de
vergunning nog zijn geldigheid heeft, nadat het verzoek is ingekomen. Indien
de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, is de belasting
verschuldigd voor zoveel twaalfde deel van het jaar, ingaande de
15e van de maand, dat er nog kalendermaanden overblijven.
Artikel 10 Wijze van heffing en termijnen van betaling
- 1
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, wordt geheven bij
wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de
aanvang van het parkeren op de wijze zoals op de desbetreffende
parkeerapparatuur is aangegeven, dan wel door middel van een
zogenaamde persoonlijk “in-voertuig” parkeermeter welke in werking
is gesteld met een door/of namens de gemeente verstrekte
smartcard.
- 2
In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting
overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het
einde van het parkeren, als het bij de aanvang van het parkeren in
werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een
telefoon inloggen op de centrale computer.
- 3
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, wordt geheven door
middel van een gedagtekende kennisgeving en moet worden betaald op
het tijdstip van aanvraag tot het verlenen van de vergunning.
- 4
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, in combinatie met
artikel 8, onderdeel 2, wordt geheven door middel van een
gedagtekende kennisgeving en moet worden betaald op het tijdstip van
aanvraag tot het verlenen van het abonnement.
- 5
Een naheffingsaanslag moet direct worden betaald.
Artikel 11 Kosten
- 1
De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld
in artikel 2, onderdeel 1 en 2, bedragen € 60
- 2
Het bedrag van de ingevolge het eerste lid in rekening te brengen
kosten wordt bij een voor bezwaar vatbare beschikking
vastgesteld.
Artikel 12 Kwijtschelding
Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding
verleend.
Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelastingen.
Artikel 14 Inwerkingtreding en citeerartikel
- 1
De ‘Verordening parkeerbelastingen 2015’ van 18 december 2014 van de
Gemeente Alphen aan den Rijn, wordt ingetrokken met ingang van 1
januari 2016, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de
belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van
de bekendmaking.
- 3
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.
- 4
Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening
parkeerbelastingen 2016’.
Vastgesteld door de gemeenteraad van Alphen aan den Rijn in de openbare
raadsvergadering van 17 december 2015,
de griffier, de voorzitter,
drs. J.A.M. Timmerman, mr. drs. J.W.E. Spies