Organisatie | Maastricht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels structurele subsidies voor instellingen voor professionele kunst en cultureel erfgoed voor de periode 2017 - 2020 |
Citeertitel | Beleidsregels structurele subsidies voor instellingen voor professionele kunst en cultureel erfgoed voor de periode 2017 - 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Regeling vervangt de Beleidsregels structurele subsidies voor instellingen voor professionele kunst en cultureel erfgoed, zoals inwerkinggetreden 1 november 2003
Algemene subsidieverordening gemeente Maastricht 2015, artikel 2, lid 4 en artikel 3, lid 2
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | 09-09-2020 | nieuwe regeling | 15-12-2015 1Maastricht d.d. 24 december 2015 | Onbekend |
Burgemeester en wethouders van Maastricht,
gelet op artikel 2, vierde lid én artikel 3, tweede lid van de Algemene subsidieverordening gemeente Maastricht 2015;
gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 15 december 2015, no. 2015-43506; organisatieonderdeel B&O-Economie en Cultuur;
tot vaststelling van de volgende ‘Beleidsregels structurele subsidies voor instellingen voor professionele kunsten en cultureel erfgoed’ voor de periode 2017 - 2020.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
podiumkunsten, beeldende kunst en vormgeving, architectuur, audiovisuele kunsten en literatuur, beroepsmatig beoefend door personen die over professionele vaardigheden beschikken op basis van een afgeronde studie aan een door de Europese Unie erkende vakopleiding, dan wel door personen die – volgens het college van burgemeester en wethouders – deze vaardigheden anderszins hebben verworven.
voortbrengsels van de natuurhistorie en de materiële en immateriële nalatenschap van vorige generaties, die van belang zijn voor de ontwikkeling van identiteit, historisch bewustzijn en cultureel burgerschap.
c.instelling voor professionele kunst:
een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die activiteiten op het gebied van professionele kunsten uitvoert met beroepskrachten, eventueel ondersteund door vrijwilligers.
d.instelling binnen de rijks-basisinfrastructuur voor kunst en cultuur (BIS-instelling):
een in Maastricht gevestigde instelling voor professionele kunst, aan wie de minister – dan wel de staatssecretaris – van onderwijs, cultuur en wetenschap (OC&W) een rijkssubsidie voor de periode 2017 – 2020 heeft verleend.
e.culturele basisinfrastructuur-instelling (CBI-instelling):
een in Maastricht gevestigde instelling voor professionele kunst, die door burgemeester en wethouders wordt aangewezen ter realisering van een of meerdere doelstellingen van het door de gemeente Maastricht vastgestelde kunst en cultuurbeleid
f.instelling voor cultureel erfgoed (CEN-instelling):
een in Maastricht gevestigde professionele instelling met als doel: het exploreren, collectioneren, conserveren, beheren en het toegankelijk maken van cultureel erfgoed en natuurhistorie.
een instelling die zakelijke handelingen verricht met het doel daaruit winst te genereren.
het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van een subsidie krachtens een wettelijk voorschrift.
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht en de gemeenteraad van Maastricht.
Artikel 2: doel van de beleidsregels en toepassingsgebied.
In deze beleidsregels wordt aangegeven, op basis van welke voorwaarden en criteria instellingen voor en organisatoren van activiteiten op het gebied van professionele kunst en cultureel erfgoed in aanmerking komen voor een vierjarig subsidie van de gemeente Maastricht; aan welke vereisten in die periode moet worden voldaan én hoe monitoring plaatsvindt.
Artikel 4: criteria waaraan een professionele instelling en activiteit moet voldoen.
Aan een professionele instelling of activiteit, die voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 3, kan op grond van deze beleidsregels een meerjarig subsidie worden verleend, wanneer de instelling, het meerjarig beleidsplan (en de meerjarenbegroting) voldoet aan de volgende criteria:
Artikel 5: gronden voor de weigering of tussentijdse beëindiging van het gemeentelijk subsidie.
Een subsidie wordt geweigerd wanneer, door verstrekking van het subsidie, het subsidieplafond (zie artikel 6) zou worden overschreden. Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking, wordt beslist, geldt de verplichting uit de vorige volzin slechts, voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen, dan wel genomen had moeten worden.
Zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van deze beleidsregels stelt het college
- voor de segmenten ‘productie’, ‘presentatie’ en ‘culturele evenementen’ van iedere carrièreketen binnen de professionele kunstensector alsmede
- voor de sector cultureel erfgoed
een voorlopig subsidieplafond vast (gekoppeld aan de in het segment geplaatste functie(s) en activiteit(en)) en maakt dit openbaar bekend.
Nadat de gemeenteraad de gemeentebegroting heeft vastgesteld, worden de definitieve subsidieplafonds openbaar bekend gemaakt
Artikel 7: verdeling van het subsidiebudget en de hoogte van de subsidiebedragen.
Over de hoogte van het meerjarig gemeentelijk subsidie voor de periode 2013 – 2016 voor een BIS-instelling, CBI-instelling of –activiteit en een CE-instelling of –activiteit (Voor de betekenis van de afkortingen, zie artikel 1, d,e en f) neemt het college een besluit, zo snel mogelijk nadat de gemeenteraad de gemeentebegroting 2017 heeft vastgesteld.
Mochten meerdere subsidie-aanvragen voor de in dit artikel onder lid 1 genoemde instelling(en), functie(s) en activiteit(en) zijn ingediend, dan opgenomen in de Professionele culturele basisinfrastructuur van de gemeente Maastricht (zie bijlage I) , dan zal / zullen aan die instelling(en), functie(s) en activiteit(en) die, naar oordeel van het college, het meest beantwoorden aan de in artikel 4 lid 1 opgenomen criteria, een subsidie worden toegewezen.
Wanneer het college en / of de gemeenteraad (tussentijds) besluit(en) om (extra) middelen vrij te maken voor, dan wel toe te voegen aan de gemeentelijke deelbegroting kunst en cultuur, dan neemt het college – voor wat betreft de toewijzing van middelen aan professionele middelen of instellingen – een besluit met inachtneming van de dan aanwezige prioriteiten en urgenties binnen het gemeentelijk kunst- en cultuurbeleid.
Zo spoedig mogelijk na de openbare bekendmaking van de in lid 1 genoemde beleidsregels, maakt het college de voorlopige subsidieplafonds bekend: het maximaal beschikbare gemeentelijk subsidie van de in lid 1 van dit artikel bedoelde instellingen, functies en activiteiten. Nadat de gemeenteraad de gemeentebegroting voor het jaar 2013 heeft vastgesteld maakt het college de definitieve subsidieplafonds openbaar bekend.
Uiterlijk vóór 15 maart, voorafgaande aan de meerjaarlijkse periode, waarvoor het subsidie gevraagd wordt, dienen instellingen en andere rechtspersonen een subsidieverzoek in bij burgemeester en wethouders, dat hoort te beantwoorden aan de voorwaarden, zoals opgenomen in artikel 3 en de criteria, zoals opgenomen in artikel 4 van deze beleidsregels. Subsidieverzoeken horen te worden ingediend
Artikel 9: monitoring, verantwoording en evaluatie.
De monitoring geschiedt aan de hand van een door de instelling, aan wie een gemeentelijk subsidie is verleend, bij de gemeente in te dienen jaarverslag en jaarrekening. Deze horen uiterlijk op 1 mei, volgend op het jaar waarvoor subsidie is toegekend, bij de gemeente Maastricht te zijn gedeponeerd. De wijze van monitoring wordt in 2016 bekend gemaakt.
Artikel 10: buitenwerkingstelling van andere beleidsregels en regelingen.
Met de inwerkingtreding van deze beleidsregels worden de Beleidsregels subsidies voor instellingen voor professionele kunst en cultureel erfgoed 2013 – 2016 ingetrokken.
behorend bij de Beleidsregels structurele subsidies voor instellingen voor professionele kunst:
"Professionele culturel basisinfrastructuut van de gemeente Maastricht".
Deze beleidsregels reguleren de vierjaarlijkse / structurele subsidieverlening voor professionele instellingen op het gebied van kunst en cultuur. Ze zijn de basis waarop professionele culturele instellingen, die voor een gemeentelijk subsidie in aanmerking willen komen, hun plannen voor die periode kunnen formuleren en indienen.
In het hierna opgenomen overzicht van instellingen, die de gemeente Maastricht van een vierjaarlijks subsidie wil voorzien, komt een aantal voor dat niet alleen door de gemeente, maar ook door de provincie Limburg en de rijksoverheid structureel wordt / kan worden gesubsidieerd. Deze meervoudige subsidiëring voorzien wij van de volgende toelichting.
In de interbestuurlijke voorbereidingen van de cultuurplanperiode 2017 – 2020 is, voor wat betreft het afstemmen van de inhoudelijke beleidsdoelstellingen, een forse stap gezet. Dat betekent dat de beleidsdoelstellingen, zoals verwoord in de gemeentelijke nota ‘Cultuur, een rol van betekenis’ en de uitgangspunten van de rijks overheid, de provincie Limburg en de verschillende landelijke fondsen sterker in elkaars verlengde liggen. Daarbij legt iedere bestuurslaag haar eigen accenten.
Deze consensus was noodzakelijk. Na de forse bezuinigingen op kunst en cultuur is het, zeker voor het rijk en de gemeenten, niet de eerste prioriteit om de financiële gaten te dichten als wel om de positie van kunst en cultuur in de samenleving op een bredere leest te schoeien en te voorzien van meer draagkracht. Daarom is de gemeentelijke cultuurnota ‘Cultuur, een rol van betekenis’ dan ook niet zo zeer een ‘klassieke’ opsomming is van ‘gekende’ ambities, maar is hij veel meer gericht is op het aan de orde stellen van nieuwe vraagstukken en dilemma’s ten aanzien van de noodzakelijke ‘kanteling’ van cultuurpraktijken, in dienst van meer relevantie in / voor de stedelijke en Euregionale omgeving.
Uit het voorafgaande vloeit voort dat in de cultuurplanperiode 2017 – 2020 over het algemeen geen grote (nieuwe) wijzigingen in de landelijke en stedelijke culturele basisinfrastructuur zullen plaatsvinden. De culturele sector heeft in deze periode vooral de tijd en de ruimte nodig om een nieuwe basis te veroveren. In de nieuwe cultuurplanperiode ligt het accent op het ontwikkelen van nieuwe praktijken en allianties en is herschikking van het bestel – voor zover dat al noodzakelijk zou zijn – minder aan de orde.
Vertaald naar het gemeentelijk beleid wil dat zeggen dat de prioriteit ligt bij meer verbindingen / allianties door:
Tot slot benoemen we de volgende resultaten die Maastricht, als een van de negen grote cultuursteden (de G9), in haar overleg met het ministerie van OC&W en de Raad voor Cultuur, heeft geboekt:
De culturele basisinfrastructuur
De hierna aangegeven culturele basisinfrastructuur is gebaseerd op het stedelijk kunst- en cultuurbeleid, zoals vastgelegd in de beleidsnota’s ‘Focus en Reductie’ (2014) en ‘Cultuur, een rol van betekenis’ (2015).
De culturele basisinfrastructuur is:
Per carrièreketen en segment wordt aangegeven:
In de hierna aangegeven culturele basisinfrastructuur kunnen door het college van burgemeester en wethouders, voorafgaande aan de cultuurplanperiode 2017 – 2020, veranderingen worden aangebracht. Dat heeft te maken met het volgende.
Medio mei 2016 brengt de Raad voor Cultuur haar advies uit over de bij de rijksoverheid ingediende subsidieaanvragen voor de cultuurplanperiode 2017 – 2020. In juni 2017 volgt een afstemmingsoverleg tussen het ministerie van OC&W en de lagere overheden. Op de daarop volgende Derde Dinsdag in September maakt de rijksoverheid haar subsidiebesluiten bekend. Het zou kunnen zijn dat het advies van de Raad voor Cultuur en de subsidiebesluiten van de rijksoverheid de gemeente Maastricht noodzaken tot het aanbrengen van wijzigingen in de subsidiëring van de stedelijke infrastructuur. Wanneer dat zo mocht zijn wordt dat tijdig bekend gemaakt.
1. carriereketen podiumkunsten 1: toneel en theater (waaronder dans)
(NB. de opgenomen bedragen zijn exclusief de indexering voor 2017)
1 platform voor podiumkunsten, gericht op innovatief onderzoek en talentontwikkeling | |||
de gemeentelijke financiële ondersteuning van de opgenomen functies wordt als volgt gemotiveerd:
Platform voor podiumkunsten: de aanwezigheid van een rijk gedifferentieerd amateursector, de aanwezigheid van een HBO-theateropleiding met haar diverse studierichtingen en het eerder wegvallen van het theaterproductiehuis als faciliteit voor jonge theatermakers, maken dit platform tot een vanzelfsprekend onderdeel van een traject voor talentontwikkeling.
Het matchingfonds voor de podiumkunsten is ingesteld op grond van cultuurpolitieke en bestuurlijke afspraken met het ministerie van OCW en het landelijke Fonds Podiumkunsten. Uit hett gemeentelijk fonds worden door het Fonds Podiumkunsten gehonoreerde aanvragen van een gemeentelijke bijdrage voorzien. Het gemeentelijk fonds geldt voor de carrièreketens toneel en theater én muziek.
2. carriereketen podiumkunsten2: muziek
(NB. de opgenomen bedragen zijn exclusief de indexering voor 2017)
de gemeentelijke financiële ondersteuning van de opgenomen functies wordt als volgt gemotiveerd:
Daarnaast is er het aanbod van het Conservatorium Maastricht door het jaar én de presentaties van deze instellingen tijdens Coup Maastricht.
Het matchingfonds voor de podiumkunsten is ingesteld op grond van cultuurpolitieke en bestuurlijke afspraken met het ministerie van OCW en het Fonds Podiumkunsten. Uit dit gemeentelijk fonds worden door het Fonds Podiumkunsten gehonoreerde aanvragen van een gemeentelijke bijdrage voorzien. Het gemeentelijk fonds geldt voor de carrièreketens toneel en theater én muziek.
3. carriereketen beeldende kunst, vormgeving en architectuur (BKVA)
(NB. de opgenomen bedragen zijn exclusief de indexering voor 2017)
Het ‘ideaaltypische’ traject voor talentontwikkeling start bij opleiding en onderzoek en loopt via de segmenten productie en presentatie naar evenementen. De discipline beeldende kunst, vormgeving en architectuur is – op het niveau van opleiding en onderzoek – nogal gedifferentieerd. Immers niet alleen de autonome beeldende kunst, maar ook audiovisuele kunsten, mode, productvormgeving, meerdere disciplines binnen de bouwkunst tot en met de landschapsarchitectuur maken onderdeel uit van de BKVA-keten. Deze differentiatie is, net als bij de carrièreketens toneel en theater én muziek, consequent in de BKVA-keten ingebracht.
Bij de beide door de gemeente te subsidiëren presentatie-instellingen staan we niet alleen een vorm van intensieve samenwerking en programmatische afstemming voor. Zoals eerder onder ‘vooraf’ (bij de prioriteiten) streven zeker we naar allianties tussen de drie in Maastricht gevestigde presentatie-instellingen, de HBO opleiding en de postacademische instelling voor beeldende kunst en vormgeving. Dat daarmee talentontwikkeling een prominente plek krijgt in deze keten is evident.
We merken hierbij voorts op dat mode – vanuit het economische beleid in het programma creatieve industrie – van een extra stimulans wordt voorzien.
Het enige verschil met de voorafgaande en volgende ketens is, dat in bovenstaande matrix ook het segment ‘opleiding en onderzoek’ voorkomt. Dit heeft te maken met het gegeven dat, voor het behoud van de postacademische instelling voor beeldende kunst en vormgeving, ook financiële ondersteuning van de lagere overheden en van derden noodzakelijk is.
4. Carriereketen film en media
(NB. de opgenomen bedragen zijn exclusief de indexering voor 2017)
1 jaarlijks filmfestival, liefst verbonden aan een serieel programma doorheen het jaar | |||
1 platform film en media in een Euregionaal samenwerkingsverband |
Uit de invulling van bovenstaande matrix zou afgeleid kunnen worden dat de keten film en media op dit moment – op het stedelijke niveau – nog weinig ‘gevuld’ is . Dat is niet zo omdat zich in de afgelopen cultuurplanperiode nogal wat initiatieven hebben aangediend. Deze worden niet of niet altijd van een structureel subsidie vanuit de gemeentelijke cultuurbegroting voorzien, maar deels (ook) vanuit de begroting economie. Binnen dit laatste beleidsterrein is film – naast mode – een van de prioriteiten binnen het programma creatieve industrie.
Wanneer het stedelijke niveau wordt ingewisseld voor het Euregionale, is er sprake van een nagenoeg volledige carrièreketen, die in de segmenten opleiding en onderzoek, presentatie en culturele evenementen goed is ingevuld. De provincie Limburg vervult hierin – zeker wat betreft de financiële ondersteuning – een prominente rol.
Ter invulling van het segment productie, is door een aantal euregionale instellingen het platform CineSud opgericht, dat streeft naar de ontwikkeling van een productieklimaat.
De hierboven geschetste ontwikkeling moet, onder voorwaarde van een ‘eigen koers’ als kansrijk worden beschouwd. Ook al, omdat zij ondersteund en verrijkt wordt door instellingen binnen de carrièreketens podiumkunsten en beeldende kunst en vormgeving op euregionaal niveau. Met de provincie Limburg wordt op dit moment bezien, hoe sterke punten en kansen kunnen worden omgezet in een coherente structuur.
Een aantal kansrijke initiatieven wordt gefaciliteerd in de Timmerfabriek.
5. Cultureel erfgoed, natuurhistorie en overige
(NB. de opgenomen bedragen zijn exclusief de indexering voor 2017)
1 activiteit ter opening van het culturele seizoen, gericht op een groot publiek en gedragen door alle in Maastricht aanwezige kunstdisciplines; | |||
Onder verwijzing naar de toelichting op deze beleidsregels wordt in de 5e carrièreketen:
-cultureel erfgoed ondergebracht, zij het dat ‘talentontwikkeling’ hier in dienst staat van identiteitsontwikkeling, het creëren van historisch bewustzijn én de vorming van cultureel burgerschap. Op het gebied van cultureel erfgoed vervult een regionaal historisch centrum natuurlijk een uitermate belangrijke rol, wanneer het gaat om het conserveren en het ontsluiten van het ‘collectieve geheugen’.
Minstens zo belangrijk is de toekomstige ‘versie’ van het Centre Céramique als ‘stedelijke redactie’ voor identiteitsontwikkeling, het creëren van historisch bewustzijn en de vorming van cultureel burgerschap. Van de inmiddels ingezette transitie van deze gemeentelijke instelling verachten wij veel. Het Centre Céramique ‘nieuwe stijl’ moet eigenlijk een plek hebben in alle vier de segmenten van een keten (educatie, productie, presentatie en evenementen). Omdat het in deze bijlage om een overzicht van functies gaat, waarvoor niet kan worden ingeschreven, is de functie ‘stedelijke redactie’ niet in dit overzicht opgenomen.
-één evenementen ondergebracht dat – omwille van de zuiverheid – geen plek heeft in ketens 1 t/m 4.
TOELICHTING OP DE BELEIDSREGELS STRUCTURELE SUBSIDIE VOOR INSTELLINGEN VOOR PROFESSIONELE KUNST EN CULTUREEL ERFGOED VOOR DE PERIODE 2013-2016
De Algemene subsidieverordening gemeente Maastricht 2015 is de overkoepelende gemeentelijke subsidieverordening, die geldt voor alle gemeentelijke beleidsterreinen.
Artikel 2, lid 4 van deze verordening stelt dat ter verstrekking van subsidies, die passen binnen het gemeentelijk kunst- en cultuurbeleid, door het college van burgemeester en wethouders via beleidsregels kunnen worden vastgesteld.
Artikel 3, lid 2 van deze verordening stelt, dat wanneer bij de vaststelling van de gemeentebegroting niet is voorzien in de verdeling van subsidies van de op grond van het subsidieplafond beschikbare gelden, het college van burgemeester en wethouders nadere regels kunnen vaststellen voor de verdeling.
Het kunst- en cultuurbeleid van de gemeente Maastricht is een uitwerking van de Stadsvisie 2030 – en dan met name van de prioriteiten ‘Maastricht cultuurstad’ en ‘Maastricht internationale kennisstad’ – en de Structuurvisie.
Het kunst- en cultuurbeleid is vastgelegd in de nota’s
De economische visie van de gemeente Maastricht ‘Made in Europe’ (2013) kent drie prioriteiten: internationale kennisstad, internationale ontmoetingsstad èn complete cultuurstad. Onder deze laatste prioriteit zijn de beleidsvoornemens opgenomen die dienen ter versterking van de relatie tussen cultuur en economie.
In artikel 1 worden de kernbegrippen van deze beleidsregels weergegeven. Duidelijk moge zijn, dat het in deze beleidsregels gaat om professionele kunsten, beroepsmatig beoefend door daartoe opgeleide kunstenaars.
Artikel 2: doel van de beleidsregels en toepassingsgebied
Hierin wordt aangegeven dat het college van burgemeester en wethouders vooraf – ter realisering van het staande kunst- en cultuurbeleid en het beschikbare volume aan subsidies – een configuratie van functies en activiteiten heeft vastgesteld. Deze instellingen vragen geen jaarlijks maar een vierjaarlijks subsidie aan.
Artikel 3: algemene voorwaarden
Dit artikel geeft aan, aan welke voorwaarden de subsidievrager moet voldoen, wil de door haar ingediende aanvrage in behandeling worden genomen.
Artikel 4: criteria waaraan een professionele instelling en activiteit moet voldoen.
Wanneer een instelling voldoet aan de algemene voorwaarden, zoals opgenomen in artikel 3, wordt het ingediende beleidsplan beoordeeld aan de hand van de in artikel 4 opgenomen criteria. Hierbij zij opgemerkt, dat de gemeente Maastricht – sinds de vorige cultuurplanperiode – geen adviescommissies meer inschakelt.
Nadrukkelijk wordt gewezen op criterium 4.d. Naast een plan voor publieksbereik (hoe wordt het publiek en bereikt en welke aantallen worden daarbij beoogd?) moet de subsidie-aanvrager expliciet en uitgewerkt aangeven, op welke manier en met inzet van welke middelen hij educatieve activiteiten onderneemt. Daarbij moet aandacht worden besteed aan: de aard van de activiteiten, de doelgroep(en) en de samenwerkingspartners.
Met criterium 4.d. wordt aangesloten op het kunst- en cultuurbeleid van de rijksoverheid, die de door haar gesubsidieerde professionele instellingen een expliciete educatietaak oplegt. Kunst- en cultuureducatie – als het organiseren van inhoudelijk betrokkenheid – wordt gezien als een belangrijk instrument voor de noodzakelijke verbreding van het draagvlak voor kunst en cultuur.
Gelet op het gemeentelijk beleid op het gebied van cultuurparticipatie is Kumulus-Kaleidoscoop, als bemiddelaar naar het primair onderwijs en buurten en wijken, daartoe de aangewezen partner. Het gemeentelijk cultuurparticipatiebeleid is erop gericht om kunst- en cultuureducatie in samenhang én op stedelijk niveau te organiseren.
Artikel 5: gronden voor de weigering of tussentijdse beeindiging van het gemeentelijk subsidie.
In dit artikel zijn de categorieën voor weigering of tussentijdse beëindiging van het gemeentelijk opgenomen.
Op basis van de Algemene wet bestuursrecht worden per functie of activiteit, waarvoor een subsidie kan worden aangevraagd, subsidieplafonds vastgesteld. Dit is het maximaal beschikbare subsidiebedrag, dat voor de functie of activiteit beschikbaar is. Wanneer het gevraagde subsidie hoger is dan het vooraf aangegeven subsidieplafond, wordt het subsidieverzoek meteen afgewezen.
Artikel 7: verdeling van het subsidiebudget en de hoogte van de subsidiebedragen
Zoals aangegeven onder artikel 2 van deze toelichting: subsidies worden aangevraagd voor de periode 2017 – 2020. Dat wil zeggen dat een toegezegd subsidie in principe is gegarandeerd voor een periode van 4 jaar. Pas nadat de gemeenteraad de gemeentebegroting 2017 heeft goedgekeurd en vastgesteld, kan het college van burgemeester en wethouders een besluit nemen over de hoogte van het subsidie aan een instelling of activiteit. Dat wil zeggen, dat subsidieaanvragers niet eerder dan in de tweede helft van november of de eerste helft van december 2016 een subsidiebeschikking ontvangen.
Hoewel de hoogte van het gemeentelijk subsidie in principe geldt voor de gehele periode 2017 – 2020, kan daarvan in uitzonderlijke gevallen worden afgeweken. Daartoe zij verwezen naar artikel 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht.
In bijlage I van deze subsidieregels zijn vijf (carrière)ketens opgenomen, waarin per segment functies en activiteiten zijn ondergebracht. Dit geheel is de professionele culturele basisinfrastructuur van de gemeente Maastricht, die door deze gemeente van middelen wordt voorzien. Een subsidieaanvrager geeft in zijn subsidieverzoek gemotiveerd aan welke functie of activiteit hij in de periode 2017 – 2020
wil gaan invullen. Het kan zijn dat meerdere subsidievragers in aanmerking willen komen voor het subsidie van een activiteit of functie. In dat geval beoordeelt het college van burgemeester en wethouders deze aanvragen aan de hand van de in artikel 4 opgenomen criteria en wijst – na een integrale afweging van de beoordelingen – het subsidie toe aan de instellingen die het meest aan die criteria beantwoord.
Artikel 8: procedure; artikel 9: monitoring, verantwoording en evaluatie.
De beschreven procedure is hierna in een tijdstabel ondergebracht
Deze beleidsregels zijn een actualisering van de Beleidsregels structurele subsidies voor instellingen voor professionele kunst en cultureel erfgoed
2013 – 2016. De laatstgenoemde beleidsregels vervallen met de instelling van de nieuwe geactualiseerde beleidsregels.