Overheidsorganisatie | Gemeente Harlingen |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van de watertoeristenbelasting 2016 |
Citeertitel | Verordening watertoeristenbelasting 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2016 | 30-03-2016 | Nieuwe regeling | 16-12-2015 | Onbekend. |
De Raad van de gemeente Harlingen
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 10 november 2015
Gelet op artikel 224 van de Gemeentewet
Besluit
De verordening op de heffing en de invordering van de watertoeristenbelasting 2016 vast te stellen.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
pleziervaartuig:
een vaartuig dat is bestemd of wordt gebruikt voor vakantie- of andere recreatieve doeleinden;
zeilend bedrijfsvaartuig:
een vaartuig, geen passagiersschip zijnde, dat overwegend of geheel met behulp van zeilen wordt voortgestuwd en dat is bestemd of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van personen;
lengte:
de lengte over alles;
vaste ligplaats:
een ligplaats die naar plaatselijk gebruik, zulks ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders, is bestemd voor het regelmatig afmeren of ter anker leggen van een vaartuigen die ter beschikking wordt gesteld voor eenzelfde vaartuig gedurende een seizoen;
etmaal:
aaneengesloten tijdvak van 24 uren;
maand:
een aaneengesloten tijdvak van 30 etmalen;
seizoen:
het tijdvak van 1 april tot en met 31 oktober;
schipper:
de gezagvoerder van een vaartuig of degene die deze vervangt.
Onder de naam ‘watertoeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf op vaartuigen die aanwezig zijn in de wateren binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook, door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.
1. Belastingplichtig is degene die tegen vergoeding gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 door het ter beschikking stellen van ligplaatsen of vaartuigen.
2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijft houdt als bedoeld in artikel 2.
3. Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is belastingplichtig:
de schipper,
de eigenaar of de gebruiker van een vaartuig, of
degene die werkelijk verblijf houdt aan boord van een dergelijk vaartuig.
De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:
door degenen die verblijf houden aan boord van:
een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van bejaarden;
kano’s, roei- en volgboten;
motor- en zeilboten met een lengte van ten hoogste 4 meter;
een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijke watergebied bevindt.
waarvoor de gemeente belasting heft ingevolge de verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting;
van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.
De belasting wordt geheven naar het aantal verblijven in het belastingtijdvak. Het aantal verblijven wordt gesteld op de som van het aantal etmalen dat elke in artikel 2 bedoelde persoon verblijf heeft gehouden. Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal voor een vol etmaal gerekend.
1. Ter zake van vaartuigen met een vaste ligplaats wordt, indien een belastingplichtige als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is aangewezen:
het aantal personen dat verblijf heeft gehouden, bepaald op:
2,2 personen bij een pleziervaartuig met een lengte van ten hoogste 10 meter;
2,0 personen bij een pleziervaartuig met een lengte van meer dan 10 meter;
tweederde van het aantal slaapplaatsen bij zeilende bedrijfsvaartuigen.
het aantal etmalen dat door de onder a bedoelde personen verblijf is gehouden bepaald op:
14 voor pleziervaartuigen met een lengte van ten hoogste 10 meter;
16 voor pleziervaartuigen met een lengte van meer dan 10 meter
26 voor zeilende bedrijfsvaartuigen.
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijke aantal etmalen dat verblijf is gehouden indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op de voet van artikel 6 berekende aantal.
2. Het in het eerste lid bedoelde verzoek kan desgewenst per ligplaats worden gedaan.
Het tarief bedraagt per persoon per etmaal € 0,95.
Het belastingtijdvak is gelijk aan het seizoen.
De belasting wordt geheven bij wege van aanslag of factuur.
Belastingaanslagen van minder dan € 10,-- worden niet opgelegd.
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, moeten de aanslagen betaald worden in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
2. In afwijking van het eerste lid van dit artikel geldt dat ingeval de gemeente is gemachtigd tot automatische incasso, de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.
Bij de invordering van de watertoeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de watertoeristenbelasting.
1. Ieder die gelegenheid tot verblijf biedt in de zin van deze verordening is verplicht aan verblijfhoudenden op vaartuigen, ten aanzien waarvan de belasting verschuldigd is, een doorlopend genummerd bewijs uit te reiken dat ter zake belasting is verschuldigd. Daartoe kan de gemeente deze bewijzen beschikbaar stellen.
2. Burgemeester en wethouders geven nadere voorschriften omtrent de inrichting en het gebruik van de bewijzen.
De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot verblijf verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d van de Gemeentewet.
De ‘Verordening watertoeristenbelasting 2015’ van 6 november 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 18, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.
Deze verordening wordt aangehaald als de ‘Verordening watertoeristenbelasting 2015’.
Vastgesteld door de raad in zijn vergadering van
16 december 2015