Organisatie | Vianen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2012 |
Citeertitel | Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Vervangt de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Vianen en de Verordening Werkleeraanbod Wet investeren in jongeren gemeente Vianen 2010
Wet Werk en bijstand, art. 8
Nee
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2017 | Nieuwe regeling | 20-12-2011 Het Kontakt, 27december 2011 | Raadsvergadering d.d. 20 december 2011 | |
01-06-2007 | 01-06-2007 | 01-01-2012 | Nieuwe regeling | 22-05-2007 Het Kontakt, 26-06-2007 | Onbekend |
Artikel 13. Inkomstenvrijlating
Het college kan besluiten de inkomsten vrij te laten van een persoon met een uitkering op grond van de WWB, die arbeid in deeltijd aanvaardt, waarmee een inkomen wordt ver-worven dat minder bedraagt dan de voor die persoon van toepassing zijnde norm, zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid onder n en r van de wet.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Deze verordening treedt in werking met ingang van het tijdstip waarop de ‘Wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden’, in werking treedt.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 20 december 2011,
De griffier, De voorzitter,
C.J. (Kees) Steehouwer W.G. (Wim) Groeneweg
Toelichting 1 bij de Re-integratieverordening Wet werk en Bijstand 2012
Met ingang van 1 januari 2004 is de Wet werk en bijstand (WWB) inwerking getreden. De WWB stelt nog meer dan de Algemene bijstandswet (Abw) de eigen verantwoordelijkheid voor de reïntegratie centraal. Lukt dit niet op eigen kracht dan hebben personen hierbij volgens de nieuwe wet aanspraak op ondersteuning door de gemeente. De gemeente krijgt daartoe de volledige verantwoordelijkheid, de middelen en de ruimte om een eigen lokaal reïntegratiebeleid te ontwerpen. De regels voor de uitvoering van de reïntegratietaak dienen te worden vastgelegd in een verordening. De basis voor deze verordening is al gelegd in de eerder vastgestelde nota reïntegratiebeleid onder de WWB ‘Werken Werkt’. De beleidsstandpunten in deze nota zijn vertaald in concrete regels.
Wat betreft de opbouw van de verordening kan worden gekozen voor 3 varianten:
Gekozen is voor de laatste variant: een combinatie van verschillende niveaus. In de verordening wordt op hoofdlijnen vastgelegd wat de opdracht is aan het college, wie aanspraak heeft op voorzieningen, wat de rechten en plichten zijn van de cliënt en welke voorzieningen de gemeente kan inzetten. Van elke voorziening zijn belangrijke uitgangspunten genoemd. Er is voor gekozen om in de verordening geen uitgebreide invulling te geven aan de voorzieningen voor toeleiding naar werk. De gedetailleerde uitwerking vindt plaats in beleidsregels.
Relatie met andere verordeningen
Afstemmingsverordeningen: De reïntegratieverordening en afstemmingsverordening zijn nauw met elkaar verbonden. Immers, aan de aan de plicht tot meewerken aan een traject kunnen sancties worden verbonden die gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering. Dit zou ervoor pleiten de beide verordeningen te integreren. Echter, de gemeente kan ook aan de verstrekking van bijstand verplichtingen verbinden, die geen directe relatie hebben met reïntegratie. Daarom pleiten wij ervoor om de verordeningen te scheiden.
In dit artikel worden afkortingen en begrippen die vaak voorkomen verduidelijkt.
In de wet is bepaald wie tot de doelgroep behoort. Zie artikel 7 en artikel 10 van de WWB.
Artikel 3 - Aanbieden van ondersteuning
Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, waaronder ook sociale activering. Deze verplichting vloeit rechtstreeks voort uit de WWB. Het college bepaalt welke voorzieningen worden ingezet. Dat gebeurt door individueel maatwerk te leveren. Er moet voldoende en een gevarieerd aanbod bestaan. De gemeente Vianen koopt daartoe voorzieningen in bij derden, conform het gemeentelijk inkoopbeleid en de wet SUWI (Wet structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen).
In het vijfde lid is geregeld dat geen ondersteuning wordt verleend aan jongeren in de leeftijd tot 27 jaar die uit ’s-Rijks kas bekostigd onderwijs volgen, dan wel nog kunnen volgen, alsmede aan jongeren in de leeftijd tot 27 jaar gedurende de wettelijke wachttermijn van 4 weken na melding
Gemeenten zijn met de komst van de WWB niet meer verplicht om jaarlijks een beleidsplan en beleidsverslag op te stellen. Gezien de duidelijke functie levert de gemeente Vianen wel een soortgelijk product, het zogeheten jaarplan. In dit plan worden jaarlijks nadere voorstellen ontwikkeld voor de invulling van het reïntegratiebeleid.
Het tweede lid geeft aan welke specifieke onderwerpen in elk geval in het jaarplan aan de orde komen.
In het derde lid is geregeld dat de cliëntenraad wordt betrokken bij de vaststelling van het beleid.
De WWB geeft aan dat het college elk jaar een voorlopig en een definitief verslag over de uitvoering naar het rijk zendt. Deze verslagen dienen gepaard te gaan van een verklaring van de gemeenteraad. Daarom is ervoor gekozen expliciet op te nemen dat er een verantwoordingsverslag aan de raad moet worden gezonden.
Artikel 5 - Aanspraak op ondersteuning
Het gaat hierbij niet om een recht op een specifieke voorziening, maar om het recht om door de gemeente geholpen te worden bij reïntegratie. Aangezien de WIW- en ID-regelgeving per 1 januari 2004 is vervallen, is het noodzakelijk om in de verordening op te nemen dat ook personen uit deze doelgroep aanspraak hebben op ondersteuning bij hun reïntegratie. Dit om de doorstroom naar een reguliere baan te bevorderen. In de WWB is de sluitende aanpak niet meer expliciet geregeld, omdat de wetgever ervan uitgaat dat door de systematiek van de WWB vanzelf een sluitende aanpak ontstaat. Er is gekozen om soortgelijke sluitende aanpak expliciet op te nemen, om deze verplichting zichtbaar te maken. Binnen 6 maanden moet een voorziening worden geboden.
Artikel 6 - Algemene bepalingen over voorzieningen
Uitgangspunt is dat ondersteuning alleen wordt geboden als dit noodzakelijk is voor het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid. Dit artikel gaat niet uitgebreid in op alle voorzieningen, maar somt wel een aantal uitgangspunten op die voor alle voorzieningen gelijk zijn. In de beleidsregels worden specifieke voorwaarden genoemd die verbonden zijn aan een voorziening. Dit betekent dat personen aanspraak hebben op ondersteuning, maar door middel van specifieke regels onderscheid wordt gemaakt in de mate waarin zij voorzieningen krijgen.
Lid 4 geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen, herzien of intrekken en in welke gevallen hij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.
In lid 4 sub d is een extra optie toegevoegd, te weten indien er sprake is van een wijziging van omstandigheden, krachten of bekwaamheden van de belanghebbende.
De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen, geen reden kan zijn voor de afwijzing van een voorziening. Dit houdt dus is dat er geen algemeen budgetplafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken. Verder uitwerking vindt plaats in de beleidsregels. Het plafond kan eveneens ingesteld worden voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een voorziening.
Artikel 8 - Sociale Activering
Volgens de WWB dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet reïntegratie, maar participatie voorop om te voorkomen dat men terecht komt in een sociaal isolement. In het jaarplan wordt neergelegd welk accent sociale activering krijgt. Dit is sterk afhankelijk van het klantenbestand, onze visie en de beschikbare middelen. Verdere uitwerking vindt plaats in beleidsregels.
Omdat iedereen elke baan moet aanvaarden is scholing in beginsel niet langer noodzakelijk. Wanneer scholing naar verwachting wél de uitstroom kan bewerkstelligen dan is het zinvol deze voorziening in te zetten. Scholing is dus een middel en niet het doel.
Het tweede lid geeft aan dat de scholing zowel aangeboden kan worden als voorziening die door de gemeente ingekocht kan worden, als in de vorm van een subsidie. Dit laatste kan bijvoorbeeld van belang zijn indien de cliënt op eigen initiatief met een vorm van scholing komt die door het college als noodzakelijk wordt geacht, maar die niet bestaat binnen het reguliere scholingsaanbod van de gemeente.
Uit de definitie van scholing volgt dat scholing als aparte voorziening wordt aangemerkt indien het gaat om scholing boven het niveau van startkwalificatie, zoals genoemd in de “Regels inzake regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten” (kortweg RMC-wet). Concreet gaat het om scholing boven het niveau van een basisberoepsopleiding of diploma havo of vwo en die zich richt op kwalificerende vakkennis. Aan deze voorzieningen worden minimumeisen gesteld. Algemeen vormende opleidingen (zoals cursussen, sollicitatietrainingen, coaching) vallen niet onder het begrip scholing. Uitwerking vindt plaats in de beleidsregels.
Artikel 10 - Werkervaringsstage
Deze stages zijn bedoeld om cliënten werkervaring en vaardigheden te laten opdoen. Werkervaringsstage is een voorziening dat wordt aangeboden onder de noemer ‘werken met behoud van uitkering’ en is per definitie een tijdelijke voorziening.
Lid 4 geeft aan dat in een schriftelijke overeenkomst tenminste het doel van de stage wordt vastgelegd alsmede de wijze waarop begeleiding plaatsvindt. Daarmee wordt onderscheid gemaakt tussen stagewerkzaamheden en werkzaamheden die bijvoorbeeld bij diezelfde werkgever worden verricht in het kader van een dienstbetrekking; voorkomen moet worden dat verdringing optreedt. Verdere uitwerking vindt plaats in beleidsregels.
Leerwerkstage is een voorziening dat wordt aangeboden onder de noemer ‘werken met behoud van uitkering’ en is per definitie een tijdelijke voorziening (maximaal 6 maanden). Een leerwerkstage wordt opgezet in nauwe samenwerking met bedrijven of branches. Er worden algemene en beroepsgerichte trainingen en scholingen gegeven die direct gekoppeld zijn aan de stage. Concreet einddoel is indiensttreding bij de betreffende werkgever voor tenminste 6 maanden, na afloop van de leerwerkstage. Om misbruik van de leerwerkstage tegen te gaan wordt de eis gesteld dat er een reële kans op regulier werk bestaat. De werkgever dient aan te geven dat hij na de leerwerkstage een arbeidsovereenkomst zal aangaan, als de leerwerkstage goed verloopt. De werkgever dient daarbij een arbeidsovereenkomst op het oog te hebben, die minimaal 6 maanden of voor onbepaalde tijd gaat duren en waarvan de werkweek tenminste gelijk is aan de werkweek tijdens de leerwerkstage.
Lid 5 geeft aan dat in een schriftelijke overeenkomst tenminste het doel van de leerwerkstage wordt vastgelegd alsmede de wijze waarop begeleiding plaatsvindt. Daarmee wordt onderscheid gemaakt tussen stagewerkzaamheden en werkzaamheden die bijvoorbeeld bij diezelfde werkgever worden verricht in het kader van een dienstbetrekking; voorkomen moet worden dat verdringing optreedt. Nadere voorwaarden aan de leerwerkstage worden uitgewerkt in beleidsregels.
Een proefplaatsing geeft iemand de kans om met behoud van uitkering voor maximaal 3 maanden bij een werkgever te werken. De werkgever betaalt geen loom, zodat er tijdens de proefplaatsing geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Om misbruik van de proefplaatsing tegen te gaan wordt de eis gesteld dat er een reële kans op regulier werk bestaat. De werkgever dient aan te geven dat hij na de proefplaatsing een arbeidsovereenkomst zal aangaan, als de proefplaatsing goed verloopt. De werkgever dient daarbij een arbeidsovereenkomst op het oog te hebben, die minimaal 6 maanden of voor onbepaalde tijd gaat duren en waarvan de werkweek tenminste gelijk is aan de werkweek tijdens de proefplaatsing. Nadere voorwaarden aan de proefplaatsing worden uitgewerkt in beleidsregels.
Artikel 13 - Inkomstenvrijlating
Op grond van de wet kunnen inkomsten van uitkeringsgerechtigden die werken in deeltijd voor een deel vrij worden gelaten. De inkomstenvrijlating kan alleen individueel worden toegekend. De criteria die verbonden zijn aan de toekenning van inkomstenvrijlating zijn vastgelegd in beleidsregels.
In het tweede lid wordt conform de wettelijke bepaling geregeld dat de vrijlating van inkomsten niet geldt voor jongeren in de leeftijd tot 27 jaar.
Artikel 14 - Subsidies aan de cliënt
In deze verordening is ervoor gekozen het verstekken van subsidies in algemene zin te regelen: de criteria en de doelgroepen worden omschreven in aparte beleidsregels.
Artikel 15 - Overige vergoedingen
In deze verordening is ervoor gekozen het verstekken van overige vergoedingen in algemene zin te regelen: de criteria en de doelgroepen worden omschreven in aparte beleidsregels.
In lid 1 wordt de doelgroep gedefinieerd. Ook personen met een UWV uitkering én een bijstandsuitkering komen in aanmerking voor een reïntegratiesubsidie.
In lid 2 wordt de subsidie gedefinieerd. De subsidie is bedoeld als stimulans voor werkgevers om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in dienst te nemen. Tevens dient de subsidie als compensatie voor een eventuele mindere arbeidsprestatie van de werknemer.
Lid 3. Een absolute voorwaarde om voor een reïntegratiesubsidie in aanmerking te komen is dat het dienstverband met de werknemer voor tenminste 6 maanden aangegaan dient te worden.
Lid 4. Met ingang van 1 januari 2012 kan een reïntegratiesubsidie nog slechts voor de duur van 6 maanden worden verstrekt. Hiervoor is gekozen gelet op de halvering van de beschikbare budgetten per 2012 en ter voorkoming van overschrijding van deze budgetten.
Lid 5. Alle sectoren in de economie in Nederland komen in aanmerking voor een reïntegratiesubsidie, mits zij aan de voorwaarden voldoen. Anders gezegd, de reïntegratiesubsidie is een generieke subsidieregeling. Dit is uitdrukkelijk vereist op grond van Europese regelgeving op het gebied van mededinging en oneerlijke concurrentie. Wordt gekozen voor bepaalde sectoren dan zou sprake kunnen zijn van staatssteun. Het Ministerie van SZW heeft een beleidsaanbeveling opgesteld welke onverkort van toepassing is. De beleidsaanbeveling is toegevoegd aan de verordening en maakt daarmee hiervan deel uit.
In lid 6 is bepaald dat het college nadere regels kan stellen. De reïntegratieverordening biedt het algemene kader
Artikel 17 - Verplichtingen cliënt
Deelname aan re-integratie is niet vrijblijvend. Bijstandsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Voor diegenen zonder uitkering moeten voorwaarden aan het reïntegratietraject gekoppeld worden. Deze gelden vanzelfsprekend ook voor de bijstandsgerechtigden. Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om een traject af te breken of de gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek. Ook kan de uitkering worden verlaagd, conform de afstemmingsverordening. Op basis van lid 6 van dit artikel is het ook mogelijk om van niet uitkeringsgerechtigden of Anw-ers de kosten die gemaakt zijn voor reïntegratie terug te vorderen.
Uitsluitend in individuele gevallen kan worden afgezien van het opleggen van arbeidsverplichtingen. Het is aan de gemeente om aan de reïntegratieverplichting en de ontheffingen lokaal invulling te geven. De WWB hanteert het uitgangspunt dat áls ontheffing wordt verleend, deze tijdelijk moet zijn. Een termijn van 1 jaar, voldoet naar onze mening aan dit uitgangspunt. Bij noodzakelijkheid kan deze periode verlengd worden. In dit artikel worden omstandigheden genoemd die reden kunnen zijn voor ontheffing van de arbeidsverplichting. Verdere uitwerking vindt plaats in beleidsregels.
Artikel 19 - Hardheidsclausule
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.