Organisatie | Dordrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Wijkverboden artikel 2:75A APV |
Citeertitel | Beleidsregels wijkverboden 2015 |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Algemene Plaatselijke Verordening, artikel 2:75A
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-10-2015 | Nieuwe regeling | 14-10-2015 Gemeentenieuws, 23-10-2015 | Onbekend |
De BURGEMEESTER van de gemeente DORDRECHT,
dat op grond van deze wijziging van de APV een wijkverbod kan worden opgelegd in het belang van de openbare orde en veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid;
gelet op artikel 2:75A van de Algemene Plaatselijke Verordening Dordrecht en artikel 1:3 en titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;
Een wijkverbod wordt opgelegd voor het gebied waarbinnen de gedraging als bedoeld in artikel 2:75A van de APV Dordrecht heeft plaatsgevonden en wordt in beginsel begrensd door de grenzen van de bestaande buurten van Dordrecht, ook wel bekend als de CBS-buurtindeling (laatstelijk vastgesteld door het college op 18 november 2008 en door de raad op 16 december 2008). Voor een overzicht van deze buurtindeling zie de kaart in bijlage A.
Voordat een wijkverbod wordt opgelegd, ontvangt een persoon die zich schuldig heeft gemaakt aan een gedraging als bedoeld in artikel 2:75A, eerste lid, van de APV Dordrecht een formele en schriftelijke waarschuwing. In deze waarschuwing staat het beleid ten aanzien van wijkverboden uitgelegd. De waarschuwing wordt één keer gegeven en geldt voor de gehele gemeente Dordrecht.
Indien de gedraging als bedoeld in artikel 2:75A, eerste lid, van de APV Dordrecht heeft plaatsgevonden tijdens een evenement wordt een verbod opgelegd voor de buurt of buurten waarin het evenemententerrein is gelegen, dan wel waar het evenement plaatsvindt.
Indien de gedraging als bedoeld in artikel 2:75A, eerste lid, van de APV Dordrecht zich voordoet bij een evenement kan direct een wijkverbod worden opgelegd, zonder dat de persoon wordt gewaarschuwd. Er moet dan sprake zijn van ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde tijdens dit evenement. Dit kan onder meer blijken uit de ernst van de gedraging, het effect op het evenement, gevaar voor overige bezoekers en overige omstandigheden van het geval.
Een verbod voor een evenement wordt opgelegd voor de duur van het evenement met een maximum van 48 uur.
Indien een persoon tijdens een evenement is gewaarschuwd dan wel een wijkverbod heeft opgelegd gekregen, dan wordt deze persoon niet meer gewaarschuwd, maar wordt direct een wijkverbod opgelegd, indien hij of zij tijdens evenementen in de dertien maanden na de waarschuwing of het wijkverbod opnieuw een gedraging pleegt als bedoeld in artikel 2:75A, eerste lid, van de APV Dordrecht.
Indien een persoon binnen zes maanden voorafgaand aan een, vanwege een gedraging bij een evenement op te leggen waarschuwing of wijkverbod, al een wijkverbod voor hetzelfde gebied heeft opgelegd gekregen, vanwege een gedraging niet tijdens een evenement gepleegd, dan geldt voor het op te leggen wijkverbod de opbouw van de termijnen als genoemd in het schema onder 6.
Indien de betrokkene een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, wordt daarmee in het wijkverbod rekening gehouden, bijvoorbeeld door het gebied of de tijden waarop het wijkverbod van kracht is te beperken of door een route te bepalen langs welke het betrokkene is toegestaan een bepaalde locatie te bezoeken. Doorgaans zal het hierbij gaan om belangen in de persoonlijke sfeer, zoals wonen, werken, het bezoeken van een arts, advocaat of hulpverlenende instantie.
Onverminderd het bepaalde onder 14 is het personen aan wie een wijkverbod is opgelegd, toegestaan zich in het gebied te begeven voor zover betrokkene onderweg is van of naar een van de volgende in het gebied gelegen instellingen:
Daarbij is betrokkene verplicht de op de bij het wijkverbod gevoegde plattegrond aangegeven route te volgen.
Voordat een wijkverbod wordt opgelegd, wordt de betrokkene in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze over het voorgenomen wijkverbod kenbaar te maken. Indien de betrokkene van die gelegenheid gebruik maakt, wordt de afgelegde verklaring schriftelijk vastgelegd. Ook indien de betrokkene expliciet kenbaar maakt hier geen gebruik van te willen maken wordt dit schriftelijk vastgelegd.
Een wijkverbod wordt in persoon aan de betrokkene uitgereikt onder verwijzing naar het besluit. De gedragingen waarop het wijkverbod is gebaseerd, worden medegedeeld en in het besluit vermeld, alsmede voor welk tijdvak en welk gebied het wijkverbod geldt. Tevens wordt een kaart uitgereikt van het gebied.
Indien binnen zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze beleidsregels aan een persoon een gebiedsontzegging is opgelegd, dan zal, bij een geconstateerde overtreding van artikel 2 of 3 van de Opiumwet of artikel 2:48, 2:74, 2:74 A of 2:74 van de APV Dordrecht, een wijkverbod worden opgelegd dat in duur langer is dan de laatst opgelegde gebiedsontzegging. Indien de laatst opgelegde gebiedsontzegging een duur had van acht weken, dan wordt een wijkverbod opgelegd van zes weken.
Een waarschuwing voor een gebiedsontzegging, uitgereikt binnen zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze beleidsregels, geldt als een waarschuwing voor een op te leggen wijkverbod, voor zover dit wijkverbod wordt opgelegd in verband met de overtreding van artikel 2 of 3 van de Opiumwet of artikel 2:48, 2:74, 2:74 A of 2:74 van de APV Dordrecht.
Indien, in de onder 18 en 19 genoemde gevallen, eenmaal een wijkverbod is opgelegd, wordt bij iedere overtreding als bedoeld in artikel 2:75A, eerste lid, van de APV Dordrecht een wijkverbod opgelegd dat in duur oploopt volgens het schema onder 6.