Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van Rioolheffing Havenschap Moerdijk 2016 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing Havenschap Moerdijk 2016 |
Vastgesteld door | gedelegeerde functionaris |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financieel beheer, leges, financieel kader |
Deze verordening is vastgesteld door de Raad van Bestuur van het Havenschap Moerdijk.
Deze verordening vervangt de 'Verordening rioolrecht Havenschap Moerdijk 2015', zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2014 per 1 januari 2016.
De datum van ingang van heffing is 1 januari 2016.
Artikel 13 bevat een overgangsbepaling.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-12-2015 | 01-01-2017 | nieuwe regeling | 16-12-2015 | S0307286 |
DE RAAD VAN BESTUUR VAN HET HAVENSCHAP MOERDIJK;
Gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur van 3 december 2015;
Gelet op artikel 10 van de gemeenschappelijke regeling Havenschap Moerdijk, herziening 1997, zoals hierna gewijzigd op 8 april 2004, 8 juli 2004, 18 september 2007 en op 20 september 2013 en artikel 223 van de Provinciewet;
VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN RIOOLHEFFING HAVENSCHAP MOERDIJK 2016
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
riolering de riolering van het Havenschap Moerdijk mede het voor de openbare dienst bestemde water begrepen, voor zover gelegen binnen het beheersgebied van het Havenschap Moerdijk;
afvalwater water en stoffen die worden afgevoerd via de riolering van het Havenschap Moerdijk;
eigendom een roerende of een onroerende zaak;
beheersgebied het gebied zoals omschreven in artikel 3 van de Gemeenschappelijke Regeling Havenschap Moerdijk, herziening 1997 en laatstelijk gewijzigd op 20 september 2013, en aangegeven op de bij die Gemeenschappelijke Regeling behorende kaart.
Artikel 3 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de heffing geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.
Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De op voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd en of opgepompt water wordt, voor zover de hoeveelheid geloosd water ten minste 3.000 m3 of ten minste 20% lager is dan de som van de hoeveelheden toegevoerd of opgepompt water, verminderd met de hoeveelheid water die niet als water is afgevoerd.
Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor de heffing als bedoeld in artikel 2 in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de heffing verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor de heffing als bedoeld in artikel 2 in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 8 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnbedragen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden na de eerste vervaldatum.
In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt, in geval het totaalbedrag van alle op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 10.000,00 dat dit bedrag en een bestuurlijke boete op dit aanslagbiljet moeten worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
In afwijking van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen € 100,00 of meer doch niet meer dan € 10.000,00 bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de 28e dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Artikel 9 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur
Het Dagelijks Bestuur kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van rioolheffing.
Artikel 11 Verhouding tot provinciale en gemeentelijke verordeningen
Verordeningen van de provincie Noord-Brabant of de gemeente Moerdijk die hetzelfde onderwerp regelen als de onderhavige verordening houden op te gelden voor zover deze verordeningen tevens van toepassing zijn op het beheersgebied van het Havenschap Moerdijk.
Artikel 13 Inwerkingtreding en overgangsbepaling
De 'Verordening rioolrecht Havenschap Moerdijk 2015, vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2014, sedertdien gewijzigd, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor 1 januari 2016 hebben voorgedaan.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van Bestuur van 16 december 2015
DE RAAD VAN BESTUUR VOORNOEMD,
de secretaris, F.J. van den Oever.
de voorzitter, L.W.L. Pauli
Tarieventabel bij de Verordening Rioolheffing Havenschap Moerdijk 2016
Toelichting bij de Verordening Rioolheffing Havenschap Moerdijk 2016
Door het Havenschap Moerdijk wordt een rioolheffing geheven, die een grondslag heeft in de Verordening op de heffing en de invordering rioolheffing. De invoering van deze rioolheffing is ingegeven door het gegeven voor Havenschap Moerdijk een bekostigingsgrondslag te creëren voor het onderhoud en de vervanging van het rioolstelsel dat op het terrein van Havenschap Moerdijk is gelegen. De rioolheffing wordt gebaseerd op het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom direct of indirect wordt afgevoerd op het rioolstelsel van het Havenschap Moerdijk.
Met het opnemen van begripsomschrijvingen wordt beoogd de eenvoud en de leesbaarheid van de verordening te bevorderen.
In het eerste onderdeel is aangegeven dat onder de riolering van het Havenschap Moerdijk mede het voor de openbare dienst bestemde water wordt begrepen. Van ‘voor de openbare dienst bestemd' is sprake indien de bezittingen, werken of inrichtingen van het Havenschap Moerdijk strekken ten algemenen nutte. Zowel van de rioolbuizen als van het oppervlaktewater kan dat worden gezegd. Het oppervlaktewater zal veelal tevens een andere bestemming hebben, zoals die van openbare waterweg, vaarweg of afwateringskanaal. Ook in die gevallen is het gebruik van het openbare water voor rioleringsdoeleinden een gebruik overeenkomstig de bestemming.
In het tweede onderdeel is aangegeven wat voor de toepassing van de verordening wordt verstaan onder afvalwater. Het begrip afvalwater is zo ruim dat alle stoffen die via de riolering worden afgevoerd daarmee onder de heffing gebracht kunnen worden.
In het derde onderdeel is aangegeven dat onder eigendom wordt verstaan een roerende of een onroerende zaak. In de fiscale wetgeving wordt met het begrip eigendom nogal eens onroerende zaak bedoeld. De verordening beoogt echter ook roerende eigendommen die op de riolering van Havenschap Moerdijk zijn aangesloten in de heffing te betrekken. Bij roerende eigendommen die op de riolering van Havenschap Moerdijk zijn aangesloten kan bijvoorbeeld worden gedacht aan caravans, woonboten.
In het vierde onderdeel is aangegeven wat onder beheersgebied moet worden verstaan. Dit betreft het beheersgebied van het Havenschap. Hier wordt dan ook verwezen naar de tekening die is gevoegd bij de laatste wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling Havenschap Moerdijk op 20 september 2013 bij besluit van Provinciale Staten van Noord-Brabant met nummer 160/13.
In dit onderdeel gaat het om de heffing die wordt geheven ter zake van het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde bezittingen van of werken of inrichtingen die bij het Havenschap Moerdijk in gebruik zijn. De heffing wordt geheven van de gebruiker van een eigendom van waaruit direct of indirect op de riolering van het Havenschap Moerdijk wordt geloosd. De heffing heeft een juridische basis in artikel 10 (zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van de Raad van Bestuur van 8 juli 2004) van de gemeenschappelijke regeling Havenschap Moerdijk en artikel 223 van de Provinciewet.
Van de gebruiker van het eigendom wordt een heffing geheven wegens het afvoeren van afvalwater vanuit het eigendom op de riolering van Havenschap Moerdijk. De woorden 'direct of indirect' zijn om redenen van duidelijkheid opgenomen. Het direct of indirect afvoeren van afvalwater hangt samen met het direct of indirect aangesloten zijn van het eigendom op de riolering van Havenschap Moerdijk.
In het tweede lid is geregeld wie als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht moet worden aangemerkt indien het eigendom een onroerende zaak is.
In dit artikel is bepaald dat, indien gedeelten van een eigendom zelfstandig kunnen worden gebruikt, de rechten ter zake van ieder afzonderlijk gedeelte worden geheven. Bedoeld worden dan gedeelten die ieder als zelfstandige en onafhankelijke eenheid kunnen worden gebruikt. Wanneer dergelijke gedeelten, die naar indeling zijn bestemd om ieder als afzonderlijk geheel te worden gebruikt toch gezamenlijk als één geheel worden gebruikt, dan wordt de heffing ter zake van de gezamenlijke gedeelten geheven, waarbij die gezamenlijke gedeelten dan als één eigendom worden aangemerkt.
Deze afgevoerde hoeveelheid afvalwater wordt gesteld op de hoeveelheid water die in een bepaalde periode naar het eigendom is toegevoerd of is opgepompt. De hoeveelheid water wordt uitgedrukt in kubieke meters. Het begrip 'toevoeren' dient ruim te worden opgevat. Ook hemelwater valt onder dit begrip.
Behalve door toevoer van water kan het eigendom ook van water worden voorzien door het oppompen van water. De hoeveelheid opgepompt water kan worden berekend aan de hand van de gegevens van de pompinstallatie, waarover in het derde lid nog een bepaling is opgenomen. Bij de berekening van de hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt uitgegaan van de in het belastingjaar opgepompte en toegevoerde kubieke meters water. .
Tevens is in dit artikellid een herleidingmogelijkheid opgenomen. Deze herleiding dient er toe om vast te kunnen stellen hoeveel water naar een eigendom is toegevoerd of is opgepompt in een periode van twaalf maanden indien de verbruiksperiode niet gelijk is aan twaalf maanden. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een maand voor een volle maand gerekend.
Op grond van de Waterwet, is degene die grondwater onttrekt verplicht de hoeveelheid onttrokken grondwater te meten en daarvan aantekening te houden. Daarmee is een deel van de hoeveelheid opgepompt water bekend en kunnen deze gegevens mede worden gebruikt voor de berekening van de hoeveelheid afgevoerd water. Tevens kan water worden opgepompt waarop of wel het bepaalde in de Waterwet niet van toepassing is (bijvoorbeeld bij het oppompen van oppervlaktewater), of wel de Waterwet verplicht gestelde meting niet wordt uitgevoerd.
Voor die gevallen is artikel 4, derde lid van de verordening geschreven. In een dergelijke situatie kan de hoeveelheid opgepompt water worden berekend aan de hand van een watermeter of een bedrijfsurenteller.
Indien de belastingplichtige niet al het toegevoerde of opgepompte water als afvalwater afvoert op de riolering van Havenschap Moerdijk, dient de op andere wijze afgevoerde hoeveelheid in mindering gebracht te worden op de in het derde lid berekende hoeveelheid. Het gaat in dit artikellid om berekenbare hoeveelheden die op andere wijze worden afgevoerd. Hierbij kan het met name gaan om waterverwerkende industrieën (bierbrouwerij, limonadefabriek) of afvoer van water op niet openbaar water. Tevens kan zich de situatie voordoen dat water wordt geïnfiltreerd. In dat geval geldt ook de verplichting dat deze hoeveelheid dient te worden gemeten en dat daarvan aantekening wordt gehouden (artikel 6.11, 2e lid Waterbesluit).
Het belastingjaar loopt gelijk met het kalenderjaar. Hiervoor is met name gekozen omdat het heffen van de heffing dat van de eigenaar of (andere) gebruiker wordt geheven gekoppeld is aan de rechtstoestand aan het begin van het belastingjaar. Indien belastingjaar en kalenderjaar samenvallen, is de toestand op 1 januari van belang.
De wijze van heffing van de rioolheffing is in deze verordening bepaald op heffing bij wege van aanslag.
In het eerste lid is de heffing verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of het begin van de belastingplicht.
In de leden twee en drie zijn regels gegeven indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt of eindigt. Er dient een tijdsevenredige herleiding plaats te vinden, waarbij gedeelten van een maand niet worden meegerekend. Op deze wijze wordt bereikt dat iedere gebruiker voor de door hem afgevoerde hoeveelheid afvalwater in de heffing wordt betrokken.
In deze verordening is geopteerd voor betaaltermijnen die aansluiten bij de door de Belastingsamenwerking West-Brabant gehanteerde betaaltermijnen voor de aanslagen gemeentelijke- en waterschapsbelastingen.
In dit artikel is de mogelijkheid gegeven voor het Dagelijks Bestuur – indien daar noodzaak voor is - om nadere regels te geven met betrekking tot de heffing en invordering van rioolheffing.
Van de kwijtscheldingsbevoegdheid voor de rioolheffing wordt geen gebruik gemaakt.
Dit artikel regelt de verhouding tussen de bovenstaande verordening en overige provinciale en gemeentelijke verordeningen die hetzelfde onderwerp regelen.
Dit artikel regelt de toewijzing van bevoegdheden en de verplichtingen van de in artikel 227a, lid 2 Provinciewet vermelde functionarissen, voor de daarachter genoemde colleges of functionarissen.
Bekendmaking van deze verordening geschiedt door middel van publicatie. De dag na die van de bekendmaking treedt de verordening in werking. .
De Verordening 2015 wordt ingetrokken met dien verstande dat zij van toepassing blijven op belastbare feiten die zich voor 1 januari 2016 hebben voorgedaan.
De tarieven 2016 worden ten opzichte van 2015 niet met de verwachte CPI voor 2016 van 1,1% geïndexeerd.
1 De heffing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt voor een eigendom dat wordt gebruikt, per eigendom, per belastingjaar: 1.1. voor de hoeveelheid afgevoerd afvalwater tot en met 500 m3 € 395,00 1.2 voor de hoeveelheid afgevoerd afvalwater van 501m3 tot en met 1000 m3 het onder 1.1 vermelde bedrag verhoogd met € 395,00 1.3 voor de afgevoerde hoeveelheid afvalwater vanaf 1.001 m3 de som van de onder 1.1 en 1.2 vermelde bedragen verhoogd met een bedrag per m3 boven de 1.000 m3. € 0,84
1 De heffing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt voor een eigendom dat wordt gebruikt, per eigendom, per belastingjaar: 1.1. voor de hoeveelheid afgevoerd afvalwater tot en met 500 m3 € 395 1.2 voor de hoeveelheid afgevoerd afvalwater van 501m3 tot en met 1000 m3 het onder 1.1 vermelde bedrag verhoogd met € 395 1.3 voor de afgevoerde hoeveelheid afvalwater vanaf 1.001 m3 de som van de onder 1.1 en 1.2 vermelde bedragen verhoogd met een bedrag per m3 boven de 1.000 m3. € 0,84
De Raad van Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Havenschap Moerdijk ,
de secretaris, de voorzitter, F.J. van den Oever L.W.L. Pauli