Organisatie | Vianen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE VIANEN |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening gemeente Vianen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Regeling vervangt Algemene subsidieverordening welzijn Vianen 1995
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | 22-07-2020 | Nieuwe regeling | 15-12-2009 Het Kontakt, 22-12-2009 | V33039 |
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, is deze verordening van toepassing op alle bij het college aangevraagde en door het college verleende subsidies.
Artikel 6 Weigeringsgronden subsidie
De subsidieverlening kan naast de in de artikelen 4:25 en 4:35 van de wet genoemde gevallen worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:
Artikel 7 Verplichtingen subsidieontvanger
Bij de bepaling van de hoogte van de in lid 4 bedoelde vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.
Artikel 8 Aanvraag subsidievaststelling
De subsidieontvanger dient binnen 13 weken na afloop van de activiteiten, of na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, een aanvraag om vaststelling als bedoeld in artikel 4:44 en 4:45 van de wet in, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is gesteld.
In bijzondere gevallen, en voor zover toepassing van deze verordening zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan het college afwijken van het in deze verordening bepaalde.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen personen.
TOELICHTING ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING VIANEN
Op grond van artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verleent een bestuursorgaan slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie wordt verstrekt.
Er is een wettelijke grondslag in een subsidieverordening vereist, tenzij:
Een subsidieverordening dient minimaal de volgende elementen te regelen:
In de Algemene wet bestuursrecht (in het vervolg: wet) is voor een aantal onderdelen van het subsidieproces de keuzemogelijkheid opgenomen om een nadere regeling te treffen bij subsidieverlening of bij/krachtens wettelijk voorschrift i.c. de subsidieverordening.
Bij voorliggende herziening van het subsidiestelsel is de volgende hoofdstructuur gehanteerd:
Één algemene subsidieverordening waarin de wettelijke grondslag voor subsidiering van activiteiten staat vermeld. De subsidieabele activiteiten worden op een vrij hoog abstractieniveau in de verordening opgenomen.
Nadere regeling van de subsidiering via beleidsregels dan wel nadere regels door het college.
In uitzonderingsgevallen een nadere regeling via een aparte subsidieverordening, indien de
Uitvoering door het college als bevoegd orgaan tot subsidiering.
Geen gebruik van het instrument dat in de raadsbegroting naam en bedrag van de gesubsidieerde instelling wordt vermeld. Een belangrijke reden is dat de vermelding van de subsidieontvanger en het bedrag in de gemeentebegroting niet past in het dualistisch stelsel waarbij de raad het begrotingskader (programma’s) vaststelt en het college belast is met de uitvoering daarvan.
Uit oogpunt van deregulering is gestreefd naar een zo kort en bondig mogelijke verordening, aanvullend aan de hoofdstuk 4 van de algemene wet bestuursrecht. De tekst van Titel 4.2 van de wet (Subsidies) is als bijlage bijgevoegd.
In de wet zijn geen hoge eisen opgenomen aan wettelijke subsidieregelingen. Kernelement: in een regeling moet een omschrijving van gesubsidieerde activiteiten worden opgenomen.
Veel subsidieregelingen bevatten weinig bepalingen op grond waarvan het subsidiebeleid genormeerd wordt. In kaderregelingen, zoals beleidsnota’s wordt globaal omschreven welke activiteiten subsidiabel zijn. Vervolgens vindt uitwerking daarvan plaats via beleidsregels.
De subsidieverordening moet het stellen van nadere regels door het college wel expliciet mogelijk maken (delegatie wetgevende bevoegdheid ex. artikel 156 lid 3 Gemeentewet).
Bij het opstellen van een subsidieverordening kan worden gekozen voor specifieke subsidieverordeningen voor ieder beleidsveld of een algemene subsidieverordening met daaronder deelverordeningen, nader regels of beleidsregels.
Hierbij wordt het onderscheid tussen beleidsregel en algemeen verbindend voorschrift (subsidieverordening of op basis daarvan gestelde nadere regels) benadrukt.
Beleidsregel: voor het bestuursorgaan (intern werkend), regelt de wijze waarop een bestuursorgaan omgaat met zijn bevoegdheden, bindt de burger niet. In de wet zijn daarover regels opgenomen vgl. art 1:3 lid 4/Titel 4.3 (artikel 4:81 en volgende).
Een beleidsregel kan geen algemeen verbindend voorschrift zijn en kan geen zelfstandige bevoegdheden in het leven roepen. Een beleidsregel is ondergeschikt aan een algemeen verbindend voorschrift. Voorts kent een beleidsregel een inherente afwijkingsbevoegdheid.
In voorliggende algemene subsidieverordening zijn algemene bepalingen omtrent subsidiering opgenomen. Voor een nadere invulling van hetgeen onder subsidieabele activiteiten wordt vertaan zijn beleidsregels en nadere regels opgesteld.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Ten aanzien van het begrip subsidie wordt aangesloten bij hetgeen daarover in de wet is bepaald.
De definitie van het begrip subsidie (artikel 4:21 van de wet) omvat 4 kernelementen:
Art. 4.21 van de wet kent een materieel subsidiebegrip.
Alles wat onder de definitie valt is subsidie.
In de verordening is geen nadere definiëring van het begrip subsidie opgenomen. Dit gebeurt in de algemene beleidsregel. Daarin is het onderscheid weergegeven tussen budgetsubsidies, basissubsidies en activiteitensubsidies.
Uitgangspunt van de verordening vormt dat het college bevoegd is te beslissen op aanvragen om subsidies (autonome bestuursbevoegdheid). De kaderstellende rol van de raad komt met name tot uiting in het budgetrecht, beleidsdocumenten en het vaststellen van de subsidieverordening.
Het feit dat de raad via de begroting (kaderstelling/budgetrecht) middelen beschikbaar moet stellen is primair van belang voor de verhouding raad - college. Niet voor de verhouding college – subsidieaanvrager en de daarbij van belang zijnde bevoegdheidsvraag. Eventueel kan het college in voorkomende gevallen een beroep doen op artikel 4: 34 (begrotingsvoorbehoud) of in het kader van de subsidieprocedure richting aanvragers aangeven dat de raad een krediet beschikbaar dient te stellen.
Indien het college een subsidietoezegging/-verlening doet waarbij (nog) geen of ontoereikende middelen beschikbaar zijn, is het aan het college om separaat (via separaat voorstel, bestuursrapportage of begroting) bij de gemeenteraad daarvoor middelen te verkrijgen.
In deze verordening worden de subsidieabele activiteiten op een vrij hoog abstractieniveau omschreven. Het principe is dat alle subsidies onder de verordening gaan vallen, tenzij een andere regeling daarin voorziet. Een limitatieve opsomming kent haar beperkingen, want vooral op welzijnterrein komen er nieuwe taken van de gemeente bij of veranderen deze.
Het subsidieplafond is een bruikbaar instrument om “open einde financiering” tegen te gaan. De wet geeft aan dat de subsidieverordening daarvoor regels moet bevatten. Overschrijding van het subsidieplafond vormt een weigeringsgrond voor de beslissing op een aanvraag om subsidie.
Artikel 5 aanvraag subsidieverlening
In de algemene toelichting is gesteld dat het aanbeveling verdient om de indieningstermijn te laten afhangen van het soort subsidie. Er is daarom afgezien van het noemen van een expliciete datum en wordt het aan het college overgelaten.
In de verordening zijn geen beslistermijnen opgenomen voor de subsidieverlenings-beschikking. Sinds 1 oktober jl. is echter de wet dwangsom in werking getreden Dat brengt met zich mee dat de termijnen zoals genoemd in de wet van toepassing zijn (acht weken, tenzij verdagingsbesluit).
In dit artikel zijn weigeringsgronden opgenomen die gelden voor alle subsidiesoorten.
Deze weigeringsgronden zijn een aanvulling op de weigeringsgronden van artikel 4:35 van de wet. Artikel 4:35 stelt dat de subsidie in ieder geval kan worden geweigerd indien er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:
Indien een aanvraag wordt ingediend buiten de daarvoor gestelde termijn kan uit toepassing van artikel 4:5 van de wet volgen dat deze buiten behandeling wordt gelaten.
Volgens de wet moet in een verordening de basis gelegd worden voor het in voorkomende gevallen kunnen opleggen van bijzondere verplichtingen aan de ontvangen van een subsidie.
Artikel 8 aanvraag subsidievaststelling
Het subsidietraject bestaat normaal gesproken uit drie fases:
Subsidievaststelling vindt plaats op basis van de afgelegde verantwoording waaruit blijkt dat de gesubsidieerde activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen.
Op basis van artikel 4.45 van de wet legt de aanvrager rekening en verantwoording af over hetgeen met de subsidie is gerealiseerd.
In bepaalde gevallen bijvoorbeeld het verlenen van een activiteitensubsidie kan er sprake zijn van directe subsidievaststelling. Dan gaat er geen verleningsbeschikking aan vooraf.
Het gaat immers om de "waardering" van bepaalde activiteiten van de aanvrager in het algemeen waarbij er geen afspraken worden gemaakt omtrent de uitvoering ervan. De aanvrager hoeft zich dus achteraf niet te verantwoorden over wat hij met de subsidie concreet heeft gedaan.
Ook bij structurele subsidies van geringe omvang kan uit praktische overwegingen direct met toepassing van artikel 4:43 van de wet de subsidie worden vastgesteld. Bij de beoordeling van de aanvraag voor het daarop volgend jaar wordt aan de hand van de ingediende rekening getoetst of er aanleiding is de subsidierelatie te wijzigen.
Ten aanzien van de in acht te nemen beslistermijnen wordt verwezen naar de toelichting op artikel 5.
Artikel 9 per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen
Afdeling 4.2.8. van de wet is van toepassing op de per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen.
Hieronder worden met name begrepen de subsidierelaties met de grote instellingen zoals de bibliotheek, Rivas, welzijn ouderen, etc. Het gaat hierbij met name om budgetsubsidies.
Wij streven er naar in toenemende mate te komen tot beleidsgestuurde contractfinanciering waarbij naast de subsidiebeschikking de subsidieovereenkomst zoals bedoeld in artikel 4:36 van de wet een belangrijk onderdeel zal uitmaken van de nieuwe subsidierelatie.
Er zal zich een overgangssituatie voordoen waarbij er bijvoorbeeld geëxperimenteerd wordt met het maken van outputafspraken op basis van een productenbegroting, waarbij de subsidie nog wel van jaar tot jaar wordt verleend.
Dit artikel opent de mogelijkheid om een reserve en/of voorziening toe te staan. Omdat het lastig is om hiervoor een hanteerbare norm te vinden die over de gehele linie kan gelden, wordt de voorkeur gegeven aan maatwerk. Met name wordt gedacht een het vastleggen van een afspraak hierover in de uitvoeringsovereenkomsten.
Ingeval er sprake is van een lagere bijdrage dan € 25.000,-- wordt geen accountantsverklaring verlangd.
Artikel 4:54 van de wet bepaalt dat alleen voorschotten mogelijk zijn indien zulks in de wet (verordening) of bij subsidieverlening is bepaald.
Binnen de systematiek van voorliggende verordening kan het college nadere regels stellen voor de procedure voor het indienen van een aanvraag op grond van deze verordening, de subsidiabele activiteiten en de verdeling van de beschikbare gelden. Het gaat hier dus om de beleidsregels, die per terrein bepalen wat er gesubsidieerd kan worden en welke grondslagen daar verder voor gelden.
Personen die daartoe zijn aangewezen kunnen met de daarbij behorende bevoegdheden zoals genoemd in afdeling 5.2. van de wet in voorkomende gevallen onderzoek doen naar de juiste uitvoering van het bepaalde bij of krachtens deze verordening. Het college heeft de bevoegdheid toezichthouders te benoemen. Daarmee kunnen toezichthouders gebruik maken van de in afdeling 5 van de wet genoemde bevoegdheden (betreden plaatsen, vorderen inlichtingen en gegevens, onderzoek van zaken, verplichting tot verlenen medewerking).