Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Raalte

Financiële verordening gemeente Raalte 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRaalte
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Raalte 2015
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Raalte 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 2012

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-12-201501-01-201501-01-2018nieuwe regeling

17-12-2015

Gemeenteblad 2015, 128098

2015-4104
01-01-201729-12-2017intrekken regeling

21-12-2017

Gemeenteblad 2017, nr. 232330

10809-2017

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening gemeente Raalte 2015

De raad van de gemeente Raalte,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 1 december 2015

gelet op artikel 212 van de gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de Financiële verordening gemeente Raalte 2015;

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    team: de betreffende organisatorische eenheid die is ontstaan na toewijzing van taken;

  • -

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken vaninformatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Raalte en voor de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • -

    rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen en andere voorschriften .

  • -

    doelmatigheid:de mate waarin de gemeente er in slaagt met een zo beperkt mogelijke inzet vanbeschikbare middelen het gewenste resultaat te bereiken.

  • -

    doeltreffendheid: de mate waarin de gemeente erin slaagt met de geleverde prestaties de gestelde doelen of de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

  • -

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt de programma-indeling vast.

  • 2.

    De raad stelt per (deel-) programma vast:

    • a.

      Het maatschappelijk doel en de hieruit voortvloeiende doelstellingen (outcome): wat willen we bereiken?

    • b.

      De te leveren prestaties (output): wat gaan we daarvoor doen?

    • c.

      De raming van baten en lasten (input): wat mag het kosten?

  • 3.

    De raad stelt op voorstel van het college per (deel)-programma relevante indicatoren vast voor het meten van de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijk beleid.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting wordt een overzicht gegeven van de productenraming ingedeeld naar (deel-)programma’s en bij het jaarverslag wordt een overzicht gegeven van de productenrealisatie ingedeeld naar (deel-)programma’s.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen de verwachte raming van het restant krediet bij aanvang van het begrotingsjaar weergegeven.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiele positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 4.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de investeringskredieten weergegeven.

Artikel 4 Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de programmabegroting de totale lasten en baten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3.

    Indien het college voorziet dat een geautoriseerd programmabudget of investeringskrediet dreigt te worden overschreden, wordt dit door het college in de tussentijdse rapportage of in de eerstvolgende raadsvergadering aan de raad gemeld. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het budget of het investeringskrediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid. Aanpassingen in lasten en baten binnen een geautoriseerd programmabudget worden door het college bekrachtigd.

  • 4.

    Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar, die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor.

  • 5.

    Het college is bevoegd, voor de uitvoering van de begroting te beschikken over de post Onvoorzien. Bij de tussentijdse rapportage geeft het college een overzicht van de beschikkingen over de post Onvoorzien.

  • 6.

    Ingeval budgetoverschotten zich ultimo het boekjaar voordoen als gevolg van nog niet uitgevoerde activiteiten, kan bij de vaststelling van de jaarrekening middels resultaatbestemming het restant overgeheveld naar het nieuwe boekjaar, of zoveel eerder middels een afzonderlijk raadsbesluit.

Artikel 5 Tussentijdse rapportage

Het college biedt de raad jaarlijks één tussentijdse rapportage aan: de zomernota.

In de zomernota informeert het college de raad over:

  • a.

    De voortgang van het lopende collegeprogramma/ coalitieakkoord.

  • b.

    De realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 6 maanden van het lopende begrotingsjaar, inclusief eventuele bezuinigingstaakstellingen. De inrichting van de rapportage komt overeen met de programmaindeling uit de programmabegroting van het lopende begrotingsjaar. In de rapportage wordt in ieder geval aandacht besteed aan afwijkingen betreffende beoogde doelstellingen, beoogde maatschappelijke effecten, beoogde prestaties en op afwijkingen betrefffende geautoriseerde baten en lasten.

  • c.

    De voortgang van de grondexploitaties (projectenrapportage gebiedsontwikkeling)

  • d.

    De actuele financiële positie van de gemeente waarin ook het resultaat is opgenomen van de zomernota én de meicirculaire gemeentefondsuitkering welke in de maand mei van het lopende begrotingsjaar verschijnt.

Artikel 6 EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 7 Waardering en afschrijving vaste activa

Activeringen en afschrijvingen vinden plaats conform de voorschriften van het Besluit Begroting en Verantwoording en volgens een door het college vastgestelde nota afschrijvingsbeleid.

Artikel 8 Reserves, voorzieningen, rente en weerstandsvermogen

  • 1.

    Het beleid met betrekking tot reserves, voorzieningen, rente en weerstandsvermogen is nader uitgewerkt in de nota reserves, voorzieningen, rentebeleid en weerstandsvermogen. Het college biedt de raad de nota reserves, voorzieningen, rentebeleid en weerstandsvermogen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld. Indien daartoe aanleiding is wordt deze nota herijkt.

  • 2.

    De nota reserves, voorzieningen, rentebeleid en weerstandsvermogen bevat in ieder geval:

    • 1.

      Reserves en voorzieningen

      • a.

        De vorming en besteding van reserves;

      • b.

        De vorming en besteding van voorzieningen; en

      • c.

        De eventuele rentetoerekening aan reserves en voorzieningen.

      • d.

        Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve wordt minimaal aangegeven:

        • 1.

          Het specifieke doel van de reserve;

        • 2.

          De voeding van de reserve;

        • 3.

          De maximale hoogte van de reserve; en

        • 4.

          De maximale looptijd.

    • 2.

      Rentebeleid

      • a.

        De wijze van financieren;

      • b.

        de methode van renteberekening.

    • 3.

      Weerstandsvermogen

      • a.

        de wijze van bepaling van de hoogte van het weerstandsvermogen;

      • b.

        de wijze van bepaling van risico’s, inclusief verwachte financiële consequenties;

  • 3.

    Jaarlijks komt bij de behandeling van de programmabegroting en het jaarverslag de reservepositie en de stand van het weerstandsvermogen aan de orde.

Artikel 9 Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3.

    Voor de inzet van materiele activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend.

Artikel 10 Prijzen economische activiteiten

  • 1.
    • 1.

      Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2.

    Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 5.

    Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 11 Vaststelling hoogte belastingen, rechten en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven.

  • 2.

    Voor de OZB vindt dat afzonderlijk plaats in de maand december; voor de overige tarieven gebeurt

    dat in principe bij de begrotingsvergadering.

Artikel 12 Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college draagt zorg voor:

    • a.

      een risicomijdende uitvoering van de treasuryfunctie;

    • b.

      het tijdig aantrekken van voldoende financieringsmiddelen om de (deel-)programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren.

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s en kredietrisico’s.

    • c.

      het beperken van de rentekosten van leningen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en de externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2.

    Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht, tenzij de wetgeving anders bepaald:

    • a.

      het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt in eerste instantie uitsluitend bij het rijk

      door middel van schatkistbankieren. Indien die verplichting er niet is dan uitsluitend bij

      financiele instellingen met minimaal een AA rating afgegeven door tenminste één

      gezaghebbende rating agency, of bij instellingen voor wiens waardepapieren een

      solvabiliteitseis geldt van 0%.

    • b.

      overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is.

    • c.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiele derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden;

    • d.

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen of het uitzetten van middelen luiden in euro’s.

  • 3.

    Bij het uitzetten van middelen en het aangaan van financiële participaties uit hoofd van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen en financiële participaties.

  • 4.

    De regels van het beleid en de organisatie genoemd in dit artikel worden uitgewerkt in het door het college vast te stellen Treasurystatuut.

Hoofdstuk 4 Bedrijfsvoering

Artikel 13 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de teams.

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen schulden, contracten, enzovoort.

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties.

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van beleid.

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 14 Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de teams;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de teams over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 15 Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 16 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De financiele verordening gemeente Raalte 2009 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2015

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Raalte 2015

Aldus besloten in de vergadering van 17 december 2015.

de griffier

Jan Bouke Zijlstra

de voorzitter

Martijn Dadema

Toelichting behorend bij:

“Financiële verordening gemeente Raalte 2015”

 

Artikelsgewijze toelichting:

 

Artikel 1 Definities

Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet financiering decentrale overheden (wet Fido), het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten. Overige begrippen uit de verordening worden in artikel 1 van de verordening gedefinieerd. Het begrip overheidsbedrijf is gedefinieerd om nader invulling te kunnen geven aan de verplichtingen die volgen uit de Mededingingswet voor het vaststellen van de hoogte van prijzen.

 

Artikel 2 Programma-indeling

Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast, evenals de indicatoren voor de uitvoering van het beleid waarop de raad wil sturen en controleren.

 

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting en jaarstukken.

Zo wordt in het eerste lid het college opgedragen de productenraming bij de begroting te voegen. En zo wordt ook bepaalt de productrealisatie bij het jaarverslag te voegen.

In het tweede lid wordt de verplichting in het BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven.

Het derde lid bepaalt dat in aanvulling op het bepaalde in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten de gevolgen van de begroting en meerjarenraming voor de gemeentelijke schuldpositie inzichtelijk wordt gemaakt.

Tenslotte wordt in het vierde lid bepaald dat in de jaarrekening de uitputting van de investeringskredieten wordt weergegeven.

 

Artikel 4 Autorisatie begroting en investeringskredieten

Artikel 4 bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten. Autorisatie van de baten en lasten vindt plaats op programmaniveau (lid 1).

Naast lopende uitgaven worden er ook investeringsuitgaven gedaan welke geautoriseerd moeten worden. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen. Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wil autoriseren (lid 2). Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag van een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf.

In lid 3 is bepaald hoe en wanneer begrotingswijzigingen door de raad danwel door het college worden bekrachtigd.

Gedurende het begrotingsjaar kunnen ook investeringsvoornemens op tafel komen die bij het opstellen van de begroting nog niet waren voorzien. Lid 4 regelt de autorisatie van de investeringskredieten voor deze investeringen.

In lid 5 is bepaald dat het college bevoegd is te beschikken over de post onvoorzien. Bij de tussentijdse rapportage geeft het college een overzicht van de besteding van deze post.

Lid 6 regelt hoe om te gaan met nog benodigde budgetten als gevolg van niet uitgevoerde activiteiten per ultimo het boekjaar.

Bij de uitvoering van (meerjarige) activiteiten en bijbehorende lasten worden de lasten in het nieuwe jaar verantwoord. Bij de vaststelling van de jaarrekening en de daarin opgenomen resultaatbestemming of eventueel eerder met een afzonderlijk raadsbesluit stemt de gemeenteraad op grond van een geactualiseerde uitvoeringsplanning vervolgens in met het overhevelen van de niet aangewende middelen als gevolg van nog niet uitgevoerde activiteiten naar het nieuwe begrotingsjaar. In formele zin worden er dan in het begin van het nieuwe begrotingsjaar activiteiten uitgevoerd en budgetten van het afgesloten jaar naar het nieuwe begrotingsjaar overgeheveld zonder dat daar vooraf voor dat jaar toestemming is gegeven door de gemeenteraad. Anderzijds zijn het wel (meerjarige) activiteiten die passen binnen het beleid want de gemeenteraad had voor het vorige begrotingsjaar immers al ingestemd met de uitvoering van de activiteiten en de bijbehorende lasten. Vanaf het moment van de uitvoering van de activiteiten tot de besluitvorming over de jaarrekening neemt het College van burgemeester en wethouders het risico van tijdelijk onrechtmatig handelen.

 

Artikel 5 Tussentijdse rapportage

Een belangrijk onderdeel van de planning en control-cyclus voor de raad is de tussentijdse rapportage ofwel de zomernota. Op basis van de zomernota wordt de raad “de tussenbalans” geschetst van de uitvoering van het collegeprogramma/ coalitieakkoord, de afwijkingen (mee- en tegenvallers) ten opzichte van de vastgestelde begroting en de realisatie van eventuele bezuinigingstaakstellingen. Jaarlijks bij de tussentijdse rapportage verstrekt het college aan de raad de projectenrapportage gebiedsontwikkeling. In deze rapportage wordt de voortgang van de grondexploitaties weergegeven.

Tevens wordt bij de tussentijdse rapportage de actuele financiële positie geschetst.

 

Artikel 6 Emu-saldo

Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd dat ze aandeel hebben in het plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt door vertaald. Maar het kan ook zijn dat de overschrijding niet erg is.

Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individueel EMU-saldo hoger dan gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.

In het artikel is opgenomen dat het college de raad informeert bij een overschrijding van het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten. Als daarop actie nodig is van de gemeente, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

 

Artikel 7 Waardering en afschrijving vaste activa

In het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet is onder letter a de uitdrukkelijke bepaling opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in dit artikel invulling gegeven.

 

Artikel 8 Reserves, voorzieningen, rente en weerstandsvermogen

Het eerste lid bepaalt dat het college een beleidsnota over de reserves, voorzieningen, rente, en weerstandsvermogen aan de raad aanbiedt. Met het vaststellen van deze nota stelt de raad de kaders vast voor de vorming van reserves en voorzieningen, het rentebeleid en het weerstandvermogen.

In het tweede lid is bepaald op welke aspecten tenminste moet worden ingegaan in de nota reserves, voorzieningen, rente en weerstandsvermogen.

In het derde lid is bepaald dat het college de raad jaarlijks bij de begroting en bij de jaarrekening informeert omtrent de actuele stand van de reservepositie en het weerstandsvermogen.

 

Artikel 9 Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten en heffingen. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de opbouw van de kostprijs van de goederen en diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 12 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten die worden geleverd aan derden. Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen. Het tweede lid bepaalt dat bij de rioolheffing en afvalstoffenheffing onder de kosten ook worden verstaan bijdragen aan voorzieningen, de compensabele BTW en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

Het derde lid geeft aan dat in de kostprijs ook de kosten van de financiering van materiele activa moet worden meegenomen in de vorm van een rente over het eigen vermogen en over het vreemd vermogen. Kaders voor de kostprijzen staan voor heffingen, rechten en leges in artikel 229b Gemeentewet en voor prijzen in de artikelen 25i, 25j en 25m van de Mededingingswet.

 

Artikel 10 Prijzen economische activiteiten

Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met ander ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat tenminste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.

Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het raadbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en moet open staan voor bezwaar en beroep. Belanghebbenden kunnen dan binnen uiterlijk zes weken na bekendmaking van het besluit een bezwaarschrift indienen bij de gemeente (Artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht). De gemeente moet binnen zes weken een besluit nemen over het bezwaarschrift of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Bij afwijzing van de bezwaren kan de belanghebbende beroep instellen bij de bestuursrechter.

Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het vierde lid opgesomd.

 

Artikel 11 Vaststelling hoogte belastingen, rechten en heffingen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet).

 

Artikel 12 Financieringsfunctie

Artikel 212 Gemeentewet bevat de bepaling dat de financiële verordening in elk geval regels voor de algemene doelstelling en de te handteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat.

Artikel 12 geeft invulling aan deze plicht. Het artikel bevat kaders voor het financieringsbeleid. De kaders voor de financiële organisatie van de financieringsfunctie staan in artikel 15.

He eerste lid bevat richtlijnen voor de uitvoering van de financieringsfunctie.

In het tweede lid staan de kaders voor het financieel beleid opgesomd, die bij de uitvoering in acht moeten worden genomen.

Gemeenten mogen alleen leningen en garanties verstrekken en financiële participaties aangaan voor het behartigen van een publiek belang (artikel 2 Wet Fido). Daarbij bepaalt het tweede lid van artikel 160 Gemeentewet dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet eerder wordt genomen dan nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen.

Het derde lid draagt het college op bij het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal zo mogelijk zekerheden te bedingen om zo het financiële risico waaraan de gemeente bloot komt te staan te verminderen.

 

Artikel 13 Administratie

Onder artikel 13 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de vastlegging er van moeten voldoen.

 

Artikel 14 Financiële organisatie

Dit artikel geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en draagt het college op hiervoor zorg te dragen. Het college is op grond van artikel 160 Gemeentewet bevoegd regels te stellen over de ambtelijke organisatie. Deze bevoegdheid betreft ook het stellen van regels voor de financiële organisatie.

Dit artikel geeft een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie het college beleid en interne regels moet stellen.

De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om voor het financieel beheer en beleid aan de eisen voor rechtmatigheid, controle en verantwoording te voldoen. Ze creëren de randvoorwaarden waarop de interne controle en de accountantscontrole kan steunen bij het onderzoek naar de rechtmatigheid van de beheershandelingen en getrouwheid van de jaarrekening

 

Artikel 15 Interne controle

De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 15 draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.

.

 

Artikel 16 Inwerkingtreding

De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het genoemde begrotingsjaar en latere jaren. De jaarstukken van het vorig begrotingsjaar moeten nog voldoen aan de bepalingen uit de oude verordening.

 

Artikel 17 Citeerartikel

Artikel 17 geeft de naam, waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening moet worden verwezen.

 

Aldus besloten in de vergadering van 17 december 2015

de griffier de voorzitter

Jan Bouke Zijlstra Martijn Dadema