Organisatie | Gouda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsvoorschriften algemene plaatselijke verordening gouda 2009 |
Citeertitel | Uitvoeringsvoorschriften algemene plaatselijke verordening gouda 2009 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | nadere regels artikel 2:5 APV met aanvulling vastgesteld door benw op 19 april 2011 gebruik openbare plaats exb-2018-16150 |
De gewijzigde/vervallen artikelen zijn in het Aanwijsbesluit Algemene plaatselijke verordening Gouda 2009 opgenomen.
Algemene plaatselijke verordening
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-02-2015 | 01-01-2021 | artt. 2:4, lid 3, 2:23, lid 4, 2:25, lid 1, 4:13, lid 1 en 2, 5:10, lid 4 | 10-02-2015 | 800819 | |
27-12-2014 | 25-02-2015 | art. 5:10, lid 5. | 18-11-2014 | 910790 | |
20-03-2014 | 27-12-2014 | art. 2:28, lid 1 onder b en onder c en lid 2 en art. 5:5, lid 1. | 11-03-2014 Gemeenteblad, 19-03-2014 | 823696 | |
02-06-2011 | 20-03-2014 | aanvulling nadere regels art. 2:5 | 19-04-2011 Goudse Post, 25-05-2011 | 607875 | |
14-07-2010 | 02-06-2011 | Nieuwe regeling | 29-06-2010 Goudse Post, 14-07-2010 | 5.4.1.1 | |
14-07-2010 | Nieuwe regeling | 29-06-2010 Goudse Post, 14-07-2010 | 5.4.1.1 |
Burgemeester en wethouders van Gouda
Gelet op de Algemene Plaatselijke Verordening Gouda 2009, verder te noemen APV 2009;
Gelet op het bepaalde in artikel 2:5 APV Gouda 2009 ten aanzien van “Gebruik van een openbare plaats niet overeenkomstig de bestemming” de volgende nadere regels vast te stellen:
I. vast te stellen de volgende bepalingen:
1. Onder steiger wordt verstaan een tijdelijke constructie opgebouwd uit steigerpijpen om het mogelijk te maken om te bouwen of onderhoud te plegen op hoge plaatsen waar men niet makkelijk bij kan. Deze tijdelijke constructie kan ook dienen voor het tijdelijk stutten van bouwwerken.
Uitzetsteunen, (driehoeks)stabilisatoren of andere extensies ten behoeve van een steiger maken daarvan integraal onderdeel uit.
3. Een trottoir of stoep is een deel van de openbare weg, al dan niet verhoogd aangelegd ten opzichte van de rijbaan, in ’t bijzonder ingericht voor het verkeer van voetgangers; het trottoir is verhard en de scheiding ervan met de andere gedeelten van de openbare weg is duidelijk herkenbaar voor alle weggebruikers.
4. Onder een hekwerk of ander afscheidingsmateriaal wordt een afscheiding begrepen van een plaats of terrein waarop een bouw-, onderhouds- of sloopactiviteit plaatsvindt, of een tijdelijke werkzaamheid in de grond-, weg- of waterbouw.
II. Ten aanzien van 2:5 lid 3 APV 2009 (vergunningvrij):
Gelet op de gevaren van schade aan de weg, voor de bruikbaarheid van de weg en het doelmatig en veilig gebruik ervan de volgende categorieën en nadere regels vast te stellen:
1. het bouwbord kan redelijkerwijs niet anders dan op een openbare plaats worden geplaatst (er is geen redelijk alternatief);
2. het bouwbord wordt geplaatst op – of in de directe nabijheid van – het terrein waarop de bouw-, onderhouds- of sloopactiviteit of de tijdelijke werkzaamheid in de grond-, weg- of waterbouw wordt uitgevoerd;
3. bij de plaatsing mag geen sprake zijn van een afwijzingsgrond als bedoeld in artikel 2:5, lid 4 van de Apv; de plaatsing mag niet in strijd zijn met enige andere bepaling in de Apv;
4. het bouwbord mag geplaatst worden tijdens de periode dat de desbetreffende activiteit of werkzaamheid plaatsvindt;
5. het bouwbord dient constructief veilig te zijn, zodat voldoende weerstand kan worden geboden tegen belastingen vergelijkbaar met de belastingen zoals deze zijn geformuleerd in het Bouwbesluit;
6. het bouwbord levert geen onevenredige overlast op voor gebruikers van in de nabijheid gelegen onroerende zaken;
7. plaatsing van het bouwbord moet in overeenstemming plaatsvinden met artikel 5 van de Wegenverkeerswet. Dit houdt in dat het verboden is om door plaatsing van het bouwbord gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg. Praktisch houdt dit met name in dat het niet is toegestaan om het bouwbord op een lokatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd;
8. het bouwbord mag niet verlicht worden en mag geen bewegende en/of verlichte informatie bevatten;
9. er mag maximaal één bouwbord, met een maximale oppervlakte van 12 m2, per activiteit of werkzaamheid geplaatst worden.
het te koop/te huur-bord kan redelijkerwijs niet anders dan op een openbare plaats worden geplaatst (er is geen redelijk alternatief);
het te koop/te huur-bord wordt geplaatst op – of in de directe nabijheid van – het perceel/object waarop het bord betrekking heeft;
bij de plaatsing mag geen sprake zijn van een afwijzingsgrond als bedoeld in artikel 2:5, lid 4 van de Apv; de plaatsing mag niet in strijd zijn met enige andere bepaling in de Apv;
het te koop/te huur-bord mag geplaatst worden tijdens de periode dat het desbetreffende object daadwerkelijk te koop/te huur staat;
het te koop/te huur-bord dient constructief veilig te zijn, zodat voldoende weerstand kan worden geboden tegen belastingen vergelijkbaar met de belastingen zoals deze geformuleerd zijn in het Bouwbesluit;
het te koop/te huur-bord levert geen onevenredige overlast op voor gebruikers van in de nabijheid gelegen onroerende zaken;
plaatsing van het te koop/te huur-bord moet in overeenstemming plaatsvinden met artikel 5 van de Wegenverkeerswet. Dit houdt in dat het verboden is om door plaatsing van het te koop/te huur-bord gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg. Praktisch houdt dit met name in dat het niet is toegestaan om het te koop/te huur-bord op een lokatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd;
het te koop/te huur-bord mag geen bewegende en/of verlichte informatie bevatten;
er mag maximaal één te koop/te huur-bord per perceel geplaatst worden, met een maximale oppervlakte van 12 m2.
1. de bouwkeet kan redelijkerwijs niet anders dan op een openbare plaats worden geplaatst (er is geen redelijk alternatief);
2. de bouwkeet dient noodzakelijk/functioneel te zijn voor een bouw-, onderhouds- of sloopactiviteit, of voor een tijdelijke werkzaamheid in de grond-, weg- of waterbouw;
3. bij de plaatsing mag geen sprake zijn van een afwijzingsgrond als bedoeld in artikel 2:5, lid 4 van de Apv; de plaatsing mag niet in strijd zijn met enige andere bepaling in de Apv;
4. de plaatsing mag, in gebieden waar parkeergelegenheid aantoonbaar schaars is, niet ten koste gaan van openbare parkeergelegenheid;
5. de opdrachtgever of uitvoerder dient minimaal twee weken voor de plaatsing van de bouwkeet het college schriftelijk in kennis te stellen van de voorgenomen plaatsing;
6. de bouwkeet moet voorzien zijn van de naam en het telefoonnummer van de eigenaar/verhuurder en/of van de uitvoerder van de activiteit of werkzaamheid;
7. de bouwkeet, voor zover geen mobiele schaftkeet zijnde, moet worden geplaatst op rubberen rijplaten of ander beschermend materiaal (ter voorkoming van beschadiging van de ondergrond);
8. plaatsing van de bouwkeet mag de bereikbaarheid van de nabije omgeving, of de doorgaande weg, door politie-, brandweer- en ambulancediensten niet belemmeren;
9. de bouwkeet mag niet geplaatst worden op (afvoer- en riool)putten, deksels van ondergrondse brandkranen en riolen en afsluiters. Rond brandkranen moet een straal van minimaal twee meter vrij zijn;
10. in- en (nood)uitgangen van woningen, bedrijfspanden en dergelijke moeten bruikbaar en toegankelijk zijn;
11. plaatsing van de bouwkeet moet in overeenstemming plaatsvinden met artikel 5 Wegenverkeerswet. Dit houdt in dat het verboden is om door plaatsing van de bouwkeet gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg. Praktisch houdt dit met name in dat het niet is toegestaan om de bouwkeet op een lokatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd;
12. de bouwkeet moet op minimaal twee meter afstand van de gevel van nabijgelegen gebouwen worden geplaatst in verband met mogelijk brandgevaar.
. verplaatsbare toileteenheden
1. de verplaatsbare toileteenheid kan redelijkerwijs niet anders dan op een openbare plaats worden geplaatst (er is geen redelijk alternatief);
2. de verplaatsbare toileteenheid dient noodzakelijk/functioneel te zijn voor een bouw-, onderhouds- of sloopactiviteit, of voor een tijdelijke werkzaamheid in de grond-, weg- of waterbouw;
3. bij de plaatsing mag geen sprake zijn van een afwijzingsgrond als bedoeld in artikel 2:5, lid 4 van de Apv; de plaatsing mag niet in strijd zijn met enige andere bepaling in de Apv;
4. de plaatsing mag, in gebieden waar parkeergelegenheid aantoonbaar schaars is, niet ten koste gaan van openbare parkeergelegenheid;
5. de verplaatsbare toileteenheid moet voorzien zijn van de naam en het telefoonnummer van de eigenaar/verhuurder en/of van de uitvoerder van de activiteit of werkzaamheid;
6. plaatsing van de verplaatsbare toileteenheid mag de bereikbaarheid van de nabije omgeving, of de doorgaande weg, door politie-, brandweer- en ambulancediensten niet belemmeren;
7. de verplaatsbare toileteenheid mag niet geplaatst worden op (afvoer- en riool)putten, deksels van ondergrondse brandkranen en riolen en afsluiters. Rond brandkranen moet een straal van minimaal twee meter vrij zijn;
8. in- en (nood)uitgangen van woningen, bedrijfspanden en dergelijke moeten bruikbaar en toegankelijk zijn;
9. plaatsing van de verplaatsbare toileteenheid moet in overeenstemming plaatsvinden met artikel 5 Wegenverkeerswet. Dit houdt in dat het verboden is om door plaatsing van de bouwkeet gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg. Praktisch houdt dit met name in dat het niet is toegestaan om de verplaatsbare toileteenheid op een lokatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd;
10. de verplaatsbare toileteenheid moet op minimaal twee meter afstand van de gevel van nabijgelegen gebouwen worden geplaatst in verband met mogelijk brandgevaar.
. heistellingen, hijskranen en andere hulpconstructies
1. de heistelling en dergelijke kan redelijkerwijs niet anders dan op een openbare plaats geplaatst worden (er is geen redelijk alternatief);
2. de heistelling en dergelijke is noodzakelijk/functioneel voor een bouw-, onderhouds- of sloopactiviteit, of voor een tijdelijke werkzaamheid in de grond-, weg- of waterbouw;
3. bij de plaatsing mag geen sprake zijn van een afwijzingsgrond als bedoeld in artikel 2:5, lid 4 van de Apv; de plaatsing mag niet in strijd zijn met enige andere bepaling in de Apv;
4. de plaatsing mag, in gebieden waar parkeergelegenheid aantoonbaar schaars is, niet ten koste gaan van openbare parkeergelegenheid;
5. de opdrachtgever of uitvoerder dient minimaal twee weken voor de plaatsing van de heistelling en dergelijke het college schriftelijk in kennis te stellen van de voorgenomen plaatsing;
6. de heistelling en dergelijke moet voorzien zijn van de naam en het telefoonnummer van de eigenaar/verhuurder en/of van de uitvoerder van de activiteit of werkzaamheid;
7. de heistelling en dergelijke moet worden geplaatst op rubberen rijplaten of ander beschermend materiaal (ter voorkoming van beschadiging van de ondergrond);
8. de plaatsing van de heistelling en dergelijke mag de bereikbaarheid van de nabije omgeving, of de doorgaande weg, door politie-, brandweer- en ambulancediensten niet belemmeren;
9. de heistelling en dergelijke mag niet geplaatst worden op (afvoer- en riool)putten, deksels van ondergrondse brandkranen en riolen en afsluiters. Rond brandkranen moet een straal van minimaal twee meter vrij zijn;
10. in- en (nood)uitgangen van woningen, bedrijfspanden en dergelijke moeten bruikbaar en toegankelijk zijn;
11. de plaatsing van de heistelling en dergelijke moet in overeenstemming plaatsvinden met artikel 5 van de Wegenverkeerswet. Dit houdt in dat het verboden is om door plaatsing van de heistelling en dergelijke gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg. Praktisch houdt dit met name in dat het niet is toegestaan om de heistelling en dergelijke op een lokatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd.
. hekwerken en vergelijkbaar afscheidingsmateriaal
1. het hekwerk kan redelijkerwijs niet anders dan op een openbare plaats worden geplaatst (er is geen redelijk alternatief);
2. het hekwerk dient noodzakelijk/functioneel te zijn voor een bouw-, onderhouds- of sloopactiviteit, of voor een tijdelijke werkzaamheid in de grond-, weg- of waterbouw;
3. bij de plaatsing mag geen sprake zijn van een afwijzingsgrond als bedoeld in artikel 2:5, lid 4 van de Apv; de plaatsing mag niet in strijd zijn met enige andere bepaling in de Apv;
4. de plaatsing mag, in gebieden waar parkeergelegenheid aantoonbaar schaars is, niet ten koste gaan van openbare parkeergelegenheid;
5. de opdrachtgever of uitvoerder dient minimaal twee weken voor de plaatsing van het hekwerk het college in kennis te stellen van de voorgenomen plaatsing;
6. het hekwerk dient constructief veilig te zijn, zodat voldoende weerstand kan worden geboden tegen belastingen vergelijkbaar met de belastingen zoals deze geformuleerd zijn in het Bouwbesluit;
7. het hekwerk moet voorzien zijn van de naam en het telefoonnummer van de eigenaar/verhuurder en/of van de uitvoerder van activiteit of werkzaamheid;
8. plaatsing van het hekwerk mag de bereikbaarheid van de nabije omgeving, of de doorgaande weg, door politie-, brandweer- en ambulancediensten niet belemmeren;
9. plaatsing van het hekwerk moet in overeenstemming plaatsvinden met artikel 5 Wegenverkeerswet. Dit houdt in dat het verboden is om door plaatsing van het hekwerk gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg. Praktisch houdt dit met name in dat het niet is toegestaan om het hekwerk zodanig te plaatsen dat het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd;
10. bij plaatsing van het hekwerk op het trottoir moet minimaal 1 meter vrij zijn ten behoeve van het voetgangersverkeer.
· vlaggen, wimpels en vlaggenstokken
Nadere regel: Deze voorwerpen mogen geen gevaar of hinder opleveren voor personen of goederen en niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt.
Nadere regel: Deze voorwerpen dienen te zijn aangebracht boven het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg en geen gevaar of hinder opleveren voor personen en voor de bereikbaarheid door hulpdiensten . Dit houdt in ieder geval in dat een zonnescherm:
- ten minste 2.20 meter boven de weg moet hangen; én
- een maximale uitval van 3 meter mag hebben; én
- maximaal 20% van de breedte van de weg mag beslaan.
· voorwerpen of stoffen die op de rijweg gezet worden in verband met laden of lossen ervan.
Nadere regel: Het op deze wijze gebruiken van de weg moet noodzakelijk (er is geen redelijk alternatief) en kortstondig zijn. Dit houdt in ieder geval in dat de voorwerpen of stoffen onmiddellijk worden verwijderd.
1. plaatsing niet langer dan 5 opeenvolgende dagen;
2. geen plaatsing op de rijweg, fietspaden of in het openbaar groen;
3. bij plaatsing op het trottoir moet minimaal 1 meter vrij zijn ten behoeve van het voetgangersverkeer;
4. geen plaatsing op (afvoer- en riool)putten, deksels van ondergrondse brandkranen en riolen en afsluiters. Rond brandkranen moet een straal van 2,00 meter vrij zijn;
5. in- en (nood)uitgangen van woningen, bedrijfspanden en dergelijke moeten bruikbaar en toegankelijk zijn.
· afval-, opslag- en vuilcontainers;
1. plaatsing niet langer dan 5 opeenvolgende dagen. Na het gebruik van het vergunningvrij plaatsen mag gedurende twee weken daarna van deze mogelijkheid géén gebruik worden gemaakt;
het vergunningsvrij plaatsen is alleen toegestaan op een parkeerplaats;
3. de opdrachtgever dient twee weken voor de plaatsing het college in kennis te stellen met een door de het college vastgesteld meldingsformulier;
4. een container moet voorzien zijn van de naam en telefoonnummer van de eigenaar en/of verhuurder;
5. een container moet worden geplaatst op rubberen rijplaten of ander beschermend materiaal (ter voorkoming van beschadiging van de ondergrond);
6. een container mag niet groter zijn dan 2,5 x 4 meter (maximale afmetingen);
7. plaatsing van de container op de lokatie mag de bereikbaarheid van de nabije omgeving, of de doorgaande weg, door politie-, brandweer- en ambulancediensten niet belemmeren;
8. plaatsing van de container moet in overeenstemming plaatsvinden met artikel 5 Wegenverkeerswet. Dit houdt in dat het verboden is om door plaatsing (of gebruik) van de container gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg. Praktisch houdt dit met name in dat het niet is toegestaan om de container op een lokatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd;
9. de container moet op minimaal 2 meter afstand van de gevel van nabijgelegen gebouwen worden geplaatst in verband met mogelijk brandgevaar.
1. plaatsing niet langer dan 14 opeenvolgende dagen:
2. geen plaatsing op de rijweg, fietspaden of in het openbaar groen;
3. bij plaatsing op het trottoir moet minimaal 1 meter vrij zijn ten behoeve van het voetgangersverkeer;
4. geen plaatsing op (afvoer- en riool)putten, deksels van ondergrondse brandkranen en riolen en afsluiters. Rond brandkranen moet een straal van 2,00 meter vrij zijn;
5. in- en (nood)uitgangen van woningen, bedrijfspanden en dergelijke moeten bruikbaar en toegankelijk zijn;
6. steigers moeten aan de gevel worden vastgemaakt, er mogen geen uitzetsteunen worden gebruikt (minimaal 1 meter van het trottoir moet vrij blijven);
7. een steiger moet worden geplaatst op rubberen rijplaten of ander beschermend materiaal (ter voorkoming van beschadiging van de ondergrond);
8. plaatsing van de steiger mag de bereikbaarheid van de nabije omgeving, of de doorgaande weg, door politie-, brandweer- en ambulancediensten niet belemmeren;
9. plaatsing van de steiger moet in overeenstemming plaatsvinden met artikel 5 Wegenverkeerswet. Dit houdt in dat het verboden is om door plaatsing (of gebruik) van de steiger gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg. Praktisch houdt dit met name in dat het niet is toegestaan om de steiger op een lokatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd.
Onder 2:5 lid 1 APV Gouda 2009 (vergunning) vallen:
3. driehoeks- en sandwichborden;
4. hekwerken en vergelijkbaar afscheidingsmateriaal;
5. bouw- en vergelijkbare materialen;
6. keten (met name bouw- en schaftketen);
7. verplaatsbare toileteenheden;
8. hijstellingen, hoogwerkers en kranen;
9. installaties, machines en werktuigen;
12. alle onder artikel 2:5 lid 3 onder a. aangewezen categorieën voor zover niet kan worden voldaan aan de daartoe gestelde nadere regels.
Aldus besloten in de vergadering van 19 april 2011
Burgemeester en wethouders voornoemd,
Openbaar gemaakt op: 25 mei 2011
In werking getreden op: 2 juni 2011
nadere regels artikel 2:5 APV met aanvulling vastgesteld door benw op 19 april 2011
burgemeester en wethouders van gouda
Gelezen het advies d.d. 14 september 2010;
Gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en op het bepaalde in artikel 5:10 lid 5 van de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2009;
I de nadere regels met betrekking tot de standplaatsen, vastgesteld op 29 juni 2010, in te trekken;
II de volgende nadere regels voor het innemen van standplaatsen vast te stellen;
Artikel 5 Tijdelijke standplaats
Binnen een straal van vijftig meter rond een terrein waarop een (algemene) festiviteit plaatsvindt worden geen tijdelijke standplaatsen toegewezen, zulks gelet op het uiterlijk aanzien, de verkeersveiligheid, de openbare veiligheid en in het belang van de openbare orde.
Artikel 8 Locaties binnen de singels
De locatie voor de seizoenstandplaatsen is op de Nieuwe Markt.
De locaties voor de tijdelijke ideële standplaatsen zijn:
de kruising Blauwstraat / Turfmarkt en Hoogstraat.
Op de locatie genoemd onder 2.a geldt dat alleen tijdens politieke verkiezingsperioden of in de avonduren een tijdelijke ideële standplaats ingenomen kan worden.
Op de locatie genoemd onder 2.b geldt dat eventuele fysieke middelen, zoals een kraam of kar, niet het zicht op en de bereikbaarheid van de Blauwstraat en de Turfmarkt mogen hinderen.
Tijdens politieke verkiezingperiodes kunnen in het kader van een politieke verkiezingsmarkt meer dan 2 tijdelijke ideële standplaatsen op dezelfde locatie ingenomen worden.
Artikel 10 Geldigheidsduur vergunning en verlenging
Minimaal acht weken voor het verlopen van de standplaatsvergunning dient een aanvraag om een verlenging bij het college van burgemeester en wethouders te worden gedaan. Wanneer de vergunninghouder niet tijdig een verlenging aanvraagt, verloopt de vergunning en kan de standplaats aan een andere vergunningaanvrager worden toegewezen.
Wanneer men de vergunning wil beëindigen dient men dit schriftelijk te doen bij het college van burgemeester en wethouders.
Deze nadere regels zullen worden bekendgemaakt door plaatsing ervan op de gemeentepagina van de weekkrant Goudse Post en liggen voor een ieder kosteloos ter inzage op de gemeentesecretarie.
Deze nadere regels treden in werking op de eerste dag na de bekendmaking.
Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: Nadere regels standplaatsen 2010.
Aldus besloten in de vergadering van 21 september 2010,
Burgemeester en wethouders voornoemd,
W.M. Cornelis, burgemeester
Drs. L.A.M. Bakker, secretaris
Met de inwerkingtreding van de nadere regels standplaatsen 2010 komen de nadere regels uit 2004 te vervallen. De nadere regels zijn algemeen verbindende voorschriften, waartegen op grond van artikel 8:2 Algemene wet bestuursrecht geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld.
Het introduceren van de nieuwe nadere regels voor standplaatsen vloeit voort uit een advies van de bezwaarschriftencommissie die in het standplaatsenbeleid een gebrek had geconstateerd. Met de inwerkingtreding van deze regels is dit ‘gat’ in de regelgeving gedicht.
In de nadere regels standplaatsen 2010 wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen het gebied ‘binnen de singels’ en het gebied ‘buiten de singels’. Het gebied binnen de singels is het centrum van Gouda dat wordt begrensd door het water: de Kattensingel, Turfsingel, Hollandse IJssel, Fluwelensingel en de Blekerssingel. Voor het beschermen van het uiterlijk aanzien van de historische binnenstad en ten behoeve van de verkeersveiligheid gelden in het gebied binnen de singels meer regels dan in het gebied daarbuiten. Zo geldt voor het gebied binnen de singels bijvoorbeeld dat een standplaats alleen ingenomen kan worden op de in de nadere regels genoemde plaatsen en dat er geen ‘vaste’ standplaatsvergunningen worden verleend. Voor het gebied buiten de singels gelden deze beperking niet. Daarnaast worden in de nadere regels van 2010, naast de al bestaande tijdelijke en vaste vergunningen, de seizoenstandplaatsen geïntroduceerd. De seizoenstandplaats wordt voor maximaal 12 weken verleend en alleen voor de verkoop van oliebollen, of voor de verkoop van streekgebonden levensmiddelen, of voor de verkoop van kerstbomen. Voor de verkoop van kerstbomen geldt dat alleen in de periode van 6 tot en met 24 december een standplaats ingenomen mag worden.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
Drs. L.A.M. Bakker, secretaris
Openbaar bekend gemaakt op: 14 juli 2010