Organisatie | Haren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Overlegverordening commissie voor Georganiseerd Overleg gemeente Haren 2015 |
Citeertitel | Overlegverordening commissie voor Georganiseerd Overleg gemeente Haren 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Vervallen van rechtswege
Hoofdstuk 12 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling-Uitwerkingsovereenkomst (CAR-UWO)
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-12-2015 | 01-01-2019 | Nieuwe regeling | 15-12-2015 | Collegebesluit 9842 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Haren,
Gelet op het bepaalde in hoofdstuk 12 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling-Uitwerkingsovereenkomst (CAR-UWO);
Gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Ambtenarenwet en het Algemeen Ambtenarenreglement
Gehoord de commissie voor Georganiseerd Overleg op 14 december 2015;
vast te stellen de Overlegverordening commissie voor Georganiseerd Overleg gemeente Haren 2015
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
de organisaties: de plaatselijk werkende groeperingen van de landelijke verenigingen van overheidspersoneel, aangesloten bij de centrales die zijn toegelaten tot het centraal overleg met het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, voor zover deze verenigingen leden hebben bij de gemeente Haren;
Voor de vertegenwoordiging van de organisaties worden per centrale, bedoeld in artikel 1. lid 2, tenminste twee leden en hun plaatsvervangers aangewezen. Deze aanwijzing geschiedt door en uit de organisaties die ten minste drie ambtenaren tot haar leden tellen. Daarnaast maakt per organisatie een regiobestuurder c.q. regioadviseur deel uit van de commissie.
Degene die als lid of als plaatsvervanger door een organisatie is aangewezen, houdt op dit te zijn zodra hij geen lid van de organisatie of geen ambtenaar meer is, alsmede indien de organisatie schriftelijk aan het college van burgemeester en wethouders doet weten dat zijn aanwijzing als vertegenwoordiger of plaatsvervanger is ingetrokken. In deze gevallen wordt zo spoedig mogelijk een opvolger aangewezen.
Hoofdstuk 3 Taken en bevoegdheden
De commissie beraadslaagt over alle aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, voor zover in het overleg niet wordt voorzien in het LOGA tussen het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de centrales van overheidspersoneel.
Besluiten over de in artikel 4 bedoelde onderwerpen worden door het college van burgemeester en wethouders niet genomen dan nadat daarover in de commissie overeenstemming is bereikt.
Indien wegens onvoltalligheid in de zin van het vorige lid een vergadering niet kan plaats hebben, worden de aan de orde zijnde onderwerpen door de voorzitter geplaatst op de agenda van een binnen twee weken te houden nieuwe vergadering, in welke vergadering die onderwerpen in elk geval kunnen worden behandeld.
Elk lid heeft het recht onderwerpen ter behandeling aanhangig te maken door schriftelijke opgave aan de voorzitter. Deze stelt die onderwerpen zo mogelijk in de eerstvolgende vergadering aan de orde.
De voorzitter kan omtrent het in de vergadering behandelde en omtrent de inhoud van aan de commissie overgelegde stukken geheimhouding opleggen. Deze geheimhouding geldt niet ten opzichte van het college van burgemeester en wethouders, alsmede niet tegenover de hoofdbesturen van de vertegenwoordigde organisaties.
De voorzitter kan op verzoek van ten minste twee leden of zo dikwijls hij dit nodig acht de vergadering schorsen voor een door hem te bepalen tijd.
De stem van de vertegenwoordiging der organisaties wordt bepaald door stemming per vertegenwoordigde organisatie, waarbij voor iedere organisatie zoveel stemmen worden uitgebracht als ambtenaren bij haar zijn aangesloten op de eerste dag van het lopende jaar, met dien verstande, dat voor het totaal aantal stemmen min één dat door de andere organisaties gezamenlijk wordt uitgebracht. Bij staking van stemmen wordt de vertegenwoordiging geacht te hebben tegengestemd.
De artikelen 20 tot en met 24 zijn slechts van toepassing op geschillen inzake aangelegenheden als bedoeld in artikel 4, lid 1 voor zover deze aangelegenheden uitsluitend de rechtstoestand van ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, betreffen, alsmede op geschillen inzake aangelegenheden als bedoeld in artikel 4, lid 3.
Indien één of meer van de deelnemers aan het overleg tot het oordeel komen dat dit overleg niet zal leiden tot een uitkomst die de instemming van alle deelnemers zal hebben, brengen zij dat oordeel binnen zes dagen, nadat zij daarvan in het overleg blijk hebben gegeven, schriftelijk ter kennis van de overige deelnemers aan het overleg.
Tenzij door de commissie wordt besloten het overleg voort te zetten dan wel te beëindigen, wordt in de vergadering nagegaan of overeenstemming bestaat over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is en of een oplossing van dat geschil zal worden onderzocht door voortzetting van het overleg nadat advies is ingewonnen van de advies- en arbitragecommissie dan wel door onderwerping van het geschil aan een arbitrale uitspraak van die commissie.
Binnen zes dagen na de vergadering bedoeld in artikel 21 wordt het verzoek om advies ter kennis gebracht van de voorzitter van de advies- en artitragecommissie. Het verzoek wordt ondertekend door de deelnemers aan het overleg die zich voor inwinning van het advies hebben uitgesproken en bevat ten minste het onderwerp en de inhoud van het geschil. Indien in de vergadering bedoeld in artikel 21 geen overeenstemming is bereikt tussen alle deelnemers aan het overleg over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is, brengen de overige deelnemers aan het overleg hun visie op het onderwerp en de inhoud van het geschil eveneens binnen zes dagen na eerdergenoemde vergadering ter kennis van de voorzitter van de advies- en arbitragecommissie.