Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zuidplas

Verordening op de heffing en invordering van leges 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZuidplas
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van leges 2016
CiteertitelLegesverordening 2016
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum van ingang van de heffing is eveneens 1 januari 2020.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 156, tweede lid, van de Gemeentewet
  3. artikel 229, eerste lid, van de Gemeentewet
  4. artikel 2, tweede lid, van de Paspoortwet
  5. artikel 7 van de Paspoortwet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-202001-01-2021artikel 1, 10, 11, bijlage 1

26-11-2019

gmb-2019-320594

A19.001281
01-01-201901-01-2020bijlage 1

20-11-2018

Gemeenteblad 2018, 282079

A18.001240
01-01-201801-01-2019bijlage 1

21-11-2017

Gemeenteblad 2017, 232119

A17.001798
15-06-201701-01-2018artikel 1, 4

30-05-2017

Gemeenteblad 2017, 101249

A17.000551
01-01-201715-06-2017Onbekend

03-11-2015

Onbekend

A16.001178
24-03-201601-01-2017Onbekend

03-11-2015

Onbekend

Onbekend
17-03-201624-03-2016Onbekend

03-11-2015

Onbekend

Onbekend
01-01-201601-01-2020Onbekend

03-11-2015

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van leges 2016

Verordening op de heffing en invordering van leges 2016

 

De raad van de gemeente Zuidplas;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 september 2015;

gelet op artikel 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de gemeentewet en de artikelen 2, tweede lid en 7 van de Paspoortwet;

besluit vast te stellen de :

Verordening op de heffing en invordering van leges 2016

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • -

    dag: de periode van 00.00 uur tot 24.00 uur, waarbij een gedeelte van een dag als een hele dag wordt aangemerkt;

  • -

    jaar: het tijdvak dat loopt van de ne dag in een kalenderjaar tot en met de (n-1)e dag in het volgende kalenderjaar;

  • -

    kalenderjaar: de periode van 1 januari tot en met 31 december;

  • -

    maand: het tijdvak dat loopt van ne dag in een kalendermaand tot en met de (n-1)e dag in de volgende kalendermaand, met dien verstande dat als de ne dag in een kalendermaand 30 of 31 januari is, de (n-1)e dag in de volgende kalendermaand altijd de Laatste dag van de maand februari is;

  • -

    week: een aaneengesloten periode van zeven dagen.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam leges worden rechten geheven voor:

    a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;

    b. het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Paspoortwet;

    Een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

  • 2.

    Hetgeen in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel is bepaald over een Nederlandse identiteitskaart voor een persoon die op het moment van de aanvraag, de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is van overeenkomstige toepassing op een vervangende Nederlandse identiteitskaart voor personen met een uitreisverbod, ongeacht de leeftijd van de betrokken persoon.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst of van de Nederlandse identiteitskaart dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.

Artikel 4 Vrijstellingen

Leges worden niet geheven voor:

  • a.

    Diensten waarvan de kosten krachtens afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (grondexploitatie) zijn of worden verhaald;

  • b.

    diensten die ingevolge wettelijk voorschrift zijn vrijgesteld van rechtenheffing of kosteloos moeten worden verleend;

  • c.

    [vervallen]

  • d.

    Het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een afschrift van of van een abonnement op stukken als bedoeld in Titel 1, Hoofdstuk 7 Bestuursstukken, van de bij deze verordening behorende tarieventabel, van vertegenwoordigers van de pers en ten behoeve van de openbare bibliotheken in de gemeente Zuidplas.

  • e.

    [vervallen]

Artikel 5 Maatstaven van heffing en tarieven

  • 1.

    De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overige in dit artikel bepaalde.

  • 2.

    Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het nemen van een projectuitvoeringsbesluit bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet bedraagt het tarief de som van de bedragen die op grond van deze verordening verschuldigd zou zijn voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning, ontheffing, vrijstelling of enig ander besluit in het kader van de ontwikkeling en verwezenlijking van het project, voor zover het projectuitvoeringsbesluit strekt ter vervanging van deze besluiten, als bedoeld in artikel 2.10, derde lid, van de Crisis- en herstelwet.

  • 3.

    Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6 Wijze van heffing

De leges worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur.

Het gevorderde bedrag wordt mondeling dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de leges worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 6:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen 14 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 8 Kwijtschelding

Bij de invordering van de leges wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 9 Vermindering en teruggaaf

Gehele of gedeeltelijke vermindering of teruggaaf van leges voor een in de bij deze verordening behorende tarieventabel omschreven dienst, wordt verleend overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in die tarieventabel opgenomen bepaling.

Artikel 10 Overdracht van bevoegdheden

[vervallen]

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

[vervallen]

Artikel 12 Overgangsrecht

De Legesverordening 2015 vastgesteld op 4 november 2014, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2016, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor 1 januari 2016 hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 februari 2016. De datum van ingang van de heffing is eveneens 1 februari 2016. De bekendmaking van het in onderdeel 2.1.1.2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel genoemde normblad vindt plaats door terinzagelegging.

Artikel 14 Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als 1e wijziging van de Legesverordening 2016.

Bijlage 1 Tarieventabel

 

Tarieventabel behorende bij de 10e wijziging van de Legesverordening 2016 geldend voor 2020

Tarief 2019

Tarief 2020

 

De tarieven worden verhoogd met omzetbelasting als het gehanteerde tarief betrekking heeft op een activiteit die door de Minister van Financiën wordt aangemerkt als een belaste prestatie.

 

 

 

 Titel 1 Algemene dienstverlening

 

 

 

Hoofdstuk 1 Burgerlijke stand

 

 

1.1.1

Het tarief voor de voltrekking van een huwelijk of registratie van een partnerschap of omzetting van een partnerschap in een huwelijk op maandag om 09.00 uur en om 09.30 uur aan de balie van de afdeling Dienstverlening in het gemeentehuis te Nieuwerkerk aan den IJssel met uitsluitend de wettelijk maximaal toegestane getuigen bedraagt € 0.

 

 

1.1.1.1

 

Als in plaats van de balie van de afdeling Dienst- verlening de trouwzaal wordt gebruikt voor het

kosteloos voltrekken van een huwelijk of registratie van een partnerschap, wordt voor dat gebruik een vergoeding in rekening gebracht van

 

€ 83,25

 

€ 84,40

1.1.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om omzetting van een geregistreerd partnerschap (zonder getuigen) in een huwelijk aan de balie van de afdeling Dienstverlening in het gemeentehuis te Nieuwerkerk aan den IJssel

€ 56,60

€ 57,40 

1.1.3

Het tarief bedraagt voor de voltrekking van een huwelijk of registratie van een partnerschap of omzetting van een partnerschap in een huwelijk in een door de gemeente daartoe aangewezen locatie op:

 

 

1.1.3.1

maandag t/m vrijdag tussen 09.00 en 21.00 uur

€ 338,75

€ 343,50

1.1.3.2

zaterdag tussen 09.00 en 17.00 uur in de trouwzaal van het gemeentehuis te Nieuwerkerk aan IJssel

€ 792,50

€ 803,50

1.1.3.3

zaterdag tussen 09.00 en 17.00 uur op een andere locatie dan de trouwzaal van het gemeentehuis te Nieuwerkerk aan den IJssel

€ 338,75

€ 343,50

1.1.4

Het tarief bedraagt voor de voltrekking van een huwelijk of registratie van een partnerschap, die niet in de gelegenheden bedoeld in 1.2 plaats vindt, anders dan op grond van artikel 64, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek, op:

 

 

1.1.4.1

Maandag t/m zaterdag tussen 09.00 en 21.00 uur

€ 338,75

€ 343,50

1.1.5

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor het sluiten van een huwelijk of het registreren/omzetten van een partnerschap in een huwelijk, plaatsvindend op een locatie bedoeld in 1.3

 

 

 

€ 141,60

 

 

 

€ 143,60

1.1.6

Het tarief bedraagt voor het annuleren van een huwelijk of registreren / omzetting van een partnerschap binnen 14 dagen voor de datum voltrekking

€ 113,25

€ 114,85

1.1.7

Het tarief bedraagt voor het annuleren van een kosteloos huwelijk als bedoeld in 1.1. binnen 14 dagen voor de datum voltrekking

 

€ 56,65 

 

€ 57,55

1.1.8

Het tarief bedraagt voor het verstrekken van:

 

 

1.1.8.1

Een trouw- of partnerschapboekje

€ 43,10

€ 43,70

1.1.8.2

Een duplicaat trouw- of partnerschapboekje

€ 51,50

€ 51,90

1.1.8.3

Getuige van gemeente, per getuige

€ 29,60

€ 30

1.1.8.4

Het tarief bedraagt voor het doen van naspeuringen in de registers van de burgerlijke stand, voor ieder daaraan besteed kwartier

 

€ 32,70

 

€ 33,15

1.1.9

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een stuk als bedoeld in artikel 2 van de Wet rechten burgerlijke stand geldt het tarief zoals dat is opgenomen in het Legesbesluit akten burgerlijke stand.

 

 

 1.1.9.1

per verstrekking aan de balie: geen extra kosten

 

 

 1.1.9.2

per verstrekking digitaal via DigiD aangevraagd: geen extra kosten

 

 

 1.1.9.3

Per verstrekking via post of email: verzendkosten

€ 1

€ 1

1.1.9.4

Indien het huwelijk of registreren van een partnerschap plaats vindt op een andere locatie dan in het gemeentehuis te Nieuwerkerk aan den IJssel

 

 

€ 59,40

 

 

€ 60,20

1.1.9.5

Het tarief bedraagt voor een incidentele benoeming van een “buitengewoon” ambtenaar burgerlijke stand voor één dag

 

 

€ 204,90

 

 

€ 207,80

 

Hoofdstuk 2 Reisdocumenten en Nederlandse Identiteitskaart

 

 

1.2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Voor het verrichten van de volgende handelingen ten behoeve van onderstaande aanvragen bedraagt het tarief:

Het door de Rijksministerraad vastgestelde tarief afgerond op € 0,05 en € 0,10 naar beneden.

van een nationaal paspoort:

  • -

    voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is;

  • -

    voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;

van een nationaal paspoort, een groter aantal bladzijden bevattende dan een nationaal paspoort (zakenpaspoort):

  • -

    voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is;

  • -

    voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;

van een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander wordt behandeld

(faciliteitenpaspoort):

  • -

    voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is;

  • -

    voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;

van een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen;

van een Nederlandse identiteitskaart:

  • -

    voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is;

  • -

    voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;

 

 

1.2.1

voor de versnelde uitreiking (spoedlevering) van een in 1.2 genoemde documenten, is een toeslag op de in dat onderdeel genoemde bedragen verschuldigd van

 

 

€ 34,10

 

 

€ 34,60

 

Hoofstuk 3 Rijbewijzen

 

 

1.3.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afgeven, vernieuwen of omwisselen van een rijbewijs het door de Rijksministerraad vastgestelde tarief afgerond op

€ 0,05 en € 0,10 naar beneden.

 

 

 

1.3.2

Het tarief genoemd in onderdeel 1.3.1 wordt:

 

 

1.3.2.1

Bij een spoedlevering vermeerderd met het door de Rijksministerraad vastgestelde tarief afgerond op

€ 0,05 en € 0,10 naar beneden.

 

 

1.3.3

Het tarief bedraagt afgeven van een zogeheten eigen verklaring, zoals vastgesteld door het CBR:

 

 

 

 

1.3.3.1

Aan de balie vermeerderd met de administratiekosten

€ 5,70

€ 5,80

1.3.3.2

Via post of e-mail vermeerderd met de administratiekosten en verzendkosten

 

€ 6,80

 

€ 6,90

 

Hoofdstuk 4 Verstrekkingen uit de basisregistratie personen

 

 

1.4.1.

Voor de toepassing van dit hoofdstuk, met uitzondering van de onderdelen 1.4.3 en 1.4.4 wordt onder één verstrekking verstaan één of meer gegevens over één persoon waarvoor de basisregistratie personen moet worden geraadpleegd.

 

 

1.4.2.

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van gegevens:

 

 

1.4.2.1

per verstrekking aan de balie

€ 12,50

€ 12,70

1.4.2.1.1

per verstrekking digitaal via DigiD aangevraagd

€ 8,45

€ 8,60

1.4.2.1.2

per verstrekking via post of email

€ 15,35

€ 15,55

1.4.2.2

tot het afsluiten van een abonnement op het verstrekken van gegevens gedurende de periode van één jaar:

 

 

1.4.2.2.1

voor 25 verstrekkingen

€ 144,85

€ 146,90

1.4.2.2.2

voor 50 verstrekkingen

€ 288,80

€ 292,85

1.4.2.2.3

voor 75 verstrekkingen

€ 432,70

€ 438,75

1.4.2.2.4

voor 100 of meer verstrekkingen

€ 577,70

€ 585,80

1.4.3

In afwijking van de voorgaande onderdelen bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van gegevens met behulp van alternatieve media bedoeld in artikel 16 , tweede lid van het Besluit basisregistratie personen:

Het bedrag dat volgens een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties vast te stellen regeling ten hoogte in rekening kan worden gebracht.

 

 

1.4.4

In afwijking van de voorgaande onderdelen bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het schriftelijk verstrekken van gegevens bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het Besluit basisregistratie personen:

Het bedrag dat volgens een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties vast te stellen regeling ten hoogte in rekening kan worden gebracht.

 

 

1.4.5

voor het op verzoek doornemen van de basisregistratie personen , voor ieder daaraan besteed kwartier

€ 32,70

€ 33,15

1.4.6

Het tarief bedraagt voor het verstrekken van de volgende meertalige modelformulieren als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de verordening (EU) nr.2016/1191 van het Europees Parlement de Raad van 6 juli 2016 betreffende de bevordering van het vrije verkeer van burgers door vereenvoudigde overlegging van bepaalde openbare documenten in de Europese Unie en tot wijziging van Verordening nr.1024/2012 (PbEU 2016, L 200), het door de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RVIG) vastgestelde maximum tarief afgerond op € 0,05 en € 0,10 naar beneden:

-meertalig modelformulier van een uittreksel van de

Burgerlijke stand (geboorte, huwelijk, echtscheiding,

Partnerschap, beëindiging partnerschap, overlijden;

-meertalig modelformulier van een attestatie de vita;

-meertalig modelformulier van een verklaring van

huwelijksbevoegdheid.

 

 

 

1.4.6.1

Meertalig modelformulier van een standaard uittreksel BRP met gegevens over woon- en verblijfplaats of burgerlijke staat:

 

 

1.4.6.2

Aanvraag via post of e-mail

--

€ 15,55

1.4.6.3

Aanvraag via balie

--

€ 12,70

1.4.6.4

Aanvraag via DigiD

--

€ 8,60

 

Hoofdstuk 5 en 6 vervallen

 

 

 

Hoofdstuk 7 Bestuursstukken

 

 

1.7.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afsluiten van een abonnement voor een kalenderjaar

 

 

1.7.1.1

op de stukken van de raadsvergaderingen

€ 167,95

€ 170,13

1.7.1.2

op de stukken van de raadscommissie

€ 156,70

€ 158,90

 

Hoofdstuk 8 Vastgoedinformatie

 

 

1.8.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

 

1.8.1.1

Tot het verstrekken van een fotokopie van een plan, zoals een bestemmingsplan, voorbereidingsbesluit, streekplan, wegenkaart behorende bij de legger bedoeld in onderdeel 1.8.2.2, structuurplan of stadsvernieuwingsplan:

 

 

1.8.1.1.1

In A4 formaat of kleiner, per bladzijde

€ 0,10

€ 0,10

1.8.1.2

Tot het verstrekken van een lichtdruk van een plan bedoeld in 1.8.1.1, per dm2 lichtdruk

€ 2

€ 2

1.8.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een afschrift of uittreksel uit:

 

 

1.8.2.1

De gemeentelijke basisregistratie adressen of de gemeentelijke basisregistratie gebouwen, bedoeld in artikel 2 van de Wet BAG, per adres of object

€ 13,60

€ 13,80

1.8.2.2

De legger bedoeld in artikel 27 van de Wegenwet

€ 13,60

€ 13,80

1.8.2.3

De inschrijving in het register bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Monumentenwet 1988

€ 13,60

€ 13,80

1.8.2.4

het gemeentelijk erfgoedregister, bedoeld in artikel 3.16 van de Erfgoedwet, per aangewezen cultureel erfgoed

€ 13,60

€ 13,80

1.8.2.5

Het gemeentelijke beperkingenregister of de gemeentelijke beperkingenregistratie bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a en b van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen, dan wel tot verstrekken van een aan die registratie ontleende verklaring bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder c van die wet.

€ 13,60

€ 13,80

1.8.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van kopieën van:

 

 

1.8.3.1

Het gemeentelijke adressenbestand of delen daarvan, per adres

€ 13,60

€ 13,80

1.8.3.2

Het gemeentelijke relatiebestand adres-kadastraal perceel of delen daarvan, per gelegde relatie

€ 13,60

€ 13,80

1.8.3.3

Het gemeentelijke adrescoördinatiebestand of delen daarvan, per adrescoördinaat

€ 13,05

€ 13,20

 

Hoofdstuk 9 Overige dienstverlening

 

 

 

1.9.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een verklaring omtrent het gedrag: Het door de rijksoverheid vastgestelde kostendekkend maximum tarief afgerond op € 0,05 en € 0,10 naar beneden 

 

 

1.9.2

tot het verkrijgen van een ‘verklaring van in leven zijn’. (Attestatie de vita).

Indien dit stuk vereist is voor de uitbetaling van pensioenen, gagementen of riddersoldijen bedraagt het tarief € 0,00.

€ 12,50

€ 13,80

1.9.3

tot het legaliseren van een handtekening

€ 12,50

€ 12,70

1.9.4

Tarieven voor naturalisatie en optie worden geheven volgens de op dat moment geldend “Besluit optie- en naturalisatiegelden”

 

 

 

Hoofdstuk 10 Gemeentearchief

 

 

1.10.1

Het tarief bedraagt voor het op verzoek doen van naspeuringen in de in het gemeentearchief berustende stukken, voor ieder daaraan besteed kwartier

€ 19,75

€ 20,05

 

Hoofdstuk 11 Huisvestingswet 2014

 

 

1.11

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

 

1.11.1

tot het verlenen van een huisvestingsvergunning bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014

€ 31,15

€ 31,60

1.11.2

tot het verlenen van een vergunning tot gehele of gedeeltelijke onttrekking van woonruimte aan de bestemming tot bewoning bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel a, van de Huisvestingswet 2014

€ 101,50

€ 102,90

1.11.3

tot het verlenen van een vergunning tot samenvoeging van een woonruimte met een andere woonruimte bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel b, van de Huisvestingswet 2014

€ 101,50

€ 102,90

1.11.4

tot het verlenen van een vergunning tot omzetting van een zelfstandige woonruimte bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel c, van de Huisvestingswet 2014

€ 101,50

€ 102,90

1.11.5

tot het verlenen van een splitsingsvergunning als bedoeld in artikel 22 van de Huisvestingswet 2014

€ 101,50

€ 102,90

 1.12

Hoofdstuk 12 Leegstandswet

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag

 

 

1.12.1

tot het verlenen van een vergunning tot tijdelijke verhuur van een leegstaande woonruimte, bedoeld in artikel 15 eerste lid, van de leegstandswet

€ 117,90

€ 117,90

1.12.2

Tot het verlengen van een vergunning tot tijdelijke verhuur van een woonruimte bedoeld in artikel 15, vijfde lid, van de Leegstandswet

€ 59

€ 59,85

 

Hoofdstuk 13 Winkeltijdenwet

 

 

1.13.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een ontheffing in het kader van de Winkeltijdenwet of het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet

€ 186,30

€ 188,90

 

Hoofdstuk 14 Kansspelen

 

 

1.14.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een aanwezigheidsvergunning als bedoeld in artikel 30b van de Wet op de kansspelen:

 

 

1.14.1.1

Voor een periode van twaalf maanden voor één kansspelautomaat:

Het bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur vast te stellen maximaal bedrag.

 

 

1.14.1.2

Voor een periode van twaalf maanden voor twee of meer kansspeelautomaten, voor de eerste kansspelautomaat:

Het bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur vast te stellen maximaal bedrag.

 

en voor iedere volgende kansspelautomaat:

Het bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur vast te stellen maximaal bedrag

 

 

 1.14.1.3

Voor één speelautomaat, welke vergunning geldt voor een periode van vijf jaar:

Het bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur vast te stellen maximaal bedrag

 

 

1.14.1.4

Voor twee of meer kansspelautomaten, welke vergunning geldt voor een periode van vijf jaar, voor de eerste kansspelautomaat:

Het bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur vast te stellen maximaal bedrag

 

en voor iedere volgende kansspelautomaat:

Het bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur vast te stellen maximaal bedrag

 

 

1.14.2

De subonderdelen 1.14.1 en 1.14.1.2 zijn van overeenkomstige toepassing, indien de vergunning geldt voor een tijdvak, korter dan twaalf maanden of langer dan twaalf maanden maar te hoogste vier jaar, met dien verstande dat de daar genoemde bedragen naar evenredigheid van het verschil in looptijd ver de vergunning verlaagd onderscheidenlijk verhoogd worden.

 

 

1.14.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de kansspelen (loterijvergunning)

€ 101,50

€ 102,90

 

Hoofdstuk 15 Telecommunicatie

 

 

1.15

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een melding in verband met het verkrijgen van instemming omtrent plaats, tijdstip en wijze van uitvoering van werkzaamheden bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Telecommunicatiewet.

 

 

 

De in dit hoofdstuk genoemde tarieven zijn ook van toepassing op de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels van bedrijven niet zijnde telecommunicatiebedrijven.

 

 

1.15.1

indien het tracé minder dan 1.000 m1 is

€ 149,70

€ 151,80

1.15.2

Indien het tracé meer dan 1.000 m1 is, doch niet meer dan 4.000 m1 is

€ 207,50

€ 210,40

1.15.3

Indien het tracé meer dan 4.000 m1 is

€ 263,10

€ 266,80

1.15.4

Indien met betrekking tot een melding overleg moet plaatsvinden tussen de gemeente, andere beheerders van openbare grond en de aanbieder van het netwerk, verhoogd met

 

 

 

 

 

1.15.5

Indien de melder verzoekt om een inhoudelijke afstemming bij beoordeling van aanvragen bedoeld in artikel 5.5 van de Telecommunicatiewet, verhoogd met

€ 91,80

€ 93,10

1.15.6

Indien met betrekking tot een melding onderzoek naar de status van de kabel plaatsvindt, verhoogd met het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de melding aan de melde medegedeelde kosten, blijkend uit een begroting die door het college van burgemeester en wethouders is opgesteld.

€ 91,80

€ 93,10

1.15.7

Indien een begroting bedoeld in 1.15.6 is uitgebracht, wordt een melding in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de melder ter kennis is gebracht, tenzij de melding voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.

 

 

 

Hoofdstuk 16 Verkeer en vervoer

 

 

1.16

1.16.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

Tot het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990

 

€ 37,70 

 

€ 38,25

1.16.2

Tot het verlenen van een ontheffing bedoeld in artikel 9.1 van de Regeling voertuigen

€ 37,70

€ 38,25

1.16.3

Tot het verstrekken van een gehandicaptenparkeerkaart bedoeld in artikel 49 van het besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)

€ 42

€ 42,60

1.16.3.1

Onverminderd het bepaalde in onderdeel 1.16.3 bedraagt het tarief voor een keuring op het spreekuur bij de GGD of voor een advies van de GGD op basis van een dossier zoals dat hen bekend is, de helft van de terzake door de gemeente verschuldigde advieskosten van de GGD.

Bij honorering van de aanvraag tot het verstrekken van een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in artikel 49 BABW vindt restitutie van dit tarief plaats aan de aanvrager van de gehandicaptenparkeerkaart.

 

 

1.16.4

Tot het verkrijgen van een duplicaat gehandicaptenparkeerkaart bedoeld in artikel 52 van het BAWB, indien de in het bezit zijnde parkeerkaart is versleten en/of geheel of ten dele onleesbaar is geworden, zonder dat de aanvrager verzoekt om het duplicaat een nieuwe geldigheidsduur te kennen

€ 42

€ 42,60

1.16.5

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om vergunning voor de aanleg van een invalidenparkeerplaats

€ 32,30

€ 32,75

1.16.6

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een verlenging van een vergunning bedoeld in 1.16.5

€ 23,55

€ 23,90

1.16.7

Indien een medische keuring is vereist worden de tarieven bedoeld in 1.16.5. en 1.16.6 verhoogd met

€ 15,85

€ 16,10

1.16.8 

Het tarief bedraagt voor het registreren van een nieuw kenteken als behorend bij een gehandicapten-

parkeerkaart en het aanbrengen van dit nieuwe kenteken op het aanduidingsbord van de gehandicaptenparkeerplaats

 

 

 

 

€ 15,85

 

 

 

 

€ 16,10

1.16.9

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor het verkrijgen van ontheffing van de rechtsgevolgen van de zich in de kern Nieuwerkerk aan den IJssel bevindende blauwe zone als bedoeld in artikel 25 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, voor één kalenderjaar:

 

 

1.16.9.1

Voor het eerste motorvoertuig

kosteloos

kosteloos

1.16.9.2

Voor het tweede motorvoertuig

€ 22,75

€ 23,10

1.16.9.3

Voor het derde motorvoertuig

€ 22,75

€ 23,10

1.16.9.4

Voor het vierde motorvoertuig

€ 22,75

€ 23,10

1.16.9.5

Voor het vijfde motorvoertuig

€ 22,75

€ 23,10

1.16.10

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een zogeheten bezoekerskaart door middel waarvan ontheffing bedoeld in onderdeel 1.16.9 wordt verleend voor één dagdeel

€ 1,00

€ 1,00

1.16.11

Onder motorvoertuig wordt verstaan de omschrijving in artikel 1, onder z, juncto 25, lid 2, van het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, welke omschrijving luidt; “een motorvoertuig op meer dan twee wielen, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig”

 

 

1.16.12

De leges bedoeld in 1.16.9.1 tot en met 1.16.9.5 zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar, of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. Als de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven. Als de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt op schriftelijk verzoek ontheffing verleend voor zoveel twaalfde gedeelten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

 

 

1.16.13

Bij vermissing of omwisseling van een ontheffing bedoeld in 1.16.9 is een bedrag verschuldigd van

€ 22,60

€ 22,90

 

Hoofdstuk 17 Diversen

 

 

1.17

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van

 

 

1.17.1

Gewaarmerkte afschriften van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per pagina

€ 0,10

€ 0,10

1.17.2

Afschriften, doorslagen of fotokopieën van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen:

 

 

1.17.3

per pagina op papier van A4-formaat

€ 0,10

€ 0,10

1.17.4

per pagina op papier van A4-formaat, in kleur

€ 0,30

€ 0,30

1.17.5

per pagina op papier van A3-formaat

€ 0,20

€ 0,20

1.17.6

per pagina op papier van A3-formaat, in kleur

€ 0,60

€ 0,60

1.17.7

per pagina op papier van A0-formaat

€ 1,75

€ 1,80

1.17.8

per pagina op papier van A0-formaat in kleur

€ 5,20

€ 5,30

1.17.9

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het postaal versturen van stukken bedoeld in dit hoofdstuk

€ 9,80

€ 9,95

 

Hoofdstuk 18 Vergunningen krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening niet vallend onder de Europese dienstenrichtlijn.

 

 

18.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot:

 

 

18.2

Het verkrijgen van een vergunning of ontheffing als genoemd in de Algemene Plaatselijke Verordening, met uitzondering van de onder 18.3 tot en met 18.4.2 genoemde vergunningen

€ 146,90

€ 148,95

18.3

Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot:

 

 

18.3.1

Het verkrijgen van een ontheffing voor het plaatsen van voorwerpen als bedoeld in artikel 2.10 van de Algemene Plaatselijke Verordening

€ 146,90

€ 148,95

18.4

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot:

 

 

18.4.1

Het verkrijgen van een standplaatsvergunning in de gemeente, als bedoeld in artikel 5:18 juncto 5:18a van de Algemene Plaatselijke Verordening of het verkrijgen van een marktvergunning in de gemeente, als bedoeld in artikel 2.1 van de Marktverordening gemeente Zuidplas, geldig voor onbepaalde tijd

 

 

 

 

€ 165,50 

 

 

 

 

€ 167,80

18.4.2

Het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening (ontheffing geluid)

€ 186,30

€ 188,90

18.5

Indien een aanvraag als bedoeld in dit hoofdstuk leid tot een afwijzende beschikking is met uitzondering van de verschuldigde advieskosten van externe adviseurs de helft van het tarief verschuldigd.

 

 

 

Titel 2 Dienstverlening vallen onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning

 

 

 

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

 

 

2.1.1

Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:

 

 

2.1.1.1

Aanlegkosten:

 

 

 

het bedrag waarvoor de aannemer zich heeft verbonden het werk tot stand te brengen (de aannemingssom), de omzetbelasting daarin niet begrepen], of voor zover deze ontbreekt, een raming van de kosten die voortvloeien uit de aangegane verplichtingen voor de fysieke realisatie (het aanleggen) van de werken of de werkzaamheden, de omzetbelasting niet inbegrepen en indien de werken of werkzaamheden geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschieden de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van de werken of de werkzaamheden waarop de aanvraag betrekking heeft, de omzetbelasting daarin niet begrepen;

 

 

 

2.1.1.2

Bouwkosten:

 

 

 

het bedrag waarvoor de aannemer zich heeft verbonden het werk tot stand te brengen (de aannemingssom), de omzetbelasting daarin niet begrepen, of voor zover deze ontbreekt een raming van de kosten die voortvloeien uit aangegane verplichtingen voor de fysieke realisatie (het bouwen) van de bouwwerken, de omzetbelasting niet inbegrepen en indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, de omzetbelasting daarin niet begrepen;

 

 

 

 

2.1.1.2.1

Sloopkosten:

 

 

 

het bedrag waarvoor de aannemer zich heeft verbonden het werk tot stand te brengen (de aannemingssom), de omzetbelasting daarin niet begrepen, of voor zover deze ontbreekt een raming van de kosten die voortvloeien uit aangegane verplichtingen voor de fysieke realisatie (het slopen) van de bouwwerken, de omzetbelasting niet inbegrepen en indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het slopen waarop de aanvraag betrekking heeft, de omzetbelasting daarin niet begrepen;

 

 

2.1.1.3

Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

 

 

2.1.2

In deze titel voorkomende begrippen die in de Wabo zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als bij of krachtens de Wabo bedoeld.

 

 

2.1.3

In deze titel voorkomende begrippen die niet nader in de Wabo zijn omschreven en die betrekking hebben op activiteiten waarvoor het toetsingskader in een andere wettelijk voorschrift is uitgewerkt, hebben dezelfde betekenis als in dat wettelijk voorschrift bedoeld.

 

 

 

Hoofdstuk 2 Vooroverleg

 

 

2.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

 

2.2.1

tot het houden van vooroverleg in verband met het verkrijgen van een indicatie of een voorgenomen project in het kader van de Wabo vergunbaar is

€ 215

€ 218

2.3

Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning

 

 

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een project:

de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsten die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd.

 

 

 

2.3.1

Bouwactiviteiten

 

 

2.3.1.1

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief , onverminderd het bepaald in andere

onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten.

1,77 % van de bouwkosten met een minimum van € 329,65

1,77 % van de bouwkosten met een minimum van

€ 329,65

2.3.1.2

(Extra) welstandstoets

 

 

 

Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1.1 bedraagt het tarief voor, indien zich tijdens de beoordeling van de in dat subonderdeel bedoelde aanvraag wijzigingen voordoen in het bouwplan en daarvoor een nieuwe welstandstoets noodzakelijk is:

 

 

 

Reclames

€ 45 

€ 45 

 

Bouwkosten van € 0 - € 25.000

€ 45 

€ 45 

 

Bouwkosten van € 25.000 tot € 1.250.000

 1,8 promille van de bouwkosten 

1,8 promille van de bouwkosten 

 

Bouwkosten van € 1.250.000 en hoger:

€ 2.250 

€ 2.250 

 

De legesbedragen zijn inclusief administratiekosten.

De legesbedragen worden naar boven afgerond op € 5

Vervolgens wordt de uitkomst verhoogd met 21 %

 

 

 

De kosten voor vooroverleg bedragen € 0,00, tenzij een vooroverleg vaker dan 3 keer wordt ingebracht. Het reguliere legestarief wordt dan berekend.

 

 

 

Monumentenadvisering

 

 

 

Leges voor monumentenadvisering met een minimum van 0,5 uur per advies

€ 96 per uur

€ 96 per uur

 

Leges voorbereiding monumentenadvisering buiten de vergadering zelf om

€ 96 per uur met een maximum van 2 uur

€ 96 per uur met een maximum van 2 uur

 

Leges voor reistijd tegen een kilometervergoeding van € 0,33 per km.

Leges voor reiskosten voor monumentenadvisering

( € 96 per uur, € 0,33 per km) worden niet in rekening gebracht als de vergadering uitsluitend op de welstandsadvisering plaats vindt, op voorwaarde dat de advisering op dezelfde locatie door de dezelfde adviseur verzorg wordt.

€ 96 per uur

€ 96 per uur

2.3.1.3

Verplicht advies agrarische commissie

 

 

 

Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1.1 bedraagt het tarief, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een advies van de agrarische commissie wordt beoordeeld:

De door de gemeente verschuldigde advieskosten van de externe adviseur.

 

 

2.3.1.4

Achteraf ingediende aanvraag

 

 

 

Onverminderd het bepaalde in subonderdeel 2.3.1.1 bedraagt het tarief, indien de in dat subonderdeel bedoelde aanvraag wordt ingediend na

aanvang of gereedkomen van de bouwactiviteit:

van de verschuldigde leges bedoeld in 2.3.1.1.

 

 

 

150 % 

 

 

 

150 % 

2.3.2

Aanlegactiviteiten

 

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een aanlegactiviteit bedoel in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo bedraagt het tarief, onverminderd het bepaald in andere

onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten.

€ 289,65

€ 293,70

2.3.3

 

Planologisch strijdig gebruik waarbij tevens sprake is van een bouwactiviteit.

 

 

 

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1 en het bepaalde in andere onderdelen van dit indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:

 

 

2.3.3.1 

 

Binnenplanse afwijking

 

 

  

Indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1o van de Wabo wordt toegepast

€ 289,65

€ 293,70

2.3.3.2

Buitenplanse kleine afwijking of tijdelijke afwijking

 

 

 

Indien artikel 2.12, eerste lid ,onder a, onder 2o ,van de Wabo, wordt toegepast

€ 289,65

€ 293,70

2.3.3.3

Buitenplanse afwijking

 

 

 

Indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3o, van de Wabo, wordt toegepast

€ 2.054,60

€ 2.083,35

2.3.3.4

Afwijking van exploitatieplan

 

 

 

Indien artikel 2.12, eerste, onder b, lid, van de Wabo, wordt toegepast

€ 289,65

€ 293,70

2.3.3.5

Afwijking van provinciale regelgeving

 

 

 

Indien de aanvraag een project van provinciaal betreft en de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast, bedraagt het tarief

 

 

€ 289,65

 

 

€ 293,70

2.3.3.6

Afwijking van nationale regelgeving

 

 

 

Indien de aanvraag een project van nationaal belang betreft en de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast, bedraagt het tarief

€ 289,65

€ 293,70

2.3.3.7

Afwijking van voorbereidingsbesluit

 

 

 

Indien artikel 2.12, eerste lid, onder d, van de Wabo,

wordt toegepast

€ 289,65

€ 293,70

2.3.4.

 

Planologisch strijdig gebruik waarbij geen sprake is van een bouwactiviteit

 

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en niet tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:

 

 

2.3.4.1

Binnenplanse afwijking

 

 

 

Indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1o ,van de Wabo, wordt toegepast

 

€ 289,65

 

€ 293,70

2.3.4.2

Buitenplanse kleine afwijking of tijdelijke afwijking

 

 

 

Indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2o ,van de Wabo, wordt toegepast

€ 289,65

 

€ 293,70

2.3.4.3

Buitenplanse afwijking

 

 

 

Indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3o, van de Wabo, wordt toegepast

 

€ 2.054,60

 

€ 2.083,35

2.3.4.4

Afwijking van exploitatieplan

 

 

 

Indien artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo,

wordt toegepast

 

€ 289,65

 

€ 293,70

2.3.4.5

Afwijking van provinciale regelgeving

 

 

 

Indien de aanvraag een project van provinciaal betreft en de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast, wordt toegepast

 

€ 289,65

 

€ 293,70

2.3.4.6

Afwijking van nationale regelgeving

 

 

 

Indien de aanvraag een project van nationaal belang betreft en de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, der lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast,

 

 

€ 289,65

 

 

€ 293,70

2.3.4.7

Afwijking van voorbereidingsbesluit

 

 

 

indien artikel 2.12, eerste lid, onder d, van de Wabo,

wordt toegepast

€ 289,65

€ 293,70

2.3.5

In gebruik nemen of gebruiken bouwwerken in relatie tot brandveiligheid

 

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een op activiteit bedoeld in artikel 2.1., eerste lid, onder d, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in andere

onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:

 

 

 

 2.3.5.2

Vergunning voor het in gebruik nemen of in gebruik houden van een bouwwerk en/of inrichting met een bruto oppervlakte van

 

 

2.3.5.2.1

 

Minder dan 100 m2

€ 591,95

€ 600,25

2.3.5.2.2

100 m2 – 500 m2

€ 966,30

€ 979,85

2.3.5.2.3

500 m2 – 1.000 m2

€ 1.289,40

€ 1.307,45

2.3.5.2.4

1.000 m2 – 1.500 m2

€ 1.443,60

€ 1.463,80

2.3.5.2.5

1.500 m2 of meer

Vermeerderd met € voor elke 500 m2 of gedeelte daarvan boven de 2.000 m2

€ 2.397,55

€ 2.431,10

2.3.5.2.6

 

Brandpreventieadviezen met betrekking tot aanvragen om een omgevingsvergunning

 

 

 

Minder dan of gelijk aan € 25.000

€ 3,85 per

€ 500 met een minimum van € 91,55

€ 3,90 per

€ 500 met een minimum van

€ 92,85

 

Meer dan € 25.000 doch minder dan of gelijk aan

€ 250.000

 

€ 188,60 verhoogd met € 2,70 voor elke € 500 boven

€ 25.000

€ 191,25 verhoogd met

€ 2,75 voor elke € 500

boven

€ 25.000

 

Meer dan € 250.000 doch minder dan of gelijk aan

€ 907.500

€ 1.366,45 verhoogd met € 1,55 voor elke € 500 boven

€ 250.0000

€ 1.385,60

verhoogd met

€ 1,60 voor elke € 500 boven

€ 250.000

 

Meer dan € 907.500

€ 3.105,30 verhoogd met 2,5 promille van het gedeelte boven

€ 907.500

€ 3.148,80 verhoogd met 2,5 promille van het gedeelte boven

€ 907.500

2.3.6

Activiteiten met betrekking tot monumenten of beschermde stads-of dorpsgezichten

 

 

2.3.6.1

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit met betrekking tot een rijks-, provinciaal of gemeentelijk monument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f. van de Wabo of artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo in samenhang met de provinciale erfgoedverordening of artikel 10, twee lid van die gemeentelijke erfgoedverordening bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:

 

 

2.3.6.1.1

voor het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een monument:

€ 248,35

€ 251,80

2.3.6.1.2

voor het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht:

€ 248,35

€ 251,80

2.3.6.2

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder h, of artikel 2.2., eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo in samenhang met de provinciale erfgoedverordening of artikel 10, tweede lid van de gemeentelijke erfgoedverordening, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

€ 248,35

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

€ 251,80

2.3.7

Sloopactiviteiten anders dan bij monumenten of in beschermd stads- of dorpsgezicht.

 

 

 

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op het slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheerverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:

 

 

€ 372,45

 

 

€ 377,70

2.3.8

Aanleggen of veranderen van een weg

 

 

 

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op het aanleggen van een weg of verandering brengen in de wijze van aanleg van een weg, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder d van de Wabo in samenhang met de provinciale wegenverordening of het provinciaal wegenreglement of artikel 2.11 van de Algemene plaatselijke verordening bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:

 

€ 372,45

 

€ 377,70

2.3.9

Uitweg/inrit

 

 

 

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op het maken, hebben, veranderen of veranderen van het gebruik van een uitweg bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e van de Wabo in samenhang met de provinciale wegenverordening of het provinciaal wegenreglement of artikel 2.12 van de Algemene plaatselijke verordening bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:

 

€ 289,65

 

€ 293,70

 2.3.10

Kappen

 

 

 

Indien een aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op het vellen of doen vellen van houtopstand, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid en aanhef g van de Wabo in samenhang met provinciale bomenverordening of artikel 4.11 van de Algemene plaatselijke verordening of de gemeentelijke bomenverordening bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten.

 

 

 

€ 165,60

 

 

€ 167,90

 2.3.11

Opslag van roerende zaken

 

 

 

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op de opslag van roerende zaken in een bepaald gedeelte van de provincie of de gemeente, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid en aanhef en onder j of k, van de Wabo, in samenhang met de provinciale wegenverordening of artikel 2:10, vijfde lid van de Algemene plaatselijke verordening bedraagt het tarief ,onverminderd het bepaalde in andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:

 

 

2.3.11.1

Indien de activiteit bestaat uit het daar opslaan van roerende zaken

€ 206,95

€ 209,85

 2.3.11.2

Indien de activiteit bestaat uit het als eigenaar, beperkt gerechtigde of gebruiker van de onroerende zaak toestaan of gedogen dat daar roerende zaken worden opgeslagen,

 

€ 198,90

 

€ 201,70

2.3.12

Natura 2000-activiteiten

 

 

2.3.12

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2aa, aanhef en onder a, van het Besluit omgevingsrecht (Natura 2000-activiteit) bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:

 

€ 248,35

 

€ 251,80

2.3.13

Flora- en fauna-activiteiten (bescherming van soorten)

 

 

 

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2aa, aanhef en onder b, van het Besluit omgevingsrecht (flora- en fauna-activiteit) bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:

 

€ 248,35

 

 

€ 251,80

 

 

Andere activiteiten

 

 

2.3.14

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op het verrichten van een andere activiteit of handeling dan in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedoeld en die activiteit of handeling:

 

 

2.3.14.1

behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie van activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i van de Wabo, bedraagt het tarief , onverminderd het bepaald in andere

onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten.

 

€ 159,15

 

€ 161,40

2.3.14.2

behoort tot een bij provinciale verordening, gemeentelijke verordening of waterschapsverordening aangewezen categorie van activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving, bedoeld in artikel 2.2, tweede lid van de Wabo, bedraagt het tarief , onverminderd het bepaald in andere

onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:

 

€ 165,60

 

€ 167,90

 2.3.14.2.1

als het een gemeentelijke-, provinciale,- of waterschapsverordening betreft

€ 165,60 

€ 167,90

 

Omgevingsvergunning in twee fasen

 

 

2.3.15

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning op verzoek in twee fasen plaatsvindt, als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, van de Wabo bedraagt het tarief:

 

 

 

Eerste fase

 

 

2.3.15.1

Voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een beschikking met betrekking tot de eerste fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de eerste fase betrekking heeft.

 

 

 

Tweede fase

 

 

2.3.15.2

Voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een beschikking met betrekking tot de tweede fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de tweede fase betrekking heeft.

 

 

 2.3.16

Beoordeling bodemrapport 

 

 

 

Onverminderd het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een bodemrapport wordt beoordeeld:

 

 

 

2.3.16.1

voor de beoordeling van een milieukundig bodemrapport

€ 443,45

€ 449,65

2.3.16.2

voor de beoordeling van een archeologisch bodemrapport

€ 443,45

€ 449,65

2.3.17

Advies

 

 

2.3.17.1

Onverminderd het bepaalde in andere onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien een daartoe bij wettelijk voorschrift aangewezen bestuursorgaan of andere instantie advies moet uitbrengen over de aanvraag of het ontwerp van de beschikking op de aanvraag om een omgevings-vergunning: het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van een aanvraag voor het verlenen van een omgevingsvergunning aan de aanvrager meegedeelde kosten, blijkend uit een begroting die door het college van burgemeester en wethouders is opgesteld.

 

 

2.3.17.2

Indien een begroting als bedoeld in 2.3.17.1 is uitgebracht, wordt een aanvraag in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.

 

 

 2.3.18

Verklaring van geen bedenkingen gemeenteraad

 

 

2.3.18.1

Onverminderd het bepaalde in andere onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien een daartoe bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen bestuursorgaan een verklaring van geen bedenkingen moet afgegeven voordat de omgevingsvergunning kan worden verleend , als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid van de Wabo:

 

 

 

2.3.18.1.1

 

Indien de gemeenteraad of een andere bestuursorgaan een verklaring van geen bedenkingen moet afgegeven

 € 295

 € 299,15

 2.4

Hoofdstuk 4 Vermindering

 

 

2.4.1

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning is voorafgegaan door een aanvraag om vooroverleg of beoordeling van een conceptaanvraag bedoeld in hoofdstuk 2, waarop de eerstgenoemde aanvraag betrekking heeft, worden de ter zake van het vooroverleg of de beoordeling van de conceptaanvraag geheven leges in mindering gebracht op de leges voor het in behandeling nemen van de aanvraag om omgevingsvergunning bedoeld in hoofdstuk 3.

 

 

 2.4.2

Indien de aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft op meer dan vijf activiteiten, bestaat aanspraak op vermindering van leges, met uitzondering van het legesdeel in verband met adviezen of verklaringen geen bedenkingen bedoeld in de onderdelen 2.3.17 en 2.3.18.

De vermindering bedraagt bij:

 

 

2.4.2.1 

Bij 5 tot 10 activiteiten :

van de voor die activiteiten verschuldigde leges

2 % 

2 % 

 2.4.2.2

Bij 10 tot 15 activiteiten:

van de voor de activiteiten verschuldigde leges.

3 % 

3 % 

 2.4.2.3

Bij 15 of meer activiteiten:

van de voor die activiteiten verschuldigde leges.

5 %  

 5 %

 

Hoofstuk 5 Teruggaaf

 

 

 2.5.1

Teruggaaf als gevolg van een intrekking van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten

 

 

 

Als een aanvrager zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten, bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, 2.3.6 en 2.3.7 intrekt terwijl deze al in behandeling is genomen door de gemeente bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges.

De teruggaaf bedraagt:

 

 

 

 2.5.1.1

indien de aanvraag wordt ingetrokken binnen een termijn van 2 weken:

van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges;

75 %

75 %

 2.5.1.2

indien de aanvraag wordt ingetrokken na 2 weken en binnen 3 weken na het in behandeling nemen ervan:

van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges;

50 %

50 %

 2.5.1.3

indien de aanvraag wordt ingetrokken na 3 weken en binnen 4 weken na het in behandeling nemen ervan : van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges.

25 %

25 %

 2.5.2

Teruggaaf als gevolg van een intrekking van een verleende omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten

 

 

 

Als de gemeente een verleende omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, 2.3.6 en 2.3.7, intrekt op aanvraag van de vergunninghouder, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges, mits deze aanvraag is ingediend binnen 6 maanden na verlening van de vergunning en van de vergunning geen gebruik is gemaakt. De teruggaaf bedraagt:

van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges.

 

 

 

 

 

 

25 % 

 

 

 

 

 

 

25 % 

 2.5.3

Teruggaaf als gevolg van het weigeren van een omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten

 

 

 

Als de gemeente een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, 2.3.6 of 2.3.7 weigert, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt:

van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges.

 

 

 

25 %

 

 

 

25 %

 2.5.4

Minimumbedrag voor teruggaaf

 

 

 

Een bedrag minder dan

wordt niet teruggegeven.

 € 106,50

€ 106,50

2.5.5

Geen teruggaaf legesdeel advies of verklaring van geen bedenkingen

Van de leges verschuldigd op grond van de onderdelen 2.3.17 en 2.3.18 wordt geen teruggave verleend.

 

 

 

Hoofdstuk 6 Intrekking omgevingsvergunning

 

 

2.6

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot gehele of gedeeltelijke intrekking van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.33, tweede lid, onder b, van de Wabo, tenzij onderdeel 2.5.2 van toepassing is:

€ 165,60

€ 167,90

 

Hoofdstuk 7 Wijziging omgevingsvergunning als gevolg van wijziging project

 

 

2.7

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van een omgevingsvergunning of een verzoek tot revisie van een omgevingsvergunning als gevolg van een, naar de omstandigheden beoordeeld, geringe wijziging in het project

€ 206,95

€ 209,86

 

Hoofdstuk 8 Bestemmingsplanwijzigingen zonder activiteiten

 

 

2.8.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het vaststellen van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening

€ 1.744,65

€ 1.769,10

2.8.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het vaststellen van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening

€ 1.769,05

€ 1.793,80

 

Hoofdstuk 9 Diversen

 

 

 

Wijziging tenaamstelling omgevingsvergunning

 

 

2.9.1

Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het wijzigen van de tenaamstelling van een omgevingsvergunning als bedoeld in titel 2 bedraagt:

€ 82,85

€ 84

 

Omgevingsvergunningvrij

 

 

2.9.2

Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning die niet noodzakelijk blijkt te zijn bedraagt:

€ 165,60

€ 167,90

 

Niet verder in behandeling nemen van een aanvraag omgevingsvergunning

 

 

2.9.3

Het tarief voor het niet verder in behandeling van een aanvraag omgevingsvergunning bedraagt:

€ 206,95

€ 209,85

 

Aanvraag reguliere bouwvergunning tweede fase

 

 

2.9.4

Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag reguliere bouwvergunning tweede fase bedraagt:

€ 124,25

€ 126

 

Sloopmelding

 

 

2.9.5

Het tarief voor het in behandeling nemen van een sloopmelding bedraagt:

kosteloos

kosteloos

 

Hoofdstuk 10 In deze titel niet benoemde beschikking

 

 

2.10.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het nemen van een andere, in deze titel niet benoemde beschikking

€ 165,60

€ 167,90

 

Titel 3 Dienstverlening vallend onder de Europese dienstenrichtlijn en niet vallend onder titel 2

 

 

 3.1

Hoofdstuk 1 Horeca

 

 

3.1.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning op grond van artikel 3 (commercieel) en artikel 4 (para-commercieel) van de Drank- en Horecawet

€ 310,50

€ 314,85

3.1.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een melding als bedoeld in artikel 30 van de Drank- en Horecawet

€ 103,50

€ 104,95

3.1.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 35 van de Drank- en Horecawet.

€ 103,50

€ 104,95

3.1.4

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag van een ontheffing van de sluitingstijd voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2.29, tweede lid, van de Algemene plaatselijke verordening)

€ 103,50

€ 104,95

3.1.5

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijzigen van het aanhangsel als bedoeld in artikel 30a, tweede lid, van de Drank- en Horecawet

€ 155

€ 104,95

3.1.4

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een exploitatievergunning als bedoeld in artikel 2.28 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Zuidplas.

€ 310,10

€ 314,45

 

Hoofdstuk 2 Organiseren evenementen

 

 

3.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot

 

 

3.2.1

het verkrijgen van een vergunning voor evenementen als bedoeld in artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Zuidplas.

€ 186,30

€ 188,90

 

Hoofdstuk 3 Sexbedrijven

 

 

3.3.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

 

3.3.1.1

tot het verlenen of verlengen van een vergunning als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening

 

 

3.3.1.1.1

Voor een seksinrichting

€ 1.701

€ 1.725

3.3.1.1.2

Voor een escortbedrijf

€ 1.701

€ 1.725

3.3.2

tot het wijzigen van een exploitatievergunning in verband met uitsluitend een wijziging van het beheer in een seksinrichting of escortbedrijf, als bedoeld in artikel 3.15, tweede lid, van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Zuidplas:

 

 

3.3.2.1

Voor een seksinrichting

€ 1.769

€ 1.794

3.3.2.2

Voor een escortbedrijf

€ 1.769

€ 1.794

 

Toelichting

A Algemeen

1 Wettelijke basis

De leges worden geheven op basis van artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet. De legesheffing voor reisdocumenten en de Nederlandse identiteitskaart berust niet op artikel 229 van de Gemeentewet, maar op artikel 7 van de Paspoortwet, in samenhang met artikel 2, tweede lid, van die wet (wijziging Paspoortwet per 9 maart 2014).

Vanaf 1 januari 1995 komt het begrip ‘leges’ niet meer voor in de Gemeentewet. De reden hiervan is dat er geen wezenlijke verschillen bestaan tussen leges en andere rechten. Het begrip ‘rechten’ in artikel 229 van de Gemeentewet omvat mede de leges. In de verordening is ervoor gekozen de rechten ‘leges’ te blijven noemen, omdat het hier gaat om een ingeburgerd en herkenbaar begrip. Bovendien gaat het in vrijwel alle gevallen om het in behandeling nemen van aanvragen en vergunningen e.d. en om het verstrekken van documenten.

In verband met artikel 10 van de verordening leges (overdracht van bevoegdheden) is in de aanhef eveneens artikel 156, eerste en tweede lid, onder h, van de Gemeentewet genoemd.

2 Opzet

De verordening leges bestaat uit twee gedeelten, namelijk de verordening zelf met de formele en materiële bepalingen en de tarieventabel met een omschrijving van de belastbare feiten, de heffingsmaatstaven en de tarieven.

4 Het begrip ‘dienst’

Artikel 229, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bepaalt dat gemeenten onder andere rechten kunnen heffen voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.

Leges kunnen dus uitsluitend geheven worden voor door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Dit blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 9 december 1987 (nr. 24.892, BNB 1988/117, Belastingblad 1988, blz. 65).

Het begrip ‘dienst’ is niet nader gedefinieerd in de wet. Wel is in de jurisprudentie invulling gegeven aan het begrip ‘dienst’. Op grond van de jurisprudentie komen wij tot het oordeel dat voor de vraag of er sprake is van een dienst doorslaggevend is of degene te wiens behoeve de dienst wordt verleend een individueel belang heeft bij de dienst. Dit individuele belang is in beginsel altijd aanwezig indien de dienstverlening wordt gevraagd.

Indien de dienst ambtshalve wordt verleend, is er naar het oordeel van de wetgever geen sprake van een dienst (Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 591, nr. 3, blz. 78). Dit betekent dat vanaf 1 januari 1995 voor het ongevraagd verlenen van diensten geen legesheffing meer mogelijk is.

Is het algemene belang groter dan het individuele belang van de aanvrager dan wel degene te wiens behoeve de dienst wordt verleend, dan is er geen sprake van een dienst die legesheffing rechtvaardigt.

Opgemerkt wordt dat het ‘verlenen’ van een dienst, zoals geformuleerd in de verordening, uitsluitend betrekking heeft op het in gang zetten van de dienstverlening. Er is dus sprake van een inspanningsverplichting en niet van een resultaatsverplichting.

B Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de tarieventabel voorkomende begrippen is daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1.

Artikel 2 Belastbaar feit

De omschrijving van het belastbaar feit valt in tweeën uiteen. Enerzijds betreft het belastbaar feit het genot van verleende diensten, anderzijds betreft het belastbaar feit het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een reisdocument of een Nederlandse identiteitskaart.

Deze laatste omschrijving houdt verband met de wijziging van de Paspoortwet per 9 maart 2014 en daarvóór met HR 9 september 2011, nr. 10/04967 , LJN: BQ4105 en de Wet van 13 oktober 2011, Stb. 440, die een zelfstandige grondslag biedt voor de legesheffing nu het hierbij niet gaat om dienstverlening als bedoeld in artikel 229, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet.

De verordening kent zeer uiteenlopende diensten waarvoor leges worden geheven. Daarom is naast de in artikel 2 opgenomen algemene omschrijving van het belastbare feit voor iedere dienst afzonderlijk een verdere omschrijving van het belastbare feit in de tarieventabel opgenomen. Dat is dan ook de reden dat in artikel 2 wordt gesproken van ‘een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel’. Omdat artikel 217 van de Gemeentewet bepaalt dat het voorwerp van de belasting en het tarief moeten zijn vermeld in de belastingverordening, mag er geen twijfel over bestaan dat de tarieventabel deel uitmaakt van de verordening. Vandaar dat de woorden ‘daarbij behorende’ zijn gebruikt. In de tarieventabel en in de bij de verordening en de tarieventabel behorende bijlagen wordt dit eveneens uitdrukkelijk aangegeven.

De omschrijving van het belastbare feit is van belang voor de vraag of de materiële belastingschuld ontstaat en het tijdstip waarop die belastingschuld ontstaat.

Artikel 3 Belastingplicht

De belastingverordening moet vermelden wie de belastingplichtige is (artikel 217 van de Gemeentewet). Vanwege het uiteenlopende karakter van de verschillende diensten is gekozen voor een ruime omschrijving van de belastingplicht, om te voorkomen dat in bepaalde situaties geen belastingplichtige aangewezen zou kunnen worden.

Het gebruik van de woorden ‘dan wel’ is bedoeld om te voorkomen dat voor dezelfde dienst van twee belastingplichtigen, te weten de aanvrager en degene te wiens behoeve de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht, leges worden geheven.

Vanuit de systematiek van de verordening ligt het voor de hand in eerste instantie de aanvrager in de heffing te betrekken. Als het niet mogelijk is een aanvrager als belastingplichtige aan te wijzen, bijvoorbeeld als de aanvrager duidelijk niet de belanghebbende is, dan kan degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht als belastingplichtige aangemerkt worden. Dit laatste zal zich niet snel voordoen omdat, zoals al eerder is geconstateerd, de aanvrager per definitie een belang heeft bij de dienstverlening of de handelingen.

Bij het aanwijzen van de belastingplichtige kan zich geen keuzesituatie voordoen. In verband hiermee is het stellen van beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige niet nodig.

Artikel 4 Vrijstellingen

Onderdeel a

In onderdeel a hebben wij een (verplichte) vrijstelling opgenomen voor diensten waarvan de kosten krachtens afdeling 6.4 (grondexploitatie) van de Wet ruimtelijke ordening zijn of worden verhaald. Deze vrijstelling houdt verband met de zogenaamde Grondexploitatiewet (Stb. 2007, 271) die op 1 juli 2008 in werking is getreden en onderdeel uitmaakt van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (afdeling 6.4).

Onderdeel b

Onderdeel b heeft betrekking op het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een (milieu-)inrichting of mijnbouwwerk (artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Hiervoor kunnen geen leges worden geheven op grond van artikel 2.9, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) dat luidt:

‘1. Voor zover aanvragen tot verlening of gehele of gedeeltelijke intrekking van een omgevingsvergunning of wijziging van voorschriften van een omgevingsvergunning betrekking hebben op een activiteit met betrekking tot een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, worden geen rechten geheven.’

Dit is dus ook een wettelijke vrijstelling, die voor een goed begrip is opgenomen in de legesverordening.

Onderdeel c

De vrijstelling onder c heeft betrekking op de zogenaamde ‘omgevingsvergunning beperkte milieutoets’ (OBM). Dit is een toestemming van het bevoegd gezag die bedrijven sinds 1 januari 2011 voor een aantal activiteiten uit het Activiteitenbesluit (officiële naam: 'Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer') nodig hebben om met deze activiteiten op een specifieke locatie te kunnen starten. De OBM is van toepassing op twee typen activiteiten:

1. activiteiten waarvoor een m.e.r- beoordeling verplicht is; en

2. activiteiten waarvoor het bevoegd gezag een lokale toets moet uitvoeren om te beoordelen of de activiteit ingepast kan worden in de lokale situatie.

De OBM is gebaseerd op artikel 2.1, eerste lid, onderdeel i, van de Wabo in samenhang met artikel 2.2a van het Besluit omgevingsrecht. De OBM bestaat uit een toestemming of een weigering. Het bevoegd gezag kan geen voorschriften aan de OBM verbinden (artikel 5.13a Besluit omgevingsrecht).

Artikel 5 Maatstaven van heffing en tarieven

Voor de maatstaven van heffing en tarieven wordt in dit artikel verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel die, zoals in de toelichting op artikel 2 reeds is opgemerkt, deel uitmaakt van de verordening.

Artikel 6 Wijze van heffing

In de verordening is in beginsel gekozen voor de heffing op andere wijze, omdat deze wijze van heffing wordt gekenmerkt door een grote mate van vormvrijheid, wat goed aansluit bij het karakter van de heffing van leges.

Artikel 10 Overdracht van bevoegdheden

Bij wijzigingen in rijksregelgeving die gevolgen hebben voor de leges, kan de besluitvormingsprocedure voor belastingverordeningen (van ambtelijke voorbereiding tot en met raadsbesluit) belemmerend werken. Ook kan het gewenst zijn een redactionele wijziging op korte termijn door te voeren. Om de gewenste flexibiliteit en de te betrachten spoed te bereiken, kan de raad de bevoegdheid tot vaststelling van de legesverordening aan het college overdragen (delegeren). Artikel 156, eerste en tweede lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet maakt dit mogelijk. Artikel 10 van de verordening voorziet in een beperkte overdracht van die vaststellingsbevoegdheid aan het college. In verband met dit artikel is artikel 156 van de Gemeentewet in de aanhef van de verordening genoemd. De bevoegdheidsoverdracht is om twee redenen beperkt, namelijk:

• 1 De verordenende bevoegdheid van de raad is in dualistische verhoudingen belangrijk om een evenwicht tussen de raad en het college te waarborgen (Kamerstukken II 2000/01, 27751, nr. 3, pag. 27, Wet dualisering gemeentebestuur).

• 2 De raad raakt bij overdracht van zijn bevoegdheid zelf die bevoegdheid kwijt, tenzij hij het delegatiebesluit weer intrekt.

 

Op grond van artikel 10 is het college bevoegd tot wijziging van de legesverordening:

• als sprake is van een zuiver redactionele wijziging (tekstuele wijzigingen die geen materiële gevolgen hebben);

• bij wijziging in rijksregelgeving:

• waarvan de implementatieperiode na bekendmaking in het Staatsblad of de Staatscourant korter is dan drie maanden; en

• die tariefbepalingen betreft waarbij een rijkskostendeel onderdeel uitmaakt van het tarief, of waarvoor bij of krachtens een wet een (maximum)tarief is gesteld;

• en bovendien de raad niet zelf al met deze wijzigingen rekening heeft gehouden.

De implementatieperiode van drie maanden is de termijn die gemeenten doorgaans nodig hebben om een belastingverordening te wijzigen (van ambtelijke voorbereiding tot en met raadsbesluit). De implementatieperiode van drie maanden is ook opgenomen in aanwijzing 174 van de Aanwijzingen voor de regelgeving en in de zogenaamde Code Interbestuurlijke Verhoudingen (een afspraak tussen het kabinet, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) over hoe overheden met elkaar willen samenwerken, januari 2005). Voor wijzigingen in rijksregelgeving die meer dan drie maanden voor de inwerkingtreding officieel worden bekendgemaakt, blijft de raad te allen tijde bevoegd.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

 

Met betrekking tot de leges heeft het college van burgmeester en wethouders geen nadere regels als bedoeld in dit artikel vastgesteld.

Artikel 12 Overgangsrecht

 

Als een verordening wordt gewijzigd of een vervangende verordening wordt vastgesteld, verdient het aanbeveling eerbiedigende werking aan de oude verordening te geven. Dit houdt in date verordening die wordt ingetrokken, van toepassing blijft op belastbare feiten die zich vóór de datum van ingang van de heffing van de nieuwe verordening hebben voorgedaan. Voor die belastbare feiten blijft heffing dus mogelijk basis van oude verordening, ook al is die verordening ingetrokken.

Artikel 13 Inwerkingtreding

 

Het inwerkingtredingartikel in de gemeentelijke belastingverordening bestaat uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel regelt de inwerkintreding, het tweede onderdeel bepaalt de datum van ingang van de heffing.

Artikel 14 Citeertitel

 

Een citeertitel vereenvoudigt de verwijzing naar een bepaalde verordening.