Organisatie | Amersfoort |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2016 |
Citeertitel | Nadere regels Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Artikel 16 bevat een hardheidsclausule.
Deze regeling vervangt de 'nadere regels Verordening jeugdhulp gemeente Amersfoort 2015'.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2016 | 01-01-2017 | nieuwe regeling | 18-12-2015 | 5125912 |
Burgemeester en wethouders van Amersfoort;
gelet op artikelen 2 lid 3, artikel 4, artikel 7 lid 3 en 4 en artikel 12 lid 4 van de Verordening Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2015;
overwegende dat het gewenst is nadere regels vast te stellen ter uitvoering van de Verordening Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2015;
Hoofdstuk 2: Toegang jeugdhulp via de gemeente
Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 6, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.
Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument ter inzage als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.
Hoofdstuk 3: Regels voor persoonsgebonden budget
Artikel 9. Wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget (pgb) wordt vastgesteld
Artikel 10. Mogelijkheden tot het kiezen voor een pgb
Als een jeugdige in aanmerking komt voor een individuele voorziening, maar de jeugdige of zijn ouders de ondersteuning zelf wensen in te kopen door middel van een door het college te verstrekken pgb, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag en budgetplan te worden ingediend, waarbij de jeugdige of zijn ouders aangeven:
Een pgb is alleen mogelijk als:
De jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college in staat zijn de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren of zij daarvoor iemand hebben gemachtigd die:
Een persoon is die niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht, tenzij dit, gezien de situatie van de cliënt, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college passend wordt bevonden.
Het college toetst of de jeugdige of zijn ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde in staat zijn om de taken die aan een pgb zijn verbonden op verantwoorde wijze uit te voeren onder meer aan de hand van de uitslag van een volledig doorlopen, door Per Saldo opgestelde en bij het wijkteam verkrijgbare Pgb-zelftest;
Artikel 11. Professionele ondersteuning
Hoofdstuk 4: Overige bepalingen
Artikel 15. Inspraak en medezeggenschap
Het college stelt in 2016 de werkwijze voor de inspraak voor ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten en hun vertegenwoordigers vast.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van hetgeen in deze nadere regels is bepaald, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Toelichting Nadere regels Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2016
Hoofdstuk 1 Vormen van jeugdhulp
Artikel 2 Overige voorzieningen
De overige voorzieningen zijn vrij toegankelijk beschikbaar zonder een aanvraagprocedure. De overige voorzieningen bestaan uit het laagdrempelig verlenen van informatie en advies en uit het verstrekken van lichte ambulante hulpverlening. Voor een deel van de hulpvragen zal volstaan kunnen worden met een vrij toegankelijke voorziening. Indien dit niet toereikend is, wordt een individuele voorziening ingezet. Daarnaast kunnen de overige voorzieningen een goede ondersteuning bieden bij de inzet van een individuele voorziening.
Artikel 3 Individuele voorzieningen
De individuele voorziening is een voorziening die alleen via een aanvraag en een beschikking kan worden ingezet. Het is een voorziening, die niet vrij toegankelijk is voor ouders en jeugdigen. Het wijkteam heeft het mandaat om een individuele voorziening in te zetten en zal deze procedure zorgvuldig moeten doorlopen. Voorzieningen ter uitvoering van het gedwongen kader vallen onder de diensten van SAVE. De diensten die onder het gedwongen karakter vallen zijn niet op aanvraag beschikbaar, maar worden opgelegd door de Rechtbank. Het gaat hier om jeugdbescherming en jeugdreclassering. De gemeente is verantwoordelijk voor een toereikend aanbod van deze voorzieningen.
De individuele voorzieningen betreffen specialistische hulpverlening/begeleiding die niet door het wijkteam geboden kan worden. De specialistische hulpverlening/begeleiding kan zowel ambulant als in een intramurale setting worden geboden.
In artikel 2 lid 2 van de Verordening Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2015 worden de volgende individuele voorzieningen genoemd:
In de vorige versie van de nadere regels (Nadere regels verordening Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2015, inwerkingtreding 1 januari 2015) wordt hieraan uitwerking gegeven in termen van:
In deze Nadere regels wordt als volgt een vertaling gemaakt:
Deze indeling past binnen de ingezette beweging in het sociaal domein en sluit aan bij de vormen van individuele voorzieningen zoals staan beschreven in artikel 2 lid 2 van de Verordening Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2015.
Hoofdstuk 2 Toegang jeugdhulp via de gemeente
Artikel 4 lid 1 en 2 Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag
De gemeente organiseert de toegang tot de jeugdhulp in de wijken. We gaan er hiervan uit dat de toegang naar jeugdhulp zo dicht mogelijk bij het kind en gezin wordt georganiseerd. Na bevestiging van hulpvraag wordt een afspraak gemaakt voor een gesprek, indien mogelijk zal het gesprek zoveel mogelijk bij de ouders en jeugdige thuis plaatsvinden.
Wanneer er sprake is van spoedeisende hulp, kan het wijkteamlid direct een individuele voorziening inzetten. Dit betekent dat de ouders en jeugdige geen procedure hoeft te doorlopen om de nodige zorg te ontvangen.
Het wijkteamlid informeert de ouders en jeugdigen over de procedure omtrent het gesprek en informeert de ouders en jeugdigen over hun rechten en plichten. Het kan zijn dat een wijkteam lid op basis van de gegevens uit het brede gesprek nader onderzoek doet om te bepalen of belanghebbende een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet nodig heeft. Het aanvragen van advies door de expertisepool kan onderdeel uitmaken van het onderzoek. Het is van belang dat de ouders en jeugdigen toestemming geeft voor het uitwisselen van persoonsgegevens.
Ouders en jeugdige kunnen zonder een aanvraag rechtstreeks toegang krijgen tot overige jeugdhulp.. De gemeente communiceert duidelijk naar de inwoners welke voorzieningen direct toegankelijk zijn en welke voorzieningen niet direct toegankelijk zijn.
Na bevestiging van hulpvraag wordt een afspraak gemaakt voor een gesprek. Op voorhand bepalen de nadere regels niet precies wanneer deze afspraak wordt gemaakt. Afhankelijk van de hulpvraag kan het namelijk zijn dat het wijkteam eerst gegevens wil verzamelen voor een goede voorbereiding op het gesprek.
Wanneer de gegevens bekend zijn bij het wijkteam, dan is het niet nodig om het gehele vooronderzoek opnieuw te houden.
Het familiegroepsplan is in artikel 1.1 van de Jeugdwet gedefinieerd als: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. In artikel 4.1.2 van de Jeugdwet is bepaald dat de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling bij het uitvoeren van artikel 4.1.1 Jeugdwet en indien sprake is van vroegsignalering van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als eerste de mogelijkheid biedt om, binnen redelijke termijn, een familiegroepsplan op te stellen. Op grond van artikel 2.1., onder g, Jeugdwet, maakt het familiegroepsplan onderdeel uit van het gemeentelijk beleid.
Als een kind buiten het eigen gezin wordt verzorgd en opgevoed, of als het kind voor een dagdeel buitenshuis verblijft, dan wordt er een ouderbijdrage geheven. Deze ouderbijdrage zal vanaf 1 januari 2015 worden door het Centraal Administratiekantoor (CAK) worden geheven. Het CAK krijgt informatie van de gemeente. Op basis van deze informatie neemt het CAK al dan niet contact met de ouder op. In de Jeugdwet worden ook enkele situaties benoemd, wanneer de ouder geen bijdrage verschuldigd is, het gaat dan met name om situaties als de ouders geen ouderlijk gezag (meer) hebben, in acute noodsituaties, dit betreft ‘crisisplaatsing’ als sprake is van een acute noodsituatie.
Van het gesprek wordt een schriftelijk verslag opgesteld. Daarin staan het in samenspraak met de ouders en jeugdigen, en indien aanwezig andere personen uit het sociale netwerk, tot stand gekomen oplossingen (een arrangement). In plaats van een verslag kan ook een plan van aanpak worden opgesteld. De inhoud daarvan bevat in ieder geval ook de strekking van de genoemde onderzoeksonderwerpen.
Het verslag vormt de belangrijkste basis voor de beslissing op de aanvraag. Nadat de ouders en jeugdigen beschikt over het verslag is het wel de verantwoordelijkheid van de ouders en jeugdige, al dan niet personen uit het sociale netwerk, zelf te beslissen of een aanvraag wordt ingediend. Als de ouders en jeugdige niet eens is met het opgestelde plan, dan is er altijd een mogelijkheid voor de ouders en jeugdige om aan te geven waarom hij niet akkoord is.
Als de ouders en/of jeugdige het plan ondertekent en het plan is voorzien van zijn naam, burgerservicenummer (BSN), geboortedatum en een dagtekening, kan het plan fungeren als aanvraagformulier voor een individuele voorziening of individuele voorziening; als dat (mede) de uitkomst is van het gesprek.
Artikel 9 Wijze waarop de hoogte van het PGB wordt vastgesteld
In artikel 8 wordt geregeld op welke wijze het PGB tarief wordt bepaald en welke verschillende tarieven er zijn. Bij de vaststelling van de tarieven voor dienstverlening wordt een onderscheid gemaakt tussen zorgverlening door professionals in dienst van een instelling, professionals werkzaam als zelfstandige en niet professionals. Het PGB voor dienstverlening door professionals in dienst van een instelling bedraagt 90% van het door het college vast te stellen tarief. Voor dienstverlening door professionals die werkzaam zijn als zelfstandige wordt uitgegaan van 75% van het vastgestelde tarief omdat deze professionals lagere overheadkosten hebben. Voor de categorie niet professionals hanteert het college een bedrag van 50% van het vastgestelde tarief.
Artikel 10 mogelijkheden tot het kiezen voor een PGB
De eisen voor een PGB in de Jeugdwet zijn strenger dan in de Wmo. Naast de eisen over de kwaliteit van de zorg en het in staat moeten zijn om als PGB budgethouder op te treden bepaalt de Jeugdwet dat de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt moeten stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten. Met andere woorden, bij de Jeugdwet wordt als uitgangspunt gehanteerd dat de jeugdhulp/zorg wordt verleend door gecontracteerde aanbieders tenzij dat in het concrete geval niet passend is.
Het PGB is een geschikt instrument voor mensen die dit kunnen zelf de regie te laten voeren over de inkoop van zorg en ondersteuning en de organisatie hiervan. Hierbij is wel van belang dat cliënten goed begrijpen wat het betekent om budgethouder te zijn. Om die reden is in het vierde lid van artikel 9 van de nadere regels onder meer opgenomen dat de geschiktheid van de cliënt of zijn sociale netwerk om de taken die aan een pgb zijn verbonden op verantwoorde wijze uit te voeren onder meer wordt getoetst aan de hand van de door de belangenvereniging van mensen met een PGB, Per Saldo, opgestelde PGB zelftest.
Naast de zelftest van Per Saldo zal het Wijkteam bij het beoordelen van de geschiktheid van de cliënt om als budgethouder op te treden kijken naar de persoonlijke omstandigheden van de cliënt. Indien er bij de cliënt sprake is geweest van schuldenproblematiek of een verslaving kan dat een reden zijn om geen PGB te verstrekken.
In artikel 10 lid 2 sub c is onder meer bepaald dat, indien de cliënt iemand heeft gemachtigd om zijn belangen te behartigen en het PGB te beheren, deze persoon in beginsel niet tevens de uitvoerder van de ondersteuning mag zijn die met het PGB wordt ingekocht. Deze bepaling is opgenomen omdat het in 2015 is voorgekomen dat wijkteams werden geconfronteerd met PGB aanbieders die stellen “alles wel even te regelen voor hun klanten en die als vertegenwoordiger van de cliënt én ook als zorgverlener optreden. Dit is een ongewenste situatie omdat de zorgverlener een eigen belang heeft en daarmee een risico op belangenverstrengeling ontstaat. In uitzonderlijke gevallen die goed moeten worden onderbouwd kan worden toegestaan dat de gemachtigde of vertegenwoordiger wel de uitvoerder is van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht. Hierbij zal geborgd moeten zijn dat het pgb op een verantwoorde wijze besteed wordt.
Artikel 11 Professionele ondersteuning
In dit artikel is opgenomen wanneer er sprake is van professionele ondersteuning en welke (kwaliteitseisen) er worden gesteld aan de verschillende professionele zorgverleners die via een PGB zorg verlenen. Uit de ervaringen in 2015 is gebleken dat er behoefte bestaat aan kwaliteitseisen voor zorgaanbieders die via een PGB worden ingekocht. Met dit artikel wordt aan die behoefte tegemoet gekomen.
Psychiatrische en psychologische behandeling van jeugdigen is specialistische zorg. Om die reden is in artikel 11 bepaald dat het inkopen in het informele netwerk van een psychiatrische en psychologische behandeling via een pgb niet is toegestaan. Daarnaast regelt het tweede lid van dit artikel dat een pgb voor deze vorm van specialistische zorg alleen mogelijk is indien de behandelaar voldoet aan de kwaliteitseisen die de gemeente stelt aan gecontracteerde aanbieders van psychiatrische en psychologische behandeling.