De raad van de Gemeente Alphen aan den Rijn;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;
B E S L U I T vast te stelen de volgende:
Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting
2016
Artikel 1 Belastbaar feit
Onder de naam 'hondenbelasting' wordt een directe belasting geheven
ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente.
Artikel 2 Belastingplicht
- 1
Belastingplichtig is de houder van een hond.
- 2
Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een
hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.
- 3
Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt
aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel
231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde
gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.
Artikel 3 Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:
- 1
die bij een daarvoor geaccrediteerd instituut zijn opgeleid tot
blindengeleidehond en daadwerkelijk dienen als blindengeleidehond en
in hoofdzaak als zodanig door de houder, of lid van het huishouden,
met een visuele beperking worden gehouden;
- 2
die bij een daarvoor geaccrediteerd instituut zijn opgeleid tot
hulphond en daadwerkelijk dienen als hulphond en in hoofdzaak als
zodanig door de houder, of lid van het huishouden, met een
motorische beperking worden gehouden;
- 3
die verblijven in een hondenasiel, zijnde een aan één locatie
gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring
houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waarvan
door de eigenaar permanent afstand is gedaan en deze locatie als
inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van
het Besluit houders van dieren;
- 4
die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij samen met de
moederhond worden gehouden;
- 5
waarvan de houder in het bezit is van een geldig diploma of een
verklaring van geschiktheid van de Koninklijke Nederlandse
Politiehondenvereniging, mits de houder zich verbindt zijn hond met
een geleider, aan wiens bevelen de hond gehoorzaamt, op aanvraag ter
beschikking van de politie te stellen.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.
Artikel 5 Belastingtarief
- 1
De belasting bedraagt per belastingjaar:
- a
voor een eerste hond € 57,-
- b
voor een tweede hond € 85,80
- c
voor iedere hond boven het aantal van twee € 142,20
- 2
In afwijking van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor
honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van
beheer op kynologisch gebied in Nederland, € 199,20 per kennel.
- 3
Het tweede lid blijft buiten toepassing indien belastingplichtige
schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen
naar het werkelijke aantal honden indien blijkt dat dit bedrag lager
is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.
- 4
Indien het totale aanslagbiljetbedrag beneden de € 5,- blijft, wordt
geen belasting geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin
wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde
bedragen hondenbelasting of andere heffingen aangemerkt als één
belastingbedrag.
Artikel 6 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wijze van heffing
- 1
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
- 2
Bij de heffing wordt gebruik gemaakt van aangiften. In afwijking van
artikel 9 AWR dient aangifte te worden gedaan binnen 14 dagen na het
uitnodigen tot het doen van aangifte.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo
dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
- 2
Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het
aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de
belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het
toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten
van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de
aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het
aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.
- 3
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan
wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert,
bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de
voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde
van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal
honden, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 9 Termijnen van betaling
- 1
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de
eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in
de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn
twee maanden later.
- 2
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid
gestelde termijnen.
- 3
In afwijking van het eerste lid kunnen de aanslagen in gevallen, waarbij
de belastingschuldige aan de gemeente een automatische incasso heeft
verstrekt, in maximaal tien gelijke maandelijkse termijnen worden
voldaan. De eerste termijn vervalt daarbij op de laatste dag van de
maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is
vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
- 4
Betaling in termijnen is alleen mogelijk indien het totaal verschuldigde
bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen minimaal € 50
doch minder dan € 5.000 bedraagt.
- 5
In afwijking van hetgeen in het derde lid is bepaald, worden, indien de
belastingplicht eerst in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel
de belasting later dan de tweede kalendermaand van het belastingjaar
wordt opgelegd, de termijnen van betaling bij automatische incasso
beperkt tot het aantal volle termijnen dat nog van de genoemde tien
gelijke termijnen resteert. Met dien verstande dat een minimum aantal
van zes termijnen overblijft.
- 6
In afwijking van hetgeen in het derde lid is bepaald, worden, indien de
belasting eerst in één van de volgende kalenderjaren wordt opgelegd, de
termijnen van betaling bij automatische incasso beperkt tot zes gelijke
termijnen.
- 7
De in lid 3, 5 en 6 van dit artikel genoemde termijnbedragen worden
afgerond op twee decimalen. Afwijkingen en afrondingsverschillen in de
te betalen termijnen zijn toegestaan.
Artikel 10 Kwijtschelding
Bij de invordering van hondenbelasting wordt geen kwijtschelding
verleend.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1
De 'Verordening hondenbelasting 2015’ van 18 december 2014 van de
gemeente Alphen aan den Rijn, wordt ingetrokken met ingang van 1
januari 2016, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de
belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van
de bekendmaking.
- 3
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.
- 4
Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening hondenbelasting
2016'.
Vastgesteld door de raad van Alphen aan den Rijn in de openbare
raadsvergadering van 17 december 2015,
de griffier, de voorzitter,
drs. J.A.M. Timmerman, mr. drs. J.W.E. Spies