De raad van de gemeente Apeldoorn;
gelezen het voorstel van het college d.d. 24 september 2015, nr.
100/2015;
gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;
BESLUIT:
vast te stellen de navolgende Verordening op de heffing en de
invordering van toeristenbelasting 2016.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
vakantie-onderkomens: woningen en andere verblijven, niet-zijnde
mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd
voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere
recreatieve doeleinden;
- b.
mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's,
toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke
voertuigen welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als
verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;
- c.
niet-beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere
verblijven, of gedeelten daarvan, niet-zijnde mobiele
kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak
bestemd zijn als verblijf voor vakantie en andere recreatieve
doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die
doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden;
- d.
vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is
voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van een
zelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan;
- e.
groepsaccommodaties: (een samenstel van) vakantie-onderkomens,
mobiele kampeeronder-komens en niet-beroepsmatig verhuurde
ruimten welke bestemd zijn voor gebruik door groepen van meer
dan 15 personen.
Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven
voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen
een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als
ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen
zijn ingeschreven.
Artikel 3 Belastingplicht
- 1.
Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als
bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel
op hem ter beschikking staande terreinen.
- 2.
De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te
verhalen op degene, ter zake van wiens verblijf de belasting
verschuldigd wordt.
- 3.
Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is
aan te wijzen, is
belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel
2 verblijf houdt.
Artikel 4 Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:
- 1.
door degene, die:
- a.
verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in
artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating
Zorginstellingen;
- b.
tijdelijk in de gemeente verblijft als deelnemer aan een
zogenaamde schoolwerkweek, dan wel aan een zogenaamd
landgoedwerkkamp;
- c.
verblijf houdt in een groepsaccommodatie als bedoeld in
artikel 1, onder e van deze verordening.
- 2.
van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid,
van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland
verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h.
van voornoemde wet, en voorzover deze persoon verblijf houdt
als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder
verantwoordelijkheid van het Centraal orgaan opvang
asielzoekers.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het werkelijke aantal
overnachtingen. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het
aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal
nachten.
Artikel 6 Opteren voor forfaitaire berekeningswijze van de
maatstaf van heffing
- 1.
Op een door de belastingplichtige vóór aanvang van het
belastingjaar gedane aanvraag, wordt het aantal
overnachtingen in afwijking van artikel 5 forfaitair
bepaald, waarbij:
- 1.
het aantal personen dat heeft overnacht met betrekking
tot:
- a.
mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste
standplaatsen wordt bepaald op 2,5 personen;
- b.
mobiele kampeeronderkomens op niet-vaste standplaatsen wordt
bepaald op 2,8 personen;
- c.
hotels en pensions wordt bepaald op 1 persoon per
slaapplaats;
- 2.
het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde
personen is overnacht:
- a.
in geval verblijf wordt gehouden in mobiele
kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen
wordt bepaald op 59;
- b.
in geval verblijf wordt gehouden in mobiele
kampeeronderkomens en stacaravans op niet-vaste
standplaatsen wordt bepaald op 58;
- c.
in geval verblijf wordt gehouden in hotels en pensions wordt
bepaald op 203;
- 3.
ingeval verblijf wordt gehouden op een terrein met meer dan
honderd vakantie-onderkomens wordt het aantal overnachtingen
per onderkomen bepaald op:
- a.
603 indien het aantal slaapplaatsen vier of minder
bedraagt;
- b.
741 indien het aantal slaapplaatsen vijf of zes
bedraagt;
- c.
881 indien het aantal slaapplaatsen meer dan zes
bedraagt;
- 4.
ingeval verblijf wordt gehouden op een terrein met honderd
of minder vakantie-onderkomens wordt het aantal
overnachtingen per onderkomen bepaald op:
- a.
254 indien het aantal slaapplaatsen vier of minder
bedraagt;
- b.
366 indien het aantal slaapplaatsen vijf of zes
bedraagt;
- c.
464 indien het aantal slaapplaatsen meer dan zes
bedraagt.
- 2.
Voor toepassing van het eerste lid wordt het aantal mobiele
kampeeronderkomens bepaald op het aantal vaste standplaatsen
op 1 januari van het belastingjaar.
- 3.
Voor de toepassing van het eerste lid worden niet als
afzonderlijk onderkomen aangemerkt slaaptentjes van
kinderen, welke tentjes behoren bij onderkomens of
vakantiehuisjes, waarin gelijktijdig ouders of verzorgers
van die kinderen overnachten.
Artikel 7 Belastingtarief
- 1.
Het tarief bedraagt per overnachting € 0,44.
- 2.
In afwijking van het eerste lid bedraagt het tarief per
overnachting:
- a.
in vakantie-onderkomens en niet-beroepsmatig verhuurde ruimten €
0,89;
- b.
in hotels en pensions die in 2014 gekwalificeerd waren als
“hotels en pensions t/m 2 sterren” € 1,49;
- c.
in hotels en pensions die in 2014 gekwalificeerd waren als “hotels
en pensions met 3 of meer sterren” € 2,11.
Artikel 8 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 9 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 10 Aanslaggrens
Belastingaanslagen van minder dan € 10,= worden niet opgelegd.
Artikel 11 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagenworden betaald in zes gelijke termijnen
waarvan de eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van de
aanslag en elk van de volgende termijnen telkens een maand later,
met dien verstande dat, indien na de kalendermaand, waarin de
aanslag wordt opgelegd, minder dan zes kalendermaanden in het
kalenderjaar overblijven, de aanslagen gezamenlijk moeten worden
betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van
dagtekening nog kalendermaanden in het jaar overblijven, met een
minimum van één.
- 2.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het
voorgaande lid gestelde termijnen.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en
wethouders
Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de
invordering van de toeristenbelasting.
Artikel 13 Aanmeldingsplicht
De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden,
voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze
verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te
melden aan de door het college aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in
artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.
Artikel 14 Nachtverblijfregister
- 1.
De belastingplichtige is gehouden per belastingjaar een vanwege de
gemeente kosteloos ter beschikking gesteld nachtverblijfregister bij
te houden.
- 2.
Het nachtverblijfregister bevat met betrekking tot ieder aan wie
gelegenheid tot overnachten wordt verschaft tenminste de volgende
gegevens:
- -
- -
datum van aankomst en datum van vertrek;
- -
het aantal overnachtingen ter zake waarvan belasting is
verschuldigd.
- 3.
De gemeenteambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel
b, van de Gemeentewet is bevoegd voor bepaalde gevallen of groepen
van gevallen van de in het eerste lid bedoelde verplichting gehele
of gedeeltelijke ontheffing te verlenen, zonodig onder door hem te
stellen voorwaarden.
Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De Verordening toeristenbelasting 2015, vastgesteld op 13
november 2014 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde
lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande
dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich
voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag
na die van de
bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.
- 4.
Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening
toeristenbelasting 2016’.