De raad van de gemeente Apeldoorn;
gelezen het voorstel van het college d.d. 24 september 2015, nr.
100/2015;
gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;
BESLUIT:
vast te stellen de navolgende Verordening op de heffing en de invordering
van hondenbelasting 2016.
Artikel 1 Belastbaar feit
Onder de naam ‘hondenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het
houden van een hond binnen de gemeente.
Artikel 2 Belastingplicht
- 1.
Belastingplichtig is de houder van een hond.
- 2.
Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een
hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.
- 3.
Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt
als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid,
onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen
lid van dat huishouden.
Artikel 3 Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven voor honden:
- a.
die zijn opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en en in
hoofdzaak als zodanig door een blind persoon worden gehouden;
- b.
die zijn opgeleid tot en dienen als gehandicaptenhond en in
hoofdzaak als zodanig d oor eengehandicapt persoon worden gehouden;
- c.
die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1, onder c,
van het Honden- en kattenbesluit 1999, welk asiel is opgenomen in
het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd
besluit;
- d.
die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden
gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in artikel 1, onder
b, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welke inrichting is
opgenomen in het centraal register, bedoeld in artikel 5, tweede
lid, van genoemd besluit;
- e.
die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de
moederhond worden gehouden;
- f.
waarvan de houder woonachtig is in het gebied dat is gelegen buiten
de rode omlijning op de bij deze verordening behorende en als
zodanig gewaarmerkte kaarten.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt
gehouden.
Artikel 5 Belastingtarief
- 1.
De belasting bedraagt per belastingjaar:
- a.
voor een eerste hond € 71,50;
- b.
voor iedere hond boven het aantal van één € 100,75.
- 2.
In afwijking in zoverre van de voorgaande leden bedraagt de
belasting voor honden, gehouden in kennels die zijn
geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied
in Nederland € 474,50 per kennel.
- 3.
Het tweede lid blijft buiten toepassing indien
belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde
belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden
indien blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van
het tweede lid bepaalde bedrag.
- 4.
Belastingaanslagen van minder dan € 10,= worden niet
opgelegd. Voor toepassing van de vorige volzin wordt het
totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen
hondenbelasting of andere heffingen aangemerkt als één
belastingaanslag.
Artikel 6 Kwijtschelding
- 1.
Voor de belasting voor de eerste hond, bedoeld in artikel 5,
eerste lid, onder a, kan kwijtschelding worden
verleend.
- 2.
Geen kwijtschelding wordt verleend voor de belasting voor de
tweede en volgende hond, bedoeld in artikel 5, eerste lid,
onder b.
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar
tijdsgelang.
- 1.
De belastingschuld is verschuldigd bij het begin van het
belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de
belastingplicht.
- 2.
- a.
Indien de belastingplicht in de loop van het jaar
aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het
belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de
hogere belasting terzake van het toegenomen aantal honden,
verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten als er in dat
jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk
de toename van het aantal honden, nog kalendermaanden
overblijven, zulks met inachtneming van het onder b
bepaalde.
- b.
Vangt de belastingplicht voor de 16e van de maand aan, dan
is het recht over die maand ten volle verschuldigd; vangt de
belastingplicht op of na de 16e van de maand aan, dan is
over die maand geen recht verschuldigd.
- 3.
- a.
Indien de belastingplicht in de loop van het
belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop
van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op
ontheffing van zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat
jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het
einde van de belastingplicht, respectievelijk de
vermindering van het aantal honden, nog kalendermaanden
overblijven, zulks met inachtneming van het onder b
bepaalde.
- b.
Eindigt de belastingplicht voor de 16e van de maand, dan
wordt over die volle maand ontheffing verleend. Eindigt de
belastingplicht op of na de 16e van de maand, dan wordt over
die maand geen ontheffing verleend.
Artikel 10 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de
Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald
uiterlijk op de laatste dag van de eerste maand volgend op
de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is
vermeld.
- 2.
In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, ingeval
het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde
aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat
het bedrag daarvan, meer is dan € 50,= maar minder dan €
3.500,= en zolang de verschuldigde bedragen door middel van
automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven,
dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke
termijnen als er na de maand van dagtekening van het
aanslagbiljet nog maanden overblijven, met dien verstande
dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien
bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de
maand volgend op die welke in de dagtekening van het
aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen
telkens een maand later.
- 3.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de
voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en
wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven
met betrekking tot de heffing en de invordering van de
hondenbelasting.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De Verordening hondenbelasting 2012, vastgesteld op 10
november 2011, wordt ingetrokken met ingang van de in het
derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien
verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare
feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede
dag na die van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening
hondenbelasting 2016’.