Organisatie | Veenendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels voor handhaving artikel 13b Opiumwet bij lokalen, woningen en coffeeshops |
Citeertitel | Beleidsregels voor handhaving artikel 13b Opiumwet bij lokalen, woningen en coffeeshops |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-12-2015 | 28-02-2019 | Onbekend | 19-11-2015 Gemeenteblad | Onbekend |
In deze regeling wordt verstaan onder:
§1 Handhaving artikel 13b Opiumwet in woningen, lokalen en erven
Artikel 2 Drugshandel in woningen en lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven
Artikel 3 Handhaving coffeeshops
Door de burgemeester zal slechts tegen de twee coffeeshops, gevestigd op het adres Schrijverspark 81 en Prins Bernhardlaan 3 te Veenendaal, bestuursrechtelijk handhavend worden opgetreden door toepassing van artikel 13b van de Opiumwet, indien:
het verhandelen van softdrugs in de coffeeshop door een andere natuurlijke of rechtspersoon wordt voortgezet (na beëindiging van de exploitatie van het betreffende lokaal) dan door degene die, blijkens de vergunning verleend op grond van de APV voor het verstrekken van alcoholvrije dranken, gerechtigd is het betreffende lokaal te exploiteren.
Indien de burgemeester besluit om de exploitatievergunning van een coffeeshop in te trekken op grond van artikel 2:29A van de APV, is het gestelde onder lid 1 niet langer van toepassing op de desbetreffende coffeeshop en wordt de verkoop van softdrugs op dit adres niet gedoogd zolang er geen nieuwe gedoogbeschikking is afgegeven.
Artikel 4 Stappenplan handhaving coffeeshops
Artikel 5 Intrekking exploitatievergunning van een coffeeshop
Met in achtneming van het bepaalde in de APV, het bepaalde in artikel 4 en het bepaalde in de Wet bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur (Bibob), vindt intrekking van de op grond van de APV verleende exploitatievergunning van de coffeeshop plaats indien redelijkerwijs kan worden aangenomen, dat degene die de feitelijke leiding heeft in de coffeeshop direct of indirect betrokken is bij activiteiten genoemd onder artikel 3 lid 1 sub a. (handel harddrugs) en e. (criminele activiteiten);
Intrekking van de in het eerste lid genoemde vergunning vindt tevens plaats indien binnen een periode van twee jaar na afloop van een sluiting wegens recidive redelijkerwijs kan worden aangenomen dat er sprake is van herhaling van het gestelde onder artikel 3 lid 1 sub b. (aanwezigheid minderjarigen), c. (verkoop softdrugs op de openbare weg in relatie tot de coffeeshops), d. (overlast), f. (verkoop alcoholhoudende dranken), g. (handelsvoorraad >500g) , h. (verkoop >5g per keer), i. (affichering) of j.(verkoop aan niet-ingezetenen).
§3. Beleid voor de vestiging van nieuwe coffeeshops
Artikel 6 Bedrijfsovername en de vestiging van nieuwe coffeeshops
Bij beëindiging van de exploitatie van de in artikel 3 lid 1 opgenomen coffeeshops, is het mogelijk de coffeeshop aan een nieuwe ondernemer over te dragen, dan wel op een andere daarvoor geschikte locatie een nieuwe coffeeshop te beginnen waarbij geldt dat de twee coffeeshops niet tegelijkertijd door dezelfde ondernemer geëxploiteerd kunnen worden.
Indien één van de in artikel 3 lid 1 opgenomen coffeeshoplocaties komt te vervallen, kan een nieuwe coffeeshop alleen worden gevestigd op een locatie die voldoet aan de volgende eisen:
indien de locatie ligt in een winkelgebied mag het winkelklimaat in de naaste omgeving niet op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed of dreigen te worden beïnvloed door de aanwezigheid van de coffeeshop. Van ontoelaatbare verstoring van het winkelklimaat is in elk geval sprake als een coffeeshop wordt gevestigd binnen het kernwinkelgebied (zie bijlage 2);
De burgemeester kan de toepassing van een of meerdere regels van deze beleidsregels buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van deze beleidsregels leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 8 Intrekken oude regeling
De beleidsregels coffeeshops en overige lokalen van 25 april 2013, laatstelijk gewijzigd op 1 september 2014, wordt ingetrokken.
Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking.
Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregels voor handhaving artikel 13b Opiumwet bij lokalen, woningen en coffeeshops.
Vastgesteld op 19 november 2015
Bijlage 1 Handhavingsbeleid gedoogde coffeeshops (art 4 t/m 6)
Ter uitoefening van vorenstaande bevoegdheid dient de navolgende handhavingsmatrix coffeeshop en bijbehorende erven, waarin de verschillende bestuurlijke maatregelen zijn opgenomen. Voor de volledigheid zijn hierin ook de strafrechtelijke sancties vermeld.
Bij ernstige overtredingen, diverse opvolgende overtredingen of bij samenloop van meerdere overtredingen kan de burgemeester van de hierboven genoemde termijnen afwijken.
Bijlage 2 kaart Kernwinkelgebied en aanloopstraten
In deze beleidsregels zijn zowel de regels rond de vestiging van coffeeshops opgenomen als de stappenplannen voor handhaving die van toepassing zijn op de gedoogde verkooppunten van drugs (coffeeshops), de niet gedoogde verkooppunten van drugs en de handel in drugs vanuit woningen. Door het vaststellen van de beleidsregels kan de burgemeester op een zorgvuldige en uniforme wijze optreden tegen overtredingen van artikel 13b Opiumwet.
De bevoegdheid om handhavend op te treden tegen drugshandel is geregeld in artikel 13b Opiumwet. Het coffeeshopbeleid is daarnaast ook gebaseerd op de APV.
Op grond van artikel 4:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een aan hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid. Op basis van artikel 174 van de Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven en met de uitvoering van verordeningen die betrekking hebben op dat toezicht. Bovendien is in artikel 13b van de Opiumwet geregeld dat de burgemeester bevoegd is tot de toepassing van bestuursdwang bij drugshandel. Hieruit volgt dat de burgemeester bevoegd is beleid vast te stellen over de vestiging van coffeeshops en over de handhaving ten aanzien van de handel in drugs.
Voor het huidige Nederlandse drugsbeleid is de wijziging van de Opiumwet in 1976 van groot belang. In de wet is het onderscheid tussen soft- en harddrugs tot stand gebracht. Harddrugs zijn als stoffen met een onaanvaardbaar risico op lijst I geplaatst. Op lijst II staan met name de hennepproducten die als softdrugs worden aangemerkt. Het bezit van harddrugs is strafbaar gesteld als zijnde een misdrijf.
Sinds 1991 hanteert de Nederlandse overheid een expliciet gedoogbeleid ten aanzien van de verkoop van softdrugs. Dit beleid is vooral gericht op het beheersbaar maken en houden van het gebruik en de verkoop van softdrugs, het scheiden van de hard- en softdrugsmarkt, een afname van het aantal cannabisverkooppunten (kwantitatieve sanering), een toename van het aantal bonafide ondernemingen (kwalitatieve sanering) en een afname van het gebruik van (soft-)drugs onder minderjarigen.
De invoering van de zogenaamde Wet Damocles (artikel 13b Opiumwet) op 21 april 1999 heeft de burgemeester de bevoegdheid gegeven bestuursdwang toe te passen als er in voor publiek toegankelijke lokalen drugs worden verhandeld. Deze bepaling vormt de bestuursrechtelijke basis van het coffeeshopbeleid. Artikel 13b Opiumwet is tevens het juridische instrument om op te treden tegen een coffeeshop die gestelde voorwaarden overtreedt.
Artikel 13b Opiumwet luidt als volgt:
De burgemeester heeft ervoor gekozen om de verkoop van cannabisproducten alleen in coffeeshops toe te staan en te reguleren via afgifte van gedoogbeschikkingen die gekoppeld zijn aan een exploitatievergunning voor een alcoholvrij horecabedrijf. Alleen in deze shops wordt het verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig hebben van geringe hoeveelheden softdrugs (cannabis) gedoogd, mits wordt voldaan aan een aantal strikte voorschriften, zoals de landelijk door het college van procureurs-generaal Openbaar Ministerie in de Aanwijzing Opiumwet vastgestelde AHOJGI-criteria:
Ageen affichering: dit betekent geen enkele vorm van reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit;
H geen harddrugs: dit betekent dat geen harddrugs voorhanden mogen zijn en/of verkocht worden;
O geen overlast: onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast rond de coffeeshops, geluidshinder, vervuiling en/of voor of nabij de coffeeshop rondhangende klanten;
J geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang voor jeugdigen tot een coffeeshop: gelet op de toename van het cannabisgebruik onder jongeren is gekozen voor een strikte handhaving van de leeftijdsgrens van achttien jaar;
G geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (= 5 gram) én slechts een beperkte handelsvoorraad (niet meer dan 500 gram);
I geen toegang voor en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland.
Algemene Plaatselijke Verordening
Om de mogelijke vestiging van een coffeeshop aan preventief toezicht te onderwerpen moet een exploitant beschikken over een exploitatievergunning op grond van artikel 2:28 ev van de APV. Op grond van de ingediende aanvraag voor een vergunning voor het exploiteren van een alcoholvrij horecabedrijf wordt de coffeeshopexploitant aan een Bibob-toetsing onderworpen. Een dergelijke toetsing kan ook worden gevraagd voor een bestaand bedrijf indien hiertoe aanleiding is.
Op grond van de “Bibob-beleidslijn gemeente Veenendaal” is besloten dat iedere aanvrager van een exploitatievergunning aan een Bibob-toets wordt onderworpen door de burgemeester. Dit betekent dat er een onderzoek naar de integriteit van de aanvrager c.s. wordt uitgevoerd. Indien hiertoe aanleiding is, wordt aan het Landelijk Bureau Bibob advies gevraagd inzake de integriteit van de aanvrager van een exploitatievergunning.
De “Bibob-beleidslijn gemeente Veenendaal” is de uitwerking van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob). De Wet Bibob maakt het mogelijk om een vergunning te weigeren dan wel in te trekken, indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat de aangevraagde vergunning voor het plegen van strafbare feiten zal worden gebruikt of zal worden gebruikt om uit strafbare feiten verkregen voordelen te benutten (witwassen van zwart geld).
Indien een exploitatievergunning niet kan worden afgegeven, komt de (potentiële)
exploitant niet in aanmerking voor een gedoogbeschikking.
Handhaving verkoop in woningen of lokalen of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven (verder ‘panden’) (art 2)
De beleidsregels in artikel 2 zien toe op de bevoegdheid tot het sluiten van panden door de burgemeester bij verkoop, aflevering of verstrekking dan wel aanwezig zijn van een middel als bedoeld in lijst I of II vanuit woningen of lokalen en daarbij behorende erven. Met de wijziging van artikel 13b Opiumwet per 1 november 2007 kunnen alle drugspanden aangepakt worden, dus ook woningen.
Zoals artikel 13b Opiumwet aangeeft heeft de burgemeester voor de handhaving van de handel in drugs in panden de mogelijkheid bestuursdwang toe te passen. Om betrokkenen niet in de gelegenheid te stellen een financiële belangenafweging te maken, wordt er in beginsel geen gebruik gemaakt van het opleggen van een last onder dwangsom.
Bij de beoordeling of bestuursdwang wordt toegepast in het kader van artikel 13b Opiumwet moet in ieder geval sprake zijn van het verkopen, verstrekken, afleveren dan wel daartoe aanwezig zijn van drugs. In geval van een hoeveelheid van meer dan 5 hennepstekjes of planten wordt aangenomen dat er sprake is van beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt. Er is dus geen sprake van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Er is bij hennepknipperijen, drogerijen en buitenteelt vaak sprake van meer dan 30 gram hennep of hasjiesj. In het geval van 30 gram of meer hennep of hasjiesj brengt dit het risico van overdraagbaarheid met zich mee. Dit -meer dan 5 planten of meer dan 30 gram softdrugs- wordt in deze beleidsregel in ieder geval beschouwd als een handelshoeveelheid als bedoeld voor het verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn in de zin van artikel
Zienswijzen/spoedeisende bestuursdwang
Al naar gelang de omstandigheden van het geval kan gekozen worden voor toepassing van spoedeisende bestuursdwang of wordt alvorens tot besluitvorming over te gaan de belanghebbende in de gelegenheid gesteld een zienswijze kenbaar te maken. In de artikelen 5:21 e.v. Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn de procedureregels opgenomen die gevolgd moeten worden indien tot toepassing van bestuursdwang wordt overgegaan.
Gemeentelijke gedoogcriteria coffeeshops (art 3)
In artikel 3 zijn de gemeentelijke gedoogcriteria voor coffeeshops beschreven. Dit zijn de AHOJGI-criteria uit de Aanwijzing Opiumwet aangevuld met de eis dat er geen alcoholhoudende dranken mogen worden verhandeld en een aantal eisen die strekken tot bescherming van het woon- en leefklimaat tegen de negatieve effecten van de exploitatie van coffeeshops.
In de gemeente Veenendaal wordt een maximum gesteld van 2 coffeeshops. Verdere aanvragen voor de exploitatie van een coffeeshop worden op basis van dit criterium afgewezen.
Stappenplan handhaving coffeeshops en exploitatievergunning
In het stappenplan handhaving coffeeshops is ervoor gekozen om per overtreding van een gedoogcriterium de sluitingstermijnen te definiëren. In alle gevallen is ervoor gekozen om de laatste stap te koppelen aan de intrekking van de exploitatievergunning.
Het kan zijn dat er sprake is van een ernstige overtreding, zoals een forse overschrijding van de maximale handelsvoorraad, het aanwezig hebben van meerdere minderjarigen tegelijkertijd of het overtreden van meerdere voorschriften tegelijkertijd. In dergelijke gevallen kan de burgemeester afwijken van de in bijlage 1 benoemde stappen. Dit kan ook indien er jaarlijks een andere overtreding wordt waargenomen.
In artikel 2:29A en 1:6 van de APV zijn de intrekkingsgronden voor een exploitatievergunning op grond van de APV opgenomen. Indien de burgemeester besluit om op grond van dit artikel de exploitatievergunning in te trekken, vervalt ook de gedoogtoestemming voor de coffeeshop in het betreffende pand totdat er een nieuwe vergunning is verleend. De coffeeshop mag gedurende de toetsing van de aanvraag niet geopend zijn. Op de nieuwe aanvraag wordt ook een screening uitgevoerd in het kader van de wet Bibob.
Bedrijfsovername en de vestiging vannieuwe coffeeshops (art 6)
In artikel 7 zijn de zaken geregeld waaraan een nieuwe coffeeshop moet voldoen. Hierin zijn ook de eisen met betrekking tot bedrijfsovername opgenomen.
Met dit artikel is het mogelijk om een bestaande coffeeshop over te doen aan een nieuwe eigenaar. Het is wel van belang om bij een eventuele overname na te gaan of de nieuwe eigenaar voldoet aan de eisen zoals gesteld in de APV en deze beleidsregels. Ook is een screening op grond van de wet Bibob vereist. Gedurende de periode dat deze procedure loopt, mag het betreffende bedrijf nog niet overgenomen worden. Indien dat nodig is kan de burgemeester het bedrijf hierop sluiten.
Vestigingscriteria nieuwe coffeeshops
De in de beleidsregels opgenomen ruimtelijke eisen zijn opgenomen om te beperken, de controle te kunnen behouden en de drempel tot coffeeshops voor jongeren te verhogen. Opgemerkt moet worden dat voor de nieuwvestiging van een coffeeshop altijd vooraf advies gevraagd wordt aan de politie en de wijkmanagers. Indien er een negatief advies wordt gegeven inzake het woon- en leefklimaat ter plaatse dan wel het beschermen van de volksgezondheid tegen het gebruik van drugs in zijn algemeenheid en in het bijzonder voor jeugdigen onder de 18 jaar, zal de burgemeester geen exploitatievergunning en gedoogbeschikking afgeven.