De raad van de gemeente Veenendaal;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 september 2015,
nummer 2015.00070-3;
Overwegende dat
in de Kadernota 2017 is besloten de tarieven aan te passen;
Gelet op
artikel 226 van de Gemeentewet;
Besluit
Vast te stellen de volgende verordening:
Verordening tot wijziging van de Verordening op de heffing en de invordering van
hondenbelasting 2016 (Verordening hondenbelasting 2016, 1e wijziging)
Artikel 1 Belastbaar feit
Onder de naam ‘hondenbelasting’ wordt een directe
belasting geheven ter zake van het houden van een hond
binnen de gemeente.
Artikel 2 Belastingplicht
- 1.
Belastingplichtig is de houder van een hond.
- 2.
Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke
titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt
dat een ander de houder is.
- 3.
Het houden van een hond door een lid van het
huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond
door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel
b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te
wijzen lid van dat huishouden.
Artikel 3 Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven ter zake van
honden:
- a.
die uitsluitend dienen om blinde personen te
leiden;
- b.
die door de ‘Stichting Hulphond Nederland’ als
gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter beschikking
zijn gesteld;
- c.
die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in
artikel 1, onderdeel c, van het honden- en kattenbesluit
1999, welk asiel is opgenomen in het centraal register
bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd
besluit;
- d.
die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad
worden gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in
artikel 1, onderdeel b, van het honden- en kattenbesluit
1999, welke inrichting is opgenomen in het centraal
register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd
besluit;
- e.
die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij
tezamen met de moederhond worden gehouden.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat
wordt gehouden.
Artikel 5 Belastingtarief
- 1.
De belasting bedraagt per belastingjaar:
- a.
voor een eerste hond € 85,15;
- b.
voor een tweede hond € 124,35;
- c.
voor iedere hond boven het aantal van twee €
124,35.
- 2.
In afwijking in zoverre van het voorgaande lid
bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels
die zijn geregistreerd bij de Raad van Beheer op
Kynologisch Gebied in Nederland, € 220,10 per
kennel.
Artikel 6 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het
belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de
belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het jaar
aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het
belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk
de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal
honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van
de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat
jaar, na de aanvang van de belastingplicht,
respectievelijk de toename van het aantal honden, nog
volle kalendermaanden overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het
belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de
loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak
op ontheffing over het aantal maanden volgende op die,
waarin de schriftelijke kennisgeving is gedaan bij de
heffingsambtenaar.
- 4.
Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet
geheven.
- 5.
Voor de toepassing van het bepaalde in het vierde lid
wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde
aanslagen hondenbelasting of andere heffingen aangemerkt
als één belastingaanslag.
Artikel 9 Termijnen van betaling
- 1.
De aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke
termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na
dagtekening van het aanslagbiljet, terwijl elke volgende
één maand na het verstrijken van de daaraan voorafgaande
termijn vervalt.
- 2.
In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het
totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde
aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag
bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,00, en zolang
de verschuldigde bedragen door middel van automatische
betalingsincasso van de betaalrekening van de
belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de
aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke
termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag
van de maand, volgende op die, welke in de dagtekening
van het aanslagbiljet is vermeld, terwijl elke volgende
termijn één maand na het verstrijken van de daaraan
voorafgaande termijn vervalt.
- 3.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de
in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 9-1 Kwijtschelding
Bij de invordering van hondenbelasting wordt voor de
tweede en volgende hond geen kwijtschelding
verleend.
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere
regels geven met betrekking tot de heffing en de
invordering van de hondenbelasting.
Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De ‘Verordening hondenbelasting 2015’ van 6 november
2014 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde
lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien
verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare
feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de
tweede dag na die van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari
2017.
Deze verordening wordt aangehaald als ‘1e wijziging
Verordening hondenbelasting 2016’.