Organisatie | Woensdrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening gemeente Woensdrecht 2016 |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening gemeente Woensdrecht 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | 2015.52221 |
Algemene subsidieverordening gemeente Woensdrecht 2016 is vervangen door de Algemene subsidieverordening gemeente Woensdrecht 2023
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2016 | 01-01-2016 | Vernieuwde verordening | 03-12-2015 | Z15.00558 | |
01-01-2016 | 23-03-2023 | Algemene subsidieverordening gemeente Woensdrecht 2016 | 23-12-2015 |
De raad van de gemeente Woensdrecht;
Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 september 2015 en 13 oktober 2015;
Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;
Gezien het advies van de opinieraad Samenleving van 2 december 2015;
Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. Het college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht;
b. De raad: gemeenteraad van de gemeente Woensdrecht;
c. Awb: Algemene wet bestuursrecht;
d. Subsidie: een financiële tegemoetkoming voor activiteiten die aangeboden worden aan inwoners van de gemeente Woensdrecht. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in budget-, waarderings- en eenmalige subsidies;
e. Jaarlijkse subsidie: subsidie die jaarlijks of meerjarig voor maximaal vier jaren wordt verstrekt in de vorm van een budget- (hoger dan 25.000 euro) of waarderingssubsidie (hoger dan 500 euro en lager dan 25.000 euro);
f. Eenmalige subsidie: subsidie voor activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager, geen deel uitmaken van een jaar-vullend programma en een eenmalig en incidenteel karakter hebben. Onder eenmalig wordt verstaan: subsidie voor eenzelfde activiteit eenmaal per drie jaren;
g. Subsidieplafond: het maximale bedrag dat gedurende een bepaald periode beschikbaar is gesteld door de raad voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;
h. Subsidieregeling: nadere regels gesteld door het college.
Artikel 2 Reikwijdte verordening
Subsidie kan verleend worden voor activiteiten die vallen binnen de terreinen van de programma's die door de raad in de programmabegroting zijn vastgesteld, die passen binnen de door de raad vastgestelde beleidskaders, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid van de Awb;
Het college stelt bij subsidieregeling vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidies. Voor zover van toepassing wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.
Hoofdstuk 2 SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD
Artikel 5 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
Het college kan een subsidieplafond verlagen:
a. als het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; of
b. als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.
Hoofdstuk 3 AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE
Artikel 7 Bij de aanvraag in te dienen gegevens
Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:
a. Een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd;
b. De doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;
c. Een begroting en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of
vergoedingen van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;
d. Overzicht van bezittingen en schulden op 1 januari van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode;
e. Jaarverslag (van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag is ingediend);
f. Jaarrekening (van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag is ingediend);
Hoofdstuk 4 WEIGERING VAN DE SUBSIDIE
Artikel 10 Weigerings-, intrekkingsgronden
Het college weigert, naast de in de artikelen 4:25, tweede lid (overschrijding subsidieplafond), en 4:35 (wettelijke weigeringsgronden) van de Awb genoemde gevallen de subsidie als:
a. De activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate ten goede komen aan de gemeente of de inwoners van de gemeente;
b. Er niet aangetoond kan worden dat er behoefte is aan de te subsidiëren activiteit( en) dan wel dat deze niet of onvoldoende aansluit bij de behoeften van de inwoners;
c. De subsidie vermoedelijk niet, of in onvoldoende mate besteed zal worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;
d. De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd het vonnen en/of verspreiden van overwegend partijpolitieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke gedachten en beginselen tot doel hebben;
e. Al op andere wijze in belangrijke mate is voorzien in het beoogde doel of de voorgenomen activiteiten;
f. De activiteiten waarvoor op basis van deze verordening subsidie wordt gevraagd niet onder de reikwijdte van deze verordening passen;
g. De subsidieaanvraag - met inachtneming van de hersteltennijn confonn artikel 4:5 Awb - niet tijdig is ingediend of aangevuld;
Hoofdstuk 7 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER
Artikel 14 Tussentijdse rapportage
Bij subsidies hoger dan 25.000 euro kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdseverantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.
De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, niet geheel of niet zullen worden verricht. Dan wel niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.
Artikel 16 Overige verplichtingen subsidieontvanger
De subsidieontvanger infonneert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:
a. besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;
b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;
c. ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;
d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vonn van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder( s) en het doel van de rechtspersoon.
Hoofdstuk 8 VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE
Artikel 18 Eindverantwoording subsidies vanaf 500 tot 25.000 euro
Subsidies tot 25.000 euro worden door het college:
b. ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht (subsidie als bedoeld in artikel 1 sub f) of;
c. ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht (subsidie als bedoeld in artikel 1 sub e) en de termijn van subsidieverlening is afgelopen.
Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, sub ben c, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Artikel 19 Eindverantwoording subsidies vanaf 25.000 euro tot 100.000 euro
Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 25.000 euro, maar minder dan 100.000 euro, dient de subsidieontvanger jaarlijks een aanvraag tot vaststelling in bij het college:
a. bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 juni in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 5 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend;
b. bij een meerjarig verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 juni in het jaar na afloop van elk kalenderjaar, respectievelijk 5 maanden na elk kalenderjaar, waarvoor de subsidie is verleend.
De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, overzicht van bezittingen en schulden en een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening). Hieruit moet blijken dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.
Artikel 20 Eindverantwoording subsidies vanaf 100.000 euro
Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 100.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:
a. bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 juni in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 5 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend;
b. bij een meerjarig verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 juni in het jaar na afloop van elk kalenderjaar, respectievelijk 5 maanden na elk kalenderjaar, waarvoor de subsidie is verleend.
Artikel 21 Vaststelling subsidie artikel 18, 19 en 20
Vaststelling subsidie conform artikel 18:
a. Artikel 18 lid 1 sub a, b en c;
b. Indien er - binnen de gestelde termijn - geen medewerking wordt verleend aan het gestelde onder artikel 18 lid 3 , kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen;
c. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan wordt de subsidie - lager dan de subsidieverlening - ambtshalve vastgesteld;
d. De lager vastgestelde subsidie wordt verrekend met, dus in mindering gebracht op de te verlenen subsidie.
Vaststelling conform artikel 19 en 20:
a. Het college stelt de subsidie vast uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag tot subsidievaststelling is ontvangen, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald;
b. Uit de aard van de subsidie of de verantwoording kan blijken dat voor de beslissing op de vaststelling een langere termijn nodig is. Dit meldt het college aan de subsidieontvanger zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling;
c. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet tijdig is ontvangen, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan wordt de subsidie - lager dan de subsidieverlening - ambtshalve vastgesteld.
d. De lager vastgestelde subsidie wordt verrekend met, dus in mindering gebracht op de te verlenen subsidie.
Hoofdstuk 9 EIGEN VERMOGEN EN RESERVES SUBSIDIEONTVANGER
Artikel 22 Eigen vermogen en Reserves subsidies vanaf 25.000 euro
a. De hoogte van de algemene reserve van een aanvrager mag niet meer bedragen dan 10% van de totale exploitatielasten van de aanvrager in het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de aanvraag wordt gedaan. Indien de algemene reserve het genoemde percentage overschrijdt, wordt het meerdere verrekend met, dus in mindering gebracht op de te verlenen subsidie.
b. Het college kan, al dan niet op een daartoe strekkend verzoek, afwijken van het genoemde percentage;
c. Het is een organisatie toegestaan om bestemmingsreserves of voorzieningen te vormen, voor zover dit bij de aanvraag om subsidie wordt aangegeven en door de aanvrager wordt onderbouwd;
d. Het college kan bij de subsidieverlening (beperkende) voorwaarden stellen ten aanzien van de hoogte van bestemmingsreserves en voorzieningen.
e. Het college kan - al dan niet in een subsidieregeling - nadere regels vaststellen met betrekking tot het eigen vermogen en de bestemmingsreserves van de subsidieontvanger.
Hoofdstuk 10 OVERIGE BEPALINGEN
Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 1,2 en 3, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of - ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.