Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Mill en Sint Hubert

Beleidsregels bomenverordening gemeente Mill en Sint Hubert

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMill en Sint Hubert
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels bomenverordening gemeente Mill en Sint Hubert
CiteertitelBeleidsregels bomenverordening gemeente Mill en Sint Hubert
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpgeen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-2015Nieuwe regeling

25-08-2015

Gemeenteblad 30 november 2015 nummer 113969

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels bomenverordening gemeente Mill en Sint Hubert

Beleidsregels bomenverordening gemeente Mill en Sint Hubert

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • 1.Mor: Ministeriële regeling omgevingsrecht

    • 2.

      verordening: Bomenverordening gemeente Mill en Sint Hubert 2015.

    • 3.

      kaart: De kaart “beschermd groen” waarop alle beschermde bomen staan

waarop het kapverbod van toepassing is zoals is bepaald in art. 3, lid 1 van de bomenverordening gemeente Mill en Sint Hubert 2015.

  • 4.

    structuurbomen: Hier worden alle structuurbomen van de overheid bedoeld, waarop deze

    beleidsregels van toepassing zijn, zoals deze zijn opgenomen in het bomenbeleidsplan. Andere voorbeelden: laanbomen,

    houtwallen, dijkbeplanting.

  • 5.

    boomzone: Een vlakvormig begrensd gebied van houtopstanden met een specifieke

waarde of kwaliteit, dat een samenhangend geheel vormt. bijvoorbeeld een landschap, landgoed, wijk, begraafplaats, bos, buitenplaats.

Artikel 2: Kaart “ beschermd groen”

  • 1.

    In geval van een verschil tussen kaart en register is de kaart doorslaggevend, omdat deze het duidelijkst de ruimtelijke effecten weergeeft.

  • 2.

    De kaart zal als onderdeel van alle beslissingen in het omgevingsbeleid meegewogen worden.

Artikel 3: Voordracht voor plaatsing of verwijdering in het register / op kaart “beschermd groen”.

  • 1.

    Belanghebbenden kunnen een boom voordragen voor opname of verwijdering op de lijst met beschermde houtopstand, mits de eigenaar van de boom daarmee instemt.

  • 2.

    De voordracht moet schriftelijk gebeuren aan het college van burgemeester en wethouders. De voordracht moet gemotiveerd zijn en voorzien van een duidelijke beschrijving van de locatie van de boom en ondertekend door de voordrager en de eigenaar.

  • 3.

    De voordracht wordt beoordeeld, zodra naar oordeel van het bevoegd gezag een actualisatie van de kaart “beschermd groen” wordt uitgevoerd.

Artikel 4. Ontheffing op kapverbod

Er is bewust gekozen voor een ontheffingsstelsel in plaats van een vergunningenstelsel om aan te geven dat in beginsel een ontheffing slechts bij hoge uitzondering wordt verleend. Ook bij interpretatieverschillen, bij gerede twijfel of bij tegenstrijdige deskundigenadviezen en vergelijkbare randgevallen geldt dat de ontheffing niet wordt verleend. Een ontheffing is dus een uitdrukking van een juridisch voorzorgsbeginsel. Dit in tegenstelling tot een vergunning die bij twijfelgevallen in beginsel wel verleend wordt.

Indien voor een beschermde boom een herplantplicht wordt opgelegd zal voor de kap van de herplant wederom een kapverbod gelden. Een aanvraag tot ontheffing van dit kapverbod zal aan dezelfde criteria worden getoetst als waaraan de aanvraag tot ontheffing van het kapverbod van de oorspronkelijke houtopstandslechts diende te worden getoetst.

Artikel 5 De aanvraag

De algemene indieningsvereisten bij een aanvraag voor omgevingsvergunning staan in artikel 1.3 van de Mor en zijn verplicht voorgeschreven.

Hoofdstuk 7 van de Mor vermeldt bijzondere indieningsvereisten, die van belang zijn bij een ontheffingsaanvraag op het verbod tot vellen van beschermde bomen.

Art 7.3 Mor luidt als volgt:

  • 1.

    In of bij de aanvraag om een vergunning met betrekking tot het vellen van houtopstand, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g. van de wet (Wabo), identificeert de aanvrager op de aanduiding als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, van deze regeling (Mor), iedere houtopstand (boom/bos/bomengroep/bomenrij) waarop de aanvraag betrekking heeft met een nummer.

  • 2.

    In of bij de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, vermeldt de aanvrager per genummerde houtopstand: a. de soort houtopstand/boom/bomen; b. de locatie van de houtopstand op het voor-, zij- dan wel achtererf; c. de diameter in centimeters, gemeten op 1,3 meter vanaf het maaiveld; d. de mogelijkheid tot herplanten alsmede het eventuele voornemen om op een daarbij te vermelden locatie tot herbeplanten van een daarbij te vermelden aantal soorten over te gaan.

De schriftelijke aanvraag voor vergunning voor het vellen van de beschermde boom bestaat ten minste uit:

1) Naam en adresgegevens aanvrager/eigenaar.

2) Locatie aanduiding van de te vellen beschermde boom (voorzien van een nummer) met behulp van een situatietekening, kaart, foto’s of andere geschikte middelen;

3) Beschrijving van de boom (soort, omvang)

4) Motivering* aanvraag (om welke reden(-en) wordt de aanvraag ingediend)

* Indien de aanvraag vanwege bouw of ander werk van maatschappelijk algemeen belang is vormt de Bomen Effect Analyse (BEA) een onderdeel van de aanvraag. Ook een overzicht van overige toestemmingen, ontheffingen en vergunningen, die nodig zijn voor de uitvoering van het project, maakt onderdeel uit van de aanvraag;

* Indien de aanvraag kwijnende monumentale bomen betreft en/of instandhouding is naar boomdeskundige maatstaven onverantwoord ter voorkoming van schade of letsel, dan is een boomkundig rapport onderdeel van de aanvraag;

* Indien de aanvraag te maken heeft met duurzame ernstige, meervoudige overlast die niet anders te bestrijden is dan door rooien van de boom/ bomen, dan is een boomkundige rapportage onderdeel van de aanvraag.

Artikel 6: Criteria

  • 1.

    Tot zwaarwegend maatschappelijk en of vergelijkbaar zwaarwegend belang behoren:

    • a.

      Bouw en andere werkzaamheden van algemeen belang

Een project van algemeen belang dat in beginsel alle inwoners van een kern of bebouwingscluster voordeel oplevert en de steun heeft van het College van burgemeester en wethouders kan gezien worden als een zwaarwegend algemeen/maatschappelijk belang. Daarnaast is gekeken naar alternatieve ruimtelijke en boomkundige oplossingen om de beschermde boom/bomen te behouden en ons onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt..

1) Een bomen effect analyse (BEA) over de ruimtelijke inpassing van de beschermde boom/bomen en/of alternatieven voor boombescherming wordt ter motivering bij de aanvraag ingediend.

2) De BEA wordt door een onafhankelijk en gecertificeerd boomdeskundige opgesteld.

b.Voorkoming van schade of letsel of zwaarwegende overlast

Bepaalde verschijnselen die worden veroorzaakt door bomen (blad- en vruchtval) of samengaan met de aanwezigheid van bepaalde boomsoorten (wortelopdruk, honingdauw, eikenprocessierups) kunnen als overlast worden ervaren. De meeste natuurlijke en/of seizoengebonden overlast wordt niet als zwaarwegend aangemerkt en dient getolereerd te worden.

Slechts in een beperkt aantal gevallen zal deze overlast zodanig zijn dat dit reden is voor het verlenen van een vergunning voor het kappen van een beschermde boom/bomen:

-indien schade aan bouwwerken ontstaat die redelijkerwijs niet te voorkomen is door andere

oplossingen dan rooien van de boom of

-er sprake is van duurzame ernstige, meervoudige overlast die niet anders te bestrijden is dan door rooien van de boom/ bomen.

In beide gevallen geldt dat:

1) eerst aantoonbaar gekeken is naar alternatieve ruimtelijke en boomkundige oplossingen om de beschermde boom te behouden;

2) de boomdeskundige maatstaven voor instandhouding van de boom/bomen door een onafhankelijk en gecertificeerd boomdeskundige zijn opgesteld in een boomkundige rapportage en ter motivering bij de aanvraag wordt ingediend;

3) toestemming van het College van burgemeester en wethouders noodzakelijk is voor het verlenen van een vergunning in verband met overlast.

  • 2.

    Kwijnende bomen

    • a.

      kwijnende bomen met natuurlijk proces van onomkeerbaar verval

Een monumentale boom heeft gezondheid als basis eigenschap, waarbij het uitgangspunt is dat de boom een toekomstverwachting heeft van meer dan 10 jaar. Ouderdom komt echter met gebreken, waarbij de vraag is, wanneer?

Oude bomen kunnen door natuurlijke processen gaan kwijnen (bv. ouderdom, ziekte of zwam-/schimmelaantasting). Het gevolg is een verminderde toekomst verwachting, waardoor de boom binnen een termijn van enkele jaren gevaarlijk kan worden. Hier is dan sprake van een kwijnende boom. Uit de rapportage moet blijken dat de oorzaak van het ontstane verval natuurlijk is (ouderdom of zwammen) en onderzocht moet zijn of dit natuurlijke verval omkeerbaar is. Een kwijnende boom kan gekapt worden indien als gevolg van natuurlijke processen ontstaan van onomkeerbaar verval van de boom de toekomstverwachting niet langer kan geschat wordt dan 10 jaar.

Daarbij geldt dat:

  • 1)

    Het boomkundig rapport is opgesteld door een gecertificeerd boomdeskundige en ter motivering van de aanvraag wordt ingediend;

  • 2)

    In het boomkundig rapport staat door welk natuurlijk proces de boom staat te kwijnen. (bv. Ouderdom, ziekte of aantastingen) In het rapport is aantoonbaar gekeken naar alle alternatieve ruimtelijke en boomkundige oplossingen (bijvoorbeeld snoeien, omgeving aanpassen, of stabiliseringsmaatregelen), zodat de beschermde boom langer dan 10 jaar verantwoord is te behouden en deze alternatieven zijn als onmogelijk of zeer onwenselijk aangemerkt,

  • 3)

    De rapportage heeft een conclusie ten aanzien van de omkeerbaarheid van het verval van de boom en de toekomstverwachting in jaren uitgedrukt;

b. Kwijnende bomen in debomenstructuur

Ten behoeve van het behoud van vitale structuurbomen behoudt de gemeente Mill en Sint Hubert zich het recht voor om bomen, vanuit boombeheertechnisch oogpunt, behorende tot de structuurbomen, welke in een slechte technische staat verkeren, te kappen en/of te vervangen, of in geval van bomen, die niet gemeentelijk eigendom zijn, hiervoor een ontheffing te verlenen.

De gemeente hanteert de volgende richtlijn:

  • ·

    Tot het achtste jaar na aanplant bestaat de mogelijkheid een kwijnende boom te vervangen. Herplant vindt plaats met een boom van dezelfde boomsoort met een boommaat die gelijk is aan de maat van de overige nog vitale bomen binnen de structuurbomen, mits deze van gelijke leeftijd zijn als de kwijnende boom.

  • ·

    Indien de kwijnende boom een boom in een rij/groep oudere bomen betreft, dan bestaat de herplant uit een boom van dezelfde boomsoort met een boommaat gelijk aan die van de kwijnende boom.

  • ·

    Vanaf het achtste jaar na aanplant dient de oplossing in eerste instantie te worden gezocht in onderhoudsmaatregelen, zoals groeiplaatsverbetering. Wanneer onderhoudsmaatregelen hebben plaatsgevonden, wordt de boom de eerstvolgende drie jaren, jaarlijks gecontroleerd via een V.T.A.-controle (Visual Tree Assessment). Indien na deze drie jaar blijkt, dat de boom er in vitaliteit niet op vooruit is gegaan, of er zelfs op achteruit is gegaan, dan wordt alsnog overgegaan tot herplant.

  • ·

    Wanneer meer dan 10 jaar leeftijdsverschil zit tussen de te herplanten boom en de aanwezige structuurboom, dan wordt herplant achterwege gelaten.

  • ·

    Indien het aantal bomen binnen de structuurbomen door uitval is gereduceerd tot minder dan de helft van het oorspronkelijke aantal bomen, dan dienen de uitgevallen/gekapte bomen alsnog vervangen te worden (maat 30/35).

  • ·

    Op aanwijzen van een bomendeskundige kunnen structuurbomen met achterstallig onderhoud waarbij meer dan 20% moet worden gesnoeid, zonder vergunning worden gesnoeid;

Er is geen ontheffing nodig voor onderhoudswerkzaamheden, zoals dunnen ter behoud van de overstaande structuurbomen.

3.Boomzones

Voor het kappen van bomen binnen de aangegeven boomzones worden de regels gehanteerd zoals opgenomen bij de Boswet.

  • ·

    voor normaal bosbeheerwerkzaamheden ter behoud van het overstaande bos kan een ontheffing worden verleend, waarbij uitgegaan wordt van natuurlijke herstel van het bos binnen drie jaar. Indien na drie jaar geen herstel is ontstaan dan dient alsnog herplant te worden uitgevoerd.

  • ·

    Indien het aantal bomen binnen de boomzone door uitval/kap is gereduceerd tot minder dan de helft van het oorspronkelijke aantal bomen, dan dienen de uitgevallen/gekapte bomen alsnog vervangen te worden (levermaat minimaal 18/20 cm stamomtrek).

  • ·

    Bomen op erven dienen tezamen een kroondichtheid te hebben van minimaal 50 %. Bij minder dan 50% kroondichtheid wordt voor elke te kappen boom, 1 boom (dezelfde maat) als herplantplicht opgelegd (minimale levermaat 18/20 stamomtrek, soort is afhankelijk van de locatie).

Artikel 7: Instandhoudingsplicht

Indien een beschermde houtopstand in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de beschermde boom bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen en/of vergunning verlenen om:

  • ·

    overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen en

  • ·

    een rapport opgesteld door een boomdeskundige aan te bieden aan het bevoegd gezag

Artikel 8: Noodkap bij acuut gevaar

Indien sprake is van gevaarzetting kan direct tot velling worden overgegaan. Het argument gevaarzetting is voorbehouden aan houtopstanden die als gevolg van schade (bijv. storm- bliksem of aanrijschade) of aantasting (bv. ziekte, schimmels, ongedierte) in een vergevorderd stadium een acuut gevaar vormen voor personen of de omgeving. Voor het vellen van houtopstand die symptomen van verval vertoont maar geen acuut gevaar vormt dient een ontheffing te worden aangevraagd. De bevoegdheid om op grond van gevaarzetting direct tot het vellen van houtopstand te besluiten is gedelegeerd aan het hoofd van de afdeling Openbare Werken van de samenwerkende werkorganisatie CGM.

Artikel 9: Herplantplicht

1.Herplantplicht bomen

Indien uit de beslisboom in figuur 1 naar voren komt, dat herplant verplicht is, dus een “ja” is genoteerd dan gelden de hieronder vermelde uitgangspunten:

a) Herplant bomen

• De herplant dient plaats te vinden op hetzelfde perceel als waar de te vellen boom staat, of elders op basis van een onderbouwd plan en

• De te herplanten boom dient in potentie te voldoen aan de beoordelingscriteria voor de lijst van

beschermde bomen, die ook voor de te vellen boom van toepassing waren. Bij een te vellen boom, die bijvoorbeeld beeldbepalend was voor het straatbeeld aan de voorzijde van een huis, zal de te herplanten boom ook aan de voorzijde van het huis geplant dienen te worden, zodat deze in potentie beeldbepalend is in het straatbeeld en daarmee aan de beoordelingscriteria voldoet, die van toepassing waren op de te vellen boom.

• Indien de beschermde boom zonder vergunning geveld is bestaat de herplantplicht uit het planten van een boom met een minimale boommaat 40-50 (stamomtrek gemeten op 1 meter vanaf maaiveld).

• Indien de beschermde boom monumentaal is en vanwege maatschappelijk belang of menselijk falen geveld is/wordt, bestaat de herplantplicht uit het planten van een boom met een minimale boommaat 35-40 (stamomtrek gemeten op 1 meter vanaf maaiveld).

Randvoorwaarden en uitzonderingen:

• Indien een duidelijke cultuurhistorische relatie bestaat tussen een boomsoort en het gebouw of object, dat ernaast staat, dan zal de herplant uit dezelfde boomsoort of een beter op de locatie passende cultuurvariëteit van de boomsoort dienen te bestaan. In alle andere gevallen bestaat de mogelijkheid een andere boom uit dezelfde grootteklasse (1ste, 2de of 3de) als de te vellen boom te herplanten;

• Indien blijkt dat er onvoldoende ruimte beschikbaar is voor herplant van een boomsoort, dan kan worden gekozen voor een andere boomsoort uit dezelfde grootteklasse. Indien dit niet mogelijk is, mag gekozen worden voor een lagere klasse die wel past in de beschikbare ruimte;

Voldoende ruimte: bomen dienen meer dan ¾ kroondiameter van de gevel van een gebouw af te staan. De hoofdstam van de boom en de meest nabijgelegen gevel moeten minimaal ¾ van de totale uiteindelijke kroondiameter bedragen. Lei- en knotbomen zijn hiervan uitgesloten;

• Voor de herplant van een boom met een natuurlijke vorm geldt, dat de herplant ook bestaat uit een boom met een natuurlijke vorm (zijnde geen bolboom, leiboom, knotboom of anderszins kunstmatig in vorm gehouden boom);

• Voor de herplant van een knotboom of leiboom geldt, dat, indien de situatie dit toelaat, ook voor een boom met natuurlijke groeiwijze gekozen kan worden;

• Voor herplant van een potentieel monumentale boom geldt dat de maat van de herplant gelijk is aan de maat van de gevelde/te vellen boom;

• Indien de herplant niet op hetzelfde perceel kan plaatsvinden, dan dient te worden overgegaan op financiële herplant, tenzij de boomeigenaar met een voor de gemeente als redelijk te beschouwen herplantlocatie komt.

Nb: Met betrekking tot de grootteklassen van bomen wordt een indeling gehanteerd die is afgeleid van de boomsoortkeuze bij

de toepassing van straatbomen (Van Loon, 2003):

1ste grootte: bomen die hoger dan 18 meter kunnen worden;

2de grootte: bomen die tussen de 10 en 18 meter hoog kunnen worden;

3de grootte: bomen die maximaal 10 meter hoog kunnen worden.

b) Financiële herplant bomen

De financiële herplant dient te resulteren in een daadwerkelijke herplant van bomen elders binnen een termijn van drie jaar.

Voor de vaststelling van de hoogte van de financiële herplant worden de richtbedragen, die gehanteerd worden door de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB), gebruikt.

Het bedrag voor de financiële herplant bestaat uit:

a) de aanschaf van de te herplanten boom en

b) de kosten voor de aanplant van de boom en

c) de kosten voor de nazorg in de drie daarop volgende jaren en

d) de kosten voor het beheer van de boom totdat deze dezelfde functie vervuld als de boom waarvoor al dan niet vergunning van het kapverbod is verleend.

 

 

BESLISBOOM HERPLANTPLICHT

verwijderingbelang beschermde boom

achterliggende reden

herplantverplichting

gemeente

particulier

acuut gevaar

Natuurgeweld*1

nee

nee

 

menselijk falen*2

ja

ja

maatschappelijk algemeen belang

bouw- of andere werkzaamheden

ja

ja

Kwijnende monumentale boom

Onomkeerbaar natuurlijk verval

nee

nee

zwaarwegende overlast

Overlast*3

ja

nee

Kwijnende structuurboom

 

Zie art. 6 lid 2b

Zie art. 6 lid 2b

Boomzone

 

zie art. 6 lid 3.

zie art. 6 lid 3.

Figuur 1: beslisboom wel of geen herplantverplichting.

Nb:

* 1 Natuurgeweld: die omstandigheden, die niet het gevolg zijn van direct menselijk falen of worden veroorzaakt door ziekten of aantastingen. Voorbeelden zijn blikseminslag en storm.

* 2 Menselijk falen: alle menselijke ingrepen of de afwezigheid daarvan, die maken dat een boom dood gaat/is of acuut gevaar voor z’n omgeving oplevert.

* 3 Overlast: zie artikel 4.c.

Artikel 9: Overige relevante vergunningen

Naast de bomenverordening zijn andere instrumenten en wetgevingen van toepassing ter bescherming en behoud of herstel van diverse waardevolle houtopstanden:

  • 1.

    Voor de boombeplanting/houtopstand opgenomen in het bestemmingsplan als waardevol groen is voor het vellen, conform bepalingen uit het bestemmingplan, een aanlegvergunning noodzakelijk.

  • 2.

    Wanneer in of nabij de boombeplanting/houtopstand flora en/of fauna aanwezig is, die (streng)

    beschermd is via de Flora- en faunawet, dan verloopt de herplant conform de wettelijke

    richtlijnen. Dit houdt in mitigatie (het beperken van nadelige effecten van een voorgenomen activiteit) en

    compensatie van natuurwaarden die verloren gaan.

  • 3.

    In het geval de Flora- en faunawet niet van toepassing is, dan geldt het systeem zoals dat is

    vastgesteld door de Provincie Noord-Brabant in de Beleidsregel natuurcompensatie (Provincie

    Noord-Brabant, 2005). Deze Beleidsregel is van toepassing, indien een (beschermde)

    beplanting/houtopstand zich in de Ecologische Hoofdstructuur, de Groene Hoofdstructuur, of

    de Agrarische Hoofdstructuur-Landschap bevindt, of via het bestemmingsplan is beschermd als

    bos- of natuurgebied.

  • 4.

    Vanuit de Boswet geldt voor bomen deel uitmakend van boombeplantingen (rijen) bestaande uit minimaal 20 bomen en/of bomen in houtopstanden met een oppervlakte van minimaal 10 are een meldingsplicht. Hierop bestaan een aantal bij wet genoemde uitzonderingen. Herplant dient te geschieden conform de Boswet, tenzij de Beleidsregel natuurcompensatie aanvullende regels stelt ten aanzien van de kwantiteit van de herplant.

  • 5.

    Onder andere de flora- en faunawet en de Boswet worden opgenomen in de wet op natuurbescherming. Deze wet is in voorbereiding. Zodra deze wet is aangenomen zal het gestelde onder lid 2. 3 en 4. conform de wet op natuurbescherming geschieden.

Artikel 10: Contra-expertise

Het bevoegd gezag behoudt zich het recht voor een contra-expertise uit te (laten) voeren.

Artikel 11: Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking de dag na publicatie in de Maasdriehoek.

 

 

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 25 augustus 2015