Organisatie | Waalwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2016 |
Citeertitel | Verordening parkeerbelastingen 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen.
Gemeentewet, art. 225
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2016 | 01-01-2017 | nieuwe regeling | 12-11-2015 Officiële bekendmakingen, jaargang 2015, no 170087 | 2015/065 |
VERORDENING PARKEERBELASTINGEN 2016
De raad van de gemeente Waalwijk heeft het voorstel over de belastingverordeningen 2016 van het college van burgemeester en wethouders van 22 september 2015 gelezen en stelt, gelet op artikel 225 van de Gemeentewet, de volgende verordening vast:
“Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2016”
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van
opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;
1 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.
2 Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:
a.degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven debelasting te willen voldoen;
b. zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:
3 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
4 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.
Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld
1 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.
2 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.
Artikel 6 Wijze van heffing en termijn van betaling
1 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven door middel van het bij aanvang van het parkeren werpen van geld in parkeerapparatuur, door middel van het al dan niet elektronisch in werking stellen van parkeerapparatuur of het met behulp van een mobiele telefoon, computer of ander communicatie-middel inloggen op de centrale computer van een belparkeerprovider. Indien de parkeerapparatuur is voorzien van een automatische slagboom moet de belasting worden betaald op het tijdstip waarop het parkeren eindigt. Van de verschuldigde belasting per tijdseenheid wordt op de parkeerapparatuur kennisgegeven. Het college van burgemeester en wethouders geeft omtrent een en ander nadere regels.
2 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.
Artikel 7 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit.
De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a. staan vermeld in de tarieventabel behorende bij deze verordening.
Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen.
Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel
1 De "Verordening Parkeerbelastingen 2015" van 13 november 2014, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2016, maar blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich voor 1 januari 2016..
2 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.
3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.
4 Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Parkeerbelastingen 2016".
De griffier, De voorzitter,
G.H. Kocken drs. A.M.P. Kleijngeld