Organisatie | Moerdijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Moerdijk (APV) |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening gemeente Moerdijk |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-12-2015 | 01-03-2019 | Nieuwe regeling | 17-12-2015 Gemeenteblad 28 december 2015 | Onbekend |
De raad van de gemeente Moerdijk, in zijn vergadering van 17 december 2015.
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 november 2015.
gelet op artikelen 149, 154 en 174 van de Gemeentewet en art. 4, eerste tot en met derde lid, en 25d van de Drank- en Horecawet,
vast te stellen de volgende verordening:
Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester.
Indien het tijdstip van de uiterlijke termijn van de schriftelijke kennisgeving van de betoging valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat voor 12.00 uur.
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan
Artikel 2:11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Waterwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of de Provinciale wegenverordeningen de Telecommunicatiewet en de daarop gebaseerde telecommunicatieverordening, de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur gemeente Moerdijk en de Verordening water Noord-Brabant.
Afdeling 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2.13 Hinderlijke voorwerpen, modder of stoffen op de weg
Het is onverminderd de daaromtrent bestaande wettelijke bepalingen verboden op een weg voorwerpen, modder of (vloei)stoffen, die aanleiding kunnen geven tot verontreiniging, beschadiging of slechte afwatering van de weg, of tot gevaarlijke situaties op de weg, aldaar in directe of indirecte zin te plaatsen, te werpen, uit te gieten, over te brengen, te laten afvloeien of te laten vallen.
Artikel 2:14 Bruikbaar houden van de weg
In het belang van de orde en netheid van de weg, de veiligheid van het verkeer, het voorkomen van beschadiging van het wegdek en de afwatering van de weg is het degene, door wiens handelen of toedoen een of meer voorwerpen, modder of (vloei)stoffen als bedoeld in artikel 2:13 op een weg zijn geraakt, verboden deze daarop te laten.
Artikel 2:15 Uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar kan ontstaan.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
In deze afdeling wordt verstaan onder snuffelmarkt: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats. Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet.
bij het evenement wordt geen versterkt geluid gebruikt waarvan de geluidsbelasting meer dan 70dB(A) en 83 dB(c) bedraagt, gemeten voor de gevels van woningen van derden of andere geluidsgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder, dan wel op 100m afstand van de locatie van het evenement. Versterkt geluid wordt vanaf 23.00 uur tot achtergrondniveau teruggebracht, hetgeen betekent een geluidsbelasting van maximaal 50dB(A) gemeten zoals hiervoor aangegeven;
De burgemeester kan binnen 14 dagen na ontvangst van de melding als bedoeld in het tweede lid besluiten het organiseren van het evenement te verbieden of hieraan voorschriften en/of een vergunningplicht te verbinden, indien dit in het belang is van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:3 kan de burgemeester besluiten de aanvraag voor een evenement dat meer dan 1000 verwachte bezoekers c.q. deelnemers trekt niet te behandelen, indien de aanvraag langer dan anderhalf jaar of minder dan een 3 maanden voor het tijdstip waarop het evenement plaatsvindt wordt ingediend.
Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit en geen medewerking is of zal worden verleend aan het afwijken middels een omgevingsvergunning.
De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid eveneens weigeren indien de leidinggevende(n) in enig opzicht van slecht levensgedrag is. Er dient een verklaring omtrent gedrag overlegd te worden die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven.
Artikel 2.28a Intrekkingsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 wordt een exploitatievergunning ingetrokken indien:
zich in of in de nabijheid van de horeca-inrichting feiten hebben voorgedaan, die – naar het oordeel van de burgemeester – de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, de veiligheid, de volksgezondheid, het woon- en leefklimaat of de zedelijkheid;
Ten aanzien van horeca-inrichtingen waarvan de exploitatievergunningen ingevolge het eerste lid onder c van dit artikel wordt ingetrokken kan tevens worden bepaald dat een exploitatievergunning voor de desbetreffende locatie gedurende een bepaalde termijn van maximaal vijf jaar zal worden geweigerd.
Artikel 2.28b Vervallen vergunning
De exploitatievergunning of verleende vrijstelling vervalt wanneer:
Het is de houder van een openbare inrichting, waar of van waaruit uitsluitend eetwaren en/of alcoholvrije dranken plegen te worden verkocht, verboden deze voor het publiek geopend te hebben of daarin publiek toe te laten of te laten verblijven na 01.30 uur op maandag t/m vrijdag en na 02.30 uur op zaterdag en zondag. Op terrassen mag geen publiek toegelaten worden of verblijven na 24.00 uur op maandag t/m vrijdag en na 01.00 uur op zaterdag en zondag.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingsuur; tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor één of meer openbare inrichtingen, tijdelijke andere dan de krachtens artikel 2:29 geldende sluitingsuren vaststellen of tijdelijk de sluiting bevelen.
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Bij verstoring van de orde in een openbare inrichting of bij gevaar daarvoor is iedere tot het publiek behorende bezoeker er van, op eerste vordering van een politieambtenaar, verplicht zich terstond daaruit te verwijderen in de door die ambtenaar bevolen richting of langs de door hem aangeduide weg.
Afdeling 8A bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de drank- en horecawet
Artikel 2:34b schenktijden paracommerciële rechtspersonen
Voor zover er bij paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in het eerste lid verenigings- of wedstrijdactiviteiten plaatsvinden die eindigen voor aanvang of na afloop van de in dat lid genoemde schenktijden, is het deze paracommerciële rechtspersonen toegestaan, in aanvulling op de schenktijden genoemd in dat lid, zwak-alcoholhoudende drank te verstrekken tot anderhalf uur na beëindiging van deze activiteiten, maar niet later dan 24.00 uur. Dit lid is niet van toepassing indien er sprake is van wedstrijden of verenigingsactiviteiten waaraan hoofdzakelijk jeugdigen in de leeftijd tot 18 jaar deelnemen.
Overige paracommerciële rechtspersonen verstrekken uitsluitend zwak-alcoholhoudende drank gedurende de periode beginnende met twee uur voor aanvang en eindigende met twee uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon, maar niet later dan 01.00 uur.
Artikel 2:34c bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen
Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon zijn betrokken.
Artikel 2:34d Verbod happy hours
Ter bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de desbetreffende horecalokaliteit op of het desbetreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.
Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze paragraaf wordt verstaan onder inrichting: elke al of niet besloten ruimte dan wel stand of ligplaats waar, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Artikel 2:40a Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
de inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is of anders dan om niet handelingen en/of werkzaamheden worden verricht die zijn aan te merken als het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als smartshop, headshops, belshop of internetcafé;
Artikel 2:40e Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd indien:
De burgemeester kan een inrichting, al dan niet voor een bepaalde termijn, gesloten verklaren indien:
Artikel 2:40g Aanwezigheid in gesloten inrichting
Het is de exploitant of beheerder verboden gedurende de tijd dat een inrichting bij of krachtens de Winkeltijdenwet, of krachtens een op grond van artikel 2:40f genomen besluit voor bezoekers gesloten dient te zijn, de inrichting voor bezoekers geopend te hebben of daarin één of meer bezoekers toe te laten of te laten verblijven.
Artikel 2:40h Intrekking vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 wordt de vergunning ingetrokken indien:
Artikel 2:40i Overgangsbepaling
Wordt door de exploitant of beheerder van een inrichting als bedoeld in het eerste lid binnen een termijn van zes maanden na de aanwijzing van een gebied als bedoeld in artikel 2:40b de ingevolge artikel 2:40c vereiste vergunning aangevraagd, dan wordt de tijdelijke vergunning als bedoeld in het eerste lid geacht te zijn verlengd tot het tijdstip waarop door het bevoegd orgaan op de aanvraag is beslist.
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:44A Vervoer geprepareerde voorwerpen
1.Het is verboden op een openbare plaats in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van (winkel)diefstal te vergemakkelijken.
2.Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het in dat lid bedoelde voorwerp niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.
Artikel 2:50 Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor de deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek, indien:
De rechthebbende op vee (o.a. herkauwende of eenhoevige dieren of varkens ), die zich bevinden in een weiland of op een terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Artikel 2:64a Vernietigen van rupsen en –nesten
Het college kan, hetzij bij openbare bekendmaking van het gehele gebied van de gemeente of van bepaalde delen daarvan, hetzij bij persoonlijke kennisgeving aan de rechthebbende van een of meer bepaalde percelen mededelen, dat zij het noodzakelijk acht, dat aldaar in bomen of ander houtgewas voorkomende rupsen en rupsennesten verwijderd en vernietigd worden voor een bij die kennisgeving bepaalde datum.
De rechthebbende op percelen binnen die openbare kennisgeving aangewezen gebied of van de in de persoonlijke kennisgeving aangeduide percelen is verplicht voor de door het college bepaalde datum te zorgen, dat de in bomen of ander houtgewas op zijn perceel voorkomende rupsen en rupsennesten verwijderd en vernietigd zijn.
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit).
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Verzamelingen van personen in verband met drugs
Het is verboden op of aan openbare plaatsen die door de burgemeester zijn aangewezen, indien de openbare orde dat in verband met het openlijk gebruik van en/of de handel in middelen als voornoemd in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet naar zijn oordeel noodzakelijk maakt, aan een verzameling van meer dan vier personen deel te nemen.
Artikel 2:74b Openlijk drugsgebruik
Het is verboden, op openbare plaatsen, op een voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen, gebiedsontzegging
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2.1, 2.10, 2.11, 2.16, 2.23, 2.26a, 2.47, 2.48, 2.49, 2.50, 2.73, 2.74, 5.34 van de Algemene Plaatselijke Verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor publiek openstaande gebouwen en daarbij horende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:78 Gebiedsontzegging
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid, aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven om zich gedurende ten hoogste 14 dagen niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste vier weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon al dan niet in combinatie met elkaar.
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van 6 maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste 5 jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van vijfhonderd euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het wetboek van strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
1° bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
2° de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 250a (oud), 252, 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
3° de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6j° artikel 8 of j° artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
4° de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;
5° de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;
6° de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid is, ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het tweede boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Het is verboden om in of vanuit een onroerende zaak, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen of aan te lokken.
Afdeling 3 Beslissingstermijn en weigeringsgronden
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, worden geweigerd, dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, achterwege blijven, in het belang van:
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.13, eerste lid, aanhef en onder a is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
In deze afdeling wordt verstaan onder:
langtijdgemiddeld beoordelingsniveau: (LAr,LT en LCr,LT) het gemiddelde van de afwisselende A- en C-gewogen niveaus van het ter plaatse optredende geluid, gemeten in een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai 1999 (internet uitgave 2004: www.rijksoverheid.nl), inclusief erratalijst (errata digitale versie HMRI 2004: www.infomil.nl). De A- en C-gewogen geluidniveaus dienen bepaald te worden met behulp van de filters/wegingen zoals voorgeschreven in IEC 651;
maximaal geluidsniveau: (LAmax) maximaal geluidsniveau gemeten in de meterstand [F] of [fast], als vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai 1999 (internet uitgave 2004: www.rijksoverheid.nl), inclusief erratalijst (errata digitale versie HMRI 2004: www.infomil.nl).
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 dan wel artikel 6.12 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteitendagen gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen, met dien verstande dat het A-gewogen langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (L Ar, LT) en het A-gewogen maximale geluidsniveau (LA max) niet hoger mogen zijn dan 20 dB(A) boven de geluidsnorm genoemd in het eerste lid van artikel 2.17 van het Besluit c.q. in artikel 4:5 van deze verordening, om onduldbare hinder voor omwonenden te voorkomen. Het C-gewogen langtijdgemiddeld beoordelingsniveau mag niet meer dan 33 dB boven het boven de geluidsnorm genoemd in het eerste lid van artikel 2.17 van het Besluit c.q. in artikel 4:5 van deze verordening.
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 dan wel artikel 6.12 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld en met dien verstande dat het A-gewogen langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (L Ar, LT) en het A-gewogen maximale geluidsniveau (LA max) niet hoger mogen zijn dan 20 dB(A) boven de geluidsnorm genoemd in het eerste lid van artikel 2.17 van het Besluit c.q. in artikel 4:5 van deze verordening, om onduldbare hinder voor omwonenden te voorkomen. Het C-gewogen langtijdgemiddeld beoordelingsniveau mag niet meer bedragen dan 33 dB boven de geluidsnorm genoemd in het eerste lid van artikel 2.17 van het Besluit c.q. in artikel 4:5 van deze verordening.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3:148, lid 1, van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteiten het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
1.Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt. Vanwege het geproduceerde geluid zal geluidhinder optreden indien de geluidbelasting meer bedraagt dan in de navolgende tabel is opgenomen
In afwijking van het gestelde in het eerste lid zal bij het verlenen van een ontheffing ten behoeve van het in werking hebben van een zogenoemd knalapparaat om wild te verjagen de systematiek uit de Herziening Circulaire schietlawaai (uitgegeven door het voormalige Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer d.d. 23 maart 2006) worden gevolgd.
Het verbod in het eerste lid geldt niet indien het een geluidswagen betreft en wordt voldaan aan elk van de volgende voorwaarden: a. De geluidswagen mag niet worden ingezet op zondagen en daarmee gelijkgestelde dagen. b. De geluidswagen mag niet worden ingezet op locaties waar al een evenement als bedoeld in artikel 2:24 plaatsvindt. c. De geluidswagen mag niet worden ingezet tussen 22.00 uur en 09.00 uur.
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Artikel 4:9a Bestrijding van ongewenste planten
Hij die op basis van een titel, anders dan eigendom, grond of gronden welke in de gemeente is of zijn gelegen beheert, is verplicht de op deze grond of gronden voorkomende distelsoorten Circium arvensis (akkerdistel) en de Sonchus arvensis (akkermelkdistel) tijdig, voordat deze in zaad komen, te verwijderen op landbouwgronden en een strook daaraan grenzend van 50 meter.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:12a Bestrijding iepziekte
Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
Artikel 4:12b Vervaltermijn vergunning
Het college kan aan de omgevingsvergunning voor het kappen het voorschrift verbinden dat de omgevingsvergunning, voor zover deze betrekking heeft op het vellen van houtopstanden, een geldigheidsduur heeft van half jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, afvalstoffen enz.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4:14a Opslaan van meststoffen
Degene die het voornemen heeft, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de buitenlucht dierlijke en/of organische meststoffen, gier, ingekuild gras, loof of pulp, ingekuilde landbouwproducten of afbraakmaterialen op te slaan met een omvang van 1 kubieke meter of meer doet hiervan voorafgaand aan de opslag melding aan het college.
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4:17 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan:
Een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1 eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmede als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Aanbiedplaats afvalcontainers
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de inzameldienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan op een daarbij aangeduide tijdsperiode en/of dag.
Artikel 5:15 Inzameling van geld of goed
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook geschreven of gedrukte stukken worden gerekend, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:17 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 kan de vergunning worden geweigerd
indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van een vergunning voor het hebben van een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, de Provinciale vaarwegenverordening Noord-Brabant, de Waterwet, de Havengebruiksverordening of de Verordening water Noord-Brabant.
Artikel 5:26 Voorschriften ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Afdeling 9 Verstrooiing van as
Artikel 5:35 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de Lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein. Als daartoe bestemde terreinen zijn aangewezen de gemeentelijke en bijzondere begraafplaatsen.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.