Organisatie | Flevoland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | NADERE REGELS SUBSIDIERING VERKEER EN VERVOER |
Citeertitel | Nadere regels subsidiëring verkeer en vervoer |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | verkeer en vervoer |
Artikel 10 bevat een overgangsrecht.
Algemene Subsidieverordening Flevoland 2012, art. 2, lid 2
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2016 | nieuwe regeling | 15-12-2015 | 1828336 |
Gedeputeerde Staten maken, gelet op het bepaalde in artikel 136 van de Provinciewet, bekend dat zij in hun vergadering van 15 december 2015 onder nummer 1824990 het volgende besluit hebben genomen
Gedeputeerde Staten van Flevoland,
de brede doeluitkering zoals die op grond van de Wet Brede Doeluitkering tot 1 januari 2016 aan de provincie werd verstrekt, met ingang van 1 januari 2016 verandert van een specifieke uitkering verkeer en vervoer in een algemene uitkering;
deze verandering om een nieuw kader voor de financiering van het verkeer en vervoerbeleid vraagt, inclusief de financiële relatie met gemeenten en andere maatschappelijke partners; de Algemene Subsidieverordening Flevoland 2012 een procedureel kader geeft voor subsidiering van activiteiten die passen binnen het provinciaal beleid;
in deze Algemene Subsidieverordening Flevoland 2012 aan gedeputeerde staten de bevoegdheid is toegekend om nadere regels vast te stellen die onder meer betrekking kunnen hebben op de subsidiecriteria; het wenselijk is om voor de financiering van activiteiten op het terrein van verkeer en vervoer deze nadere regels vast te stellen,
gelet op het bepaalde in artikel 2, tweede lid van de Algemene Subsidieverordening Flevoland 2012,
Artikel 5. Subsidiabele activiteiten
Een subsidie kan worden verstrekt als de aanvrager een duidelijke relatie kan leggen tussen de te subsidiëren activiteiten en de doelstellingen van het provinciale mobiliteitsbeleid.
Artikel 7. Vereisten subsidieaanvraag
Om voor subsidie zoals bedoeld in artikel 5 in aanmerking te komen, voldoet de aanvrager aan de volgende vereisten:
Artikel 9. Hoogte en berekening van de subsidie
De hoogte en de berekening van de subsidie is vastgelegd in het programma mobiliteit.
Aldus besloten in de vergadering van Gedeputeerde Staten van 15 december 2015.
Gedeputeerde Staten van Flevoland,
de secretaris, de voorzitter,
Tot 1 januari 2016 verstrekte de Minister van Infrastructuur en Milieu op grond van de Wet brede doeluitkering jaarlijks aan alle provincies de brede doeluitkering verkeer en vervoer (BDU). De BDU uitkering was bedoeld voor de voorbereiding en uitvoering van het provinciaal verkeer en vervoerbeleid. De provincie heeft deze middelen voor een deel ingezet voor de bekostiging van haar eigen verkeer- en vervoerbeleid, zoals de aanleg van infrastructuur en de exploitatie van regionaal openbaar vervoer. Voor een ander deel heeft de provincie deze middelen ingezet om gemeenten en andere maatschappelijke partners in staat te stellen activiteiten te verrichten die bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van het provinciale verkeer en vervoerbeleid. Dit gebeurde op basis van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld bestedingsplan. Door de inwerkingtreding van de Wet afschaffing plusregio’s worden vanaf 1 januari 2016 de provinciale middelen voor verkeer en vervoerbeleid niet meer verstrekt als BDU-middelen, maar als algemene middelen via het provinciefonds. Hierdoor komt de Wet BDU en het daarop gebaseerde provinciale bestedingsplan als juridische grondslag voor het beschikbaar stellen van middelen aan gemeenten en maatschappelijke partners te vervallen. Een bestuursorgaan mag op grond van de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht slechts subsidie verstrekken op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Binnen de provincie Flevoland is dit de Algemene Subsidieverordening Flevoland (ASF 2012). Hierin zijn in aanvulling op de subsidiespelregels die in de subsidietitel van de Awb zijn opgenomen nadere subsidiespelregels opgenomen die bij subsidiering in acht moeten worden genomen. De ASF 2012 schrijft voor dat subsidie slechts wordt verstrekt indien de activiteit past binnen de beleidsdoelstellingen van de provincie en door de aanvrager aannemelijk is gemaakt dat hieraan kan worden voldaan. In aanvulling op de ASF 2012 kunnen GS nog nadere regels vaststellen, waarin beleidspecifieke voorwaarden op maat worden gesteld. In deze nadere regels worden de beleidspecifieke voorwaarden (subsidiespelregels) vermeld. Omdat de subsidietitel van de Awb een gedetailleerde regeling geeft van het proces van subsidieverstrekking, zijn veel bepalingen die in de Awb staan niet nog een keer in de verordening opgenomen. Dit houdt in dat er wanneer sprake is van subsidiering niet alleen rekening moet worden gehouden met het bepaalde in de ASF 2012, maar ook met de wettelijke bepalingen van de subsidietitel van de Awb. DE BASISSPELREGELS VOOR SUBSDIERING ZIJN OPGENOMEN IN DE ASF 2012 EN DE SUBSIDIETITEL VAN DE AWB. De beleidsspecifieke spelregels zijn opgenomen in de nadere regels.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen.
Bij de omschrijving van het begrip projectsubsidie is aangesloten bij de omschrijving die is opgenomen in de memorie van toelichting van de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht. Bij projectsubsidies gaat het om subsidies voor activiteiten die naar hun aard een eenmalig karakter hebben, zoals een investeringssubsidie of een subsidie voor een congres. Daarbij kan het ook gaan om subsidie voor activiteiten die meerjarig zijn, zoals een meerjarige projectsubsidie voor een veerpont. De projectsubsidie is een vorm van incidentele subsidie.
Artikel 2. Reikwijdte nadere regels
Bij het tweede lid van dit artikel wordt aangegeven wanneer deze nadere regels niet van toepassing zijn. Bij a gaat het om subsidies die op grond van een ander wettelijk kader, te weten de Wet personenvervoer worden verstrekt. Bij b gaat het om de situatie dat in het kader van de delegatie van het openbaar vervoer aan de gemeenten Almere en Lelystad, over het verstrekken van een financiële bijdragen met deze gemeenten specifieke afspraken zijn gemaakt. Deze uitzondering sluit niet de mogelijkheid uit dat de gemeenten, wanneer de in het kader van de delegatie verstrekte middelen onvoldoende blijken te zijn om de gewenste kwaliteit te realiseren, hiervoor op grond van deze nadere regels subsidie kunnen ontvangen.
In dit artikel is opgenomen welke partijen subsidie kunnen aanvragen.
In dit artikel wordt de subsidievorm begrensd tot eenmalige subsidies. De regeling biedt geen mogelijkheid voor subsidies per boekjaar. Het tweede lid van dit artikel biedt de ruimte om meerjarige subsidies te verlenen. Op grond van de ASF 2012 zijn deze begrensd tot maximaal vier jaar. Voor projecten met een langere doorlooptijd kunnen Gedeputeerde Staten hier gemotiveerd van afwijken op grond van de hardheidsclausule van de ASF 2012 (artikel 30).
In dit artikel zijn in het eerste lid verplichte weigeringsgronden opgenomen. Wanneer deze weigeringsgronden zich voordoen, moet de aanvraag om subsidie worden afgewezen. Een van de gronden waarop een aanvraag om subsidie moet worden afgewezen is een overschrijding van het subsidieplafond. Het kan in de praktijk voorkomen dat een aanvraag om subsidie, gelet op het beschikbare subsidieplafond, alleen gedeeltelijk kan worden gehonoreerd. Wanneer deze situatie zich voordoet moet worden beoordeeld of de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd niet zodanig door de subsidie-aanvrager kan worden uitgevoerd dat het ook met minder geld kan. Daarvoor moet nadere informatie worden gevraagd aan de aanvrager. Wanneer uit deze nadere informatie blijkt dat de activiteit niet met minder geld kan worden uitgevoerd, dan moet de aanvraag worden afgewezen. Blijkt dat de activiteit wel met minder kan worden uitgevoerd, dan moet de aanvraag gedeeltelijk worden afgewezen, namelijk voor het bedrag waarmee het subsidieplafond wordt overschreden. In het tweede lid van dit artikel is een facultatieve weigeringsgrond opgenomen. Dit is bewust gedaan omdat ook de situatie voor kan komen dat het gewenst is om een stimuleringssubsidie te verstrekken.