Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Soest

Nota parkeernormen auto en fiets Soest

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSoest
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota parkeernormen auto en fiets Soest
CiteertitelNota parkeernormen auto en fiets Soest
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpParkeernota

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-02-201427-03-2018Onbekend

22-12-2015

Onbekend

RV 13-34 (Ruimte/1077574)

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota parkeernormen auto en fiets Soest

 

 

Nota parkeernormen auto en fiets

(2e herziening)

Datum: 12 februari 2014

Status: Vastgesteld Kenmerk: Ruimte/1125829

Inhoudsopgave

  • 1.

    Inleiding 3

  • 2.

    Juridisch kader 4

  • 3.

    Berekening van de parkeereis 6

    • 3.1

      Berekenen van de parkeereis 6

    • 3.2

      Fietsparkeernormen 6

    • 3.3

      Bestaande parkeertekorten 6

    • 3.4

      Bestaande parkeerplaatsen die verloren gaan 7

    • 3.5

      Dubbelgebruik van parkeerplaatsen (parkeerbalans) 7

    • 3.6

      Gefaseerde uitvoeren 7

    • 3.7

      Afronden parkeereis 8

    • 3.8

      Laden en lossen 8

  • 4.

    Eisen aan parkeervoorzieningen voor fiets en auto 9

    • 4.1

      Autoparkeerplaatsen 9

      • 4.1.1

        Bruikbaarheid 9

      • 4.1.2

        Afmetingen 10

      • 4.1.3

        Aanvullende eisen bij woningen 11

    • 4.2

      Fietsparkeerplaatsen 11

      • 4.2.1

        Bruikbaarheid 11

      • 4.2.2

        Afmetingen 12

      • 4.2.3

        Aanvullende eisen bij woningen 12

    • 4.3

      Parkeren op afstand 13

      • 4.3.1

        Loopafstand 13

      • 4.3.2

        Ligging op een naburig perceel 13

      • 4.3.3

        Ligging in het openbaar gebied 14

  • 5.

    Ontheffing van de parkeereis en afkoopregeling 15

    • I.

      Parkeernormen 17

    • II.

      Aanwezigheidspercentages 21

    • III.

      Onderbouwing tarief parkeerbijdrage 22

  • 1.

    Inleiding

In 2008 heeft de gemeenteraad van Soest het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan (GVVP) vastgesteld. Daarin is opgenomen dat vraag en aanbod naar parkeerplaatsen met elkaar in balans moeten blijven. Het hebben van voldoende parkeerplaatsen levert immers een belangrijke bijdrage aan de bereikbaarheid, leefbaarheid en (economische) vitaliteit van Soest en Soesterberg. Dit is niet alleen een verantwoordelijkheid van de gemeente. Wij verwachten van particulieren en bedrijven dat zij bij nieuwe ontwikkelingen zelf in voldoende mate in parkeerplaatsen voorzien en daar ook in investeren.

Het reserveren van voldoende ruimte blijkt vaak een lastige opgave, waarbij de belangen van bewoners, bezoekers, bedrijven en winkeliers lijnrecht tegenover elkaar kunnen staan.

Iedere ruimtelijke functie (wonen, werken, winkelen) trekt een bepaalde hoeveelheid autoverkeer en genereert daarmee ook een bepaalde parkeerbehoefte. Een parkeernorm is een getal dat aangeeft hoeveel parkeerplaatsen voor een dergelijke functie nodig zijn per eenheid of per oppervlakte. Het hanteren van parkeernormen en het vasthouden aan de parkeereis bij ruimtelijke ontwikkelingen is van belang om de bereikbaarheid, leefbaarheid en economische vitaliteit te borgen.

In deze nota is opgenomen hoe in de gemeente Soest de parkeereis bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt berekend. De parkeernormen zijn afgeleid vanuit landelijke kengetallen van CROW. Daar is een Soester accent aan toegevoegd. Dit om de parkeernormen niet een belemmering te laten zijn bij ruimtelijke ontwikkeling, maar juist om de bijdrage aan de leefbaarheid en economische vitaliteit voorop te stellen. Zo biedt de gemeente Soest met deze nota de keuze om te investeren in de fiets, is er een standaard ontheffing voor een beroep of kleine praktijk aan huis, wordt een ontwikkelaar niet gevraagd om bestaande parkeerproblemen op te lossen en kan wie echt niet weet te voldoen aan de parkeereis een beroep doen op een afkoopregeling. Dit alles om ontwikkeling mogelijk te maken.

Daarmee kan het parkeerareaal in evenwicht worden gehouden en blijft de bereikbaarheid en leefbaarheid binnen de gemeente gewaarborgd.

In deze nota wordt in hoofdstuk twee eerst het juridisch kader behandeld. Vervolgens wordt in hoofdstuk drie aangegeven hoe de parkeereis wordt berekend. In het vierde hoofdstuk is omschreven welke eisen aan parkeerplaatsen voor de auto en de fiets worden gesteld. Tot slot is in hoofdstuk vijf een aantal bepalingen opgenomen omtrent ontheffing van de parkeereis, waaronder de afkoopregeling. In de bijlagen zijn de tabellen met parkeernormen voor de verschillende functies opgenomen.

2.Juridisch kader

2.1Uitgangspuntbestemmingsplanen omgevingsvergunning

De parkeernormen in deze nota hebben primair betrekking op nieuw- en verbouwplannen waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is. Om te beoordelen of een vergunning verleend kan worden, toetst de gemeente de aanvraag aan het bestemmingsplan en de bouwverordening. Daarbij is het in eerste instantie het bestemmingsplan leidend. In veel bestemmingsplannen wordt met betrekking tot parkeren verwezen naar deze nota. Het kan dat in het bestemmingsplan afwijkende parkeernormen zijn opgenomen. In dat geval gelden die afwijkende normen. De bouwverordening is een vangnet voor het geval de parkeernormen niet in het bestemmingsplan zijn opgenomen. In het parkeerartikel van de bouwverordening wordt aangegeven dat in voldoende mate in parkeerruimte moet worden voorzien.

Middels deze nota wordt invulling gegeven aan het begrip “voldoende mate”.

2.2Bestaandesituaties

De parkeernormen in deze nota hebben geen betrekking op bestaande situaties. In die gevallen geldt hetgeen in het verleden in een vergunning is vastgelegd. Deze nota voorziet dan ook niet in een oplossing voor bestaande parkeerproblemen.

2.3Wetruimtelijkeordening

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die vanaf 1 juli 2008 in werking is getreden, neemt het bestemmingsplan een centrale rol in. Stedenbouwkundige bepalingen, waaronder parkeernormen, verdwijnen uiteindelijk uit de bouwverordening. De bouwverordening blijft tot 1 juli 2018 van kracht voor bestemmingsplannen die na juni 2003 zijn vastgesteld en waarin nog niet wordt verwezen naar deze nota. De gemeente Soest heeft ervoor gekozen om de parkeernormen in deze nota op te nemen en niet apart in alle bestemmingsplannen. Op deze manier zijn alle parkeernormen gebundeld in één document dat van toepassing is voor de gehele gemeente en kunnen de parkeernormen eenvoudiger geactualiseerd worden.

2.4Parkeerfonds

Het vragen van een financiële parkeerbijdrage voor wie zelf niet in staat is om volledig in het aantal parkeerplaatsen te voorzien, vindt zijn juridische grondslag in de bouwverordening, de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening. Hierin is voor de gemeente de verplichting opgenomen om kosten die zij maakt in het openbaar gebied te verhalen. Op basis van dit principe wordt door de gemeente Soest een bestemmingsreserve parkeerfonds in het leven geroepen. In paragraaf 5.2 is de afkoopregeling uitgewerkt.

2.5Citeertitel

Deze nota wordt aangehaald als “Nota parkeernormen”.

2.6Overgangsbepaling

Als op uiterlijk vrijdag 14 februari 2014 een schriftelijk verzoek om vooroverleg (schetsplan en/of principeverzoek) voor een ontwikkeling bij de gemeente Soest is ingediend, waarna deze nota van kracht is geworden, kan de aanvrager zich beroepen op deze overgangsbepaling. In dergelijke gevallen mag gedurende maximaal 1 jaar worden gerekend met de parkeernormen uit bijlage 1 van de 1e herziening van de beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds. Deze overgangsbepaling geldt uitsluitend voor de parkeernormen in bijlage 1 en niet voor de overige bepalingen die in deze nota zijn opgenomen. Een ontvankelijke aanvraag voor een omgevingsvergunning moet vervolgens uiterlijk op vrijdag 13 februari 2015 zijn ingediend. Deze overgangsbepaling staat los van de datum waarop de verwijzing vanuit een bestemmingsplan of de bouwverordening naar deze herziene nota tot stand komt.

3.Berekening van de parkeereis

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven hoe aan de hand van de parkeernormen de parkeereis per functie wordt berekend.

3.1Berekenenvandeparkeereis

Op basis van de parkeernormen (vastgelegd in bijlage 1 van deze nota) wordt berekend hoeveel autoparkeerplaatsen benodigd zijn voor een bepaalde ontwikkeling; de parkeereis. De parkeereis wordt berekend door de omvang van de functie(s) te vermenigvuldigen met de reguliere parkeernormen uit de bijlage. Aan deze parkeereis moet minimaal worden voldaan. Het is altijd toegestaan om meer parkeerplaatsen te realiseren dan het aantal dat wordt vastgelegd in de parkeereis.

Bij het berekenen van de omvang van een functie wordt, tenzij anders vermeld, altijd uitgegaan van het bruto vloeroppervlak (bvo). De benodigde ruimte voor inpandig parkeren en/of laden en lossen wordt niet meegerekend in het bvo waarover de parkeereis wordt berekend.

3.2Fietsparkeernormen

Een aanvrager heeft de keuze om fietsparkeerplaatsen te realiseren, in ruil voor een lagere autoparkeernorm. Naast de kolom met reguliere parkeernormen uit bijlage 1 van deze nota, is daarom een kolom opgenomen met fietsparkeernormen en een lagere autoparkeernorm waaraan in dat geval beide voldaan moet worden.

Niet in alle gevallen zijn betrouwbare fietsparkeernormen voorhanden. Bij een volgende herziening van de nota wordt dit op basis van ervaringscijfers verder aangevuld. In die gevallen is het vak met de fietsparkeernormen grijs aangegeven en is er geen keuzeoptie.

3.3Bestaandeparkeertekorten

Bij ontwikkelingen hoeven bestaande parkeertekorten niet opgelost te worden. Een eventueel bestaand tekort aan autoparkeerplaatsen op een perceel (het verschil tussen de parkeernorm voor de bestaande functies en het bestaande aantal parkeerplaatsen op eigen terrein) mag daarom van de parkeereis worden afgetrokken.

Het bestaande tekort wordt berekend door de parkeereis van de laatst actieve, legale functie(s) te bepalen volgens de huidige reguliere parkeernormen en de in paragraaf 3.1 beschreven werkwijze. Hiervan wordt het aantal parkeerplaatsen dat op eigen terrein aanwezig was tijdens deze laatste actieve functie afgetrokken. Als het aantal aanwezige parkeerplaatsen lager is dan het aantal dat er volgens (de tekening bij) de oude vergunning aanwezig zou moeten zijn, wordt met het aantal parkeerplaatsen conform de oude vergunning gerekend.

Het voorgaande kan worden samengevat in de volgende formules:

Bij het bepalen van het bestaande parkeertekort wordt niet gekeken naar al dan niet aanwezige fietsparkeerplaatsen. Als bij een eerdere vergunning fietsparkeerplaatsen zijn geëist, conform paragraaf 3.2, dan moeten deze fietsparkeerplaatsen in een nieuwe situatie te worden teruggebracht of gecompenseerd door middel van autoparkeerplaatsen conform de verhoudingen in bijlage 1.

3.4Bestaandeparkeerplaatsen die verlorengaan

Bestaande parkeerplaatsen die door de ontwikkeling verloren gaan, bijvoorbeeld door de aanleg van een nieuw inrit, moeten worden gecompenseerd. Deze worden opgeteld bij de parkeereis voor de ontwikkeling.

3.5Dubbelgebruikvanparkeerplaatsen(parkeerbalans)

Als in een ontwikkeling verschillende functies worden ondergebracht, kan het zijn dat niet elke functie op hetzelfde moment in de week bezoekers trekt. Met een parkeerbalans kan de parkeerbehoefte op verschillende momenten van de week worden bepaald, zodat duidelijk is wat het drukste moment is en wat op dat moment het benodigde aantal parkeerplaatsen moet zijn. Bij het bepalen van de parkeereis mag een parkeerbalans worden opgesteld conform de voorgeschreven methode van CROW.1 De aanwezigheidspercentages die voor de verschillende momenten van de week gebruikt moeten worden zijn opgenomen in bijlage 2. De parkeerbalans kan alleen worden toegepast wanneer verschillende functies binnen de ontwikkeling gebruik maken van dezelfde parkeergelegenheid. De parkeerbalans is niet te combineren met naburige percelen (zie 4.3.2) of met reeds aanwezige openbare parkeerplaatsen (zie 4.3.3). Wel kan gebruik worden gemaakt van een parkeerbalans met betrekking tot openbare parkeerplaatsen die nieuw worden gerealiseerd.

3.6Gefaseerdeuitvoering

Een ontwikkeling kan gefaseerd worden uitgevoerd. Per fase moet minimaal het bij deze fase behorende aantal parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Als gebruik wordt gemaakt van een parkeerbalans (zie 3.5), dan moet deze al bij de eerste fase/vergunning in zijn geheel worden goedgekeurd. Er mag na in gebruik name van een fase nooit een (tijdelijk) parkeertekort ontstaan.

1 Op basis van CROW publicatie 311.

3.7Afrondenparkeereis

Omdat geen delen van parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd geldt dat de berekende parkeereis altijd op een heel getal naar boven wordt afgerond.2 Bij woningbouw hoeft de parkeereis niet naar boven afgerond te worden. Vanwege correctiefactoren voor parkeerplaatsen op eigen terrein is het namelijk mogelijk een berekend aantal van bijvoorbeeld 0,8 parkeerplaats te realiseren (zie 4.1.3). De parkeereis wordt afgerond nadat eventuele bestaande parkeertekorten (zie 3.2) en dubbelgebruik (zie 3.5) zijn verrekend.

3.8Laden en lossen

Voor het laden en lossen van goederen geldt dat, als de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte, hierin in voldoende mate moet worden voorzien. In deze nota zijn hiervoor geen aanvullende normen opgenomen. Wel geldt ook hierbij dat bestaande tekorten niet opgelost hoeven te worden bij nieuwe ontwikkelingen.

2 Voorbeeld: Een parkeereis van 4,1 wordt afgerond naar 5.

4Eisen aan parkeervoorzieningen voor auto en fiets

In dit hoofdstuk zijn de eisen die worden gesteld aan parkeervoorzieningen voor de fiets en de auto opgenomen. De opgenomen parkeerplaatsen op de situatietekening bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning worden getoetst aan de eisen die in dit hoofdstuk zijn opgenomen. Hierbij geldt dat deze eisen alleen van toepassing zijn op de nieuw te realiseren parkeervoorzieningen. Bestaande parkeervoorzieningen kunnen in stand blijven en worden geacht te voldoen aan deze uitgangspunten.

4.1Autoparkeerplaatsen

In deze paragraaf zijn bepalingen met betrekking tot autoparkeerplaatsen opgenomen.

4.1.1Bruikbaarheid

De parkeerplaatsen op een situatietekening worden beoordeeld op bruikbaarheid en verkeersveiligheid. Daarbij wordt in ieder geval aan de volgende uitgangspunten getoetst:

Bruikbaarheid:

  • ·

    Parkeerplaatsen en wegen voldoen aan de afmetingen die in paragraaf 4.1.2 zijn bepaald.

  • ·

    Parkeerplaatsen zijn individueel te gebruiken. Twee parkeerplaatsen kunnen bijvoorbeeld niet achter elkaar op een oprit worden gesitueerd. Slechts één parkeerplaats wordt in dat geval als bruikbaar beoordeeld.

  • ·

    Het realiseren van een nieuwe inrit of het verplaatsen van een bestaande inrit wordt getoetst aan de “beleidsnota inritvergunningen”. Als conform deze beleidsnota geen inritvergunning kan worden verkregen, zijn de parkeerplaatsen op eigen terrein niet bruikbaar.

Veiligheid:

  • ·

    Bij een parkeerplaats aan de openbare weg mag geen fietspad of trottoir worden gekruist.

  • ·

    Parkeerplaatsen haaks of schuin (gestoken) op de weg, kunnen alleen worden toegepast op eigen terrein, of in geval er sprake is van een weg met een maximum toegestane snelheid van 30 km/h, die geen deel uitmaakt van een fiets- of busroute, waarop de intensiteit van het verkeer maximaal 4.000 motorvoertuigen per etmaal bedraagt en wanneer er geen sprake is van bezoekersintensieve functies waarbij veel parkeerwisselingen moeten worden verwacht; zoals detailhandel, centrumfuncties en horeca.

Een parkeer- of stallingsgarage wordt altijd getoetst aan NEN 2443 en moet minimaal voldoen aan de

aanbevolennormen die daarin zijn opgenomen.

4.1.2Afmetingen

De ruimte voor het parkeren van auto’s moet in ieder geval afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Dit geldt zowel voor parkeervakken, als voor rijwegen.

Een parkeervak parallel aan de weg (langs parkeren) heeft een breedte van 2,0 m en een lengte van 6,0 m. Gestoken (schuin) parkeren onder een hoek van 30, 45 of 60 graden is mogelijk, behalve als er sprake is van een doodlopende weg zonder keermogelijkheid. Daarbij wordt uitgegaan van de afmetingen in paragraaf 11.2.8 van de ASVV 2012 (CROW). In de volgende tabel zijn de afmetingen bij haaks parkeren (onder een hoek van 90 graden) opgenomen.

Lengte

Breedte

Rijweg

5,00 m

2,30 m *

6,35 m

5,00 m

2,35 m *

5,95 m

5,00 m

2,40 m

5,65 m

5,00 m

2,45 m

5,45 m

5,00 m

2,50 m

5,40 m

5,00 m

3,50 m

5,40 m

* Eenbreedtevan2,30of2,35meterwordtafgeraden,maarisuitsluitendtoegestaanbijdebestemming“wonen”.

Naast bovenstaande afmetingen wordt bij haaks parkeren naast elk hoekvak een vrije uitstapstrook van ten minste 0,40 m aangebracht. Als er sprake is van een doodlopende parkeerweg, loopt deze na het laatste parkeervak nog ten minste 1,50 m door, ten behoeve van het in- en uitdraaien van het laatste vak.

Een gehandicaptenparkeerplaats heeft een breedte van 3,50 m of 3,00 m bij een vrije uitstapstrook naast het parkeervak. Op elke 50 parkeerplaatsen wordt ten minste één parkeervak ingericht als

gehandicaptenparkeerplaats. Bij publieke voorzieningen wordt geadviseerd om op elke 20 parkeerplaatsen een gehandicaptenparkeerplaats in te richten.

Deze Nota parkeernormen voorziet niet in eisen ten aanzien van elektrische rijden. Dit wordt in een aparte beleidsnota verder uitgewerkt. In zijn algemeenheid geldt dat in voldoende mate in de parkeerbehoefte moet worden voorzien. Daarbij geldt dat parkeerplaatsen moeten worden aangepast

aan de vraag, maar ook leegstand van parkeerplaatsen moet worden voorkomen.

4.1.3Aanvullendeeisen bij woningbouw

Bij woningbouw moet (een deel van) de autoparkeerplaatsen ten behoeve van bezoekers in de openbare ruimte worden gerealiseerd. Bij een ontwikkeling van 3 of meer woningen moet per 3 woningen ten minste 1 autoparkeerplaats voor bezoekers in de openbare ruimte aanwezig zijn. Dat wil zeggen bij 3 woningen ten minste 1 autoparkeerplaats en bij 4, 5 of 6 woningen ten minste 2 autoparkeerplaatsen etc. (zie 4.3.3).

Autoparkeerplaatsen op eigen terrein bij woningen worden niet als volledige parkeerplaats meegerekend. Parkeerplaatsen op eigen terrein worden namelijk niet altijd voor parkeren gebruikt. Garages worden vaak als bergruimte gebruikt. Bovendien is er op eigen terrein geen mogelijkheid voor dubbelgebruik voor bezoek van buren. In de tabel hieronder zijn, conform de richtlijnen van CROW, correctiefactoren opgenomen voor parkeren op eigen terrein bij woningen. Bij het bepalen of een ontwikkeling voldoet aan de parkeereis wordt gerekend met het aantal parkeerplaatsen volgens het berekeningsaantal in de onderstaande tabel.

Typeparkeerplaats

Feitelijk aantal

Berekenings-aantal

Opmerkingen

Parkeerterrein of -garage

-

0,8

Per parkeerplaats

Oprit

1

0,8

Oprit minimaal 5,0 meter diep

Lange oprit

2

1,0

Oprit minimaal 11,0 meter diep

Garage

1

0,4

Oprit minimaal 1,0 meter diep

Garagebox

Nietopheteigenperceel

1

0,5

Oprit minimaal 5,0 meter diep

Oprit met garage

2

1,0

Oprit minimaal 6,0 meter diep

Lange oprit met garage

3

1,3

Oprit minimaal 12 meter diep

4.2Fietsparkeerplaatsen

In de volgende paragrafen zijn bepalingen met betrekking tot fietsparkeerplaatsen opgenomen.

4.2.1Bruikbaarheid

Op basis van de situatietekening bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning, wordt beoordeeld of de daarop aangegeven fietsparkeerplaatsen bruikbaar zijn. Daarbij worden in ieder geval de volgende kwaliteitseisen gesteld:

    • ·

      Fietsparkeerplaatsen moeten voldoen aan de afmetingen die in dit hoofdstuk zijn bepaald.

    • ·

      Een fietsparkeerplaats bevindt zich altijd op maaiveld.

    • ·

      De route naar de fietsenstalling is drempelvrij (comfortabel) en veilig.

    • ·

      De locatie van een fietsenstalling of fietsparkeervak wordt herkenbaar aangegeven, met name wanneer geen gebruik wordt gemaakt van een fietsparkeersysteem in de buitenruimte.

  • ·

    Een inpandige ruimte is vanaf de buitenruimte rechtstreeks bereikbaar en voor alle bezoekers toegankelijk.

  • ·

    Een fietsparkeervoorziening op een trottoir gaat niet ten koste van de benodigde ruimte voor voetgangers om te passeren. De benodigde manoeuvreerruimte kan wel met een trottoir worden gecombineerd.

    4.2.2Afmetingen

De ruimte voor het stallen van fietsen moet in ieder geval afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare fietsen.

Een fietsparkeervak heeft een lengte van 2,0 m en breedte van 0,65 m per fiets. Daarbij moet een manoeuvreerruimte (parkeerweg) van ten minste 1,2 m breed beschikbaar zijn. Een overkapping heeft een vrije hoogte van ten minste 2,3 m.

Een fietsparkeervak wordt bij voorkeur voorzien van een fietsparkeersysteem, zoals klemmen of aanleunhekken. Door toepassing van een fietsparkeersysteem dat voldoet aan het Fietsparkeur3 is het bovendien mogelijk om ruimte te besparen op bovengenoemde afmetingen, bijvoorbeeld door een hoog-laag fietsenrek of een dubbellaagse stalling. In dat geval moet de oplossing uitgewerkt worden in de situatietekening(en) bij de omgevingsvergunning, waarbij leverancier, model en type fietsparkeervoorziening worden aangeven, inclusief de door de leverancier gehanteerde afmetingen.

4.2.3Aanvullendeeisen bij woningen

Bij woningbouw wordt geacht te zijn voldaan aan de fietsparkeereis als:

  • ·

    aan de voorzijde van elke drie woningen ten minste één fiets voor bezoekers kan worden geparkeerd; én

  • ·

    elke woning beschikt over een niet-gemeenschappelijke4 en afsluitbare bergruimte om

voldoende fietsen beschermd tegen weer en wind5 te kunnen opbergen.

Het vloeroppervlakte van de bergruimte bij een woning is afhankelijk van het aantal fietsen dat daarin gestald moet kunnen worden, zoals bepaald in bijlage 1 bij deze nota. In onderstaande tabel zijn de benodigde afmetingen opgenomen. Deze afmetingen komen in de plaats van een berging met een vloeroppervlakte van 5 m2, zoals reeds wordt geëist vanuit het Bouwbesluit.

3 Fietsparkeur is een keurmerk dat wordt toegekend als een fietsparkeervoorziening voldoet aan gestelde normen. Dit keurmerk wordt uitgegeven door de Stichting Fietsparkeur, opgericht door de Fietsersbond en Fipavo. Op www.fietsparkeur.nl is een overzicht van de fietsparkeersystemen met een licentie weergeven.

4 In afwijking hiervan mag bij een woonfunctie met een bruto vloeroppervlak kleiner dan 50 m2 de bergruimte gemeenschappelijk zijn. De overige eisen blijven onverminderd van kracht.

5 Zoals bepaald volgens NEN 2778.

  • 3

    fietsen = 5,8 m2 (6)

    • 4

      fietsen = 7,3 m2

    • 5

      fietsen = 8,4 m2

    • 6

      fietsen = 9,5 m2

    Als een fietsenberging wordt gecombineerd met een garage, dan wordt ten behoeve van de auto ten minste 18 m2 extra (3,0 x 6,0 m) gerekend.

    4.3Parkerenopafstand

    In deze paragraaf zijn bepalingen met betrekking tot parkeren op afstand opgenomen.

    4.3.1Loopafstand

    Parkeerplaatsen voor fietsen bevinden zich op het perceel, in de directe nabijheid van de (hoofd)ingang van het pand of als dit niet mogelijk is, op een loopafstand van maximaal 50 meter daarvan.

    Parkeerplaatsen voor auto’s kunnen binnen een loopafstand van 100 meter van de (hoofd)ingang van het pand worden gerealiseerd, voor zo ver het een woonfunctie of een maatschappelijke functie betreft. Voor de functies kantoor en/of bedrijf, horeca, detailhandel en centrumfuncties geldt een maximale loopafstand van 200 meter tot de hoofdingang. Voor zo ver een ontwikkeling zich bevindt binnen een parkeerschijfzone (winkelcentra), mag de parkeeroplossing daar bovenop worden gevonden binnen de bestaande aaneengesloten grenzen van deze zone.

    4.3.2Liggingopeennaburigperceel

    Als gebruik wordt gemaakt van een ander (privaat) perceel binnen de loopafstand, dan moet middels een privaatrechtelijke overeenkomst worden aangetoond dat de te realiseren parkeerplaatsen op dit perceel uitsluitend voor de betreffende ontwikkeling beschikbaar zijn en beschikbaar blijven.

    In deze overeenkomst wordt opgenomen dat de parkeerplaatsen gedurende de openingstijden (ook wanneer deze in de toekomst worden gewijzigd) toegankelijk zijn voor een ieder (waaronder eigenaren, bewoners, bezoekers, personeel en leveranciers) die zijn bestemming heeft bij de bedoelde ontwikkeling. Bij de toegang van het pand moet in een dergelijk geval herkenbaar worden aangegeven waar zich de parkeervoorziening ten behoeve van bezoekers en leveranciers bevindt.

    Als het gaat om bestaande parkeerplaatsen wordt aangetoond dat er op de betreffende locatie sprake is van een parkeeroverschot op basis van de actuele parkeernormen zoals opgenomen in deze nota en dat de parkeerplaatsen niet voor een andere bestemming worden aangewend. Als om welke reden dan ook,

    6 Op basis van CROW publicatie 317. Zie de genoemde afmetingen in 4.2.2 als wordt gekozen voor een gemeenschappelijke bergruimte.

    de overeenkomst eindigt, wordt in strijd gehandeld met de vergunning die op basis van een dergelijke privaatrechtelijke overeenkomst tot stand is gekomen.

    4.3.3Ligging in hetopenbaargebied

    Het uitgangspunt van het verkeersbeleid is dat elke ontwikkeling in de eigen parkeerbehoefte voorziet. Het parkeerbeleid biedt daarom geen mogelijkheid om de parkeerdruk af te wentelen op bestaande parkeerplaatsen in het openbaar gebied. Bij een lage parkeerdruk in de omgeving van een ontwikkeling behoudt de gemeente de mogelijkheid om uit kostenoverwegingen het aantal openbare parkeerplaatsen te beperken.

    Het kan voorkomen dat in de omgeving van de ontwikkeling ruimte in het openbaar gebied aanwezig is om (fiets)parkeerplaatsen te realiseren. In een dergelijk geval kunnen met de gemeente aanvullende afspraken worden gemaakt. Op basis van een overeenkomst kunnen (fiets)parkeerplaatsen worden gerealiseerd die de gemeente in beheer en onderhoud neemt. Bij woningbouw bestaat de verplichting een deel van de parkeerplaatsen in het openbaar gebied te realiseren (zie paragraaf 4.1.3 en 4.2.3).

  • 5.

    Ontheffing van de parkeereis en afkoopregeling

Hoofddoel bij een aanvraag voor een vergunning is dat de aanvrager er alles aan doet om te voldoen aan de parkeereis. In sommige gevallen is dit echter onmogelijk. Het college van B&W moet in dergelijke gevallen een afweging maken, tussen het (economische) belang van de ontwikkeling en de eventuele (tijdelijke) nadelige gevolgen op het gebied van bereikbaarheid, leefbaarheid en daarmee een goede ruimtelijke ordening ex art. 3.1 Wro. In dit hoofdstuk zijn daarom de uitzonderingen en afwijkingsmogelijkheden beschreven.

5.1Uitzonderingvoorberoepofbedrijfaanhuis

De gemeente Soest wil het beginnen van een kleinschalig bedrijf aan huis stimuleren. Als onder de definities van het vigerende bestemmingsplan sprake is van een beroep of bedrijf aan huis en het redelijkerwijs niet mogelijk is om de benodigde parkeerplaatsen (geheel of gedeeltelijk) op eigen terrein te realiseren, wordt in principe ontheffing verleend van de parkeereis (zonder dat hier financiële consequenties aan verbonden worden). Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

    • -

      er is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, waarbij de parkeerbehoefte op basis van de parkeereis maximaal 3,0 parkeerplaatsen bedraagt;

    • -

      er is geen sprake van detailhandel, groepsonderwijs, -opvang of -therapie of daarmee naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen intensieve bezoekersfuncties;

  • 5.2

    Flexibiliteitbepaling

In het geval van ontwikkelingen waarbij de extra parkeerbehoefte op basis van de parkeereis maximaal 0,50 parkeerplaats bedraagt en wanneer strikte toepassing van de parkeereis onredelijk is, wordt ontheffing verleend van de parkeereis (zonder dat hier financiële consequenties aan verbonden worden). Per perceel kan eenmalig een beroep op dit artikel worden gedaan. Bij een ontwikkeling die onderdeel uitmaakt van een grotere samenhangende ontwikkeling die in delen wordt uitgevoerd kan deze bepaling slecht eenmaal worden toegepast over het geheel. Deze bepaling is niet van toepassing als gebruik wordt gemaakt van de afkoopregeling (zie 5.3).

5.3Afkoopregeling

Een aanvrager die alles in het werk heeft gesteld om aan de parkeereis te voldoen (waaronder aanpassen van het bouwvolume en het zoeken naar parkeerruimte binnen de loopafstand), kan bij het college van B&W een gemotiveerd schriftelijk verzoek indienen tot (gedeeltelijke) ontheffing van de parkeereis door het storten van € 10.000,-7 per ontbrekende parkeerplaats in het parkeerfonds.

De bevoegdheid om te beslissen over het gebruik van het parkeerfonds ligt bij het college van B&W. Het college van B&W kan besluiten om ontheffing te verlenen van de gemeentelijke parkeereis, wanneer de realisatie van het initiatief naar de mening van het college van B&W belangrijker is dan de

7 Een onderbouwing van dit bedrag is opgenomen in bijlage 3. Dit tarief wordt niet geïndexeerd.

(tijdelijke) nadelige gevolgen op het gebied van bereikbaarheid en leefbaarheid. Een aanvrager kan geen rechten ontlenen aan het bestaan van het fonds.

Bij dit besluit weegt het college af of de gemeente binnen een periode van 10 jaar de benodigde parkeerplaatsen binnen een loopafstand van 400 meter van het bouwplan kan realiseren. Als het college van B&W ontheffing verleent van de parkeereis, neemt zij de verplichting van de aanvrager over om te zorgen voor voldoende parkeergelegenheid.

De bijdrage in het parkeerfonds kan door de gemeente ook gebruikt worden voor het in stand houden van reeds gerealiseerde (al dan niet voorgefinancierde) parkeerplaatsen. Parkeerplaatsen die in het kader van deze afkoopregeling worden gerealiseerd zijn openbaar toegankelijk. Aan het betalen van de parkeerbijdrage kan de aanvrager geen rechten ontlenen.

Na het ontvangen van een parkeerbijdrage wordt dit bedrag gestort in de bestemmingsreserve parkeerfonds. Het is voor de gemeente niet mogelijk om dit geld anders te bestemmen dan voor de aanleg van parkeerplaatsen. Als de gemeente niet binnen de redelijke termijn van 10 jaar8 parkeerplaatsen weet te realiseren, wordt het bedrag terugbetaald aan de aanvrager.

5.4Overigeafwijkingenvanhetbeleid

Burgemeester en Wethouders handelen overeenkomstig deze nota, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze nota te dienen doelen. Dit is de zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid die in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onder artikel 4:84 is opgenomen. Deze opname in de Awb heeft tot gevolg dat in deze nota geen specifieke hardheidsclausule is opgenomen.

8 Volgens jurisprudentie is een periode van 10 jaar acceptabel. NB: De gemiddelde ontwikkeltijd van een bouwplan is 7 a 8 jaar.

Bijlage 1 Parkeernormen gemeente Soest

Hieronder zijn de tabellen opgenomen, waarin wordt aangegeven welke parkeernorm voor welke functie van toepassing is. De parkeernormen gelden ook voor naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen functies die niet in de onderstaande tabellen zijn opgenomen.

Achter elke functie is eerst de reguliere parkeernorm () opgenomen. Bij een aantal functies is in

de kolom daarna aangegeven aan welke autoparkeernorm voldaan moet worden als eveneens wordt voldaan aan de fietsparkeernorm ( + ).

Wonen

Woning tot 50 m2 bvo

0,7 Eenkleinebergingiseen

wettelijkeeis.per woning/unit

Woning van 50 tot 75 m2 bvo

1,2

1,1

3,0

per woning

Woning van 75 tot 100 m2 bvo

1,5

1,4

4,0

per woning

Woning van 100 tot 150 m2 bvo

1,8

1,7

5,0

per woning

Woning van 150 m2 bvo of groter

2,0

1,8

6,0

per woning

Incl.kamerverhuur,intra-enextramuralezorgenverpleeg-enverzorgtehuizen,seniorenwoningen,

aanleunwoningenenserviceflats.Degenoemdeoppervlaktesbetreffendeprivégedeelten.VooreventueelaanwezigegemeenschappelijkeruimtesbinnenbijvoorbeeldeenVVEofzorginstellinggeldengeenaanvullendeparkeereisenvoorzoverdezeruimtesuitsluitendbestemdzijnvoor(deverzorgingvan)bewonersofdirectdaaraangekoppeldewerkzaamhedenennietdoorderdenwordengebruikt.

Letop!Inparagraaf4.1.3(auto)en4.2.3(fiets)zijnaanvullendeeisenaanparkerenbijwoningbouwopgenomen.

Bedrijf en/of kantoor

Type

 

 

+

 

Eenheid

Bedrijfsgebouw

1,9

1,8

 

1,5

100 m2 bvo

Allebedrijven,nietzijndekantoorofloods/opslag,waaronderook

 

 

 

 

 

transport-engaragebedrijven.

 

 

 

 

 

Kantoor

1,9

1,8

 

1,5

100 m2 bvo

Eenruimtedieblijkenszijnindelingeninrichtingisbestemdom

 

 

 

 

 

uitsluitendtewordengebruiktvoorwerkzaamhedenvan

 

 

 

 

 

administratieveaard.

 

 

 

 

 

Loods/opslag

0,9

0,85

 

0,6

100 m2 bvo

Bedrijfsgebouw(ofeendeeldaarvan)datuitsluitenddientvoorhet

 

 

 

 

 

opslaanvangoederen.

 

 

 

 

 

Detailhandelencentrumfuncties

Type

 

 

+

 

Eenheid

Commerciële dienstverlening

2,9

2,8

 

2,0

100 m2 bvo

Dienstverleningmetoverwegendeenbaliefunctie,zoalsreis-en

 

 

 

 

 

uitzendbureaus,bankfilialenenanderefinanciëledienstverleners,

 

 

 

 

 

advocaten-enmakelaarskantoren,kopieerservice,videotheken,

 

 

 

 

 

kap-enschoonheidssalons,stomerijenenwasserettes,schoen-en

 

 

 

 

 

kledingmakers.

 

 

 

 

 

Detailhandel volumineus

2,4

2,35

 

0,4

100 m2 bvo

Detailhandeldievanwegedeomvangvandegoedereneengroot

 

 

 

 

+ omheinde

oppervlaknodigheeftvoordeuitstalling,zoalsdeverkoopvan

auto’s,boten,motoren,caravans,brommers,fietsen,

 

 

 

 

buitenruimte

landbouwwerktuigen,bouwmaterialen,artikelentenbehoevevan

 

 

 

 

 

tuininrichting,keukens,sanitair,meubelsendetailhandelinbulk

 

 

 

 

 

dierenbenodigdhedenenhobbyartikelen.

 

 

 

 

 

Grootschalige detailhandel

7,3

7,25

 

0,4

100 m2 bvo

Eenvestigingvandetailhandelmeteenminimum

 

 

 

 

 

winkelvloeroppervlakvan2.000m2inéénbranche,zoalseen

 

 

 

 

 

outlet,nietzijndevolumineuzedetailhandel.

 

 

 

 

 

Supermarkt

4,4

4,2

 

2,9

100 m2 bvo

Zelfbedieningswinkelvoorhoofdzakelijklevensmiddelen.

 

 

 

 

 

Detailhandel

4,0

3,8

 

2,7

100 m2 bvo

Alleoverigedetailhandel.

 

 

 

 

 

Horeca

Terrassenmakenonderdeeluitvandeaanpalendehoreca.Veelalzullenhetterrasendeinpandigehorecaalscommunicerendevatenopelkaarwerken.Uitdatoogpuntwordteenterrasnietmeegerekendvoorzoverhetaantalm2vandatterraskleinerisdanhetbvovanhetverblijfsgedeeltevandeinpandigehorecavoorziening.Denormeringvoorhetmeerdereisgelijkaandievandeaanpalendehoreca.

Maatschappelijk - zorg

Huisvesting(zie“wonen”).

Maatschappelijk - onderwijs

Maatschappelijk sporten recreatie

Maatschappelijkoverig

 

Type

 

 

+

 

Eenheid

Cultureel centrum

Waaronderookverenigingsgebouwofwijkcentrum.

3,0

 

 

 

100 m2 bvo

Bibliotheek

0,9

0,7

 

3,0

100 m2 bvo

Museum

0,9

 

 

 

100 m2 bvo

Indoorspeeltuin

4,8

 

 

 

100 m2 bvo

Theater

7,1

6,8

 

4,3

100 m2 bvo

Waaronderookschouwburg,bioscoop,filmtheaterenfilmhuis.

 

 

 

 

 

Openluchttheater

0,2

 

 

 

zitplaats

Religiegebouw

Waaronderookkerkenmoskee.

7,1

 

 

 

100 m2 bvo

Penitentiaire inrichting

0,3

 

 

 

cel

Begraafplaats

Waaronderookcrematorium.

30,0

29,0

 

5,0

gelijktijdige uitvaart

Bijlage2 Aanwezigheidspercentages

 

werkdag-ochtend

werkdag-middag

werkdag-avond

koop-avond

werkdag-nacht

zaterdag-middag

zaterdag-avond

Wonen

50%

50%

90%

80%

100%

60%

80%

Bedrijf en/of kantoor

100%

100%

5%

5%

0%

0%

0%

Commerciële dienstverlening

100%

100%

5%

75%

0%

0%

0%

Grootschalige detailhandel

30%

60%

70%

80%

0%

100%

0%

Supermarkt

30%

60%

40%

80%

0%

100%

40%

Detailhandel

30%

60%

10%

75%

0%

100%

0%

Horeca

30%

40%

90%

95%

0%

70%

100%

Praktijk en/of apotheek

100%

75%

10%

10%

0%

10%

10%

Ziekenhuis

75%

100%

60%

60%

25%

60%

60%

Onderwijs

100%

100%

0%

0%

0%

0%

0%

Avondonderwijs

0%

0%

100%

100%

0%

0%

0%

Sport en recreatie binnen

50%

50%

100%

100%

0%

100%

100%

Sport en recreatie buiten

25%

25%

50%

50%

0%

100%

25%

Bibliotheek

30%

70%

100%

70%

0%

75%

0%

Museum

20%

45%

0%

0%

0%

100%

0%

Theater

5%

25%

90%

90%

0%

40%

100%

CROWheeftnoggeenaangepastekengetallenvoorzondagopenstellingvandetailhandelencentrumfuncties.Hierdoorkanvoordezondagmiddaggeenparkeerbalanswordenberekend.Opbasisvandeeersteervaringmagerechtervanwordenuitgegaandatincentrumgebiedendezaterdagmiddagmaatgevendblijft.

Bijlage 3 Onderbouwing tarief parkeerbijdrage

De parkeerbijdrage wordt gelijk gesteld aan de gemiddelde reële stichtingkosten van een parkeervoorziening. Daarmee wordt gewaarborgd dat de gemeente ook daadwerkelijk de aan te leggen parkeerplaatsen kan bekostigen, zonder dat zij zelf extra middelen beschikbaar hoeft te stellen. Hoewel dat mogelijk niet in alle gevallen lukt, is het uitgangspunt van het parkeerfonds dat deze kostenneutraal functioneert. Voor het hele grondgebied van de gemeente wordt een gelijke parkeerbijdrage gehanteerd. Net als bij de parkeernormen is geen onderscheid gemaakt tussen verschillende gebieden.

De kosten bestaan uit:

  • a.

    kosten voor het beschikbaar stellen of verwerven van de gronden

  • b.

    stichtingskosten van de parkeervoorziening

  • c.

    kosten voor beheer en onderhoud van de voorziening

  • d.

    kosten voor ambtelijke voorbereiding en instandhouding van het parkeerfonds

A. Grondprijs

Het gemiddelde ruimtebeslag dat benodigd is voor het aanleggen van een parkeerplaats in de openbare ruimte komt neer op circa 25 m2. Hierbij wordt rekening gehouden met het parkeervak zelf en de wegen en voorzieningen die tot het parkeervak leiden.

De grondprijs wordt berekend op basis van de gemiddelde grondprijs die wordt gehanteerd voor snippergroen (€ 210,- per m2); er vanuit gaande dat de voorzieningen over het algemeen binnen deze bestemming worden gerealiseerd.

De grondprijs bedraagt daarmee € 5.250(25 x € 210) per parkeerplaats. B. Stichtingskosten

De bouwkosten van een parkeervoorziening lopen sterk uiteen. Factoren als zijnde grondslag, bodemopbouw en grondwaterstand zijn in grote mate bepalend voor de hoogte van de bouwkosten van een parkeervoorziening. Daar waar deze factoren gunstig zijn kost het aanleggen van een parkeerplaats op maaiveld inclusief de wegen en voorzieningen die tot het parkeervak leiden ongeveer

€ 3.500,-.

De stichtingskosten bedragen daarmee 3.500per parkeerplaats.

C.Beheerenonderhoud

Beheer en onderhoud van de parkeervoorzieningen die worden gerealiseerd worden binnen het regulier onderhoud meegenomen. Dit betekent dat er bij gebruik van het fonds sprake zal zijn van areaaluitbreiding van het gemeentelijk verhard oppervlak. Via de reguliere begrotingscycli wordt dit meegenomen in een toename van de beheer- en onderhoudskosten. Deze kosten komen daarmee voor rekening van de gemeente. Voor beheer- en onderhoudskosten wordt 900,-per parkeerplaats gerekend.

D.Apparaatskosten

Het gebruik maken van het parkeerfonds betekent feitelijk dat de gemeente een verplichting van een aanvrager overneemt. Dat brengt met zich mee dat de gemeente binnen de gestelde periode een plan moet voorbereiden en uitwerken om een parkeervoorziening te realiseren. Hierbij moeten mogelijk ook procedures worden doorlopen. Dat gaat ten koste van de ambtelijke capaciteit voor overige, reguliere werkzaamheden. Daarnaast is er sprake van ambtelijke inzet voor financieel beheer, verantwoording en instandhouding van het fonds. Ingeschat wordt dat per parkeerplaats gemiddeld 20 uur benodigd is.

De apparaatskosten bedragen daarmee 1.800per parkeerplaats. De totale kosten van een parkeervoorziening komen daarmee op:

Kosten voor ambtelijke voorbereiding en instandhouding van het parkeerfonds 1.800,00 TOTAAL € 11.450,00

Dit wordt afgerond op 10.000,-per parkeerplaats. De gemeente neemt daarmee een verlies van ongeveer € 1.450 per parkeerplaats die wordt afgekocht via deze regeling. Dit verlies betreft hoofdzakelijk kosten voor het ambtelijk apparaat, wat moet worden opgevangen binnen de reguliere begroting van de gemeente.