Organisatie | Nissewaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Nissewaard houdende regels omtrent having, maatregelen en boeten Verordening handhaving, maatregelen en boeten Nissewaard 2015 |
Citeertitel | Verordening handhaving, maatregelen en boeten Nissewaard 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Verordening handhaving, maatregelen en boeten Nissewaard 2016.
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Deze regeling vervangt de Verordening handhaving, maatregelen en boeten Spijkenisse 2015.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-11-2015 | 18-11-2016 | nieuwe regeling | 10-06-2015 | 15.R.00077 |
De raad van de gemeente Nissewaard;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 juni 2015;
gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Participatiewet, artikel 35 van de IOAW en artikel 35 van de IOAZ;
gezien het advies van de Commissie Zorg en Werk d.d. 21 mei 2015;
de Verordening handhaving, maatregelen en boeten Nissewaard 2015 vast te stellen
Hoofdstuk 1 Ideeën voor het ontwerp van de regeling
Deze verordening verstaat onder:
Zeer ernstige verplichtingen: het op een dusdanige wijze bejegenen van het college, dan wel personen die in diens opdracht de wet uitvoeren, dat deze zich op een fysieke en/of psychischewijze bedreigd voelen. Dit is krachtens artikel 9, zesde lid, een bijzondere vorm van het niet nakomen van de aan de bijstand verbonden verplichtingen;
Hoofdstuk 3: Algemene bepalingen maatregelen
Artikel 3. Het besluit tot opleggen van een verlaging
In het besluit tot het opleggen van een verlaging van de bijstand als bedoeld in artikel 18, tweede, vierde lid, van de Participatiewet, de artikelen 20 en 38, twaalfde lid, van de IOAW en de artikelen 20 en 38, twaalfde lid, van de IOAZ wordt in ieder geval vermeld:
Indien een maatregel is opgelegd vanwege een schending van de arbeidsverplichtingen of de schending van artikel 55 van de Participatiewet of de belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 9, zesde lid van de Participatiewet en artikel 37, eerste lid, onderdeel g van de IOAW en de IOAZ, dan kan de belanghebbende conform artikel 18 lid 11 van de Participatiewet gedurende de looptijd van de maatregel een herzieningsverzoek indienen. Een dergelijk verzoek dient schriftelijk te gebeuren.
Indien ten tijde van het herzieningsverzoek uit de houding en het gedrag van belanghebbende ondubbelzinnig blijkt dat deze de geschonden verplichtingen weer nakomt, dan kan de maatregel worden herzien, met dien verstande dat uitsluitend het nog niet verrekende deel van de maatregel wordt ingetrokken.
Artikel 7. Ingangsdatum en tijdvak van een verlaging
Een verlaging wordt toegepast op de algemene bijstand of bijzondere bijstand die is verleend met toepassing van artikel 12 van de Participatiewet over de kalendermaand volgend op de maand waarin het besluit tot het opleggen van de verlaging aan een belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de op dat tijdstip voor die belanghebbende geldende bijstand.
Indien een verlaging niet of niet geheel ten uitvoer kan worden gelegd als gevolg van de beëindiging of intrekking van de bijstand, wordt de verlaging of dat deel van de verlaging dat nog niet is uitgevoerd, alsnog opgelegd wanneer belanghebbende binnen een termijn van twaalf maanden opnieuw een bijstand ontvangt.
Hoofdstuk 4. Niet nakomen van de niet geüniformeerde verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling Artikel 9. Verplichtingen Participatiewet
Verplichtingen van een belanghebbende waardoor algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt verkregen of een verplichting op grond van de artikelen 9, 9a en 55 van de Participatiewet niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;
1° het niet of onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a van de Participatiewet;
2° het onvoldoende nakomen van verplichtingen als bedoeld in de artikelen 9, eerste lid, of 55 van de Participatiewet, voor zover het gaat om een belanghebbende jonger dan 27 jaar, gedurende vier weken na een melding als bedoeld in artikel 43, vierde en vijfde lid, van de Participatiewet, voor zover deze verplichtingen niet worden genoemd in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet;
3° het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken verplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder, bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Participatiewet;
4° het niet of onvoldoende verrichten van een door het college opgedragen tegenprestatie naar vermogen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet;
5° het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en tegenprestatie, waaronder begrepen het niet verschijnen op een oproep in het kader hiervan.
1° het niet naar vermogen proberen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen in de gemeente van inwoning voor zover dit niet voortvloeit uit een verplichting als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet
Artikel 9. Verplichtingen Participatiewet
Verplichtingen van een belanghebbende waardoor algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt verkregen of een verplichting op grond van de artikelen 9, 9a en 55 van de Participatiewet niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;
het onvoldoende nakomen van verplichtingen als bedoeld in de artikelen 9, eerste lid, of 55 van de Participatiewet, voor zover het gaat om een belanghebbende jonger dan 27 jaar, gedurende vier weken na een melding als bedoeld in artikel 43, vierde en vijfde lid, van de Participatiewet, voor zover deze verplichtingen niet worden genoemd in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet;
het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken verplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder, bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Participatiewet;
Artikel 10. Verplichtingen IOAW en IOAZ
Verplichtingen van een belanghebbende waardoor algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt verkregen of een verplichting op grond van de artikelen 37 en 38 van de IOAW of de artikelen 37 en 38 van de IOAZ niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;
het niet of onvoldoende gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening als bedoeld in de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid, onderdeel e, van de IOAW of de artikelen 36, eerste lid, en artikel 37, eerste lid, onderdeel e, van de IOAZ, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening;
het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e, van de IOAW of artikel 37, eerste lid, onderdeel e, van de IOAZ niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de IOAW of artikel 38, eerste lid, van de IOAZ;
Hoofdstuk 5. Niet nakomen van verplichtingen voortvloeiende uit de wet
Artikel 13. Zeer ernstige misdragingen
Artikel 14. Niet nakomen van aanvullende nadere verplichtingen
Als een belanghebbende een door het college opgelegde verplichting als bedoeld in artikel 55 van de Participatiewet niet of onvoldoende nakomt, wordt een verlaging opgelegd van 30% van de bijstandsnorm gedurende één maand. Voor zover het geen verplichting, zoals benoemd in artikel 15 lid 2 sub e betreft.
Hoofdstuk 6. Niet nakomen van de geüniformeerde verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling
Artikel 15. Duur verlaging bij schending geüniformeerde arbeidsverplichting
Als een belanghebbende een verplichting als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet niet of onvoldoende nakomt, bedraagt de verlaging 100% van de bijstand gedurende twee maanden bij de verplichtingen als bedoeld in artikel 18, vierde lid onderdeel a, c, d, e en h, te weten:
Hoofdstuk 7. Samenloop en recidive
Artikel 17. Samenloop van niet nagekomen verplichtingen
1.Als sprake is van één verplichting die schending oplevert van meerdere in deze verordening of artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet genoemde verplichtingen, wordt één verlagingopgelegd. Voor het bepalen van de hoogte en duur van de verlaging wordt uitgegaan van de verplichting waarop de hoogste verlaging is gesteld.
Als sprake is van meerdere verplichtingen die schending opleveren van één of meerdere in deze verordening of artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere verplichting een afzonderlijke verlaging opgelegd. Deze verlagingen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op de ernst van de verplichting, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende niet verantwoord is.
Als sprake is van één verplichting die schending oplevert van zowel een in deze verordening of artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet genoemde verplichting als een in artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet genoemde verplichting, wordt geen verlaging opgelegd, voor zover voor die schending een bestuurlijke boete wordt opgelegd.
Als sprake is van meerdere verplichtingen die schending opleveren van zowel een in deze verordening of artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet genoemde verplichting als een in artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet genoemde verplichting, waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, wordt voor iedere verplichting een afzonderlijke verlaging opgelegd, tenzij dit gelet op de ernst van de verplichting, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende niet verantwoord is.
Als een belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een verlaging is toegepast vanwege een verplichting als bedoeld in de artikelen 9, 10, 12 eerste lid, 13, 14 of 15 opnieuw schuldig maakt aan het niet nakomen van een verplichting, wordt telkens de duur van de voorgaande verlaging verdubbeld met een maximum van drie maanden.
Als een belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een verlaging is toegepast vanwege een verplichting als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet, opnieuw schuldig maakt aan het niet nakomen van een verplichting als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet, wordt de duur van de voorgaande verlaging verdubbeld met een maximum van drie maanden.
Hoofdstuk 8. Blijvende of tijdelijke weigering IOAW/IOAZ
Artikel 19. Samenloop bij weigeren bijstand IOAW/IOAZ
Als het college de bijstand op grond van artikel 20, eerste lid, van de IOAW of artikel 20, tweede lid, van de IOAZ blijvend of tijdelijk weigert en de verplichting die tot deze weigering heeft geleid tevens op grond van deze verordening tot een verlaging zou kunnen leiden, blijft een verlaging ter zake van die verplichting achterwege.
Artikel 20. Verrekenen recidiveboete
Indien belanghebbende niet of in onvoldoende mate heeft voldaan aan de inlichtingenplicht en sprake is van recidive als bedoeld in artikel 18a, het vijfde lid van de Participatiewet of artikel 20a vijfde lid IOAW/IOAZ, verrekent het college de recidiveboete zonder inachtneming van de beslagvrije voet.
Artikel 21. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes
Artikel 20 is van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid van de wet of artikel 20 a eerste lid van de IOAW/IOAZ , indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.
Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing ervan leidt tot kennelijke onredelijkheid en/of onbillijkheid.