Organisatie | Zaltbommel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel juni 2015 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel juni 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaltbommel 2015, artt. 2, 6, 7, 9, 11, 12 en 16
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-08-2015 | 01-01-2015 | 15-02-2017 | nieuwe regeling | 14-07-2015 | Onbekend |
Hoofdstuk 1. Procedure rondom melding of aanvraag
Artikel 4 Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan
Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;
Hoofdstuk 2. Procedure en hoogte van het pgb
Artikel 8 Wijze waarop de hoogte van het PGB wordt vastgesteld
De hoogte van een PGB voor een zaak wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering;
Artikel 9 Toetsing motivatie eis, bekwaamheid en kwaliteit
Een persoonsgebonden budget wordt na toetsing verstrekt, indien de cliënt aan drie voorwaarden
Motivatie-eis: de cliënt stelt zich gemotiveerd op het standpunt dat hij de maatwerkvoorziening als PGB geleverd wenst te krijgen; hiertoe dient de cliënt een persoonlijk PGB-plan in bij de gemeente. Tevens wordt gewaarborgd dat het de beslissing van de aanvrager zelf is om een PGB aan te vragen en dat de aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de voorzieningen in natura.
Bekwaamheid: de cliënt dient naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat te worden geacht zijn belangen te kunnen behartigen en op eigen kracht dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat worden geacht de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.
Kwaliteit: naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren en die de cliënt van het budget wil inkopen, van goede kwaliteit (veilig, doeltreffend en cliëntgericht) zijn. De kwaliteit wordt benoemd in het persoonlijk PGB-plan.
Hoofdstuk 3. Melden van calamiteiten en geweld
Op verzoek van de toezichthoudende ambtenaar stuurt de aanbieder binnen twee weken na de melding een feitenrelaas over de calamiteit toe aan de toezichthoudend ambtenaar. De toezichthoudend ambtenaar geeft aan uit welke elementen het feitenrelaas moet bestaan.
Artikel 14 Verzoek tot het doen van onderzoek
Op verzoek van de toezichthoudende ambtenaar voert de aanbieder een onafhankelijk onderzoek uit naar de calamiteit. De aanbieder legt binnen drie weken na het verzoek de opzet van het onderzoek aan de toezichthoudende ambtenaar voor en wacht op goedkeuring van de toezichthoudende ambtenaar. Na deze goedkeuring voert de aanbieder het onderzoek uit en stuurt de rapportage binnen uiterlijk zes weken na goedkeuring naar de toezichthoudende ambtenaar. De aanbieder draagt er zorg voor dat de opzet en uitvoering van dit interne onderzoek van verantwoord niveau zijn.
Hoofdstuk 4. Eigen bijdrage, waardering en tegemoetkomingen
Artikel 15 Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen
De bedragen per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage zijn gelijk aan die genoemd in artikel 3.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel in de vergadering van 14 juli 2015.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN ZALTBOMMEL
de secretaris,
de burgemeester,
drs. L.H. Derksen
A.van den Bosch
BIJLAGE behorend bij het Besluit maatschappelijke ondersteuning
In deze nadere regels wordt verstaan onder:Aanbieder is een rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. In het kader van dit besluit maatschappelijke ondersteuning wordt het begrip instelling gelijkgesteld aan het begrip aanbieder. Een instelling is een organisatorisch verband dat als een eigenstandige, juridische entiteit naar derden optreedt. De leiding hiervan berust bij een (raad) van bestuur of directie. Onder dit begrip vallen ook organisaties die geen fysieke ‘instelling’ beheren, zoals thuiszorgorganisaties. Onder dit begrip vallen niet de maatschap of personenvennootschap. Een instelling kan ook in opdracht van het college voorzieningen leveren op basis van de Wmo.
Artikel 8 Wijze waarop de hoogte van het PGB wordt vastgesteld
Berust op artikel 2.1.3, tweede lid, onder b, van de wet. Hierin staat dat de hoogte van een PGB toereikend moet zijn. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 39) is vermeld dat de gemeente bijvoorbeeld kan bepalen dat het PGB niet hoger mag zijn dan een percentage van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan het verlenen van adequate ondersteuning in natura. Gemeenten hebben daarmee ook de mogelijkheid om differentiatie aan te brengen in de hoogte van het PGB. Gemeenten kunnen verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. Gemeenten kunnen bij het vaststellen van tarieven bijvoorbeeld onderscheid maken tussen ondersteuning die wordt geleverd door het sociale netwerk, door hulpverleners die werken volgens de kwaliteitsstandaarden en hulpverleners die dat niet doen (zoals werkstudenten, zzp’ers zonder diploma’s e.d.).
Een aanvraag voor een PGB kan geweigerd worden voor zover de kosten van het PGB hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening (artikel 2.3.6, vijfde lid, onder a, van de wet). De situatie waarin het door de cliënt beoogde aanbod duurder is dan het aanbod van het college betekent dus niet bij voorbaat dat het PGB om die reden geheel geweigerd kan worden. Cliënten kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Het college kan het PGB slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen doordat de gemeente vanwege inkoopvoordelen maatwerkvoorzieningen al snel goedkoper zal kunnen leveren dan wanneer iemand zelf ondersteuning inkoopt met een PGB. Daarbij kan gedacht worden aan vervoers- of opvangvoorzieningen.
Een PGB is gemiddeld genomen ook goedkoper dan zorg in natura omdat er minder overheadkosten hoeven te worden meegerekend. De maximale hoogte van een PGB is in de verordening begrensd op de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college ingekochte maatwerkvoorziening in natura.
De regering heeft aangegeven dat onder het sociale netwerk ook mantelzorgers kunnen vallen. Wel is de regering van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Overeenkomstig de huidige Wmo-praktijk met betrekking tot informele hulp wordt hierbij in ieder geval gedacht aan diensten (zorg van mantelzorgers bijvoorbeeld). Een voorbeeld van informele hulp bij woningaanpassingen is onder andere dat iemand uit het sociale netwerk de aanpassing realiseert, de zogenoemde ‘manuren’.
Artikel 9 Toetsing motivatie eis, bekwaamheid en kwaliteit
Bij de motivatie van het standpunt van de cliënt dat hij de maatwerkvoorziening als PGB geleverd wenst te krijgen kan het gaan om de aard van de hulpvraag, waarbij godsdienstige, levensbeschouwelijke of culturele overwegingen een rol kunnen spelen, omdat zij met het budget een aanbieder kunnen contracteren passend bij de eigen levensovertuiging.
Wanneer een cliënt van oordeel is dat hij de onderbouwing in redelijkheid heeft beargumenteerd, is deze voorwaarde geen grond voor de gemeente om een PGB te weigeren, mits ook wordt voldaan aan de tweede en derde voorwaarde: bekwaamheid en kwaliteit. Dit geldt ook wanneer de gemeente in haar ogen een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod in natura heeft gedaan aan de cliënt.
Bij het toetsen van de bekwaamheid van de cliënt om zijn eigen belangen te kunnen behartigen, verwacht de gemeente van een cliënt dat deze zelfstandig een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van de ondersteuningsvraag. Daarbij kan de cliënt gevraagd worden:
De PGB-zelftest van Per Saldo kan hierbij gebruikt worden als toetsingskader.
Bij het toetsen van de bekwaamheid om de PGB taken op een verantwoorde wijze uit te voeren kan de cliënt gevraagd worden hoe gedacht wordt over:
Door de invoering van het trekkingsrecht, waarbij het belangrijkste deel van het budgetbeheer wordt overgenomen door de SVB, gaat het bij het toetsen van de bekwaamheid niet om de vaardigheden van de cliënt om een budget te beheren, maar wel om de bekwaamheid van het voeren van een gedegen administratie.
Het is wettelijk bepaald dat een PGB-houder die voor 4 dagen of meer per week ondersteuning inkoopt een werkgever is, met de werkgeversplichten die hierbij horen. De cliënt dient hierbij te denken aan onder meer het overeenkomen van een redelijk uurloon, het doorbetalen van loon bij ziekte en het hanteren van een redelijke opzegtermijn.
Bij een PGB voor jeugdigen onder de 16 jaar zijn het de ouders die over de bekwaamheid moeten beschikken om zorg in te kopen. Bij jeugdigen tussen de 16 en 18 jaar (met uitloop tot 23 jaar) kan het echter voorkomen dat de jeugdige zelf het contract aangaat. Dit kan het geval zijn als de jeugdige of jongvolwassene cliënt:
De bekwaamheid voor het hebben van een PGB wordt in samenspraak met de aanvrager getoetst, maar het oordeel van de gemeente is hierin leidend. Mocht de gemeente van oordeel zijn dat de persoon niet bekwaam is voor het houden van een PGB, dan kan de gemeente het PGB weigeren. Dat is een beslissing van de gemeente waarop een aanvrager vervolgens bezwaar kan maken.
Om in aanmerking te komen voor een PGB dient de kwaliteit van de maatwerkvoorziening naar het oordeel van het college gewaarborgd te zijn. Het college kan op basis van deze bepaling vooraf toetsen of de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid voldoende is gegarandeerd.
Voor de ondersteuning die ingekocht wordt met het PGB gelden waar mogelijk dezelfde kwaliteitseisen als voor voorzieningen in natura. Niet alle kwaliteitseisen die gelden voor de ingekochte ondersteuning in natura kunnen één op één worden toegepast op het PGB. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt de gemeente daarom mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het PGB wordt verstrekt.
In het geval van een PGB heeft de cliënt zelf de regie over de ondersteuning die hij contracteert. Daarmee krijgt hij de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan hij deze zo nodig bijsturen.
De gemeente kan periodiek in gesprek gaan met de cliënt over de behaalde resultaten met het PGB of (steekproefsgewijs) toezicht houden op de daaraan verbonden voorwaarden, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet.