Artikel 1 Begripsomschrijvingen
GBLT:
het openbaar lichaam Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus – Tricijn
te Zwolle.
Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam ‘hondenbelasting’ wordt een directe belasting geheven ter zake
van het houden van een hond binnen de gemeente.
Artikel 3 Belastingplicht
- 1.
Belastingplichtig is de houder van een hond.
- 2.
Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een
hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.
- 3.
Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt
als het houden van een hond door een, door de in artikel 231, tweede
lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar, aan te
wijzen lid van dat huishouden.
Artikel 4 Vrijstellingen
- 1.
In dit artikel wordt verstaan onder hondenasiel: aan één locatie
gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring
houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waarvan door
de eigenaar permanent afstand is gedaan, welke locatie als inrichting is
aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit
houders van dieren.
- 2.
De belasting wordt niet geheven voor honden:
- a.
die zijn opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en in
hoofdzaak als zodanig door een blind persoon worden
gehouden;
- b.
die zijn opgeleid tot en dienen als gehandicaptenhond en in
hoofdzaak als zodanig door een gehandicapt persoon worden
gehouden;
- c.
die verblijven in een hondenasiel;
- d.
die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden
gehouden in een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste
lid, van het Besluit houders van dieren;
- e.
die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de
moederhond worden gehouden.
- f.
waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma van de
Koninklijke Nederlandse
- g.
Politiehondenvereniging, mits de houder zich verbindt zijn hond
met een geleider aan wiens bevelen hij gehoorzaamt, op aanvraag
ter beschikking van de politie te stellen.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.
Artikel 6 Belastingtarief
- 1.
De belasting bedraagt per belastingjaar:
- a.
voor een eerste hond € 47,90;
- b.
voor iedere hond boven het aantal van één € 63,00.
- 2.
In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting
voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van
beheer op kynologisch gebied in Nederland, € 255,00 per kennel per
belastingjaar.
- 3.
Het tweede lid blijft buiten toepassing indien belastingplichtige
schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stelen naar het
werkelijk aantal honden indien blijkt dat dit bedrag lager is dan het op
voet van het tweede lid bepaalde bedrag.
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Aangifte hond en afmelden hond
- 1.
Met betrekking tot de hondenbelasting wordt de uitnodiging tot het doen
van aangifte gedaan door:
- a.
Het uitreiken of toezenden van een aangiftebiljet;
- b.
Het uitreiken of toezenden van een aangiftebrief waarin wordt
verzocht om aangifte te doen op de wijze als bedoeld in het
derde lid, onderdeel b.
- 2.
Op verzoek van degene die op de wijze, bedoeld in het eerste lid,
onderdeel b, is uitgenodigd tot het doen van aangifte, wordt door de
ambtenaar belast met heffing een aangiftebiljet als bedoeld in het
eerste lid, onderdeel a, toegezonden of uitgereikt.
- 3.
Aangifte wordt gedaan door:
- a.
Het inleveren of toezenden van het uitgereikte aangiftebiljet
met de eventueel daarbij gevraagde bescheiden;
- b.
Het op elektronische wijze toezenden van de door de betreffende
programmatuur gevraagde gegevens.
- 4.
Met betrekking tot de hondenbelasting wordt de afmelding van het aantal
honden gedaan, door de ambtenaar belast met heffing te verzoeken een
afmeldingsfomulier toe te zenden of uit te reiken.
- 5.
Afmelden wordt gedaan door:
- a.
Het inleveren of toezenden van het uitgereikte
afmeldingsformulier met de eventueel daarbij gevraagde
bescheiden;
- b.
Het op elektronische wijze toezenden van de door de betreffende
programmatuur gevraagde gegevens.
- 6.
Indien het derde lid, onderdeel b of het vijfde lid, onderdeel b,
toepassing vindt, worden de eventueel gevraagde bescheiden afzonderlijk
ingeleverd of toegezonden. De via de programmatuur, bedoeld in het derde
lid, onderdeel b of het vijfde lid, onderdeel b, toe te zenden dan wel
in te leveren gegevens zijn inhoudelijk gelijk aan die welke toegezonden
dan wel ingeleverd hadden moeten worden als voor de aangifte als bedoeld
in het derde lid, onderdeel a of vijfde lid, onderdeel a.
Artikel 9 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, als
dit later is, bij aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is
de heffing verschuldigd voor zoveel driehonderd vijfenzestigste
gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat
jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle etmalen
resteren.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan
wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert,
bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel driehonderd vijfenzestigste
gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat
jaar, na het einde van belastingplicht respectievelijk de vermindering
van het aantal honden, nog volle etmalen overblijven, tenzij blijkt dat
het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.
- 4.
Indien de belastingplicht eindigt, dan wel het aantal honden in de loop
van het belastingjaar vermindert, na dagtekening van de aanslag, kan de
belastingplichtige een aanvraag tot ontheffing indienen bij de ambtenaar
belast met de heffing.
- 5.
De belasting wordt niet geheven, indien het totale belastingbedrag van
de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, minder dan € 5,00
bedraagt.
Artikel 11 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990,
moeten de aanslagen worden betaald in één termijn die vervalt twee
maanden na dagtekening van de aanslag.
- 2.
Belastingaanslagen waarvoor de belastingschuldige een machtiging heeft
afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso,
dienen te worden betaald in zoveel gelijke maandelijkse termijnen als er
na de dagtekening van de aanslag nog in het desbetreffende kalenderjaar
volle dan wel gedeeltelijke kalendermaanden resteren, met dien verstande
dat het aantal maandelijkse termijnen niet minder dan zes bedraagt. Voor
de overige aanslagen geldt onverkort de in lid 1 van dit artikel
neergelegde hoofdregel.
- 3.
Op het genoemde in lid 2 van dit artikel geldt als restrictie dat het
bedrag per afschrijving op het totaalbedrag van het desbetreffende
aanslagbiljet niet minder dan € 5,00 bedraagt.
- 4.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel
gestelde termijnen.
Artikel 12 Nadere regels door het dagelijks bestuur van GBLT
Het dagelijks bestuur van GBLT kan nadere regels geven met betrekking tot de
heffing en de invordering van de hondenbelasting.
Artikel 13 Kwijtschelding
Bij de invordering van hondenbelasting wordt alleen kwijtschelding verleend
voor het belastingtarief voor de eerste hond, zoals bedoeld in artikel 6,
lid 1, onderdeel a van deze verordening.
Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De verordening “Hondenbelasting 2015”, vastgesteld op 6 november 2014,
wordt ingetrokken met ingang van de in het 3e lid genoemde datum van
ingang van de heffing met dien verstande dat deze van toepassing blijft
op de belastbare feiten welke zich vóór die datum hebben
voorgedaan;
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die
van de bekendmaking;
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016;
- 4.
Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening hondenbelasting
2016".