Organisatie | Ouder-Amstel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Reinigingsheffingen 2016 |
Citeertitel | Verordening Reinigingsheffingen 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2016 | 19-12-2016 | Onbekend | 12-11-2015 Onbekend | 2015/35 |
De raad van de gemeente Ouder-Amstel,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 september 2015, nummer 2015/35,
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
HOOFDSTUK II: Onderdeel 1 AFVALSTOFFENHEFFING
Artikel 3. Aard van de belasting en belastbaar feit
De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven, is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt is de belasting, bedoeld in hoofdstuk II onderdeel 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar volgens hoofdstuk II onderdeel 1 verschuldigde belasting, bedoeld in hoofdstuk II onderdeel 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel, als er in dat jaar na het afloop van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 9. Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen, zoals bedoeld in hoofdstuk II onderdeel 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljetverenigde aanslagen, zoals bedoeld in hoofdstuk II onderdeel 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,00 maar minder is € 3.500,00 en zolang de verschuldigde bedragen door een automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven in dat geval moeten de aanslagen worden betaald in negen opeenvolgende gelijke, met uitzondering van kleine afrondingsverschillen, maandelijkse termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
In afwijking van het tweede lid worden bedragen die buiten de marge (meer dan € 50,00 maar minder dan € 3.500,00) van lid 2 vallen niet door een automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige afgeschreven. Belanghebbende dient het aanslagbedrag zelf overeenkomstig lid één te voldoen.
HOOFDSTUK II ONDERDEEL 2: REINIGINGSRECHTEN
Onder de naam 'reinigingsrechten' worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruikmaakt.
Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
De rechten bedoeld in hoofdstuk II onderdeel 4 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingplichtige bekendgemaakt.
Artikel 16. Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten
Artikel 17. Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten
De rechten bedoeld in hoofdstuk II onderdeel 4 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.
Artikel 18. Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen, zoals bedoeld in hoofdstuk II onderdeel 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljetverenigde aanslagen, zoals bedoeld in hoofdstuk II onderdeel 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel meer is dan € 50,00 maar minder is dan € 3.500,- en zolang de verschuldigde bedragen door een automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven in dat geval moeten de aanslagen worden betaald in negen opeenvolgende gelijke, met uitzondering van kleine afrondingsverschillen, maandelijkse termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
In afwijking van het tweede lid worden bedragen die buiten de marge (meer dan € 50,00 maar minder dan € 3.500,00) van lid 2 vallen en die door een automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven in dezelfde termijnen afgeschreven zoals in lid twee.
HOOFDSTUK III: AANVULLENDE BEPALINGEN
Artikel 20. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reinigingsheffingen.