Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Oldambt

Verordening op de heffing en de  invordering van precariobelasting gemeente Oldambt 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Oldambt
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de  invordering van precariobelasting gemeente Oldambt 2016
CiteertitelVerordening op de heffing en de  invordering van precariobelasting gemeente Oldambt 2016
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 228 van de Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2016-

14-12-2015

website gemeente Oldambt

nieuwe regeling
01-01-201601-01-2016-

14-12-2015

website gemeente Oldambt

nieuwe regeling

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Oldambt;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 november 2015;

Gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

B E S L U I T:

vast te stellen de

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN

PRECARIOBELASTING OLDAMBT,

 

luidende als volgt:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen.

1. Deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel verstaat onder:

a. jaar: een kalenderjaar;

b. maand: een kalendermaand;

c. week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

d. dag: een etmaal.

e. vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie

opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon één of meer voorwerpen onder, op

of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

f.  Algemene Wet: de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);

g. Invorderingswet 1990: de Wet van 30 mei 1990 inzake invordering van

rijksbelastingen, andere dan invoerrechten en accijnzen (Stb. 1990, 221).

2. Gedeelten van de in de tabel genoemde tijds- en andere eenheden worden voor een

geheel gerekend, met dien verstande dat indien het belasting­tijdvak gelijk is aan het

kalenderjaar en het hebben van voorwerpen aanvangt in de loop van het tijdvak, de

belasting zoveel twaalfden van het over een jaar te betalen bedrag beloopt als er na

het aanvangstijd­stip nog volle maanden van het tijdvak resteren.

Artikel 2 Belastbaar feit.

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht t.a.v. hoofdstuk 0 t/m 9 van de tarieventabel.

  • 1.

    Ter zake van het voorwerp of de voorwerpen, genoemd in hoofdstuk 0 t/m 9 van de tarieventabel, wordt de precariobelasting geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen, genoemd in hoofdstuk 0 t/m 9 van de tarieventabel, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger

 aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

 

 

 

 

Artikel 4 Belastingplicht t.a.v. hoofdstuk 10 van de tarieventabel.

 

  • 1.

    Ter zake van buizen, kabels, draden of leidingen, genoemd in hoofdstuk 10 van de

   tarieventabel, ter zake waarvan op grond van de Gaswet of de Elektriciteitswet een

netbeheerder is aangewezen, wordt de precariobelasting geheven van de door de minister

aangewezen netbeheerder.

  • 2.

     In alle andere gevallen wordt de precariobelasting ter zake van buizen, kabels, draden of leidingen, genoemd in hoofdstuk 10, geheven van degene die de buizen, kabels, draden of

 leidingen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemd gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven

voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

 

Artikel 5 Vrijstellingen.

 

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare

 dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden

 een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet;

  • b.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of

 beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • c.

    voorwerpen, welke uitsluitend worden gebezigd voor weldadige doeleinden en welke niet worden geëxploiteerd tegen betaling;

  • d.

    het hebben van borden, masten, palen en dergelijke, die i.v.m. de ver­kiezing van publiekrechtelijke lichamen in opdracht van de gemeente zijn aangebracht of geplaatst;

  • e.

    brievenbussen en telefooncellen;

  • f.

    het hebben van wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond A.N.W.B. en van andere overeenkomstige instel­lingen.

 

Artikel 6 Maatstaf van heffing en belastingtarief.

 

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

 

Artikel 7 Berekening van de precariobelasting

 

  • 1.

    Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    Bij het hebben van voorwerpen op of boven gemeentegrond, voor de open­bare dienst bestemd, wordt de oppervlakte bepaald op die, welke door de voorwerpen wordt overdekt.

  • 3.

    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 4.

    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 5.

    Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen, genoemd in hoofdstuk 0 t/m 9 van de tarieventabel, onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het zesde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 6.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 7.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

a indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

b indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 8.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

 

Artikel 8 Belastingtijdvak.

 

  • 1.

    In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2.

    In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

 

Artikel 9 Wijze van heffing

 

  • 1.

    De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt de voor een dag verschuldigde precariobelasting

geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel gedagtekende schriftelijke

 kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt

 mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de

 belastingschuldige bekendgemaakt.

 

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

 

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 8, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

 

Artikel 11 Termijnen van betaling

 

  • 1.

    De aanslagen moeten worden betaald binnen zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

      In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de precariobelasting

 worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 9, tweede lid:

a mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

b schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel

ingeval van toezending ervan, binnen dertig dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

 3 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde

  termijnen.

 

Artikel 12 Kwijtschelding

 

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

 

 

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

 

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de

heffing en de invordering van de precariobelasting.

 

Artikel 14 Overgangsrecht

 

De "Verordening precariobelasting Oldambt 2015” van 15 december 2014 en de daarbij behorende tarieventabel wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel

 

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van

bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening precario­belasting Oldambt 2016".

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Oldambt

d.d. 14 december 2015.

 

De griffier, De voorzitter,

 

 

 

 

Pieter Norder Pieter Smit

 

Ondertekening