Organisatie | Hengelo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Kennisgeving Gewijzigde vaststelling gemeenschappelijke regeling Sociaal Werkvoorzieningsbedrijf “Midden Twente” |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling SWB Midden Twente |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-12-2015 | 01-05-2018 | Onbekend | 18-12-2015 Onbekend | Onbekend |
Het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Sociaal Werkvoorzieningsbedrijf “Midden Twente” heeft besloten de gemeenschappelijke regeling Sociaal Werkvoorzieningbedrijf “Midden Twente”, in werking getreden op 1 januari 1969, laatstelijk gewijzigd op 14 december 2007 te wijzigen in de gemeenschappelijke regeling Sociaal Werkleerbedrijf “Midden Twente” (afgekort tot SWB), zodat deze als onderstaand komt te luiden:
Waar in de regeling artikelen van enige wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, treden in die artikelen in de plaats van gemeente (1), de raad (2), burgemeester en wethouders (3) en de burgemeester (4) respectievelijk: het werkschap (1), het algemeen bestuur (2) het dagelijks bestuur (3) en de voorzitter (4).
Het belang als bedoeld in art.10, lid 1 van de Wgr, ter behartiging waarvan de regeling is getroffen, omvat het beheer en een doelmatige exploitatie van het werkleerbedrijf met in de aanhef genoemde doelstellingen alsmede het krachtens de Wsw in dienst nemen van personen in hoofdzaak uit de gemeenten, die voldoen aan de omschrijving als gegeven in artikel 1.1 en 1.3 van de Wsw.
De stemverhouding van de gezamenlijke bestuursleden per College is verdeeld naar rato van het aantal inwoners uit de gemeente dat wordt begeleid en/of in dienst is van het werkschap. De stemverhouding wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de actuele personele situatie op 1 januari van het betreffende kalenderjaar;
Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraden afloopt. De aftredende leden blijven hun functie waarnemen tot het tijdstip waarop de raden der deelnemende gemeenten de nieuwe wethouders hebben benoemd en de Colleges de nieuwe leden vervolgens hebben aangewezen.
Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks ten minste tweemaal en voorts zo dikwijls als de voorzitter of een lid van het bestuur of een adviseur hier schriftelijk onder opgaaf van redenen om vragen. De artikelen 16, 17, 19, 20, 26 en 28 t/m 33, van de Gemeentewet zijn, voor zover daarvan niet is afgeweken, van overeenkomstige toepassing op de vergaderingen van het algemeen bestuur, met dien verstande dat de openbare kennisgeving op verzoek van de voorzitter door de deelnemende gemeenten op de aldaar gebruikelijke wijze geschiedt.
Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter het nodig oordeelt of indien een lid of adviseur de voorzitter hierom vraagt, schriftelijk met redenen omkleed.
De voorzitter wordt in de eerste vergadering van het algemeen bestuur door en uit zijn midden gekozen en benoemd. De benoemingsperiode is gelijk aan de zittingsperiode van het algemeen bestuur als omschreven in artikel 7, lid 2.
De leden van het algemeen bestuur aangewezen door een van de deelnemende Colleges van B&W, samen en ieder afzonderlijk, verstrekken op de in die betreffende gemeente gebruikelijke wijze aan de raden van de deelnemende gemeenten, alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden verlangd.
Het dagelijks bestuur stelt – na advisering door de beleidsregiegroep - jaarlijks vóór 15 april de ontwerpbegroting vast voor het volgende kalenderjaar en zendt deze, voorzien van een toelichting, toe aan de raden en Colleges van B&W van de deelnemende gemeenten, aan de waarnemer en ter informatie aan de overige algemeen bestuursleden.
Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks voor 15 april de voorlopige jaarrekening vast en zendt deze toe aan de raden van de deelnemende gemeenten en ter informatie aan de leden van het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur stelt de rekening van het voorafgaande jaar voor 1 juli, vast en zendt deze ter definitieve vaststelling per gemeente door naar de Colleges van de deelnemende gemeenten. Binnen een maand doch uiterlijk voor 15 juli wordt een exemplaar aan Gedeputeerde Staten gezonden. Van de vaststelling wordt mededeling gedaan aan de raden en Colleges van de deelnemende gemeenten.
In de rekening wordt het door elk van de deelnemende gemeenten over het desbetreffende jaar verschuldigde bedrag per regeling opgenomen.
Verrekening van het verschil van het op grond van artikel 29 betaalde bedrag en het werkelijk verschuldigde bedrag vindt plaats terstond na de mededeling aan de raden over de vaststelling van de rekening.
Deze regeling kan op voorstel van het algemeen bestuur worden gewijzigd bij eensluidende besluiten van ten minste tweederde van het aantal Colleges van B&W en niet dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
Indien het voorstel uitgaat van één of meer Colleges, zendt/zenden dit/deze het voorstel aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur doet het voorstel met haar beschouwingen ter zake binnen twee maanden aan de Colleges van alle deelnemende gemeenten toekomen, waarna verder wordt gehandeld als hierboven omschreven.
De regeling kan op voorstel van het algemeen bestuur worden opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van de Colleges van de deelnemende gemeenten van ten minste tweederde der gemeenten en niet dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerp-besluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.