Organisatie | Gelderland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Verordening van Provinciale Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent subsidie (Algemene subsidieverordening Gelderland 2016) |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening Gelderland 2016 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | subsidies, zorg en welzijn, verkeer en vervoer, natuur en landschap, stedelijke vernieuwing, onderwijs, jeugdzorg, sociale participatie, economische zaken, recreatie, milieu, bibliotheken, ouderenzorg |
Artikel 25 treedt in werking op een door Gedeputeerde Staten nader te bepalen tijdstip.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-06-2020 | paragraaf 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, artikel 2, 3, 5, 7, 9, 10, 13, 14, 19, 21, 24, 25, 26, 30, 31, bijlage, toelichting | 10-06-2020 | 2020-004677 | ||
17-06-2020 | 17-06-2020 | bijlage | 14-12-2016 | PS2016-736-II | |
17-06-2020 | 17-06-2020 | bijlage | 01-03-2017 | zaaknummer 2017-000280 | |
17-06-2020 | 17-06-2020 | bijlage | 13-11-2019 | zaaknummer 2019-010392 | |
17-06-2020 | 20-06-2020 | bijlage | 15-01-2020 | zaaknummer 2019-009095 | |
18-02-2020 | 17-06-2020 | artikel 25 Bijlage | 15-01-2020 | ||
13-10-2016 | 05-07-2016 | 18-02-2020 | wijziging regeling | 29-06-2016 Provinciaal Blad 2016 nr. 5581 | zaaknummer 2016-006650 |
14-06-2016 | 15-04-2016 | 13-10-2016 | wijziging regeling | 25-05-2016 Provinciaal Blad 2016 nr. 3450 | zaaknummer 2016-005478 |
23-03-2016 | 01-03-2016 | 14-06-2016 | wijziging regeling | 02-03-2016 Provinciaal Blad 2016 nr. 1670 | zaaknummer 2015-016704 |
03-03-2016 | 01-01-2016 | 23-03-2016 | wijziging regeling | 16-12-2015 Provinciaal Blad 2016 nr. 1091 | zaaknummer 2015-014608 |
01-01-2016 | 18-02-2020 | nieuwe regeling | 08-07-2015 Provinciaal Blad 2015 nr. 4255 | zaaknummer 2015-007113 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop gebaseerde regels wordt verstaan onder:
Titel 4.2 van de wet en deze verordening zijn van toepassing op aanspraken op financiële middelen die op grond van deze verordening of een bijzondere verordening uitsluitend kunnen worden verstrekt aan rechtspersonen die krachtens publiek recht zijn ingesteld, tenzij in deze verordening, in regels op grond van deze verordening of in een andere verordening anders is bepaald.
Artikel 3 Bevoegdheid Gedeputeerde Staten
Onverminderd het eerste lid zijn Gedeputeerde Staten bevoegd tot het nemen van besluiten omtrent subsidie in incidentele gevallen als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onderdeel d, van de wet tot een bedrag van € 3.000.000, tenzij Provinciale Staten in een andere verordening of besluit anders hebben bepaald.
Gedeputeerde Staten stellen een of meerdere subsidieplafonds vast voor zover hun de bevoegdheid toekomt subsidie te verstrekken.
Artikel 7 Aanvraag om subsidie
Een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt ingediend binnen 22 weken nadat Provinciale Staten hebben besloten tot het vermelden in de begroting van de ontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld. In bijzondere gevallen kan het provinciebestuur een andere indieningstermijn vaststellen.
Artikel 15 Maximale duur periodieke subsidie
Het tijdvak dat wordt vermeld in beschikkingen tot verlening van subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen, bedoeld in artikel 4:32 van de wet, is ten hoogste vier jaar. In bijzondere gevallen kan het provinciebestuur een langer tijdvak vaststellen.
Artikel 24 Termijn voor indiening aanvraag om vaststelling
De subsidieontvanger dient binnen 13 weken na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij in regels bij de verlening of in een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de wet een andere termijn is bepaald.
Artikel 26 Vaststelling van subsidies tussen € 25.000 en € 125.000
Indien bij de beschikking tot verlening van een subsidie als bedoeld in het eerste lid is bepaald dat de aard van de activiteiten meebrengt dat hun kosten en opbrengsten zodanig ongewis zijn dat een realistische begroting niet vereist kan worden, kan het provinciebestuur bepalen dat de subsidieontvanger aan de hand van een verklaring inzake de werkelijke kosten en opbrengsten kan aantonen dat de activiteiten zijn verricht.
Het provinciebestuur beslist binnen 22 weken na ontvangst op de aanvraag om vaststelling. Indien de aanvraag tot vaststelling conform het bepaalde in artikel 24, tweede lid, wordt ingediend, beslist het provinciebestuur binnen 22 weken nadat de stukken, als bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, door het provinciebestuur zijn ontvangen.
Artikel 32 Toezicht en handhaving
Gedeputeerde Staten wijzen ambtenaren aan die zijn belast met het toezicht op de naleving van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald.
Toelichting bij Algemene subsidieverordening Gelderland 2016
De Algemene wet bestuursrecht bevat in hoofdstuk 4 een titel (4.2) voor subsidies. De doelstellingen van de Algemene wet bestuursrecht op het onderdeel subsidies zijn de beheersbaarheid van de overheidsuitgaven, het verschaffen van rechtszekerheid voor subsidieontvangers en het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik. Vanuit die doelstellingen zijn bijvoorbeeld bepalingen van toepassing omtrent subsidieplafonds en het begrotingsvoorbehoud, maar ook bepalingen die zien op de behandeling van aanvragen, advisering, de voorbereiding en de motivering van besluiten.
Het uitgangspunt van de Algemene wet bestuursrecht is dat subsidieverlening plaatsvindt op wettelijke grondslag. Deze verordening voorziet in een wettelijke grondslag voor het merendeel van de provinciale subsidies. Daarnaast kan subsidie worden verstrekt op grond van een bijzondere subsidieverordening. In bijzondere situaties kunnen subsidies ook worden verstrekt zonder wettelijke grondslag, namelijk in incidentele gevallen of als de begroting de ontvanger en het maximale subsidiebedrag vermeldt. Vanwege het ontbreken van een wettelijke grondslag behoren dergelijke subsidies alleen in bijzondere gevallen te worden verstrekt.
Deze verordening geldt in beginsel voor alle subsidies die door bestuursorganen van de provincie worden verstrekt. In dat verband kan gedacht worden aan projectsubsidies, programmatische subsidies, boekjaarsubsidies, begrotingssubsidies, leningen en garanties. Meestal wordt subsidie verstrekt door Gedeputeerde Staten, in een enkel geval door Provinciale Staten of een ander bestuursorgaan. Voor het uitwerken van beleid in criteria voor subsidieverlening zijn nadere regels vereist. In nadere regels kunnen uiteenlopende onderwerpen worden geregeld, zoals de maximale hoogte van de subsidie en aan subsidie verbonden verplichtingen. De subsidie zelf, dat wil zeggen de aanspraak op financiële middelen, wordt op vastgelegd in een beschikking tot subsidieverlening. In het kielzog daarvan komen veelal ook andere besluiten aan de orde, zoals bevoorschotting en vaststelling. De Algemene wet bestuursrecht bevat daarover diverse bepalingen, evenals over bijvoorbeeld wijziging en intrekking van subsidies.
Voor subsidieverlening zijn Europese mededingingsregels, en dan vooral regels omtrent staatssteun, van belang. Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie verbiedt het verstrekken van overheidssteun aan ondernemingen, tenzij er een vrijstelling van toepassing is of indien de steun vooraf is goedgekeurd. Het Europese recht bevat regels om ongeoorloofde staatssteun tegen te gaan. Bij het verstrekken van subsidie zijn provinciale bestuursorganen gebonden aan die regels. Ten aanzien van bepaalde onderwerpen voorziet deze verordening in een regeling met het oog op het Europese recht. Voor het overige zal het Europese recht vooral invloed hebben op de nadere regels, met name bij criteria voor subsidieverlening en de maximale subsidiebedragen of –percentages.
Het provinciebestuur is de benaming voor het bevoegde provinciale bestuursorgaan. De term sluit aan bij de terminologie in de Provinciewet. Onder beslissingen omtrent subsidie kunnen besluiten tot verlening of weigering van subsidie vallen, maar bijvoorbeeld ook het buiten behandeling laten van een aanvraag, het toekennen van een voorschot of het vaststellen van nadere regels. De Provinciewet, de Algemene wet bestuursrecht, deze verordening of andere verordeningen bepalen welk bestuursorgaan bevoegd is.
Het eerste lid regelt dat deze verordening van toepassing is op alle subsidies van provinciale bestuursorganen. Doorgaans zijn Gedeputeerde Staten bevoegd om subsidie te verlenen. Verder regelt het eerste lid dat de bevoegdheid om deze verordening niet toe te passen berust bij Provinciale Staten. Andere bestuursorganen hebben alleen die bevoegdheid door Provinciale Staten krachtens delegatie is overgedragen, zoals bijvoorbeeld is geregeld in artikel 10 over Europese regelgeving.
In het tweede lid wordt vastgelegd dat de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht en deze verordening ook van toepassing zijn op afspraken op financiële middelen die worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan publiekrechtelijke rechtspersonen, tenzij anders is bepaald. Dat betekent dat dergelijke aanspraken worden aangemerkt als subsidie en dat de regels voor subsidies daarop van toepassing zijn. Publiekrechtelijke rechtspersonen zijn de Staat, provincies, gemeenten, waterschappen en openbare lichamen in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de uitzonderingsbevoegdheid van het tweede lid, kunnen financiële aanspraken ook contractueel worden vastgelegd. Daarvoor kan aanleiding bestaan als de subsidieregels te zwaar of niet passend zijn. Als verstrekking aan zowel publiekrechtelijke rechtspersonen als aan andere (rechts)personen kunnen worden gedaan, brengt artikel 4:21, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht mee dat de financiële relatie kwalificeert als subsidie. De subsidie wordt dan immers niet uitsluitend aan publiekrechtelijke rechtspersonen verstrekt. Een tweede voorwaarde is dat er een wettelijk voorschrift is, ofwel een subsidieverordening, waar de subsidie op wordt gebaseerd. Dat betekent dat financiële aanspraken die worden gebaseerd op een begrotingsbesluit (artikel 4:23, derde lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht) in alle gevallen subsidies zijn. Een begrotingsbesluit is immers geen wettelijke voorschrift.
Het derde lid regelt de verhouding tot subsidieverstrekking in het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling EFRO. Op subsidies ter uitvoering van het EFRO-programma 2014-2020 is de Uitvoeringswet EFRO van toepassing. Krachtens die wet zijn Gedeputeerde Staten aangewezen als managementautoriteit, het orgaan dat bevoegd is voor het verstrekken van subsidies. Omdat de Uitvoeringswet EFRO is bedoeld als exclusief wettelijk kader, is in het derde lid bepaald dat deze verordening niet van toepassing is op besluiten omtrent subsidies die worden genomen op grond van de Uitvoeringswet EFRO.
In beginsel komt de bevoegdheid tot het nemen van besluiten omtrent subsidie op grond van de Provinciewet toe aan Provinciale Staten. Die bevoegdheid wordt in het eerste lid gedelegeerd aan Gedeputeerde Staten als de subsidie past binnen het provinciale beleid en Provinciale Staten in de begroting de middelen daarvoor beschikbaar hebben gesteld. Onder dit delegatiebesluit valt in ieder geval de bevoegdheid voor Gedeputeerde Staten om:
alle besluiten omtrent subsidie te nemen in die gevallen waarin Provinciale Staten met toepassing van artikel 4:23, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht in de provinciale begroting de naam van de ontvanger hebben vastgelegd en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld;
Als Provinciale Staten zelf beslissen over het verlenen van subsidie, dan zijn het Gedepteerde Staten die op grond van artikel 158, eerste lid, aanhef en onder b van de Provinciewet bevoegd zijn voor de voorbereiding en de uitvoering van dergelijke besluiten. Daarbij kan onder andere worden gedacht aan het opvragen van aanvullende gegevens bij de aanvraag, het verdagen van een beslissing op de aanvraag, het verstrekken en het terugvorderen van voorschotten, het sluiten van uitvoeringsovereenkomsten en het vaststellen van de subsidie. De bevoegdheid tot het wijzigen of intrekken van de subsidie blijft in die gevallen evenwel bij Provinciale Staten.
In het tweede lid wordt de bevoegdheid van Provinciale Staten om incidentele subsidies te verstrekken tot een bedrag van € 3.000.000 aan Gedeputeerde Staten gedelegeerd. Provinciale Staten kunnen bij verordening of besluit een ander bedrag vast stellen. Een incidentele subsidie is een subsidie waarvoor geen subsidieregeling is vastgesteld. Het betreft de subsidie als bedoeld in artikel 4:23, tweede lid, aanhef en onder d van de Algemene wet bestuursrecht. Is er wel een regeling of is er beleid waaruit blijkt dat er geen subsidie wordt verstrekt, dan is de subsidie niet incidenteel. De incidentele subsidie past binnen het provinciale beleid en Provinciale Staten hebben middelen in de begroting beschikbaar gesteld.
Het derde lid gaat over middelen die het Rijk aan de provincie beschikbaar heeft gesteld, waarbij is aangegeven voor welke activiteit ze bedoeld zijn. Doorgaans geeft het Rijk ook aan voor wie die gelden bedoeld zijn. Het gaat om middelen waarbij het provinciebestuur geen ruimte heeft om daar een andere bestemming aan te geven.
Het vierde lid bevat de delegatie aan Gedeputeerde Staten van de bevoegdheid regels te stellen. Daarin kunnen bijvoorbeeld afbakening van de subsidiabele activiteiten, criteria voor subsidieverlening, aanvullende weigeringsgronden, de wijze van verdeling van middelen, de hoogte van de subsidie, verplichtingen van de subsidieontvanger en regels over egalisatiereserve worden vastgelegd. Ook kunnen in regels bijvoorbeeld eisen aan een aanvraag en de wijze van indiening van aanvragen worden vastgelegd.
Het subsidieplafond is volgens artikel 4:22 van de Algemene wet bestuursrecht het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift. Het subsidieplafond beoogt met andere woorden de aanspraken op geldmiddelen te beperken. Artikel 4:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht schrijft voor dat een subsidieplafond slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift kan worden vastgesteld. Artikel 4 van deze verordening voorziet daarin door te bepalen dat Gedeputeerde Staten bevoegd zijn een subsidieplafond vast te stellen voor zover hun de bevoegdheid toekomt subsidies te verstrekken. In de praktijk worden voor afzonderlijke subsidiabele activiteiten meestal afzonderlijke plafonds vastgesteld.
Rechtspersonen zijn limitatief opgesomd in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Er zijn zowel privaatrechtelijke (bijvoorbeeld stichtingen en naamloze vennootschappen) als publiekrechtelijke rechtspersonen (zoals gemeenten en waterschappen). In de meeste gevallen zijn ontvangers van provinciale subsidie rechtspersoon. Als hoofdregel heeft daarom te gelden dat rechtspersonen subsidie kunnen ontvangen. Mocht er reden zijn om ook andere personen dan rechtspersonen voor subsidie in aanmerking te laten komen, dan kan daartoe worden besloten. Landbouwsubsidie wordt bijvoorbeeld veelal verstrekt aan natuurlijke personen of maatschappen, die beide geen rechtspersoonlijkheid bezitten. Het derde lid biedt de grondslag om bijvoorbeeld organisaties die aanzetten tot vreemdelingenhaat van subsidie uit te kunnen sluiten.
Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht bevat een regeling voor per boekjaar verstrekte subsidies. Die worden vaak verstrekt ter bekostiging van structurele activiteiten. Door het eerste lid is die afdeling van toepassing op boekjaarsubsidies die in totaal, dus gedurende de volledige duur van de subsidie, meer dan € 125.000 bedragen. Subsidie als bedoeld in afdeling 4.2.8 wordt uitsluitendverstrekt aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid. Rechtspersonen zonder volledige rechtsbevoegdheid en natuurlijke personen zijn derhalve uitgezonderd van deze regeling. In het eerste lid wordt ten slotte de bevoegdheid vastgelegd een uitzondering te maken, die is bedoeld voor de gevallen waarin toepassing van afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht niet doelmatig is.
In het derde lid wordt vanuit een oogpunt van beheersing van risico´s toepassing gegeven aan artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht, dat een toestemmingsvereiste mogelijk maakt voor een aantal handelingen die van invloed kunnen zijn op de vermogenspositie van de subsidieontvanger.
Artikel 4:76 van de Algemene wet bestuursrecht geeft een aantal eisen voor de inhoud van het financiële verslag. Omdat ontvangers van provinciale boekjaarsubsidie meestal ook andere inkomsten hebben, is in het vijfde lid gebruik gemaakt van de mogelijkheid van artikel 4:77 van de Algemene wet bestuursrecht om artikel 4:76 van die wet van overeenkomstige toepassing te laten zijn. Daarmee wordt de kwaliteit van de financiële verslaglegging verbeterd.
Het provinciebestuur heeft de wens dat wanneer er voor een bepaalde activiteit een begrotingssubsidie wordt verleend, deze activiteit binnen afzienbare termijn wordt uitgevoerd. Om die reden is in het eerste lid van artikel 7 vastgelegd dat de aanvraag binnen 13 weken na het besluit van Provinciale Staten wordt ingediend. Een aanvraag die buiten die termijn wordt ingediend, wordt afgewezen.
Het werken met een aanvraagformulier leidt tot een verbetering van de kwaliteit van de aanvraag. Dat bevordert de snelheid waarmee op de aanvraag kan worden beslist. De wijze van indiening van aanvragen en de exacte eisen die aan een aanvraag worden gesteld, kunnen worden uitgewerkt in regels. Wordt het aanvraagformulier niet gebruikt, dan zal toepassing worden gegeven aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht. Er wordt dan de mogelijkheid gegeven om alsnog het aanvraagformulier in te vullen.
Voor het bepalen van de subsidiabele kosten is de hoofdregel dat zij doelmatig zijn en redelijkerwijs nodig voor de uitvoering van de subsidiabele activiteiten. Daarnaast moeten de kosten direct zijn toe te kennen aan de activiteiten. Voor zover de kosten niet aan deze randvoorwaarden voldoen kan de provincie besluiten in zoverre subsidie niet toe te kennen. Gedeputeerde Staten kunnen regels over de subsidiabele kosten vaststellen.
Dit artikel somt enkele verplichte en enkele facultatieve weigeringsgronden op. In regels kunnen aanvullend andere weigeringsgronden worden opgenomen.
Het artikel regelt dat in bepaalde situaties het provinciebestuur kan besluiten de provinciale regelgeving niet toe te passen of daarvan af te wijken. Het gaat om enerzijds om situaties waarin de provinciale subsidieregelgeving niet kan worden toegepast vanwege Europese regelgeving. In het bijzonder moet daarbij gedacht worden aan regels omtrent staatssteun. In die situatie wijkt de provinciale regelgeving, door daarvan af te wijken of door bepalingen ervan buiten toepassing te laten. Het plaatst deze verordening in een juiste verhouding tot het Europese recht.
Het gaat anderzijds om situaties waarin het niet efficiënt of effectief is om de provinciale subsidieregels toe te passen. Daarvan kan sprake zijn als het provinciebestuur subsidie bij wijze van cofinanciering bij een subsidies van andere overheden of een Europees programma. In dat geval sluit het provinciebestuur aan bij de regelgeving van de andere overheid of het Europese programma.
Daarnaast bevat het artikel in het eerste lid, onder e, een hardheidsclausule. De hardheidsclausule onderscheidt zich van de andere in de verordening opgenomen vrijstellingsbepalingen, doordat vooraf niet (precies) te voorzien is of afwijking nodig zal zijn. De toepassing van de hardheidsclausule is beperkt tot uitzonderlijke gevallen en kan daardoor niet gebruikt worden in normale, voorziene gevallen. De op basis van de hardheidsclausule te treffen voorziening dient binnen de doelstelling van de verordening en de regels te passen.
De hoofdregel is dat subsidie in twee stappen wordt verstrekt. Eerst wordt een beschikking tot subsidieverlening gegeven, die een voorwaardelijke aanspraak op subsidie doet ontstaan. Na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, wordt nagegaan of de activiteiten zijn verricht en of daarbij aan de voorwaarden bij de subsidie is voldaan. Daarna wordt de subsidie vastgesteld. Door vaststelling ontstaat een onvoorwaardelijke aanspraak op de subsidie. In bepaalde gevallen kan de subsidieverlening achterwege blijven en kan de subsidie meteen worden vastgesteld, bijvoorbeeld als de activiteiten al zijn verricht. Het tweede lid biedt daarvoor de basis.
De beslistermijn bedraagt maximaal 13 weken, die ofwel begint te lopen na indiening van de aanvraag dan wel na afloop van de periode waarbinnen aanvragen kunnen worden ingediend. Indien een aanvraag onvolledig is, wordt de beslistermijn opgeschort met toepassing van artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht. Gezien de benodigde proceduretijd bedraagt de beslistermijn bij subsidies waarvoorProvinciale Staten een besluit moeten nemen maximaal 22 weken. Dat is ook de maximale beslistermijn indien advies wordt gevraagd van een wettelijke adviseur als bedoeld in artikel 3:5 van de Algemenewet bestuursrecht.
Op grond van artikel 4:32 van de Algemene wet bestuursrecht wordt een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen verleend voor een bepaald tijdvak. In dit artikel wordt als regel bepaald dat dit tijdvak maximaal vier jaar bedraagt. Op die manier wordt periodiek onderzoek gestimuleerd naar de wenselijkheid van voortzetting van de subsidie. In bijzondere gevallen kan een langere termijn worden vastgesteld.
Artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht bevat een aantal gronden voor weigering van verlening van subsidie. Teneinde deze gronden ook toe te kunnen passen bij subsidies die meteen worden vastgesteld (dus zonder voorafgaande verlening), is artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing verklaard.
Artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht somt acht standaardverplichtingen op die het provinciebestuur aan de subsidieontvanger kan opleggen. Daarnaast kan het provinciebestuur op grond van artikel 4:38 van de Algemene wet bestuursrecht ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Hierbij geldt als eis dat de verplichting bij of krachtens wettelijke voorschrift wordt opgelegd indien de subsidie is gebaseerd op een wettelijk voorschrift. Als dat niet het geval is, met name bij subsidies zonder wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, aanhef en onder c (de zogenaamde begrotingssubsidies), kunnen dergelijke doelgebonden verplichtingen worden opgelegd bij de subsidiebeschikking. Ten slotte vormt artikel 4:39 van de Algemene wet bestuursrecht de grondslag om ook verplichtingen op te leggen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Voor dergelijke verplichtingen geldt dat die alleen mogen worden opgelegd voor zover dat bij wettelijk voorschrift is bepaald. Het eerste lid van artikel 17 voorziet voor zover noodzakelijk in de grondslag voor alle verplichtingen, die kunnen worden opgelegd door het provinciebestuur. Het tweede lid beoogt de verplichtingen bij kleinere subsidies beperkt te houden. Overige verplichtingen worden uitgewerkt in de regels.
Deze bepaling strekt tot uitwerking van artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht. Dat artikel biedt de mogelijkheid om een vergoeding te vragen van de subsidieontvanger, indien die dankzij de subsidie vermogensvoordeel heeft behaald. De Algemene wet bestuursrecht somt de gevallen op waarin dat toegestaan is. Een wettelijk voorschrift is vereist voor het bepalen van de hoogte van de vergoeding. Uitwerking vindt plaats in regels.
In de artikelen 4:48 en 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht zijn gronden voor intrekking en wijziging opgenomen van subsidie die nog niet is vastgesteld. Op grond van artikel 4:50, eerste lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht kunnen die gronden worden aangevuld. Het eerste lid bevat een intrekkings- en wijzigingsbevoegdheid met het oog op het tegengaan van ongeoorloofde staatssteun. De rente die op grond van het vierde lid verschuldigd is, wordt ingeval van terugvordering van ongeoorloofde staatssteun berekend met toepassing van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen or de toepassing van artikel 93 van het EG-verdrag.
De basis voor bevoorschotting is artikel 4:95, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan, vooruitlopend op de vaststelling van de verplichting tot betaling van een geldsom, een voorschot kan verlenen als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een verplichting tot betaling zal worden vastgesteld. Vaak worden opeenvolgende voorschotten verleend, waarbij telkens een deel van de subsidie als voorschot wordt uitbetaald. Er gelden op grond van dit artikel maximale percentages voor voorschotten, afhankelijk van het soort subsidie. Volledige bevoorschotting is altijd mogelijk bij exploitatiesubsidies die per boekjaar worden verleend. Alleen als bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, kunnen ook bij andere soorten subsidie tot ten hoogste 100% van de verleende subsidie voorschotten worden verleend. Uit de aard van deze bevoegdheid volgt dat daar terughoudend mee moet worden omgegaan.
Dit artikel is aanvullend op de specifieke verrekeningsmogelijkheden bij subsidies die in de Algemene wet bestuursrecht zijn opgenomen. Op grond van artikel 4:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht kunnen onverschuldigd betaalde subsidiebedragen worden teruggevorderd en verrekend met een aan dezelfde subsidieontvanger voor dezelfde activiteiten verstrekte subsidie voor een ander tijdvak. Daarnaast kunnen op grond van artikel 4:95, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht betaalde voorschotten worden verrekend met de geldsom die is betaald aan de subsidieontvanger voor de betreffende subsidiabele activiteit. Op grond van dit artikel kan het provinciebestuur ook verrekenen met andere vorderingen.
Een subsidie wordt vastgesteld op basis van de werkelijke lasten en baten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend. Op die manier wordt voorkomen dat meer subsidie wordt gegeven dan feitelijk nodig is voor de uitvoering van de activiteiten. Voor bepaalde categorieën kosten kunnen Gedeputeerde Staten normbedragen vaststellen op grond van artikel 3, vijfde lid. Ten aanzien daarvan zijn niet de werkelijke kosten maatgevend, maar de normbedragen. Het derde lid maakt het mogelijk om van de normbedragen af te wijken. Dat zal slechts bij hoge uitzondering het geval zijn en uit de aard van deze bevoegdheid zal dat goed gemotiveerd moeten worden, mede met het oog op de rechtsgelijkheid ten aanzien van andere subsidieontvangers.
De termijn van 13 weken is normaal gesproken voldoende voor de vaststelling van subsidies. Een uitzondering daarop zal in de regel alleen worden gemaakt voor boekjaarsubsidies. De financiële jaarstukken die nodig zijn voor de vaststelling daarvan zijn meestal niet binnen 13 weken na afloop van het boekjaar beschikbaar. In de verleningsbeschikkingen zal op dit onderdeel maatwerk worden geleverd. Voorts kan in een uitvoeringsovereenkomst een andere termijn worden vastgelegd.
Als uitwerking van het Rijksbreed kader vereenvoudiging en uniformering financieel beheer rijkssubsidies is in het eerste lid bepaald dat subsidies tot en met € 25.000 meteen worden vastgesteld, dat wil zeggen dat er geen aparte verleningsbeschikking aan de vaststelling voorafgaat. Als subsidie wordt verstrekt onder opschortende voorwaarde, zal wel een verleningsbeschikking worden genomen. Het tweede lid bepaalt dat in dat geval de subsidieontvanger niet zelf een aanvraag om vaststelling behoeft in te dienen. Het provinciebestuur stelt dan ambtshalve binnen 13 weken na vervulling van de voorwaarde de subsidie vast. De Europese staatssteunregels kunnen in de weg staan aan vaststelling zonder verlening. In dat geval wordt toepassing gegeven aan artikel 10 van deze verordening.
Subsidies tussen € 25.000 en € 125.000 worden vastgesteld op het niveau van de verlening, indien de activiteiten zijn verricht of de vooraf afgesproken prestaties zijn gehaald. Vaststelling kan daarom in beginsel plaatsvinden op basis van een activiteitenverslag. In bepaalde, in het tweede lid omschreven gevallen kan worden toegestaan dat in plaats van een activiteitenverslag aan de hand van een overzicht van de werkelijke baten en lasten wordt aangetoond dat de activiteiten zijn verricht. Indien vaststelling conform de verlening zou leiden tot ongeoorloofde staatssteun, biedt artikel 10 de bevoegdheid daar een passende voorziening voor te treffen. De afwijkingsmogelijkheid in het vierde lid is bedoeld voor bijzondere gevallen en zal restrictief worden toegepast.
De hoofdregel bij subsidies vanaf € 125.000 is dat die worden vastgesteld op basis van de werkelijke lasten en baten van de activiteiten. Verantwoording wordt afgelegd door middel van een activiteitenverslag en een financieel verslag. Het financieel verslag wordt gestaafd door een accountantsverklaring die is opgesteld met inachtneming van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld protocol. Het is een subsidieontvanger toegestaan om in plaats van een financieel verslag de jaarrekening te overleggen, mits die aan bepaalde voorwaarden voldoet. Die voorwaarden zijn noodzakelijk voor het benodigde inzicht in de lasten en baten.
Leningen en garanties vallen onder het subsidiebegrip. Niet alle bepalingen van deze verordening of van regels zijn in alle gevallen toepasbaar bij subsidies in de vorm van leningen of garanties. Daarom is voorzien in de bevoegdheid bepalingen buiten toepassing te laten.
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht komen aan toezichthouders bevoegdheden toe met betrekking tot het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften, waaronder verplichtingen die aan een subsidie zijn verbonden. Het uitoefenen van toezicht kan een inperking meebrengen van de rechten van de subsidieontvanger. Daarom is een wettelijke grondslag nodig voor aanwijzing.
Het register wordt bijgehouden met het oog op de informatie die periodiek ter kennis van de Europese Commissie moet worden gebracht over toegekende staatssteun. De opzet van het register wordt afgestemd met de eisen die voortvloeien uit de Europese regelgeving.
Op grond van artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht geldt een evaluatieplicht, die ziet op de doeltreffendheid en de effecten van subsidie in de praktijk. De periode waarover verslag wordt gedaan, is gesteld op vier jaar. Daarmee stemt een verslagperiode overeen met de gebruikelijke looptijd van programma’s.