Organisatie | De Fryske Marren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening Gemeente de Fryske Marren 2015 |
Citeertitel | Financiële verordening Gemeente de Fryske Marren 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-12-2015 | 01-01-2015 | 01-01-2018 | nieuwe regeling | 15-12-2015 | 2015/096 |
Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
netto schuld: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 2a Planning en controlcyclus
Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college en het behandelen door de raad van de jaarstukken, de kadernota, de voor- en najaarsrapportage, de begroting met de meerjarenraming en de belastingverordeningen.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
In de begroting wordt in ieder geval van de nieuwe investeringen groter dan € 100.000 per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt in ieder geval van de lopende investeringen groter dan € 100.000 (bruto) het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.
Artikel 6. Tussentijdse rapportage
Het college informeert de raad door middel van een voor- en najaarsrapportage over de realisatie van het in de begroting vastgestelde beleid en beschikbaar gestelde middelen over de eerste vier maanden en de eerste acht maanden van het lopende boekjaar. Deze rapportages worden ter kennisname aan de raad aangeboden.
In de voor- en najaarsrapportage worden verwachte afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van productgroepen groter dan € 50.000 van de raming toegelicht en verwachte afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van investeringskredieten van groter dan 10% toegelicht. Dit laatste met een minimumbedrag van € 5.000.
Het college besluit niet eerder over:
dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 9. Waardering & afschrijving vaste activa
Materiële vaste activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden, onder aftrek van bijdragen van derden, geactiveerd. Hiervoor worden de methodieken en termijn gehanteerd, zoals vermeld in de bijlage 1 (afschrijvingsbeleid vaste activa) die onderdeel uitmaakt van deze verordening. Indien hiervan bij raadsbesluit wordt afgeweken wordt de investering ten laste van de exploitatie gebracht.
Activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervangingspijs. Voor onderhanden werk op het gebied van de grondexploitatie wordt de verkrijgingsprijs, c.q. de vervaardingsprijs gevormd door de kosten van grondverwerving, bouw- en woonrijpmaken, beheer- en administratiekosten (inclusief toerekening uren eigen organisatie) en rente. De opbrengsten van grondverkopen en de ontvangen bijdragen van derden worden hierop in mindering gebracht.
Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen
Voor openstaande vorderingen wordt op balansdatum een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.
Artikel 12. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.
Artikel 13. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolrechten, afvalstoffenhef¬fing en overige publiekrechtelijke rechten.
Artikel 15. Financieringsfunctie
Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:
Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido), de Regeling uitzetting en derivaten decentrale overheden (Ruddo), de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden, de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.
Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zo veel mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.
In de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast
de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies
en gemeenten in ieder geval op:
In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de
verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording
provincies en gemeenten in ieder geval op:
Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen
Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar beheerplannen voor het onderhoud van de openbare ruimte aan. De plannen geven de kaders weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, vaarwegen, oeverconstructies, wegen en kunstwerken. De raad stelt de plannen vast.
In de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en het jaarverslag worden in ieder geval de
verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording
Artikel 21. Verbonden partijen
In de paragraaf verbonden partijen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college
naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording
provincies en gemeenten in ieder geval van elke verbonden partij op:
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Artikel 28. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
De Financiële verordening vastgesteld door de raad van de gemeente de Friese meren op 19 maart 2014 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.
Bijlage 1 afschrijvingsbeleid bij artikel 9 van de Financiële Verordening gemeente De Fryske Marren 2015
Artikel 1. Afschrijvingsbeleid
1. Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.
2. Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.
3. Er wordt gestart met afschrijven de maand volgend op de eerste investering.
Artikel 2. Afschrijvingstermijnen
De volgende materiële vaste activa worden lineair afgeschreven in:
a. 40 jaar: nieuwbouw woonruimten, bedrijfsgebouwen, kantoren en schoolgebouwen
b. 25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten, bedrijfsgebouwen, kantoren en schoolgebouwen
c. 15 jaar: technische installatie in woonruimten, bedrijfsgebouwen, kantoren en schoolgebouwen
d. 15 jaar: meubilair en inrichting
b. 7 jaar: vrachtauto’s, bestelauto’s, personenauto’s tractoren, maaimachines en overige tractiemiddelen
3. Machines, apparaten, installaties en overige
b. max 10 jaar: overige machines, apparaten, installaties e.d. De indien de verwachte levensduur korter is dan 10 jaar dan wordt het actief afgeschreven gedurende de verwachte levensduur
4. Grond-, weg- en waterbouwkundige werken
a. 25 jaar: aanleg en reconstructie wegen, straten, fiets- en voetpaden en aanleg sportvelden
b. 15 jaar: renovatie sportvelden, aanleg kunstgrasvelden
c. 40 jaar: walbeschoeiing, remmingswerken, bruggen, tunnels, viaducten e.d.
a. 60 jaar: aanleg riolering en relining
b. 40 jaar: bouwkundige werken
a. Overige materiële vaste activa worden afgeschreven gedurende de verwachte levensduur van het actief.
Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 2a Planning en controlcyclus
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
Artikel 4. Kaders voor de begroting
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Artikel 6. Tussentijdse rapportage
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 9. Waardering & afschrijving vaste activa
Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen
Artikel 11. Reserves en voorzieningen
Artikel 12. Kostprijsberekening
Artikel 13. Prijzen economische activiteiten
Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Artikel 15. Financieringsfunctie
Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing
Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen
Artikel 21. Verbonden partijen
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
Artikel 26. Financiële organisatie